Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Beleidsregels bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2022
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet Rijswijk 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Rijswijk 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-03-2022nieuwe regeling

15-03-2022

gmb-2022-126504

22.011761

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk,

 

BESLUIT

 

vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2022

 

Bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2022

 

HOODSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de overige in deze beleidsregels aangehaalde wetten.

  • 2.

    In deze beleidsregels verstaan we onder:

    • a.

      Bijstandsnorm: de norm, zoals bedoeld in artikel 5 sub c met uitzondering van de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet;

    • b.

      Participatieregelingen: een regeling op grond van artikel 108 Gemeentewet, bedoeld voor inwoners van Rijswijk met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm, ter bevordering van participatie.

Artikel 2. Indienen van de aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag wordt ingediend binnen 3 maanden nadat de kosten zijn opgekomen.

  • 2.

    Aanvragen, die 3 maanden of later na de factuurdatum worden ingediend, worden afgewezen.

Artikel 3. Maatwerk

  • 1.

    Het college beoordeelt bij elke aanvraag of er noodzakelijke kosten zijn, die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden, die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan en waarvoor geen passende en toereikende voorliggende voorziening aanwezig is.

  • 2.

    Noodzakelijke kosten zijn de goedkoopst, adequate kosten in het individuele geval.

  • 3.

    De goedkoopst adequate kosten worden aan de hand van de Nibud prijzengids bepaald.

  • 4.

    Voor zover hierover niets is vastgelegd in deze beleidsregels, worden de bijzondere omstandigheden, de noodzakelijke kosten, de duur, de hoogte en de voorwaarden van de bijstand individueel bepaald.

  • 5.

    De bijzondere bijstand wordt besteed aan het doel waarvoor het bestemd is.

  • 6.

    Bij schending van de verplichtingen of bij een wijziging van omstandigheden, wordt de bijzondere bijstand, in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving, beëindigd en het te veel betaalde bedrag aan bijzondere bijstand wordt teruggevorderd.

Artikel 4. Vorm van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt. Bijzondere bijstand wordt slechts in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt als de bijzondere omstandigheden en/of de noodzakelijk kosten hiertoe aanleiding geven.

  • 2.

    De hoogte van de aflossing van de renteloze geldlening is 5% van de toepasselijke bijstandsnorm en 100% van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm met inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 3.

    De maximale duur van de aflossing is 36 maanden. Als de belanghebbende 36 maanden heeft afgelost, wordt het restant van de renteloze geldlening kwijtgescholden.

  • 4.

    Kwijtschelding vindt ook plaats als de belanghebbende niet volledig aan zijn aflossingsplicht als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel kon voldoen, tenzij er sprake is van tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheid van het bestaan.

Artikel 5. Vaststellen draagkracht en draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht is het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om te voorzien in de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd.

  • 2.

    De peildatum van de draagkracht is de eerste van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend.

  • 3.

    De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden bij de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen.

  • 4.

    De draagkrachtperiode is voor niet-bijstandsgerechtigden 12 maanden.

  • 5.

    De draagkracht wordt bij incidentele bijzondere bijstand in 1 keer in mindering gebracht.

  • 6.

    De draagkracht wordt bij periodieke bijzondere bijstand evenredig over een periode van 12 maanden in mindering gebracht.

  • 7.

    De draagkracht wordt niet opnieuw vastgesteld als het inkomen en/of vermogen wijzigt tijdens de draagkrachtperiode.

Artikel 6. Draagkracht inkomen

  • 1.

    De draagkracht is een percentage van het inkomen vanaf 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    Bij een onregelmatig inkomen wordt uitgegaan van het gemiddelde van het kwartaal voorafgaand aan de maand van de aanvraag.

  • 3.

    Het inkomen van een zelfstandige ondernemer wordt vastgesteld aan de hand van de meest recente (maximaal twee jaar oude) definitieve aanslag inkomstenbelasting.

  • 4.

    De belanghebbende(n) met uitsluitend een AOW-uitkering wordt geacht geen inkomen boven de 100% van de bijstandsnorm te hebben.

  • 5.

    De draagkracht is:

    • a.

      35% van het inkomen tussen 110% en 130% van de geldende bijstandsnorm;

    • b.

      50% van het inkomen boven de 130% van de geldende bijstandsnorm.

  • 6.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel is de draagkracht het hele inkomen boven de 100% van de geldende bijstandsnorm bij bijzondere bijstand voor kosten als bedoeld in hoofdstuk 2 (met uitzondering van artikel 8 lid 5 en 6 van deze beleidsregels).

  • 7.

    Als er tijdens de draagkrachtperiode een draagkrachtpercentage van 100% van de geldende bijstandsnorm en van 110% van de geldende bijstandsnorm dient te worden gehanteerd, wordt het draagkrachtpercentage van 110% van de geldende bijstandsnorm gehanteerd.

  • 8.

    De draagkracht wordt vastgesteld op basis van het feitelijk besteedbaar inkomen als sprake is van de Wet schuldsanering natuurlijke personen of een actief traject op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 9.

    In bijzondere gevallen wordt de draagkracht afwijkend vastgesteld.

Artikel 7. Draagkracht vermogen

  • 1.

    Bij de bepaling van de draagkracht uit vermogen wordt slechts rekening gehouden met het saldo op de bank- en spaarrekening dat direct te gelde kan worden gemaakt, tenzij dit vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord is. In dat geval wordt het vermogen betrokken bij de draagkrachtberekening.

  • 2.

    De draagkracht is 100% van het vermogen dat hoger is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3, van de Participatiewet.

  • 3.

    In afwijking van lid 2 van dit artikel is de draagkracht bij bijzondere bijstand voor inrichtingskosten 100% van het vermogen na aftrek van1,5 keer de van toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4.

    Als het vermogen minder dan een jaar geleden is vastgesteld wordt in afwijking van artikel 5, lid 2, van deze beleidsregels uitgegaan van het laatst vastgestelde vermogen

HOODSTUK 2. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten

Artikel 8. Inrichtingskosten en opknapkosten

  • 1.

    Incidentele woonkosten horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er door bijzondere omstandigheden niet of niet voldoende gereserveerd had kunnen worden voor de noodzakelijke kosten.

  • 2.

    De reserveringscapaciteit is 5% van de bijstandsnorm en 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm, rekening houdend met de beslagvrije voet, keer 12 maanden en wordt berekend over de 12 maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend.

  • 3.

    De noodzakelijke kosten worden berekend aan de hand van 50% van de prijzen in de Nibud prijzengids.

  • 4.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor (vervanging van) inrichtingskosten als er in het jaar van de aanvraag een toereikende individuele inkomenstoeslag is toegekend.

  • 5.

    Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan; de belanghebbende die een volledig in te richten en op te knappen woning krijgt aangeboden, en die:

    • a.

      niet verwijtbaar en niet voorzien, zijn woning en bijbehorende inrichting is kwijtgeraakt;

    • b.

      dak- of thuisloos is of in een beschermde woonomgeving woont.

  • 6.

    De noodzakelijke inrichtingskosten en opknapkosten voor bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 5 zijn:

    • a.

      voor inrichtingskosten voor de belanghebbende in lid 5 onder a: voor de alleenstaande € 3.500, voor gehuwden € 4.500 en € 1.000 per kind in de vorm van een geldlening; of

    • b.

      voor inrichtingskosten voor de belanghebbende in lid 5 onder b: € 2.000 per volwassenen en € 1.000 per kind om niet; en

    • c.

      voor opknapkosten: € 500 om niet.

Artikel 9. Woonkosten

  • 1.

    Periodieke woonkosten horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De Wet op de huurtoeslag biedt een tegemoetkoming in de huurkosten en is daarmee een passende en toereikende voorliggende voorziening. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan het bewonen van een eigen woning of huurwoning waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een (volledige) tegemoetkoming in de huurkosten op grond van de Wet op de huurtoeslag.

  • 3.

    Onder woonkosten wordt bij een koopwoning verstaan de rente die verband houdt met de woning, zakelijke lasten en een bedrag voor onderhoud.

  • 4.

    De noodzakelijke kosten worden voor de koopwoning en de huurwoning berekend volgens de regels van de Wet op de huurtoeslag.

  • 5.

    Het verschil tussen de maximale vergoeding op grond van de Wet op de huurtoeslag en de werkelijke kosten wordt voor 100% vergoed.

  • 6.

    De duur van de bijzondere bijstand is 12 maanden met een mogelijkheid tot verlenging als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 7.

    De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een lening toegekend als de belanghebbende zich verwijtbaar niet of onvoldoende heeft ingespannen om passende woonruimte te krijgen.

  • 8.

    Als de bijzondere bijstand wordt toegekend op grond van lid 4 van dit artikel, wordt op grond van artikel 55 Participatiewet aan de bijzondere bijstand een verplichting verbonden om aantoonbaar op zoek te gaan naar passende goedkopere woonruimte en deze te accepteren, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 10. Kosten aanhouden woning

  • 1.

    Kosten voor aanhouding van de woning horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan, de belanghebbende die:

    • a.

      maximaal 6 maanden in detentie verblijft;

    • b.

      in een inrichting verblijft en een uitkering naar de norm voor een inrichting verblijvende ontvangt en waarbij de belanghebbende de intentie heeft om terug te keren naar de woning.

  • 3.

    Onder de noodzakelijke kosten wordt verstaan de vaste leveringskosten voor gas, water en licht en huur.

  • 4.

    De duur van de bijzondere bijstand is:

    • a.

      bij detentie: maximaal 6 maanden;

    • b.

      bij een inrichting: maximaal 12 maanden, te rekenen vanaf het moment van opname in een inrichting, met de mogelijkheid tot verlenging. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand over de maanden waarin de algemene bijstand ongewijzigd doorloopt.

Artikel 11. Schulden

  • 1.

    De kosten van huur, gas, water en licht horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Iedereen wordt geacht een inkomen te ontvangen ter hoogte van het sociaal minimum en daaruit de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te betalen. Daarnaast biedt de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) alle inwoners van Rijswijk passende ondersteuning bij het oplossen van schulden. Er is alleen recht op bijzondere bijstand voor schulden als er sprake is van dringende redenen.

  • 2.

    Onder dringende redenen wordt verstaan:

    • a.

      een dreigende uithuiszetting of afsluiting van gas, water en licht, waar geen reële regeling kan worden getroffen met de deurwaarder; en

    • b.

      een zeer kwetsbaar gezin of alleenstaande, waarbij opvang in het Centraal Coördinatiepunt Den Haag (CCP) in het individuele geval onwenselijk is; en

    • c.

      er geen alternatieve oplossing is.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt toegekend in de vorm van een lening.

  • 4.

    Als de gemeente Rijswijk al eerder een uithuiszetting of afsluiting van gas, water of licht, heeft voorkomen door de schuld te betalen aan de deurwaarder, wordt de aanvraag bijzondere bijstand afgewezen.

  • 5.

    Aan de uitkering wordt op grond van artikel 55 Participatiewet een verplichting verbonden om actief mee te werken aan een oplossing van de financiële problemen.

Artikel 12. Levensonderhoud voor jongeren (18 tot 21 jaar)

  • 1.

    De kosten voor levensonderhoud horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan:

    • a.

      de belanghebbende is wees;

    • b.

      de belanghebbende is buiten het gezinsverband van de ouder(s) geplaatst;

    • c.

      er is sprake van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s);

    • d.

      de ouders hebben onvoldoende financiële draagkracht.

  • 3.

    De noodzakelijke kosten bestaat uit het verschil tussen de bijstandsnorm voor een belanghebbende van 18 tot en met 20 jaar en de bijstandsnorm voor een belanghebbende van 21 jaar.

HOODSTUK 3. Bepalingen over bijzondere kosten

Artikel 13. Medische kosten

  • 1.

    De Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 vergoeden alle medische kosten. Deze regelingen gelden als een aan de individuele bijzondere bijstand voorliggende voorziening die passend en toereikend is, ook als er in het kader van deze wetten een bewuste keuze is gemaakt om de medische kosten niet te vergoeden.

  • 2.

    De belanghebbende wordt geacht, naast de basisverzekering, een aanvullende zorgverzekering af te sluiten voor medische kosten. De belanghebbende kan hierbij gebruik maken van de collectieve aanvullende verzekering.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 kan bijzondere bijstand worden verstrekt als er sprake is van een dringende redenen. De dringende redenen worden individueel bepaald.

  • 4.

    Onder dringende redenen wordt in deze beleidsregels in ieder geval verstaan de belanghebbende die vanwege financiële redenen geen aanvullende zorgverzekering kan afsluiten, ten behoeve van wie de Regeling uitstroom bijstandsgerechtigden nog niet is toegepast, zonder dat hem dit kan worden verweten, en die een medisch noodzakelijke behandeling dient te ondergaan.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de hoogte van de verstrekkingen op grond van de collectieve aanvullende zorgverzekering als bedoeld in artikel 14 van deze beleidsregels.

Artikel 14 Collectieve aanvullende verzekering

  • 1.

    De belanghebbende kan deelnemen aan de collectieve aanvullende verzekering (CAV) als het inkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    Artikel 6 van deze beleidsregels is niet van toepassing op dit artikel.

  • 3.

    De deelname eindigt op 31 december van het lopende kalenderjaar als de belanghebbende niet meer staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), als het inkomen hoger is dan 130% van de bijstandsnorm of als er draagkracht is in het vermogen als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregels.

Artikel 15. Kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele

  • 1.

    Er wordt bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van beschermingsbewind, mentorschap of curatele als er een rechterlijke uitspraak is gedaan.

  • 2.

    De noodzakelijke kosten worden berekend aan de hand van de tarieven, jaarlijks vastgesteld volgens het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK).

  • 3.

    Aan de belanghebbende kan op grond van artikel 55 Participatiewet een verplichting worden opgelegd om op verzoek van het college inzage te geven in de door de bewindvoerder feitelijk verrichte werkzaamheden en de werkelijk gemaakte kosten en inspanningen.

Artikel 16. Reiskosten

  • 1.

    Er wordt bijzondere bijstand toegekend voor reiskosten buiten de gemeente Rijswijk als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    De bijzondere omstandigheden worden individueel bepaald.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt berekend aan de hand van de kosten voor het openbaar vervoer.

  • 4.

    In afwijking van lid 3 wordt aan leerlingen, die schakelonderwijs buiten de gemeente Rijswijk volgen, bijzondere bijstand voor de aanschaf van een fiets toegekend. De hoogte van de bijzondere bijstand voor een fiets is € 200.

Artikel 17. Administratieve kosten

  • 1.

    Er wordt bijzondere bijstand toegekend voor administratieve kosten als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder noodzakelijke kosten wordt verstaan:

    • a.

      de kosten van taxatie of overige ten laste komende kosten;

    • b.

      de kosten van de boekhouder van een (ex)ondernemer in financiële problemen;

    • c.

      de kosten voor een voorrangsverklaring, transport, eerste huur en waarborgsom mits sprake van een noodzakelijke verhuizing.

  • 3.

    De kosten als bedoeld in lid 2 onder a van dit artikel worden toegekend in de vorm van een renteloze geldlening.

Artikel 18. Schoolkosten

  • 1.

    De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage, het kindgebonden budget en de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor deelnemers uit minimagezinnen zijn voorliggende voorzieningen. Deze wetten vergoeden niet alle kosten en zijn daarom niet passend en toereikend. Er wordt bijzondere bijstand toegekend als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan leerlingen van 16 en 17 jaar oud, die middelbaar beroepsonderwijs volgen.

  • 3.

    De noodzakelijke kosten worden individueel bepaald.

Artikel 19. De participatieregelingen

Het college van de gemeente Rijswijk verstrekt op aanvraag een pas, een tegemoetkoming en/of een vergoeding in de kosten ter bevordering van de participatie. Kinderen in het bezit van een actieve pas (ooievaarspas) kunnen in aanmerking komen voor de regelingen opgenomen in artikel 19 onder lid 2b, 3, 4 en 5.

  • 1.

    De participatieregeling wordt verstrekt of toegekend als op de aanvraagdatum:

    • a.

      het inkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm;

    • b.

      er geen vermogen is als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregels;

    • c.

      artikel 6 van deze beleidsregels is niet van toepassing op dit artikel.

  • 2.

    Onder een pas wordt verstaan:

    • a.

      een Ooievaarspas;

    • b.

      een Participas voor schoolspullen voor ouders met kinderen van 4 tot 17 jaar ter waarde van;

      € 50 voor kinderen in het basisonderwijs;

      € 75 voor kinderen in het voortgezet onderwijs of MBO-BOL;

      € 250 voor kinderen in de brugklas.

  • 3.

    Onder een tegemoetkoming in de kosten wordt verstaan een vergoeding voor een uitstapje per schooljaar ter hoogte van:

    • a.

      € 35 voor kinderen in het basisonderwijs;

    • b.

      € 50 voor kinderen in groep 8 van het basisonderwijs

    • c.

      € 100 voor kinderen in het voortgezet onderwijs.

    • d.

      De tegemoetkoming als bedoeld in lid 3 onder b van deze beleidsregels wordt uitbetaald aan de onderwijsinstelling. Artikel 19 lid 3 wordt gehanteerd vanaf augustus 2022

  • 4.

    Vergoeding voor een computer/device ten behoeve van onderwijs:

    • a.

      Een leen device/computer kan beschikbaar worden gesteld aan kinderen op het basisonderwijs vanaf 8 jaar met een maximum van 1 device/computer per huishouden

    • b.

      een eenmalige vergoeding voor een computer voor ieder schoolgaand kind op het voortgezet onderwijs eens per 5 jaar tot en met de leeftijd van 15 jaar op de aanvraagdatum ter hoogte van maximaal € 400,-.

    • c.

      Artikel 19 lid 4 wordt gehanteerd vanaf augustus 2022.

  • 5.

    Een Participas voor sport-/winterkleding voor ouders met kinderen van 4 tot 17 jaar ter waarde van; €75

HOODSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels als toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsrecht

De beleidsregels bijzondere bijstand participatieregelingen Rijswijk 2022 treden in werking na bekendmaking (publicatie). Gelijktijdig worden de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Rijswijk 2019 ingetrokken.

 

Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet Rijswijk 2022

TOELICHTING

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende en de hiervoor geldende draagkrachtperiode. In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid.

 

Door bijzondere omstandigheden kan het voorkomen dat het inkomen in een individuele situatie niet volledig toereikend is om te voorzien in de noodzakelijke kosten. Als in dat geval ook geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist dat de belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand.

 

Artikel 1. Definities

 

In deze beleidsregels worden – met uitzondering van het begrip bijstandsnorm - dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

De kostendelersnorm is bedoeld om het schaalvoordeel van het kunnen delen van woonkosten in de bijstandsnorm te verwerken. Voor het bepalen van de draagkracht bij een aanvraag om bijzondere bijstand moet de kostendelersnorm daarom buiten beschouwing worden gelaten.

 

Een participatieregeling is een regeling, gebaseerd op artikel 108 Gemeentewet, ter bestrijding van Armoede. In de brede zin van het woord verwijst armoede naar sociale uitsluiting. Denk aan mensen die geen geld hebben om deel te nemen aan activiteiten. Met de in deze beleidsregels opgenomen participatieregelingen geeft de gemeente Rijswijk uitvoering aan de verantwoordelijkheid om alle inwoners – en vooral kinderen – te laten meedoen in de samenleving.

 

Artikel 2. Indienen van de aanvraag

 

Hoofdregel is dat (bijzondere) bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Met het verbod om toekenning met terugwerkende kracht moet echter niet te streng worden omgegaan bij de bijzondere bijstand. Het kan voorkomen dat het onmogelijk is om een aanvraag in te dienen voordat de kosten zich voordoen. Te strikt vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht betekent dat de functie van de bijzondere bijstand wordt uitgehold.

 

De gemeente Rijswijk heeft buitenwettelijk begunstigend beleid opgesteld. De aanvraag kan nog worden ingediend tot 3 maanden nadat de kosten zijn gemaakt. Hierbij is de factuurdatum leidend.

 

Bijvoorbeeld, een bewindvoerder factureert de kosten van bewindvoering over de periode 1 januari 2022 tot 1 september 2022 op 21 oktober 2022. De aanvraag bijzondere bijstand komt op 25 oktober 2022 binnen, dan is de aanvraag binnen 3 maanden ingediend. Dat de kosten ouder zijn dan 3 maanden is niet relevant voor de beoordeling of de aanvraag tijdig is ingediend.

 

Artikel 3. Maatwerk

 

Het college dient bij een aanvraag om bijzondere bijstand altijd de volgende 4 vragen in een dwingende volgorde te beantwoorden. Daarmee wordt het recht op bijzondere bijstand vastgesteld. Als het antwoord op de vraag negatief is wordt de aanvraag afgewezen. Als het antwoord positief is wordt de volgende vraag onderzocht. De volgorde is als volgt:

 

  • 1.

    Doen de kosten zich voor?

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

  • 4.

    Kunnen de kosten niet worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Deze beleidsregels bijzondere bijstand zijn niet uitputtend bedoeld. Hiermee wordt bedoeld dat bijzondere bijstand voor andere kostensoorten dus ook zeer goed mogelijk is, mits de vragen onder 1 tot en met 4 positief beantwoord kunnen worden. Voor de volledigheid wordt nog vermeld dat de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand onverkort van toepassing zijn en dat de belanghebbende eerst moet voldoen aan de algemene voorwaarden om recht te hebben op bijzondere bijstand. De algemene voorwaarden staan in de artikelen 11 tot en met 16 van de Participatiewet.

 

Uiteraard dient de belanghebbende ook te voldoen aan de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand. Veel voorkomende kostensoorten zijn de kosten voor babyuitzet, brillen(glazen), communicatie en/of signaleringskosten, dieetkosten, fysiotherapie, gehoortoestellen, geneesmiddelen, kledingslijtage, kosten in verband met, maaltijdvoorziening, orthopedische schoeisel, ouderbijdrage jeugdhulp, rechtsbijstand, reiskosten, stookkosten, uitstroomkosten of uitvaartkosten.

 

Artikel 4. Vorm

Bijzondere bijstand wordt als hoofdregel om niet verleend. De Participatiewet kent echter ook andere vormen van bijstandsverlening, zoals een geldlening. Als de bijzondere bijstand wordt toegekend ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast, kan de bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden toegekend (artikel 48, lid 2, onder d Participatiewet).

 

Een tweede uitzondering is bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 lid 1 Participatiewet). Tot slot kan bijzondere bijstand wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de vorm van een lening worden toegekend.

 

Als bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, stemt het college de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing mede af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen (artikel 51, lid 2, Participatiewet). In artikel 4 van deze beleidsregels is daarom bepaald dat de aflossing maximaal 36 maanden duurt, waarbij rekening wordt gehouden met 95% van bijstandsnorm en 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm met inachtneming van de beslagvrije voet. Hiermee wordt aangesloten bij de NVVK-normen de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet). Maanden waarin de belanghebbende andere aflossingsafspraken heeft, waardoor niet kan worden afgelost op de geldlening, tellen mee in de beoordeling of de belanghebbende 36 maanden heeft afgelost. Voorwaarde is wel dat het inkomen in die maanden was bepaald op 95% van de bijstandsnorm en 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm met inachtneming van de beslagvrije voet.

 

De bedoeling hiervan is voorkomen dat de belanghebbende als gevolg van een lening bijzondere bijstand langer dan 36 maanden van een inkomen ter hoogte van 95% van de bijstandsnorm en 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm met inachtneming van de beslagvrije voet dient rond te komen.

 

Hierbij dient in acht te worden gehouden dat preferente schulden voorgaan op concurrente schulden. De aflossing van een schuld aan de gemeente gaat dus voor op een schuld aan bijvoorbeeld Wehkamp. Kwijtschelding is niet aan de orde als de lening inmiddels is teruggevorderd.

Als er bijzondere bijstand wordt toegekend in verband met de vestiging van een krediethypotheek of onder verband van een krediethypotheek dan gelden niet de beleidsregels bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2019. Voor die situaties gelden de beleidsregels over de krediethypotheek.

 

Artikel 5. Vaststellen draagkracht

 

De bijzondere bijstand is niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen. Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende. Het inkomen wordt vergeleken met de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Daarbij wordt de kostendelersnorm buiten beschouwing gelaten. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.

 

De middelen zoals genoemd in de artikelen 31 t/m 34 van de Participatiewet worden bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking genomen. De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden niet tot de draagkracht gerekend.

 

Het draagkrachtjaar begint vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan en wordt eenmalig vastgesteld voor de duur van 12 maanden. Bij nieuwe aanvragen van een niet-bijstandsgerechtigde in hetzelfde draagkrachtjaar hoeft de draagkracht niet opnieuw berekend hoeft te worden. Bij bijstandsgerechtigden begint het draagkrachtjaar ook vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan, maar eindigt pas als de algemene bijstand eindigt.

Omdat bij bijstandsgerechtigden geen sprake is van draagkracht is het vaststellen van de draagkrachtperiode een overbodige administratieve handeling.

 

In de toekennings- of afwijzingsbeschikking wordt de periode van het draagkrachtjaar en de hoogte van de draagkracht benoemd. Aangegeven wordt per welke datum het draagkrachtjaar begint en per welke datum het eindigt. De draagkracht bij periodieke bijzondere kosten wordt op jaarbasis berekend en maandelijks in mindering gebracht. De jaardraagkracht voor incidentele kosten wordt daarentegen voor zover mogelijk in zijn geheel verrekend.

 

Artikel 6. Draagkracht inkomen

 

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Het college bepaalt welk deel van het inkomen boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, lid 1, van de Participatiewet).

 

Uitgangspunt is dat, bij een inkomen vanaf 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, 35% moet worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

 

Is het inkomen meer dan 130% van de geldende bijstandsnorm, dan wordt 50% van de draagkrachtruimte als draagkracht aangemerkt. Voor zover de genoemde kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht, bestaat aanspraak op bijzondere bijstand.

 

Volgens vaste rechtspraak zijn er kostensoorten die uit een inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Dit inkomen wordt toereikend geacht om voor de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen reserveren, dan wel deze via gespreide betaling achteraf te kunnen voldoen. Mocht er wegens bijzondere omstandigheden toch bijzondere bijstand verstrekt worden voor deze algemeen noodzakelijke kosten, dan wordt rekening gehouden met een draagkracht van 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm. Hoewel de beleidsregels verwijzen naar hoofdstuk 2 vallen vergelijkbare kostensoorten, zoals het babypakket, onder deze regel.

 

Het kan voorkomen dat een belanghebbende tijdens 1 draagkrachtperiode bijzondere bijstand aanvraagt voor kosten als bedoeld in hoofdstuk 2 en in hoofdstuk 3.

 

In dat geval gelden 2 verschillende draagkrachtpercentages. Bij deze samenloop van draagkrachtpercentages wordt het meest gunstige draagkrachtpercentage van 110% gehanteerd voor de hele periode.

Als de aanvragen na elkaar zijn ingediend, wordt het percentage niet meer gewijzigd. Het eerst vastgestelde percentage geldt dan.

 

In bijzondere gevallen wordt het inkomen uit draagkracht afwijkend vastgesteld. Er is sprake van een bijzonder geval als het feitelijk besteedbare inkomen zo laag is dat het redelijk is met deze kosten rekening te houden. Het moet wel gaan om kosten die een verplichtend karakter hebben. Voorbeelden van deze kosten zijn onderhoudsverplichting, beslaglegging, bestuursrechtelijke premie, studiekosten van kinderen of woonkosten boven de huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

Een ander voorbeeld is dat de wachtlijst voor schuldhulpverlening zo lang is dat het redelijk is om rekening te houden met een structureel lager inkomen en aan te sluiten bij de bepaling van artikel 6, lid 8, van de beleidsregels.

 

Artikel 7. Draagkracht vermogen

 

Artikel 34, lid 2 en 3, van de Participatiewet geldt expliciet voor algemene bijstand. Er is gemeentelijke beleidsvrijheid om deze artikelen voor de draagkrachtbepalingen buiten toepassing te laten. Rijswijk kiest daar niet voor. Wel kiest Rijswijk ervoor om bij draagkracht uit vermogen alleen rekening te houden met vermogen waarover direct kan worden beschikt. Hiermee wordt het saldo op de betaalrekening en spaarrekening bedoeld. Dit vermogen kan direct worden ingezet. Andere vermogensbestanddelen - zoals het hebben van een eigen auto of een eigen woning - blijft buiten beschouwing. De verkoop van een auto is vaak niet wenselijk, omdat dit de kansen op de arbeidsmarkt belemmert en de verkoop van een huis of het te gelde maken van de overwaarde in een woning staat vaak niet in verhouding tot de kosten die vergoed worden via bijzondere bijstand. Bovendien staat de wet slechts beperkt toe dat een bewoonde woning te gelde wordt gemaakt. Toch zijn er situaties denkbaar dat het in strijd is met de uitgangspunten van de Participatiewet om een eigen huis of een dure auto buiten beschouwing te laten. Te denken valt aan het verstrekken van inrichtingskosten aan een gezin met meerdere kinderen, zonder rekening te houden met het vermogen, terwijl het gezin in het bezit is van een auto van € 25.000 of een vakantiewoning ter waarde van € 50.000 heeft in het buitenland. In dat geval is het redelijk om het vermogen bij de beoordeling te betrekken.

 

Artikel 8 Inrichtingskosten en opknapkosten

 

Inrichtingskosten (duurzame gebruiksgoederen) worden tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Bijzondere bijstand kan alleen aan de orde zijn als de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.

In de bijstandsnorm is een ruimte van circa 10% aanwezig voor onder andere reservering voor duurzame gebruiksgoederen.1 Rijswijk hanteert een reserveringscapaciteit van 5%. Dit is gelijk aan de maandelijkse aflossing op een lening of terugvordering. Daarnaast wordt de belanghebbende geacht de individuele inkomenstoeslag te gebruiken voor de vervanging van een duurzaam gebruiksgoed.

Voor zover er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor niet (volledig) gereserveerd kon worden, bestaat er alleen recht op bijzondere bijstand voor de noodzakelijk kosten die in Rijswijk zijn vastgesteld op vaste bedragen. Dit bedrag komt overeen met 50% van de Nibud prijzengids 2021-2022. Als de belanghebbende plotseling (niet verwijtbaar en onvoorzien) geen eigen woning meer heeft en de bijbehorende inrichting is kwijtgeraakt, is sprake van een bijzondere situatie. Voorbeelden zijn mensen die zijn gevlucht voor huiselijk geweld of voor een oorlogssituatie in hun thuisland. Er wordt direct 1 vast bedrag toegekend, afhankelijk van de leefvorm. Ook voor opknapkosten wordt 1 vast bedrag toegekend.

 

Het doen van onderzoek, zoals het afleggen van een huisbezoek om de werkelijke woonsituatie te beoordelen, blijft hiermee achterwege. Onder opknapkosten wordt volgens vaste rechtspraak verstaan de kosten van verf, behang en vloerbedekking. In deze beleidsregels wordt uit praktische overwegingen uitgegaan van 1 bedrag, ongeacht de gezinssamenstelling. In individuele gevallen kan uiteraard worden een hoger bedrag toegekend worden. Voor belanghebbenden in beschermde woonvoorzieningen en dak- en thuislozen geldt dat zij per persoon een bedrag van € 2.000 om niet krijgen. Voor deze groep geldt in het algemeen namelijk dat zij diverse schulden hebben. Het toekennen van bijzondere bijstand in de vorm van een lening is dan zinloos, omdat toch niet aan de aflossingsafspraak kan worden voldaan. Het onnodig opleggen van een lening belemmert het herstel en geeft risico op terugval. Dit rechtvaardigt het feit dat deze groep mensen een bedrag om niet ontvangen. De ervaring leert ook dat een lager bedrag voor deze groep voldoende is om de nieuwe woning in te richten. De reden hiervoor is dat deze groep meer ondersteuning en begeleiding krijgt bij het vinden van bijvoorbeeld tweedehands spulletjes.

 

Artikel 9. Woonkosten

 

Als de woonkosten (huur) meer bedragen dan de maximum huurgrens, dan wordt bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag toegekend. Als er sprake is van een koopwoning, dan bestaat er geen recht op huurtoeslag.

 

De woonkostentoeslag wordt voor een periode van 12 maanden toegekend. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag.

De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan worden verlengd als de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt en hem dit niet te verwijten valt. De duur van de verlenging wordt individueel bepaald. Er dient een voorrangsverklaring te worden gevraagd en actief te worden gereageerd op het aanbod in de woonkrant. De koopwoning wordt te koop gezet. Het al dan niet afgeven van een voorrangsverklaring is niet van invloed op het verlengen van de woonkostentoeslag. De overwaarde van de koopwoning kan bijvoorbeeld leiden tot het weigeren van de verklaring.

 

Woonkosten die verband houden in verband met een koopwoning zijn rente, zakelijke lasten en onderhoudskosten. Het gaat hier meestal om hypotheekrente. De jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente moet hierop in mindering moet worden gebracht. Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld. De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken. De eigenaar krijgt de plicht opgelegd bij de Belastingdienst vooraftrek aan te vragen. De vooraftrek als gevolg van de hypotheekrente wordt in mindering gebracht. Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals rioolrechten, eigenaarsdeel waterschapslasten, erfpachtcanon, premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen), eigenaarsdeel onroerendezaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel) en beheers- en administratiekosten bij een Vereniging van Eigenaren. Bij kosten voor onderhoud gaat het om het volgende. Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk). Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

 

De verhuisplicht houdt in dat de belanghebbende naar vermogen probeert goedkopere passende woonruimte te vinden en/of een passende woonruimte te aanvaarden. Er kan worden afgezien van een verhuisplicht als de verkoop van de koopwoning of het verlaten van de huurwoning voor de belanghebbende een onevenredig groot nadeel oplevert. Dit moet zeer zorgvuldig beoordeeld worden. Denk hier bijvoorbeeld aan een aangepaste woning of een zeer groot financieel verlies. De verhuisplicht geldt niet als het een zelfstandige betreft, die een uitkering ontvangt op grond van het Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz) en aanvullende bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag.

 

Artikel 10. Kosten aanhouden woning

 

Bij opname in een inrichting worden de vaste lasten, die het gevolg zijn van het aanhouden van de woning, vergoed via bijzondere bijstand. Het gaat dan om woonlasten (de huur inclusief servicekosten) en de vaste leveringskosten (vast recht) voor gas, water en licht. Deze kosten worden door de energieleverancier per maand, kwartaal of per jaar in rekening gebracht. Dit is vergelijkbaar met een abonnement voor zijn dienstverlening. Het staat los van het werkelijke energieverbruik. Het voorschot op de werkelijke leveringskosten kan immers worden teruggevraagd of er kan worden verzocht om afsluiting van de energieleverancier. In het individuele geval kan bijzondere bijstand voor de werkelijke leveringskosten worden vergoed, bijvoorbeeld als de belanghebbende niet direct in staat is om afsluiting te realiseren.

 

Bij detentie dient onderzocht te worden of de belanghebbende in de gelegenheid is de straf tijdens de weekenden of op een andere manier te ondergaan. Er is geen aanleiding bijstand te verlenen als er sprake is van een korte detentie (minder dan één maand). Belanghebbende wordt geacht dit zelf te kunnen opvangen. Als belanghebbende ervoor kiest in plaats van een boete de straf te gaan uitzitten is er geen aanleiding bijstand te verlenen.

 

In beginsel bestaat geen aanleiding bijstand te verlenen als op voorhand vaststaat dat de detentie langer duurt dan zes maanden. In sommige gevallen is de detentieduur echter moeilijk op voorhand in te schatten, bijvoorbeeld in geval van inbewaringneming en gevangenhouding. In die gevallen kan bijstand worden verleend voor de duur van (maximaal) 3 maanden. Na 3 maanden, of eerder, wordt beoordeeld of de bijstandsverlening voor wederom (maximaal) 3 maanden wordt voortgezet.

 

Bij de beoordeling van de detentieduur wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid van strafvermindering wegens goed gedrag of wegens het feit dat cliënt probeert via beroepsprocedures een mildere straf te krijgen.

 

Artikel 11. Schulden

 

Hoofdregel is dat in beginsel geen bijstand wordt verleend ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast. De kosten die de afbetaling van schulden betreffen, kunnen in het algemeen niet worden aangemerkt als noodzakelijke bestaanskosten. De overheid biedt via de Participatiewet iedere burger immers de zekerheid van toereikende middelen om in het noodzakelijke te voorzien en neemt daarmee de noodzaak weg tot het maken van schulden louter om in de noodzakelijke bestaanskosten te kunnen voorzien (artikel 13 lid 1 onder g Participatiewet).

 

In afwijking van de hoofdregel dat bijstandsverlening voor schulden niet mogelijk is, kan het college bijzondere bijstand verlenen als daartoe zeer dringende redenen bestaan (artikel 49 onderdeel b van de Participatiewet).

 

Van zeer dringende redenen is sprake in een situatie waarin de behoeftige omstandigheden van de belanghebbende op geen andere wijze zijn te verhelpen en bijstandsverlening onvermijdelijk is.2 Bijzondere bijstand ter voorkoming van een uithuiszetting geldt op grond van vaste rechtspraak echter niet als een dringende reden. In deze beleidsregels zijn daarom buitenwettelijk begunstigende bepalingen opgenomen. Het gaat hier om een limitatieve opsomming. Dit zijn de meest kwetsbare inwoners van Rijswijk, waarbij is komen vast te staan dat er geen andere oplossing mogelijk is dan het verstrekken van bijstand ter voorkoming van uithuiszetting. Als er een reële regeling kan worden getroffen met de deurwaarder dan is bijzondere bijstand niet aan de orde. Ook is bijzondere bijstand niet aan de orde als de belanghebbende en het eventuele gezin terecht kan bij het CCP (voorheen het Daklozenloket). Met een reële regeling wordt bedoeld dat de beslagvrije voet gerespecteerd dient te worden. Om dit goed te kunnen beoordelen is overleg met het Financieel Service Punt (FSP) noodzakelijk.

 

Artikel 12. Levensonderhoud voor jongeren (18 tot 21 jaar)

 

Jongeren van 18 tot 21 jaar kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand als zij hogere noodzakelijke bestaanskosten hebben dan waarin de landelijke norm als bedoeld in artikel 20 Participatiewet voorziet en zij voor deze hogere kosten geen beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht, zoals bedoeld in artikel 12 van de Participatiewet. Voor de hogere noodzakelijke bestaanskosten zal de jongere eerst een beroep moeten doen op de ouderlijke onderhoudsplicht. Er moet onderzocht worden of de middelen van de ouders ontoereikend zijn.

 

De onderhoudsplicht is vastgelegd in artikel 1:395a BW. Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Een stiefouder is gedurende zijn huwelijk of zijn geregistreerd partnerschap jegens de tot zijn gezin behorende meerderjarige kinderen van zijn echtgenoot of geregistreerde partner die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt, verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie.

 

Voor het begrip ‘ouder’ sluiten we aan bij artikel 1.1 van de Jeugdwet. Volgens deze wet wordt onder ouder verstaan: de gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

 

Artikel 13. Medische kosten

 

In het algemeen is het zo dat de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg alle noodzakelijke medische of paramedische kostensoorten vergoeden. Beide regelingen gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die passend en toereikend is.

Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (artikel 15, lid 1, Participatiewet. Als er binnen de voorliggende regeling een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten. Bijstandsverlening is toch mogelijk als er dringende redenen aanwezig zijn (artikel 16, lid 1, Participatiewet). Van dringende redenen is sprake als het niet verlenen van bijstand onaanvaardbare financiële en sociale gevolgen heeft. In deze beleidsregels is bij wijze van buitenwettelijk begunstigend beleid bepaald wanneer sprake is van dringende redenen. De beoordeling vindt individueel plaats.

 

Er is in ieder geval sprake van een dringende redenen als de belanghebbende zich wegens financiële redenen niet kan verzekeren, de Regeling uitstroom bijstandsgerechtigden in het individuele geval nog niet is toegepast zonder dat dit de belanghebbende kan worden verweten. Op grond van deze regeling kunnen gemeenten in samenwerking met zorgverzekeraars bijstandsgerechtigden uit laten stromen uit de wanbetalersregeling, de zogenaamde RUB-aanpak. De regeling kan gaan gelden voor mensen die minimaal 12 maanden aaneengesloten een bijstandsuitkering hebben ontvangen. De premie wordt inclusief het eigen risico en een bedrag voor de aflossing van de schuld ingehouden op de uitkering. De bijstandsgerechtigde neemt deel aan de collectieve zorgverzekering van de gemeente. De aflossing stopt na 36 maanden of eerder als de schuld is afgelost.

 

Artikel 14. Collectieve aanvullende verzekering

 

De belanghebbende kan kiezen uit een CAV bij Zorg en Zekerheid of Menzis. Een collectieve verzekering is toegankelijk voor alle inwoners uit Rijswijk met een inkomen tot maximaal 130% van de geldende bijstandsnorm. Op www.gezondverzekerd.nl staan de vergoedingenlijsten.

 

Artikel 15. Kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele

 

Kosten van de bewindvoerder, die voortkomen uit beschermingsbewind (curatele of bewindvoering) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de rechter een beschikking heeft afgegeven, de werkzaamheden daadwerkelijk worden verricht en de kosten daadwerkelijk worden gemaakt.

 

Artikel 16. Reiskosten

 

Reiskosten vallen onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Hieronder vallen ook incidentele bezoeken aan een ziekenhuis, tandarts of psycholoog/psychiater. Als gevolg van individuele bijzondere omstandigheden kan tijdelijk extra behoefte aan vervoer buiten Rijswijk bestaan, waarvoor in de individuele situatie bijzondere bijstand kan worden toegekend.

Voorbeelden van een bijzondere situatie zijn het bezoeken van familie bij verblijf in een instelling of detentie of het bezoeken van de zorgvragen door de mantelzorger. Hoe vaak de belanghebbende een bezoek aflegt wordt door middel van maatwerk bepaald.

 

Er wordt geen schakelonderwijs aangeboden binnen de gemeente Rijswijk. Daarom is bijzondere bijstand voor reiskosten naar schakelonderwijs mogelijk. In plaats van reiskosten wordt bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets van € 200 toegekend.

Dit bedrag komt overeen met 50% van de door het Nibud gehanteerde bedrag en de kosten van een (tweedehands) fiets. Er wordt van uitgegaan dat leerlingen in het schakelonderwijs kunnen fietsen. Als onderdeel van hun integratie worden gratis fietslessen aangeboden. Bij de toekenning van de bijzondere bijstand voor een fiets dient wel vastgesteld te worden of de belanghebbende kan fietsen. Mocht dat niet het geval zijn dan kan in het individuele geval worden besloten om fietslessen aan te bieden.

 

Artikel 17. Administratieve kosten

 

Een ex-ondernemer is de belanghebbende, die zijn onderneming heeft gestaakt en is uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel. Het is niet mogelijk om schulden te regelen als een ex-ondernemer de boekhouding niet op orde heeft. Vaak is er geen financiële ruimte meer om de boekhouder te betalen. Hierdoor zou een ex-ondernemer geen schuldhulpverleningstraject kunnen volgen. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een lening.

 

Administratieve kosten kunnen ook in verband met een verhuizing worden gemaakt. Ook kosten in verband met verhuizing vallen onder de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor kosten in verband met verhuizing kan soms een beroep worden gedaan op een voorliggende voorziening, zoals de Wet maatschappelijk ondersteuning of de werkgever

 

Artikel 18. Schoolkosten

 

Met ingang van 1 augustus 2015 is de tegemoetkoming schoolkosten op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) voor leerlingen in de leeftijd tot 18 jaar vervallen. Vanaf die datum worden ouders gecompenseerd door een verhoging van het kindgebonden budget. Deze verhoging bedraagt € 116,00 per jaar. Deze vergoeding is te laag om de werkelijke kosten te voldoen, en is daarom niet aan te merken als een voorliggende voorziening, die passend en toereikend is.

 

Daarom kan bijzondere bijstand voor schoolkosten (bijvoorbeeld boeken, laptop, licenties, werkkleding, werkschoenen, gereedschap) worden toegekend voor zover de totale schoolkosten op jaarbasis hoger zijn dan € 116,00 mits de opleiding deze verplicht gesteld heeft.

 

Artikel 19. De participatieregelingen

 

Inwoners van de gemeente Rijswijk kunnen in aanmerking komen voor een gratis Ooievaarspas. Deze pas geeft allerlei kortingen op het gebied van cultuur, ontspanning, sport, scouting en recreatie. De Ooievaarspas is beschikbaar voor inwoners van Rijswijk met een inkomen tot 130% van de geldende bijstandsnorm. Ook studenten, die een opleiding volgen in Den Haag, Rijswijk of Leidschendam-Voorburg en voldoen aan bovenstaande voorwaarden, kunnen een Ooievaarspas aanvragen.

 

Inwoners van de gemeente Rijswijk kunnen in aanmerking komen voor een schoolspullenpas. Deze pas geeft vergoeding voor schoolspullen. De pas is beschikbaar voor inwoners van Rijswijk met een inkomen tot 130% van de geldende bijstandsnorm.

 

Kinderen van 4 tot 18 jaar kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor een schoolreis of werkweek. De tegemoetkoming is een maximaal bedrag dat kan worden toegekend.

Zijn de kosten voor de schoolreis of werkweek hoger dan de maximale tegemoetkoming, dan moeten de ouders zelf voor het resterende bedrag zorgen.

 

Per schooljaar kunnen er meer dan 1 activiteiten worden georganiseerd door de school. Voor iedere activiteit kan dan een tegemoetkoming wordt verstrekt zolang de maximale vergoeding van € 35, €50 of € 100 niet wordt overschreden. Het is dus geen eenmalige tegemoetkoming. Er dient een bewijs van de kosten van de schoolreis of werkweek te worden overhandigd. Dit kan bijvoorbeeld een brief zijn van de school met daarin de kosten vermeld, of een factuur.

 

Kinderen op de basisschool vanaf 8 jaar kunnen in aanmerking komen voor een leendevice (leencomputer) met een maximum van 1 per huishouden. Kinderen op het voortgezet onderwijs tot en met 15 jaar kunnen in aanmerking komen voor een complete computer, laptop of tablet, inclusief eventueel randapparatuur zoals een printer. De hoogte van het bedrag bedraagt maximaal €400,00 eens per 5 jaar. Er dient een pro forma nota te worden overgelegd. Ook kan worden aangesloten bij de computerregeling die de school hanteert.