Organisatie | Nissewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels APV Kamerverhuur 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels APV Kamerverhuur 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2022 | nieuwe regeling | 22-03-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard,
“Beleidsregels Kamerverhuur 2022”
In artikel 2:37b, derde lid, van de APV is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard de vergunning weigert als naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van het kamerverhuurbedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Of daarvan sprake is, is aan het college van burgemeester en wethouders te beoordelen. Hiervoor gebruikt zij onder meer deze beleidsregels.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
flatwoning: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een geheel pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voor zover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur;
Het bepaalde in deze regeling is van toepassing op door het college aangewezen plaatsen als bedoeld in artikel 2:37b, eerste lid, van de APV.
Het college van burgemeester en wethouders verbindt de volgende voorschriften aan een vergunning:
In het huishoudelijk reglement bestaat tenminste uit regels over het zorgvuldig gebruiken van de woonruimte, hoe bewoners rekening met elkaar en omwonenden moeten houden, veiligheidsvoorschriften, het op een juiste manier scheiden van afval in de daarvoor bestemde afvalbakken indien er geen gebruik wordt gemaakt door een ophaalservice van een extern afvalverwerkingsbedrijf en de gevolgen voor de huurder(s) van het niet naleven het huishoudelijk reglement.
Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze beleidsregels naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing dan wel situatie, kunnen zij, mits goed gemotiveerd en in het belang van de doelstelling van deze beleidsregels, afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels.
Artikel 1 geeft invulling aan de gebruikte begrippen in deze beleidsregels.
Artikel 3 is de kern van deze beleidsregel. Het geeft aan onder welke omstandigheden de aanvraag om vergunning wordt geweigerd. De onder artikel 3 genoemde leden sluiten elkaar niet uit en dat betekent dat als één van de in artikel 3, tweede lid, genoemde situaties voordoet er sprake is van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie. Dit betekent dat de aanvraag om vergunning moet worden geweigerd.
Artikel 3, tweede lid onder a zal gelden dat in situaties een zelfstandig bewoonde woning niet ingesloten kan worden door twee kamergewijze bewoonde woningen. En dat niet meer dan twee kamergewijze bewoonde woningen direct naast elkaar kunnen voorkomen. Met deze insluitingsregels kan mogelijk woonoverlast worden beperkt door naast kamerverhuurpanden. Ook wordt op deze manier een te vergaande vorm van cumulatie van kamerbewoning zo veel mogelijk voorkomen/beperkt. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in onderstaande afbeelding.
Met het eisen van een adequaat afsluitbare voorziening voor het deponeren van huishoudelijk afval (vuilniszakken e.d.), als bedoeld in artikel 3, tweede lid onder b, wordt geregeld dat kamerbewoners op eigen terrein hun huishoudelijk afval kunnen deponeren. Met het begrip adequaat doelt het college op een solide, bruikbare en duurzame voorziening.
Met het eisen van een adequate (brom)fietsenstalling, als bedoeld in artikel 5, tweede lid onder c, heeft de bewoner de mogelijkheid om de (brom)fiets op eigen terrein te stallen. Hiermee wordt zo veel mogelijk voorkomen dat (brom)fietsen, bij gebrek van een alternatief op eigen terrein, in de openbare ruimte worden gestald. Met adequaat bedoelt het college dat de (brom)fietsenstalling direct toegankelijk en op een gebruiksvriendelijke manier voor het stallen van (brom)fietsen ingericht moet zijn.
Artikel 3, tweede lid, onder d, vereist dat verkamering niet mag leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk in de directe omgeving van het perceel waar de aanvraag voor onzelfstandige woonruimte betrekking op heeft. Het college voert periodiek parkeeronderzoek uit in haar grondgebied. Op basis van dat onderzoek wordt een bezettingsgraad bepaald. Het is binnen de verkeerskundige wetenschap een algemeen aanvaardbaar uitgangspunt dat een bezettingsgraad van 80% en hoger sprake is van een onaanvaardbare parkeerdruk.
Artikel 3, tweede lid, onder e regelt de geluidsisolatienorm tussen twee woningen. Burenlawaai kan als zeer hinderlijk worden ervaren. Zeker bij kamerverhuur is het van belang geluidshinder naar de buren te beperken. Uit een rapportage van een erkend bureau dient te worden aangetoond of het pand voldoet aan de norm van tenminste 52 dB luchtgeluidsisolatie naar de naastgelegen woningen, dan wel op welke wijze dit gerealiseerd gaat worden.
Overigens zijn alle in het Bouwbesluit (en later in onder meer het Bbl) genoemde voorschriften rechtstreeks werkend. Bij in gebruikname van het kamerverhuurpand moet aan alle regels zoals bijvoorbeeld brandveiligheid en ventilatie worden voldaan. De gemeente kan hierop inspecties uitvoeren en indien nodig handhavend optreden.
Artikel 3, tweede lid, onder f, bepaalt dat de aanvraag voor een vergunning voor onzelfstandige woonruimte geen betrekking mag hebben op een flatwoning. Het is algemeen bekend dat het toestaan van verkamering in een flatwoning leidt tot woonoverlast. Die overlast kan dan verder gaan dan enkel de naastgelegen percelen, zodat bijna alle bewoners van een flatgebouw overlast kan ondervinden van de verkamering. Het college is van oordeel dat deze situaties op voorhand moeten worden voorkomen. Het voorkomen van dergelijke situaties betekent dat aanvragen die betrekking hebben op een flatwoning op voorhand moet worden geweigerd.
In navolging van de gemeente Rotterdam wordt de gebruiksoppervlakte per persoon opgerekt van 12m2 naar 18m2. Dit om te voorkomen dat in woningen van bijvoorbeeld 60m2 vijf personen worden gehuisvest. Dergelijke woningen zijn daar niet voor geschikt, aangezien een substantieel gedeelte van de beschikbare ruimte bestaat uit sanitaire en keukenvoorzieningen. Artikel 3, tweede lid, onder g, moet ondermeer als volgt worden begrepen. Per slaapkamer is maar één bewoner toegestaan en dat betekent dat in een reguliere woning met 4 slaapkamers maar vier bewoners zijn toegestaan.
Artikel 3, tweede lid, onder h, bepaalt dat de verkamering niet gelegen mag zijn door de cirkel met straal van 40 meter. Als niet voldaan wordt aan die 40 meter regel is sprake van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie en kan er dus geen vergunning worden verleend.
De “40 meter regel” houdt in dat het pand waarvoor vergunning wordt aangevraagd niet geheel of gedeeltelijk valt binnen, of wordt geraakt door, een straal van 40 meter gemeten vanuit het zwaartepunt van een bestaand kamersgewijs bewoond pand en/of bestaande woning. Hierbij worden ook panden betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend die nog in behandeling is.
Op deze manier moet het gebied binnen een straal van 40 meter rond een bestaand kamersgewijs bewoond pand of een bestaande woning, beschermd worden tegen nieuwe initiatieven van kamerbewoning en/of woningsplitsing.
In artikel 4 zijn voorschriften gegeven die aan de vergunning verbonden worden.
De vergunning vervalt, ingevolge artikel 6, van rechtswege bij verkoop van de woning zodra de overdracht is ingeschreven in de openbare registers (kadaster).
Artikel 7 ziet op de tijdsduur van de vergunning.
Met artikel 8 wordt voorzien in een hardheidsclausule.
Artikel 9 bevat het moment van inwerkingtreding en de citeertitel van deze beleidsregels.