Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Deeltijd ondernemen vanuit de bijstand Gouda 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels Deeltijd ondernemen vanuit de bijstand Gouda 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Deeltijd ondernemen vanuit de bijstand Gouda 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2022 | 01-01-2022 | nieuwe regeling | 15-03-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 31, tweede lid, onder n van de Participatiewet, artikel 8, tweede lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 12 van de Re-integratieverordening Gouda 2022;
besluit vast te stellen: de Beleidsregels Deeltijd ondernemen vanuit de bijstand Gouda 2022.
Het college is bevoegd deeltijd ondernemers vanuit de bijstand, gedurende maximaal 3 jaar, begeleiding aan te bieden naar en tijdens werk. De begeleiding die geboden wordt bestaat uit:
Artikel 4. Voorwaarden om aanspraak te maken op de ondersteuning
De deeltijd ondernemer vanuit de bijstand moet:
Het college neemt de netto inkomsten op grond van artikel 31, tweede lid, onder n en artikel 8, tweede lid van de Wet inkomstenvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, gedurende de maximaal gestelde duur en voor de maximaal gestelde hoogte, niet als middelen in aanmerking, mits niet eerder toegepast.
Artikel 7. Intrekken oude beleidsregels
De Beleidsregels Deeltijd ondernemen vanuit de bijstand Gouda 2019 worden met terugwerkende kracht ingetrokken per 1 januari 2022.
Aldus besloten in de vergadering van 15 maart 2022:
Burgemeester en wethouders van Gouda,
de secretaris,
drs. R.C. Bakker
de burgemeester,
mr. drs. P. Verhoeve
Toelichting Beleidsregels Deeltijd ondernemen vanuit de bijstand Gouda 2022
Voor bijstand aan zelfstandigen, die voldoen aan de definitie "zelfstandige" gelden afzonderlijke bijstandsregels (Bbz). Voor mensen die niet als zelfstandige worden aangemerkt en beroep op bijstand moeten doen, geldt de Participatiewet (PW) of de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De PW en de IOAW bieden juridische mogelijkheden om naast de uitkering deeltijd als ondernemer te werken. Deze ruimte is niet binnen de wet afgekaderd. Het staat gemeenten derhalve vrij om beleid te formuleren om deeltijd ondernemen binnen de PW of IOAW te honoreren.
De criteria waaraan de deeltijd ondernemer moet voldoen om in aanmerking te (blijven) komen voor een uitkering moeten worden vastgelegd om onder andere concurrentievervalsing te voorkomen en inkomsten goed te kunnen verrekenen.
In deze beleidsregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden de deeltijd ondernemer moet voldoen om binnen de PW of IOAW zelfstandige activiteiten te verrichten.
Gedurende het traject krijgen deelnemers in groepsverband workshops aangeboden waarin de deelnemers ondernemersvaardigheden aanleren. Daarnaast krijgen de deelnemers individuele coachingsgesprekken met de trainer. De maximale duur voor deelname aan het traject bedraagt 3 jaar. Jaarlijks wordt de voortgang van de deelnemers gemonitord.
Het hoofddoel van het deeltijd ondernemerschap vanuit de bijstand is: het uitstromen naar een volledige baan in loondienst of het (gedeeltelijk) voorzien in eigen levensonderhoud door het ondernemerschap of ingroei mogelijkheid naar een traject op grond van de Bbz 2004. Dit laatste is mogelijk door bijvoorbeeld deel te nemen aan een starterstraject van de Regionaal Bureau Zelfstandigen. Daarnaast maken de deelnemers ook een groei door in hun persoonlijke ontwikkeling en vergroten ze hun netwerk, maar deze doelen zijn ondergeschikt aan de doelstelling om volledig uit te stromen uit de uitkering.
De activiteiten in het deeltijd ondernemen worden voor eigen rekening en risico uitgevoerd. Dit betekent dat een parttime ondernemer geen personeelsleden in dienst heeft, maar vanuit een eenmanszaak of via een zzp-constructie zijn werkzaamheden verricht. Dit criterium wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen ondernemer en zelfstandige. Dit betekent overigens niet dat de deelnemer het risico loopt de bijstandsuitkering kwijt te raken als hij binnen de gemaakte afspraken handelt.
De eis van het hebben van een parttime baan om aan een traject voor deeltijd ondernemen te kunnen beginnen is losgelaten. In plaats daarvan wordt deelnemers de mogelijkheid geboden om binnen drie maanden na aanvang van het traject een parttime baan of een andere activiteit te ontplooien die volgens het college bijdraagt aan het succes van het deeltijd ondernemerstraject. Dit om de schijn van vrijblijvendheid te blijven voorkomen, maar tegelijkertijd meer ruimte te laten voor de selectie van deelnemers. Deze activiteit naast het traject bedraagt maximaal 20 uur per week.
Artikel 4. Voorwaarden om aanspraak te maken op de begeleiding
In dit artikel staan de voorwaarden waaraan een aanvrager moet voldoen om toegelaten te worden aan het deeltijd ondernemen vanuit de bijstand. Deze voorwaarden worden gesteld voordat iemand deelneemt aan het traject.
De concrete invulling van de begeleiding wordt neergelegd in een plan van aanpak, die bij beschikking wordt verzonden. In het plan van aanpak wordt bijvoorbeeld opgenomen: opstellen kort ondernemersplan, hoeveel acquisitiegesprekken, hoe ziet de gemiddelde dag eruit, etc. In beginsel worden de afspraken één keer per half jaar geëvalueerd.
Er wordt geen toestemming verleend of de toestemming wordt ingetrokken wanneer niet voldaan wordt aan de voorwaarden. Uitgangspunt is hierbij dat de deeltijd ondernemer aan de voorwaarden moet blijven voldoen om intrekking van de toestemming te voorkomen.
In het plan van aanpak kunnen ook afspraken worden opgenomen met betrekking tot zaken die geregeld moeten worden, zoals bijvoorbeeld dat iemand bepaalde vergunningen moet aanvragen, zich moet inschrijving bij de Kamer van Koophandel (kvK), enz. In de begeleidende beschikking kan nadere invulling worden gegeven aan de inlichtingenplicht die er in dit traject uit bestaat dat iemand maandelijks met het inkomsten & wijzigingsformulier een inkomstenopgave, het kostenoverzicht en een urenadministratie overlegt. In de beschikking wordt tevens vermeld dat er een evaluatiemoment is na 6 maanden, 12 maanden en 18 maanden. Na 12 maanden moet de deelnemer een kort presentatie geven aan een samengestelde commissie over zijn behaalde resultaten van zijn onderneming (voor meer informatie, zie artikel 5). Tot deze commissie kunnen ook externe partijen toetreden.
Eventuele investeringen of kosten die worden gemaakt voor de onderneming worden vooraf voorgelegd aan de consulent werk en inkomen en kunnen alleen met diens goedkeuring worden gedaan.
Artikel 5. Voorwaarden om aanspraak te houden op de begeleiding
Voor de toelichting van het plan van aanpak, zie artikel 4.
De ondernemer wordt na 6 maanden, 12 maanden en 18 maanden geëvalueerd. Na 6 maanden wordt ondernemer geëvalueerd op basis van het plan van aanpak. Na 12 maanden geeft de deelnemer een presentatie over zijn ondernemingsplan en zijn behaalde resultaten. Een samengestelde commissie geeft op basis van de presentatie een advies over de voortgang van de onderneming. In het advies geeft de commissie een oordeel over de haalbaarheid van de onderneming. Er wordt niet alleen gekeken naar het ondernemingsplan, maar ook naar de potentie van de onderneming. De commissie brengt het advies uit aan de gemeente.
Na 18 maanden besluit de gemeente middels het evaluatiemoment na 6 maanden, de verdiende inkomsten en het advies van de commissie of de deelnemer het traject mag afmaken. De deelnemer kan maximaal 3 jaar begeleiding en ondersteuning krijgen voor deeltijd ondernemen vanuit de bijstand.
De eerdere eis om na 18 maanden minimaal 50% van het wettelijk minimumloon te verdienen met de ondernemersactiviteiten is losgelaten. Reden hiervoor is het feit dat er meerdere factoren zijn, anders dan de wil of competentie/vaardigheden van een ondernemer, waardoor het voor een ondernemer niet mogelijk kan zijn om aan deze eis te voldoen (denk aan de lock downs zoals we die in 2020/2021 gehad hebben). Dit neemt niet weg dat via het plan van aanpak op individueel niveau wel degelijk gestuurd kan worden op het realiseren van een minimale omzet, waarbij de mogelijkheid overeind blijft om het traject te beëindigen, indien gaandeweg zou blijken dat de deelnemer naar oordeel van het college niet over de juiste competenties/vaardigheden beschikt om van het traject een succes te maken.
De deeltijd ondernemer moet voldoende aan de wettelijke eisen die verband houden met zijn activiteiten, waaronder het beschikken over:
Een aparte (zakelijke) bankrekening voor de kosten en opbrengst uit ondernemerschap vergemakkelijkt het zicht op de inkomende en uitgaande geldstromen van de onderneming. Het voorkomen van samenloop van privé - en zakelijke kasstromen binnen een rekening vergroot het inzicht in de mate waarin de ondernemer de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen.
De regeling is niet bedoeld om personen met een uitkering een betere positie te bieden op de markt dan fulltime ondernemers. Naast het voldoen aan de voorwaarden van deze beleidsregels is het dan ook niet toegestaan om tarieven te hanteren die niet marktconform zijn.
Hoofdregel is dat alle middelen meetellen voor de beantwoording van de vraag of er recht op algemene bijstand bestaat. Artikel 31, tweede lid, Participatiewet somt echter een aantal middelen op die bij de vaststelling van het recht op algemene bijstand worden vrijgelaten; de zogenoemde vrijgestelde middelen. Zo bepaalt artikel 31, tweede lid, onder n van de Participatiewet dat inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, tot een jaarlijks wijzigend maximum per maand, gedurende ten hoogste zes maanden, niet tot de middelen worden gerekend indien dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling. Artikel 8, lid 2 van de IOAW regelt een soortgelijke vrijlating.
Zoals ook opgenomen in de doelstellingen, gaat het college ervan uit dat het deeltijd ondernemerschap bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Dit maakt dat het college gebruik maakt van zijn bevoegdheid gedurende 6 maanden een maximum bedrag aan inkomsten niet tot de middelen te rekenen. Een vergelijkbare bepaling is terug te vinden in artikel 8, tweede lid van de IOAW die bepaalt dat ‘In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid gedurende zes maanden tot 25 procent van dit inkomen, met wederom een jaarlijks wijzigend maximum per maand, voor zover een uitkering wordt ontvangen en dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.’
Het derde lid van artikel 31 Participatiewet bepaalt vervolgens dat de middelen in aanmerking worden genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van:
De Participatiewet hanteert een netto-systematiek: alle bijstandsnormen zijn netto. Dit brengt onder andere met zich mee dat ook bij de inkomstenkorting rekening moet worden gehouden met het netto-inkomen. Onder netto-inkomen wordt in dit verband verstaan het inkomen na aftrek van belastingen, sociale premies, verplichte pensioenpremies en andere verplichte inhoudingen.
De netto inkomsten van de deeltijd ondernemer worden derhalve maandelijks in mindering gebracht op de uitkeringen toegerekend naar de periode waarop dit betrekking heeft. Onder netto inkomsten worden de opbrengst minus aftrekbare bedrijfskosten (die in de beleidsregels worden genoemd zoals inschrijving KvK, vervoerskosten, zakelijke kosten telefoon en internet). Een ondernemer mag bepaalde kosten van zijn winst aftrekken. Dit is geregeld in de belastingwetgeving. Er mag (nog) geen rekening worden gehouden met een mogelijke toekomstige belastingheffingen. Jaarlijks vindt een verrekening plaats op basis van de werkelijke inkomsten zoals vastgesteld bij de belastingaangifte en voorlopige aanslag. Bij een hogere winst moet de deeltijd ondernemer terugbetalen en bij een lagere winst wordt door de afdeling re-integratie en inkomen een nabetaling gedaan.
Artikel 7. Intrekken oude beleidsregel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting