Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hollands Kroon

Beleidsregels individuele studietoeslag Hollands Kroon 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHollands Kroon
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele studietoeslag Hollands Kroon 2022
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 36b van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2022Beleidsregels individuele studietoeslag Hollands Kroon 2022

22-03-2022

gmb-2022-138875

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele studietoeslag Hollands Kroon 2022

 

Inleiding

De Individuele studietoeslag is geregeld in artikel 36b van de Participatiewet ( in het vervolg P-wet). Vanaf 1 april 2022 is dit artikel aangepast. Door deze aanpassing veranderen een aantal dingen rondom de individuele inkomenstoeslag. De individuele inkomenstoeslag is vanaf 1 april 2022 een zelfstandige vorm van bijstand in de Participatiewet. Er staan tegenover de verstrekking van de studietoeslag geen kosten die van de toeslag geacht te worden betaald zoals bij bijstand of bijzondere bijstand wel het geval is.

De overheid ziet de studietoeslag als een algemeen geldende regeling voor studenten die vanwege een structureel aanwezige ziekte of gebrek, niet in staat zijn om naast de tijd die hun studie met zich meebrengt, inkomsten te verwerven. Door middel van de individuele inkomenstoelage wil de overheid de positie van deze studenten zoveel mogelijk gelijk trekken met die van studenten die wel inkomsten uit arbeid kunnen verwerven.

 

Artikel 1 Criterium

Voor de beoordeling voor het recht op de individuele studietoeslag wordt het criterium losgelaten of de betreffende inwoner in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Beoordeeld moet worden of iemand met een structurele medische beperking in staat is om zelf inkomsten uit arbeid te verwerven.

 

Artikel 2 Belanghebbende

De doelgroep betreft personen met een structurele medische beperking. Hieronder wordt verstaan zowel een fysieke als een psychische beperking van de aanvrager zelf. Individuele sociale beperkingen tellen niet mee. Hieronder kan bijvoorbeeld het verlenen van mantelzorg verstaan worden.

 

  • 1.

    Structurele medische beperking: De beperking van de belanghebbende moet structureel van aard en voldoende ernstig zijn zodat er een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het gebrek en het niet in staat zijn van het verwerven van inkomsten door de belanghebbende naast de studie. Er kan van een structureel karakter worden gesproken als er tot de medische beperking geen verbetering valt te verwachten binnen een afzienbare termijn. De omstandigheden van het geval worden meegenomen in de beoordeling.

  • 2.

    Onder afzienbare termijn verstaan wij 1 jaar. Hiermee worden beperkingen die meer van tijdelijke aard zijn uitgesloten als structurele beperkingen.

  • 3.

    Leeftijdsgrens: het recht op de studietoeslag hangt samen met de vraag of de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering of WTOS (art 36 lid 3 P-wet nieuw). De belanghebbende kan hierdoor jonger dan 18 jaar zijn, maar niet ouder dan 30 jaar op het moment dat hij/zij de studie aanvangt. De regeling is namelijk niet van toepassing op iemand de een levenlanglerenkrediet ontvangt.

 

Artikel 3 Beoordeling recht

  • 1.

    De individuele omstandigheden van het geval worden altijd meegenomen in de beoordeling voor de vaststelling van het recht op de individuele studietoeslag.

  • 2.

    Of er sprake is van een structurele medische beperking dient beoordeeld te worden door middel van een onafhankelijk medisch advies waarin deze beperking objectief wordt vastgesteld.

  • 3.

    Wij zijn vrij in de keuze voor de instantie die het onafhankelijke advies afgeeft. Hierbij moet het zorgvuldigheidsbeginsel in acht worden genomen.

  • 4.

    De hoofdvraag die in het onafhankelijk medisch advies beantwoord dient te worden is:

  • 5.

    “is blh. in staat om een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.”

  • 6.

    Onder de benodigde tijd die nodig is om een studie af te ronden, worden ook bijkomende factoren als reistijd en voorbereiding meegenomen. Ook in de afweging of eigen inkomsten verworven kunnen worden, dienen deze factoren meegenomen te worden.

  • 7.

    Wij kunnen afzien van het gebruik van een onafhankelijk medisch advies als op voorhand duidelijk is dat er recht bestaat op de individuele studietoeslag. Dit afzien mag niet ten nadele van belanghebbende worden gebruikt.

  • 8.

    Belanghebbende behoudt altijd het recht op een beroep op een onafhankelijk medisch advies.

  • 9.

    Het algemene kader van afdeling 3.3 Awb en art. 3:50 Awb is van toepassing bij deze beoordeling.

     

Artikel 4 Duur

  • 1.

    Wij verstrekken op verzoek van de belanghebbende de individuele studietoeslag vanaf het moment dat, en voor zolang, de belanghebbende aan de voorwaarden voldoet.

  • 2.

    De studietoeslag kan met terugwerkende kracht tot datum start opleiding worden aangevraagd voor zolang belanghebbende in die periode rechthebbende is geweest.

  • 3.

    Het recht op de studietoeslag vervalt wanneer belanghebbende geen recht meer heeft op studiefinanciering of WTOS, of blijkt dat belanghebbende zelf in inkomsten kan voorzien.

  • 4.

    De individuele studietoeslag wordt toegekend voor de te verwachtte duur van de opleiding.

  • 5.

    Als er zicht is op verbetering in de beperking binnen de opleidingsduur wordt het verwerven van eigen inkomsten een mogelijkheid binnen de opleidingsduur. Rond de periode waarin wordt verwacht dat de verbetering zich voor zal doen, wordt onderzoek gedaan om vast te stellen of er nog recht is op de toeslag.

     

Artikel 5 Hoogte en uitbetaling

  • 1.

    De studietoeslag is een vast bedrag wat maandelijks uitgekeerd wordt.

  • 2.

    De hoogte wordt jaarlijks door de wetgever bij algemene maatregel van bestuur vastlegt. Bij de bepaling van de hoogte van de studietoeslag wordt in ieder geval rekening gehouden met de leeftijd van de belanghebbende vanwege het toepasselijke jeugd- wettelijk minimumloon. De actuele bedragen staan in de bijlage van de beleidsregels.

  • 3.

    De studietoeslag wordt om niet gegeven.

    4. De studietoeslag is een belaste vorm van bijstand.

     

Artikel 6 Inkomstenverrekening

In bepaalde gevallen kan het zijn dat de belanghebbende inkomsten uit andere bronnen ontvangt. Het is afhankelijk van de inkomstenbron of en hoe dit van invloed is op de hoogte van of het recht op de studietoeslag.

  • 1.

    Stagevergoedingen: inkomsten uit stage worden tot een door de wetgever vast te stellen bedrag vrijgelaten (art 36b lid 5 P-wet). Het bedrag aan stagevergoeding wat dit vastgestelde bedrag overschrijdt, wordt in mindering gebracht op de studietoeslag. Vereist is dat de stage in het kader van de studie wordt gedaan. Voor de beoordeling maakt het niet uit of het gaat om een vrijwillige of verplichte stage.

  • 2.

    Alimentatie: alimentatie valt niet onder ‘het verwerven van inkomsten waardoor iemand geen recht meer heeft op de individuele studietoeslag’. Achterliggende gedachte van de individuele studietoeslag is om iemand met een beperking zoveel mogelijk in een gelijke positie te brengen als iemand zonder beperking die studeert. In dat kader staat alimentatie niet in de weg aan de individuele studietoeslag: grondslag voor alimentatie is het voorzien in levensonderhoud, de studietoeslag is daar uitdrukkelijk niet voor.

  • 3.

    Inkomsten uit arbeid: de studietoeslag is bedoeld voor de gevallen waarin iemand niet zelf in staat is eigen inkomsten te verwerven. Het feit dat iemand ondanks de aanwezigheid van de beperking, wel in staat is naast de studie inkomsten te verwerven, is daarmee voldoende grond voor afwijzing dan wel stopzetten van de studietoelage. Hierbij maakt het niet uit voor hoeveel uur of tot welk bedrag iemand inkomsten uit arbeid verwerft.

  • 4.

    Wajong: personen die Wajong ontvangen worden uitgesloten van de individuele studietoeslag. Dit is wettelijk bepaald.

     

Artikel 7 Vermogenstoets

Voor de beoordeling op het recht op de studietoeslag hoeft het vermogen niet getoetst te worden.

Een vermogenstoets wordt in het algemeen gedaan om te beoordelen of iemand de kosten vanuit het eigen vermogen kan bekostigen. Omdat de studietoeslag niet wordt verstrekt in verband met het dekken van bepaalde kosten, maar om studenten met een beperking zoveel mogelijk een gelijke positie te kunnen geven als medestudenten zonder beperking, is een dergelijke toetsing niet noodzakelijk.

 

Artikel 8 bewijs

  • 1.

    Belanghebbende moet aantonen dat hij/zij tot de doelgroep behoort, aan de hand van een recent medisch rapport op basis van medisch onderzoek gericht op de handicap van de belanghebbende. Dit onderzoek moet zijn uitgevoerd door een erkende keuringsarts en mag niet ouder zijn dan een jaar.

  • 2.

    Als de belanghebbende niet beschikt over een medisch rapport zoals bedoeld in het vorige lid, kunnen wij besluiten om een onderzoek uit te laten voeren. Als daaruit blijkt dat de belanghebbende tot de doelgroep van de loonkostensubsidie behoort, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de Participatiewet, kan daaruit worden afgeleid dat belanghebbende behoort tot de doelgroep van de studietoeslag.

  • 3.

    Belanghebbende dient daarnaast een bewijsstuk in te leveren dat hij recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 4.

    Indien de bewijsstukken niet volledig worden ingeleverd, kan het recht op de individuele studietoeslag niet worden vastgesteld.

     

Artikel 9 inlichtingenplicht

Voor de individuele studietoeslag bestaat een eigen inlichtingenplicht op grond van artikel 36b lid 4 P-wet. Deze inlichtingenplicht houdt het volgende in:

  • 1.

    De belanghebbende moet aan het college op verzoek of uit eigen beweging alles melden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat de informatie van invloed kan zijn op het recht op de studietoeslag.

  • 2.

    Deze inlichtingenplicht geldt niet voor feiten en omstandigheden die wij zelf vast kunnen stellen op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of als het kan worden verkregen uit onze eigen systemen, Suwinet of ib-signalen.

     

Artikel 10 Terugvordering en boete

Paragraaf 6.4 van de Participatiewet is van toepassing verklaard op de individuele studietoeslag. Dit betekent dat eventuele terugvorderingen en boetes op dezelfde wijze worden gedaan zoals bij algemene bijstand en bijzondere bijstand.

 

Artikel 11 Recht op bijstand of bijzondere bijstand

  • 1.

    Er bestaat geen recht op algemene bijstand wanneer iemand de individuele studietoeslag ontvangt, aangezien het recht op de individuele studietoeslag samenhangt met het recht op studiefinanciering of WTOS. Deze regelingen zijn voorliggend op de bijstand.

  • 2.

    Er bestaat wel recht op bijzondere bijstand. In de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand, moet worden meegewogen of de kosten gedekt kunnen worden uit de toegekende studietoeslag.

     

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels individuele studietoeslag gemeente Hollands Kroon 2022’ en treedt 1 april 2022 in werking onder gelijktijdig vervallen van de verordening ‘individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Hollands Kroon 2019’.

 

Aldus vastgesteld op 22 maart 2022 door het college van burgemeester en wethouders,

gemeente Hollands Kroon.