Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Verordening nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade wordt ingetrokken op het tijdstip dat afdeling 15.1 van de Omgevingswet in werking treedt.

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip dat titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 156 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

22-02-2022

gmb-2022-138960

21VR099

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022

De raad van de gemeente Schiedam;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 januari 2022 (21VR099);

gelet op de artikelen 108, 149 en 156 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    het bestuursorgaan: het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen of onder wiens verantwoordelijkheid de schadeveroorzakende handeling is verricht, zijnde: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente Schiedam;

  • -

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat de schade wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300 geheven.

Artikel 4. Delegatie beslissingsbevoegdheid

Als de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op schade, waarvan de aanvrager stelt dat deze wordt veroorzaakt door de gemeenteraad, beslist het college op die aanvraag.

Artikel 5. Aanvraagformulier

Het college kan voor het indienen van een aanvraag om schadevergoeding een formulier vaststellen.

Artikel 6. Adviescommissie

  • 1.

    Het bestuursorgaan wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2.

    Advies als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk niet-ontvankelijk is;

    • b.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • d.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • e.

      de schadevergoeding kennelijk minder bedraagt dan € 750, of

    • f.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3.

    Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 4.

    Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden door het college voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, door het bestuursorgaan dat de aanvragen behandelt.

  • 5.

    Het college kan voor een commissie als bedoeld in het vierde lid, onder a, een reglement vaststellen.

Artikel 7. Procedure

  • 1.

    Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 2.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijs voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 8. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 9. Aanvraag voorschot

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding, een voorschot verlenen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld.

  • 2.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 10. Intrekking oude regeling

De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade wordt ingetrokken op het tijdstip dat afdeling 15.1 van de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het tijdstip dat titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2022.

De griffier,

J.W. Scherpenzeel

De voorzitter,

C.H.J. Lamers

Toelichting Verordening Nadeelcompensatie gemeente Schiedam 2022

Algemeen

 

Nadeelcompensatieregeling Algemene wet bestuursrecht en Omgevingswet

Naar verwachting treedt in 2022 de nadeelcompensatieregeling, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in werking. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd. Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

 

In 2022 treedt waarschijnlijk ook de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking. In de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb (afdeling 15.1 van de Ow).

 

Normaal maatschappelijk risico

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd (normaal maatschappelijk risico). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

 

Artikelsgewijs

 

Alleen die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Titel 4.5 bevat de algemene regeling voor nadeelcompensatie. Afdeling 15.1 van de Ow geldt als een bijzondere regeling ten opzichte van titel 4.5 van de Awb. Omdat afdeling 15.1 van de Ow titel 4.5 van de Awb tot uitgangspunt neemt, zijn de grondslagen, materiële eisen en procedurele bepalingen van titel 4.5 van toepassing op de toekenning van nadeelcompensatie als gevolg van besluiten die worden genomen op grond van de Ow. Daar waar afdeling 15.1 van de Ow de regeling in de Awb aanvult, gaat afdeling 15.1 voor op de Awb.

 

Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

 

Op het uitgangspunt dat de aanvrager het loket kiest, bestaat een wettelijke uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. In artikel 15.8 van de Ow is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent. Deze verordening is in dat geval dus niet van toepassing.

 

Tweede lid

Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente. Zo geldt bijvoorbeeld op dit moment een bijzondere regeling voor aanvragen om schadevergoeding vanwege kabels en leidingen, gebaseerd op de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Schiedam 2017.

 

Artikel 3. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven.

Artikel 4:128 van de Awb biedt daar een grondslag voor. De figuur van de heffing van een recht is ontleend aan artikel 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarin dit al was geregeld voor planschade. Met het heffen van een recht kan worden voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 300. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).

 

Artikel 4. Delegatie beslissingsbevoegdheid

Titel 4.5 Awb regelt dat het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen, ook het orgaan is dat op het schadeverzoek beslist. Voor het omgevingsrecht geldt dit niet: in de Ow is bepaald dat aanvragen om schadevergoeding die betrekking hebben op een besluit van de gemeenteraad door het college worden afgedaan. In dit artikel delegeert de gemeenteraad zijn bevoegdheid te beslissen over een aanvraag om schadevergoeding voor zaken buiten het omgevingsrecht aan het college (artikel 156, eerste lid, Gemeentewet). Dit betekent bijvoorbeeld dat als de gemeenteraad een verordening vaststelt, het college de schade afwikkelt die daarvan het gevolg is. Afhandeling door een uitvoerend bestuursorgaan in plaats van het regelgevende orgaan is doorgaans efficiënter en sneller.

 

Artikel 5. Aanvraagformulier

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb).

 

Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in dit artikel geregeld dat het college een formulier kan vaststellen, waarvan de aanvrager van schadevergoeding gebruik moet maken.

 

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag om schadevergoeding alsnog binnen een bepaalde termijn via het formulier in te dienen. Een dergelijk verzoek schort de termijnen op.

 

Artikel 6. Adviescommissie

Eerste en tweede lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen. Uitgangspunt is dat in de gemeente voldoende deskundigheid aanwezig is om aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie. Dit uitgangspunt komt ook tot uitdrukking in het tweede lid. Daarin is vastgelegd in welke situaties in ieder geval geen advies bij een adviescommissie wordt ingewonnen. Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren.

 

De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Derde lid

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties.

 

Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

 

Vierde lid

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan een adviescommissie kan instellen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • a.

    het benoemen van een vaste commissie: in dat geval worden de deskundigen benoemd door het college, of

  • b.

    voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen: in dat geval worden de deskundigen benoemd door het bestuursorgaan dat de betreffende aanvragen behandelt.

Artikel 7. Procedure

Eerste lid

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.

 

Tweede lid

Op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb). Dat betekent onder andere dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn op grond waarvan de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. In het tweede lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn voor zover van toepassing degenen met wie een schadeovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

 

Artikel 8. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Artikel 9. Aanvraag voorschot

Eerste en tweede lid

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. Het voorschot kan ook ambtshalve worden verleend. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

 

Artikel 10. Intrekking oude regeling

De Verordening nadeelcompensatie treedt in de plaats van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade. Laatstgenoemde verordening wordt ingetrokken. De Procedureverordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken. Voor schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro, die zijn genomen voor de inwerkingtreding van de Ow, geldt het oude recht nog vijf jaar. Hetzelfde geldt voor schadeveroorzakende besluiten, waarvan de voorbereidingsprocedure is gestart voor de inwerkingtreding en besluitvorming is afgerond na inwerkingtreding van de Ow (artikel 4.17 ev. Invoeringswet Omgevingswet).

 

In dit artikel wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Ow op een later moment in werking treedt dan titel 4.5 van de Awb. De Procedureverordening wordt daarom pas ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 15.1 van de Ow. Het op grond van de Wro bestaande regime voor planschade zal blijven bestaan totdat de Ow in werking treedt. Het overgangsrecht met betrekking tot titel 4.5 van de Awb voorziet hierin1 . Het kan dus zo zijn dat beide verordening tijdelijk naast elkaar bestaan. De Procedureverordening is dan van toepassing op planschadeverzoeken. Voor alle overige nadeelcompensatie geldt de nieuwe Verordening nadeelcompensatie.

 


1

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar Kamerstukken II, 2018-2019, 35 256, nr. 3 (pagina’s 10 en 31).