Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Volkskredietbank Noord-Oost Groningen

BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVolkskredietbank Noord-Oost Groningen
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING
CiteertitelBeleidsregels Schuldhulpverlening
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWijziging beleidsregels schuldhulpverlening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201430-05-2021Invoering maximale duur budgetbeheer en enkele andere wijzigingen

04-12-2013

huis-aan-huisbladen

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING

 

Het Algemeen Bestuur van de Volkskredietbank Noord-Oost Groningen;

 

Gelet op de gemeenschappelijke regeling Volkskredietbank Noord-Oost Groningen, artikel 2 en 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en het Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2012-2015,

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels schuldhulpverlening:

 

 

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • basisbankrekening: betaalrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met inbegrip van betaalinstrument, waarbij debetstand niet mogelijk is.

  • beschermingsbewind: Een onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen als bedoeld in artikel 1:431 e.v. van het Burgerlijk Wetboek;

  • bestuur: Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Volkskredietbank Noord-Oost Groningen;

  • inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven bij één van de aan de Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeenten;

  • ondernemer: (natuurlijk) persoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf een onderneming voert;

  • recidivist: een persoon die in de afgelopen drie jaar al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening met uitzondering van informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg.

  • schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • verzoeker: persoon die zich tot het bestuur heeft gewend voor schuldhulpverlening;

 

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners van de aan de Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeenten van 18 jaar en ouder, met uitzondering van ondernemers, kunnen zich voor schuldhulpverlening tot het bestuur wenden.

 

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1.

    Het bestuur besluit tot het doen van een aanbod aan verzoeker indien het bestuur schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het bestuur kan zij een aanvraag weigeren.

  • 2.

    De vorm waarin het bestuur schuldhulpverlening aanbiedt, is afhankelijk van diverse factoren en verschilt per situatie. Factoren die hierbij ondermeer een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      aard en/of hoogte van het inkomen van verzoeker;

    • b.

      aard, zwaarte en/of omvang van de schulden;

    • c.

      psychosociale situatie van verzoeker;

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening/wettelijk schuldsaneringstraject.

  • 3.

    Het bestuur kan voorwaarden stellen bij het doen van een aanbod aan verzoeker. Voorwaarden die gesteld kunnen worden zijn:

    • a.

      aanvaarden van aanpalende hulpverlening die door het bestuur noodzakelijk wordt geacht voor een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening;

    • b.

      Indien verzoeker niet de beschikking heeft over een betaalrekening op eigen naam en zonder debetstand bij een reguliere bank, kan het bestuur verzoeker de verplichting opleggen om een basisbankrekening te openen als voorwaarde voor de inzet van stabilisatie, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling.

  • 4.

    Indien de schuldhulpverlening aan verzoeker door de sociale dienst wordt opgelegd als verplicht onderdeel van een (re-integratie)traject, informeert het bestuur de sociale dienst indien verzoeker onvoldoende medewerking verleent aan de schuldhulpverlening.

  • 5.

    Het instrument budgetbeheer wordt per huishouden maximaal 48 maanden ingezet. De inzet van budgetbeheer is in principe éénmalig (ook na een beëindiging binnen 48 maanden), tenzij het volgende lid van dit artikel van toepassing is.

  • 6.

    Het bestuur kan in geval van bijzondere omstandigheden besluiten de termijn van 48 maanden te verlengen dan wel het instrument opnieuw in te zetten. Van een bijzondere omstandigheid is sprake indien:

    • a.

      budgetbeheer voor verzoeker door de gemeente verplicht is gesteld;

    • b.

      door het stopzetten van het budgetbeheer een aanzienlijk risico bestaat dat verzoeker de resterende termijn van de minnelijke of wettelijke schuldregeling niet succesvol zal afronden;

    • c.

      door het stopzetten van het budgetbeheer een aanzienlijk risico bestaat dat er bij verzoeker psychische problemen zullen ontstaan of een lopende psychische behandeling wordt belemmerd. Dit risico dient met bewijsstukken (bijv. een medische verklaring) te worden onderbouwd;

    • d.

      door het stopzetten van het budgetbeheer inwonende minderjarige kinderen in het gezin van verzoeker onevenredig worden benadeeld;

    • e.

      indien er sprake is van een crisissituatie bij verzoeker;

    • f.

      verzoeker reeds een aanvraag voor beschermingsbewind heeft ingediend bij een bewindvoerder of de rechtbank;

    • g.

      verzoeker en degene met wie verzoeker een gezamenlijke huishouding voert bij een reguliere bank niet de beschikking kan krijgen over een betaalrekening zonder roodstand of een basisbankrekening.

  • 7.

    De verlenging duurt voort zolang de bijzondere omstandigheid aanwezig is met een maximum van 12 maanden. Na 12 maanden vindt een herindicatie plaats.

  • 8.

    De inzet van budgetbeheer waarvoor verzoeker zelf volledig betaalt, is mogelijk voor zover het bestuur beoordeelt dat dit in de situatie van verzoeker een geschikt instrument is.

 

Artikel 4 Verplichtingen verzoeker

  • 1.

    Verzoeker doet aan het bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2.

    Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • c.

      zich in te spannen zoveel mogelijk inkomsten en vermogen te vergaren voor de schuldeisers (sollicitatieplicht);

    • d.

      het zich houden aan de bepalingen van de overeenkomsten die verzoeker in het kader van het schuldhulpverleningstraject sluit.

 

Artikel 5 Weigeren en beëindigen

  • 1.

    Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, kan het bestuur besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2.

    Alvorens ingevolge lid 1 te besluiten tot weigering dan wel beëindiging, wordt verzoeker de mogelijkheid geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde informatie te verstrekken en/of medewerking te verlenen, tenzij het alsnog nakomen van de betreffende verplichting niet mogelijk is.

  • 3.

    Voorts kan het bestuur besluiten om schuldhulpverlening te weigeren indien er, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, geen passend aanbod kan worden gedaan. Dat is het geval indien er binnen het schuldhulpverleningstraject geen instrumenten ingezet kunnen worden die aan de hulpvraag van verzoeker voldoen.

 

Artikel 6 Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het bestuur besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • b.

    verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • c.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, niet (langer) passend is;

  • d.

    verzoeker niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 2;

  • e.

    schuldhulpverlening op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens aan betrokkene is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het bestuur, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • f.

    verzoeker alle beschikbare financiële middelen niet wil inzetten ten behoeve van de schuldhulpverlening;

  • g.

    verzoeker zich misdraagt ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject;

  • h.

    indien de schuldhulpverlening door het bestuur niet langer noodzakelijk wordt geacht;

  • i.

    de maximale duur van het budgetbeheer is verstreken en er geen andere instrumenten binnen het schuldhulpverleningstraject kunnen worden ingezet;

  • j.

    verzoeker bewust het risico van nieuwe schulden/financiële verplichtingen laat ontstaan.

 

Artikel 7 Hernieuwde aanvraag (recidive)

  • 1.

    Indien minder dan zes maanden voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, door verzoeker een traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling actief is geweest (minnelijk en/of wettelijk), kan een aanvraag schuldhulpverlening worden geweigerd.

  • 2.

    Een aanvraag schuldhulpverlening kan worden geweigerd indien minder dan één jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend

    • a.

      een traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling tussentijds door toedoen van de verzoeker is beëindigd (minnelijk en/of wettelijk);

    • b.

      verzoeker de verplichtingen uit artikel 4 onvoldoende is nagekomen;

    • c.

      ingevolge artikel 5 een traject schuldhulpverlening is geweigerd of beëindigd, of;

    • d.

      schuldhulpverlening is beëindigd op grond van artikel 6 sub e, f of sub g.

  • 3.

    De weigeringen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel gelden niet voor het geven van informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg.

  • 4.

    Bij een hernieuwde aanvraag wordt in alle gevallen beoordeeld of herhaalde toegang in de situatie van verzoeker kan leiden tot een duurzame oplossing en ook of er dienstverlening noodzakelijk is om te voorkomen dat de maatschappelijke positie van verzoeker ernstig verslechterd.

  • 5.

    De in artikel 3, lid 6 genoemde bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding zijn om het instrument budgetbeheer nogmaals in te zetten. In dat geval kan het bestuur besluiten lid 1 en 2 van dit artikel buiten toepassing te laten.

  • 6.

    Indien een belemmering die eerder aanleiding was tot beëindiging van budgetbeheer, inmiddels aantoonbaar is weggenomen, kan het instrument budgetbeheer nogmaals worden ingezet.

  • 7.

    Indien op grond van de lid 5 of 6 het instrument budgetbeheer opnieuw wordt ingezet, dan is artikel 3, lid 7 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 8 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het bestuur kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

 

Artikel 9 Duur en inwerkingtreding

Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 juli 2012.

 

 

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Volkskredietbank Noord-Oost Groningen,

d.d. 21 juni 2012, laatstelijk gewijzigd d.d. 04 december 2013,

De voorzitter, P. Manning

_

De secretaris, A. Kleve

_

TOELICHTING BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING

 

Inleiding

Het beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2012-2015 is in juni/juli 2012 door de diverse raden van de aan de VKB deelnemende gemeenten vastgesteld. Hierin is de visie van de gemeenten op het terrein van schuldhulpverlening neergelegd. Het Bestuur van de VKB is belast met de uitvoering van dit beleidsplan. Daarbij acht ze het wenselijk dat er voor de burgers heldere regels zijn voor de toelating tot schuldhulpverlening en de voorwaarden die daarbij worden gesteld. Ook dient duidelijk te zijn welke verplichtingen het bestuur kan opleggen en wanneer schuldhulpverlening kan worden geweigerd of worden beëindigd. Met inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) wordt ook de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de schuldhulpverlening. In verband daarmee dient dus juridisch te zijn vastgelegd hoe de toegang en de beëindiging van schuldhulpverlening zijn vormgegeven en welke voorwaarden en verplichtingen daarbij gelden.

 

Hieronder is een toelichting per artikel opgenomen.

 

Artikel 1Definities

De definities van dit artikel zijn grotendeels afkomstig uit de begripsbepalingen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Voor de duidelijkheid zijn toegevoegd zijn de definities van een basisbankrekening, beschermingsbewind, het bestuur, een ondernemer en een recidivist.

 

Artikel 2Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Conform de visie op schuldhulpverlening zoals neergelegd in het beleidsplan, is schuldhulpverlening toegankelijk voor een brede doelgroep. Slechts ondernemers (waaronder ook Zzp-ers) kunnen geen aanspraak maken op de reguliere schuldhulpverlening. Zij kunnen worden doorverwezen naar organisaties (lid van de NVVK) die hierin gespecialiseerd zijn. Zodra inwoners met zakelijke schulden hun onderneming hebben beëindigd (en dus feitelijk ex-ondernemer zijn) kunnen zij wel een beroep doen op de reguliere schuldhulpverlening.

 

Artikel 3Aanbod schuldhulpverlening

In lid 1 is vorm gegeven aan het in het beleidsplan neergelegde uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Het bestuur verleent alleen schuldhulpverlening indien het bestuur dat noodzakelijk acht. Indien het bestuur de burger in staat acht om zelf de (dreigende) schuldenproblematiek te regelen, dan kan schuldhulpverlening achterwege blijven.

 

Een ander beleidsmatig uitgangspunt is maatwerk en vraaggericht dienstverlening. Omdat schuldhulpverlening maatwerk is, kan het per inwoner en per situatie verschillen welk(e) product(en) worden ingezet om aan de hulpvraag van de burger te voldoen. Een aantal factoren dat van belang is bij het bepalen welke producten wel of niet worden ingezet, wordt genoemd in lid 2 van dit artikel. Dit betreft geen limitatieve opsomming. Bij de onder sub a. genoemde factor gaat het bijvoorbeeld om een inwoner met alleen studiefinanciering als inkomsten. Studiefinanciering kan formeel niet als inkomen worden gezien. De mogelijkheden om in het kader van schuldhulpverlening producten in te zetten zijn in die situatie zeer beperkt. Dit geldt bijvoorbeeld ook in de gevallen dat iemand een inkomen onder de beslagvrije voet heeft.

 

In lid 3 is opgenomen dat het bestuur de inzet van aanpalende hulpverlening als voorwaarde kan stellen bij de inzet van (onderdelen van de) schuldhulpverlening. Vanuit de integraliteitsgedachte is het voor het effectief kunnen inzetten van schuldhulpverlening soms noodzakelijk dat een burger de juiste aanpalende hulpverlening ontvangt (zoals verslavingszorg). Uitgangspunt daarbij is het bereiken van een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening. De opsomming is niet limitatief bedoeld, het bestuur kan ook andere voorwaarden stellen.

 

Voor het uitvoeren van stabilisatie, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling is het noodzakelijk dat een inwoner op eigen naam een eenvoudige betaalrekening heeft, waarop geen roodstand mogelijk is. Indien hij daarover geen beschikking heeft, kan op basis van lid 3, sub b. van dit artikel als voorwaarde worden gesteld dat de burger een basisbankrekening opent bij een reguliere bank. Op basis van artikel 2, lid 5 van de Wgs en artikel 4:71f en g van de Wet op het financieel toezicht zijn banken (onder voorwaarden) verplicht om aan iedere burger een basisbankrekening ter beschikking te stellen.

 

In het kader van een (re-integratie)traject kan schuldhulpverlening als een verplicht onderdeel worden opgenomen (op grond van artikel 57 Wet werk en bijstand). Omdat de sociale dienst bij de uitvoering van deze wettelijke taak belang heeft bij informatie over de medewerking van de burger aan de schuldhulpverlening, is in lid 4 opgenomen dat het bestuur de sociale dienst informeert wanneer een inwoner onvoldoende medewerking verleent aan het schuldhulpverleningstraject.

 

Budgetbeheer is een ingrijpend en tevens kostbaar instrument. In lid 5 zijn er daarom beperkingen voor de inzet van dit instrument neergelegd. In geval van bijzondere omstandigheden gelden deze beperkingen niet of in mindere mate (lid 6). Op grond van lid 7 is een eventuele verlenging van de maximale duur tijdelijk en na maximaal 12 maanden vindt er een herindicatie plaats. Betaald budgetbeheer blijft mogelijk voor zover het bestuur dat een geschikt instrument acht (lid 8).

 

Artikel 4Verplichtingen verzoeker

In dit artikel zijn de verplichtingen van de verzoeker opgenomen. Het artikel is gebaseerd op artikel 6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en geeft vorm aan de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van mensen zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject.

 

Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal verplichtingen benoemd. Dit betreft geen limitatieve opsomming. In sub c is opgenomen dat verzoeker een inspanningsplicht heeft om zoveel mogelijk inkomsten en vermogen te vergaren. Deze plicht houdt onder andere in dat verzoeker bij werkloosheid een sollicitatieplicht heeft. Het doel van deze inspanningsplicht is enerzijds het behartigen van de belangen van de schuldeisers (de bemiddelende rol van de schuldhulpverlener) en anderzijds het versterken van het minnelijke traject ten opzichte van het wettelijke traject (Wsnp) waarin deze verplichting reeds geldt.

 

Artikel 5Weigeren en beëindigen

Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, of indien er, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, geen passend aanbod kan worden gedaan, kan het bestuur besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen. De situatie van geen passend aanbod doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de maximale duur van het budgetbeheer is verstreken, er reeds een minnelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden of indien de afgelopen 10 jaar reeds een wettelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden.

 

Alvorens hiertoe te besluiten biedt het bestuur op basis van lid 2 aan verzoeker eenmaal een termijn om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken of medewerking te verlenen. In het artikel is bewust geen termijn opgenomen. De aan verzoeker gegunde termijn dient een redelijke te zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is, hangt af van het type verplichting. Komt verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het bestuur besluiten tot weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening. Een hersteltermijn kan achterwege blijven indien het alsnog naleven van de inlichtingen- of medewerkingsplicht niet meer mogelijk is. Dat is bijvoorbeeld het geval indien verzoeker nieuwe schulden heeft gemaakt. In dat geval dient wel een waarschuwing worden gegeven waarbij expliciet wordt vermeld dat het opnieuw niet naleven van deze plichten kan leiden tot beëindiging van de schuldhulpverlening.

 

Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde ‘kan’-bepaling, hetgeen betekent dat het bestuur de bevoegdheid heeft tot weigering of beëindiging, maar niet een verplichting. Dit geeft het bestuur ruimte om van een weigering of beëindiging af te zien, met name indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

 

Artikel 6Beëindigingsgronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat de werking van artikel 5 onaangetast. Gezien één van de uitgangspunten van het beleidsplan van maatwerk en vraaggerichte dienstverlening, worden de onder c. en h. genoemde gronden hier nader toegelicht. Indien niet (langer) kan worden voldaan aan de hulpvraag van de verzoeker en/of de vorm van hulpverlening sluit niet (langer) aan bij de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, dan kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd. In dat licht bestaat hier ook een duidelijk link met artikel 3 lid 2 van deze beleidsregels. Persoonlijke omstandigheden kunnen variëren in aard, omvang en duur. Ook hier is er sprake van maatwerk, hetgeen betekent dat er bij het gebruik van deze gronden extra aandacht dient te zijn voor een goede motivering van de beschikking.

 

De onder j. genoemde grond ziet bijvoorbeeld op de situatie dat verzoeker zich niet wil laten verzekeren of een strafbare gedraging pleegt die financiële consequenties kan hebben. Zo brengt het hebben van een wietplantage het risico met zich mee dat er nieuwe schulden ontstaan, zoals een strafboete, een vordering van de energieleverancier of van de verhuurder wegens schade aan de woning.

 

Artikel 7Hernieuwde aanvraag (recidive)

In dit artikel wordt beschreven hoe wordt omgegaan met een herhaalde aanvraag. Op grond van de definitie van recidivist uit artikel 1 gaat het hier om een aanvraag van een inwoner die in de afgelopen drie jaar al eerder gebruik van heeft gemaakt van schuldhulpverlening. Hierbij geldt een eventueel eerder gebruik van de producten informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg niet als een eerder traject. Dit is opgenomen in lid 3.

 

In lid 1 is bepaald dan een aanvraag geweigerd kan worden indien een burger binnen zes maanden nadat er een traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling actief is geweest, opnieuw een aanvraag schuldhulpverlening indient. Dit heeft te maken met het vertrouwen van schuldeisers in de Volkskredietbank als professionele organisatie. De Volkskredietbank heeft immers een bemiddelende rol tussen de burger en zijn schuldeisers. Daarnaast wordt hiermee ontmoedigd dat burgers al te lichtvaardig een aanvraag beëindigen om vervolgens kort daarna een nieuwe aanvraag in te dienen.

 

Indien de hernieuwde aanvraag meer dan zes maanden maar dan minder één jaar komt na het genoemde eerdere traject, kan een aanvraag worden afgewezen indien de beëindiging van dat traject destijds aan verzoeker was te wijten. Indien het vorige traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling langer dan één jaar is geleden, kan de aanvraag niet om reden van recidive worden geweigerd. Hiermee wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt in het beleidsplan dat de instroom in principe niet wordt beperkt in verband met de mogelijke belemmering voor participatie. Wel kan afhankelijk van de in artikel 3, tweede lid genoemde factoren de vorm van het aanbod verschillen. Ook kunnen (op basis van artikel 3, lid 3) nadere voorwaarden worden gesteld bij het doen van een aanbod of kan een aanvraag in die situaties op andere in de beleidsregels genoemde gronden worden afgewezen.

 

Conform het beleidsplan ISHV brengt lid 4 tot uiting dat er ook bij een herhaalde aanmelding in ieder geval twee zaken beoordeeld worden. In de eerste plaats wordt beoordeeld of dienstverlening noodzakelijk is (bijvoorbeeld vanwege een dreigende crisis). In de tweede plaats wordt ook bepaald of schuldhulpverlening kan leiden tot een duurzame, structurele oplossing ten aanzien van de hulpvraag. Daarbij is van belang dat bij een herhaalde toegang mogelijk niet alle instrumenten meer beschikbaar zijn (budgetbeheer wordt in principe eenmalig ingezet en kent een maximale tijdsduur).

 

Het bestuur kan besluiten de recidivebepalingen in uitzonderingsgevallen niet toe te passen (lid 5 en 6). In die gevallen geldt ook de maximale periode van 12 maanden (lid 7).

 

Artikel 8Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft ruimte aan het bestuur om in bijzondere (lid 1) en/of onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

 

Artikel 9Duur en inwerkingtreding

De inwerkingtredingsdatum van de regeling is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De wijzigingen in deze regeling treden in werking per 01 januari 2014.