Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterland

Verordening Jeugdhulp gemeente Waterland 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp gemeente Waterland 2022
CiteertitelVerordening Jeugdhulp gemeente Waterland 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Zorg voor de Jeugd gemeente Waterland 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-03-202201-01-2022nieuwe regeling

03-03-2022

gmb-2022-124303

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Waterland 2022

De raad van de gemeente Waterland,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 januari 2022;

 

overwegende dat het wenselijk is om de eerder vastgestelde regels aan te passen aan de veranderde regionale samenwerking;

 

gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1. derde lid en van de Jeugdwet;

 

 

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Verordening Jeugdhulp gemeente Waterland 2022.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanmelding: een door de jeugdige, ouders of namens de jeugdige en/of ouders ingediend verzoek om een individuele voorziening;

  • b.

    aanvraag: schriftelijk verzoek om jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening, bestaande uit een ondertekend perspectiefplan dan wel een verzoek om zorgtoewijzing zoals genoemd in art. 6.10, tweede lid van deze verordening;

  • c.

    algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • d.

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • e.

    budgethouder: de persoon die een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangt op grond van de wet;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

  • g.

    hoog-specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen, zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen;

  • h.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • i.

    individuele voorziening: de op de jeugdige en/of diens ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • j.

    intensiteit: de duur en omvang van de individuele voorzieningen voor specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel;

  • k.

    Lokaal team: een multidisciplinair team van professionals, zoals bedoeld in artikel 4.6 van deze verordening, dat de hulpvraag van de jeugdige en/of diens ouders behandelt en door het college is aangewezen om waar nodig de gemeentelijke toegang naar de individuele voorzieningen te verzorgen;

  • l.

    ondersteuningsprofiel: een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en diens ouders wordt gecategoriseerd;

  • m.

    onderwijszorgarrangement: een gecombineerde inzet van specialistische jeugdhulp en onderwijs-ondersteuning die geboden wordt in een klassikale setting buiten het reguliere (voortgezet (speciaal)) onderwijs;

  • n.

    persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of diens ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • o.

    perspectiefplan: het document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of diens ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten), de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en het sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

  • p.

    professional: een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheid beroepsmatig zorg verleent en in de regel geregistreerd staat als in het beroepsregister van de Stichting Kwaliteitskader Jeugd (SKJ) of het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg), dan wel in een vergelijkbaar kwaliteitsregistratiesysteem;

  • q.

    sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige en/of ouder een sociale relatie onderhoudt;

  • r.

    specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 5.1 van deze verordening, zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;

  • s.

    Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland: advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • t.

    wet: de Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening of de daarop berustende bepalingen worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten

Artikel 2.1 Transformatiedoelen

Deze verordening geeft invulling aan de transformatiedoelen. Deze doelen zijn:

  • a.

    preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders met inzet van hun sociale netwerk;

  • b.

    eerder de juiste hulp op maat bieden om dure en gespecialiseerde hulp te verminderen;

  • c.

    integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’;

  • d.

    meer ruimte voor professionals;

  • e.

    demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren.

Artikel 2.2 Geen voorziening op grond van de Jeugdwet

  • 1.

    Voor zover de hulpvraag van een jeugdige en/of de ouders/verzorgers met een algemene voorziening opgelost kan worden, bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de wet.

  • 2.

    Voor zover de jeugdige aanspraak heeft op ondersteuning of een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) of de onderwijswetten, zijn deze andere wetten voorliggend op de wet en bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de wet.

Hoofdstuk 3 Toegang Jeugdhulp

Artikel 3.1 Aanmelding

  • 1.

    Wanneer een jeugdige en/of diens ouders behoefte hebben aan ondersteuning kunnen zij zich met hun hulpvraag rechtstreeks, fysiek, telefonisch of schriftelijk, wenden tot een algemene (jeugdhulp)voorziening of tot één van de primaire samenwerkingspartners.

  • 2.

    De aanmelding voor een individuele voorziening op grond van de wet wordt telefonisch of schriftelijk ingediend bij het Lokaal team.

  • 3.

    Een medewerker van het Lokaal team neemt na de aanmelding zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, contact op met de jeugdige en/of de ouders en informeert hen over de verder te volgen procedure.

Hoofdstuk 4 Algemene voorzieningen

Artikel 4.1 Algemene voorziening

Een algemene voorziening is een voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is, in beginsel zonder toegangsbeoordeling.

Artikel 4.2 Voorzieningen Jeugd(welzijn)

  • a.

    Er is een aanbod aan voorzieningen jeugd(welzijn) in de gemeente.

  • b.

    De voorzieningen jeugd(welzijn) omvatten:

    • a.

      activiteiten in het teken van de (talent)ontwikkeling bij jeugdigen (4-12 jaar),

    • b.

      gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd op de scholen, en

    • c.

      preventief aanspreekpunt voor jongeren(zaken) via het jongerenwerk.

Artikel 4.3 Ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan

Ouders en/of jeugdigen die, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren, een familiegroepsplan willen opstellen, worden op hun verzoek ondersteund door de door de gemeente ingekochte organisatie(s).

Artikel 4.4 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning

  • 1.

    Er is een Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeente.

  • 2.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin voert het basispakket jeugdgezondheidszorg uit en levert rond opvoeden en opgroeien:

    • a.

      op preventie gerichte informatie en activiteiten;

    • b.

      deskundig advies aan personen die (beroepsmatig) met jeugdigen werken.

Artikel 4.5 Huiselijk geweld en kindermishandeling

  • 1.

    Er is een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis Zaansteek-Waterland.

  • 2.

    Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland voert de volgende taken uit:

    • a.

      een herkenbaar en toegankelijk meldpunt zijn voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • b.

      7 x 24 uur advies en ondersteuning geven aan hulpvragers en omstanders en professionals bij huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • c.

      het - indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening;

    • d.

      bijdragen aan de uitvoering van door of namens de burgemeester opgelegde tijdelijke huisverboden en preventief inzetten van tijdelijke huisverboden.

 

Werkzaamheden Lokaal team

Artikel 4.6 Lokaal team

  • 1.

    Het Lokaal team voert taken uit behorende bij de algemene voorziening en taken behorende bij een individuele voorziening.

  • 2.

    De door het Lokaal team geboden ondersteuning en hulp is primair gericht op het versterken van het normale leven en het versterken van het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of diens ouders.

  • 3.

    Het Lokaal team voert de volgende taken uit:

    • a.

      het in kaart brengen en versterken van het eigen netwerk van de jeugdige en/of diens ouders;

    • b.

      het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving;

    • c.

      vraagverheldering en basisdiagnostiek bij hulpvragen van de jeugdige en/of diens ouders;

    • d.

      het bieden van hulp bestaande uit opvoed- en opgroeiondersteuning, begeleiding en basiszorg bij psychische klachten en problemen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, inclusief intensief vrijwillige hulp;

    • e.

      ondersteuning bieden bij het opstellen van een perspectiefplan;

    • f.

      regie voeren over de inzet van hulp wanneer meerdere hulpverleners betrokken zijn en dit gewenst wordt door de jeugdige en/of diens ouders, met als uitzondering wanneer een jeugdige een maatregel in het gedwongen kader heeft;

    • g.

      De hulp zo te organiseren dat gezinnen en jeugdigen sneller weer zelfredzaam worden;

    • h.

      het bieden van nazorg;

    • i.

      deskundig advies geven aan personen die beroepsmatig met jeugdigen werken;

    • j.

      het verwijzen naar specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp;

  • 4.

    Wanneer de hulpvraag verder gaat dan alleen de ondersteuning van de jeugdige en/of diens ouders met betrekking tot de jeugdige, zal het Lokaal team in samenwerking met het onderwijs of andere betrokken (zorg)organisaties een perspectiefplan opstellen;

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de omvang en toegang tot de in het eerste lid bedoelde voorzieningen.

Artikel 4.7 Intensief vrijwillige hulp

  • 1.

    Er is een dekkend aanbod van intensieve vrijwillige hulp voor gezinnen waarvan de ouders onvoldoende zorgdragen voor een veilige opvoedingssituatie en meewerken aan de noodzakelijke hulpverlening.

  • 2.

    De intensieve vrijwillige hulp wordt uitgevoerd door het Lokaal team of de gecertificeerde instellingen.

  • 3.

    De gecertificeerde instelling wordt ingezet door het Lokaal team, Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming met instemming van de ouders en schriftelijk bevestigd richting de ouders.

Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen - algemeen

Artikel 5.1 Toegang individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen en/of hun ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • I.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • II.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening of een andere voorziening.

  • 2.

    De individuele voorziening is, als er meerdere passende voorzieningen zijn, altijd gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

  • 3.

    Op een aanvraag die betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of de ouder maximaal drie maanden vóór de aanvraag heeft gemaakt, kan het college slechts een voorziening verstrekken als:

    • a.

      op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet en;

    • b.

      voor zover het college achteraf nog kan beoordelen of er sprake was van een noodzakelijke en goedkoopst passende voorziening.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de toegang tot individuele voorzieningen.

Artikel 5.2 Gebruikelijke hulp en eigen kracht

  • 1.

    Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders, ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2.

    De mogelijkheden van de jeugdige, ouders en/of andere verzorgers of opvoeders om, eventueel met inzet van het eigen netwerk, de problemen zelf op te lossen, noemen we ‘eigen kracht’. Het college weegt in het onderzoek de eigen kracht mee.

  • 3.

    Als ouders en/of andere verzorgers of opvoeders in staat zijn de benodigde hulp te leveren, wordt in beginsel geen individuele voorziening toegekend.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de begrippen gebruikelijke hulp en eigen kracht worden onderzocht en ingevuld.

Hoofdstuk 6 Soorten individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Specialistische jeugdhulp

Artikel 6.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt vanuit specialistische jeugdhulp gaat het om:

    • a.

      jeugdigen met een enkelvoudige ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      waarvoor inzet vanuit maar één hulpverlener noodzakelijk is;

    • c.

      met een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand;

    • d.

      waarbij die contacten plaats kunnen vinden in de thuissituatie van de jeugdige, het netwerk van de jeugdige, op het kinderdagverblijf, de school, de locatie van de jeugdhulpaanbieder of enig ander passende locatie.

Artikel 6.2 Hoog-specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoog-specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt vanuit hoog-specialistische jeugdhulp gaat het om:

    • a.

      jeugdigen met complexe eigen problematiek;

    • b.

      vaak in combinatie met ouders die zich ernstig onmachtig voelen in het ouderschap, vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (één van de) ouders;

    • c.

      is sprake van meervoudige of zeer specialistische of niet vaak voorkomende hulpvragen, in voorkomende gevallen op meerdere leefdomeinen bij de jeugdige zelf;

    • d.

      waarvoor multidisciplinaire inzet noodzakelijk is;

    • e.

      waarbij de contacten plaats kunnen vinden in de thuissituatie van de jeugdige, het netwerk van de jeugdige, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder of enig ander passende locatie.

Artikel 6.3 Jeugdhulp met verblijf

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van verblijfsvoorzieningen zoals:

    • a.

      pleegzorg;

    • b.

      gezinsgericht verblijf;

    • c.

      verblijf zonder behandeling;

    • d.

      verblijf met behandeling;

    • e.

      crisiszorg;

    • f.

      gesloten jeugdhulp.

  • 2.

    De inzet van een voorziening voor verblijf is gericht op zo thuisnabij mogelijk.

  • 3.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt bij jeugdhulp met verblijf gaat het om:

    • a.

      jeugdigen met complexe eigen problematiek;

    • b.

      vaak in combinatie met ouders die zich ernstig onmachtig voelen in het ouderschap, vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (één van de) ouders;

    • c.

      kan de jeugdige (tijdelijk) niet meer bij het eigen gezin wonen en is de jeugdige kortdurend of voor langere tijd aangewezen op een vorm van 24-uursverblijf.

Artikel 6.4 Ernstige dyslexiezorg

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie;

    • b.

      behandeling van ernstige dyslexie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep.

Artikel 6.5 Vervoersvoorziening

  • 1.

    Ouders zijn in beginsel verantwoordelijk voor het vervoer naar de locatie voor jeugdhulp.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van het bezoek aan een locatie voor jeugdhulp aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening is verstrekt, een vervoersvoorziening toekennen.

  • 3.

    De vervoersvoorziening wordt toegekend indien en voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige, en/of het gezin en/of het netwerk.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening kan worden toegekend.

     

Paragraaf 2. Toegang individuele voorzieningen

Artikel 6.6 Onderzoek en aanvraag

  • 1.

    Het Lokaal team Jeugd stelt namens het college met de jeugdige en/of diens ouders vast:

    • a.

      wat de hulpvraag is op de verschillende leefgebieden;

    • b.

      wat de opgroei- en opvoedingsproblemen zijn;

    • c.

      wat de jeugdige, diens ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden

    • d.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een algemene voorziening;

    • e.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

    • g.

      als een jeugdige en/of de ouders gemotiveerd van oordeel zijn dat een persoonsgebonden budget noodzakelijk is om de jeugdhulp in te kopen, worden de jeugdige en/of de ouders op begrijpelijke wijze geïnformeerd over de consequenties van een persoonsgebonden budget en dient een budgetplan te worden ingediend zoals bedoel in artikel 6.15;

    • h.

      op welke wijze de zo nodig in te zetten ondersteuning wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; en,

    • i.

      wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning.

  • 2.

    Het Lokaal team stelt ouders in de gelegenheid om een familiegroepsplan op te stellen en in te dienen.

  • 3.

    Het Lokaal team kan voor het gesprek, met toestemming van de ouder(s) en/of de jeugdige, beschikbare en toegankelijke gegevens bekijken en verzamelen. Het Lokaal team kan informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts en/of onderwijs en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp. Hierbij zijn de Algemene Verordening Gegevensbescherming en privacy regels van toepassing.

  • 4.

    Het Lokaal team en de jeugdige en/of diens ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan, dat door de jeugdige en/of diens ouders en de gemandateerde professional ondertekend wordt.

  • 5.

    Het ondertekende perspectiefplan wordt beschouwd als een aanvraag indien een individuele voorziening gewenst is en deze aanvraag wordt door het Lokaal team opgeslagen in de eigen administratie.

  • 6.

    Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.

  • 7.

    De medewerkers van het Lokaal team zijn bevoegd te signaleren in de Landelijke Verwijsindex Risicojongeren.

  • 8.

    Wanneer er een perspectiefplan opgesteld wordt, wordt ook bepaald voor welke periode er een indicatie afgegeven wordt. Ook wordt vastgelegd in welke frequentie er een evaluatie plaats vindt tussen gezin, aanbieder, het Lokaal team en indien betrokken: een medewerker van een Gecertificeerde Instelling (GI). Evaluatie vindt altijd plaats voor de afloop van de indicatie, of eerder bij grote wijzigingen in de situatie van het gezin of jeugdigen. De evaluatie kan leiden tot het stoppen dan wel het wijzigen van de (hoog-)specialistische hulp.

  • 9.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 6.7 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college kent specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf binnen een bepaald segment en ondersteuningsprofiel en met een bepaalde intensiteit.

  • 2.

    Het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat dan wel vermeldt:

    • a.

      welke voorziening in natura of op grond van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • b.

      de motivering van de toewijzing;

    • c.

      in geval van zorg in natura of er sprake is van specialistische, hoog-specialistische jeugdhulp of jeugdhulp met verblijf, het ondersteuningsprofiel, de intensiteit bij hoog specialistische jeugdhulp en de geldigheidsduur. De maximale geldigheidsduur is tot het moment waarop de beoogde resultaten zijn behaald en/of de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college (het Lokaal team Jeugd) daarvan op de hoogte heeft gesteld;

    • d.

      in geval van een persoonsgebonden budget de hoogte van het budget en hoe dit is berekend, welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget en de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget. Met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur tot maximaal het moment waarop de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, dit alles beschreven in een budgetplan;

    • e.

      de beoogde resultaten van de toegekende voorziening;

    • f.

      het perspectiefplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 3.

    Ook het besluit tot afwijzing van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat de motivering van de afwijzing.

  • 4.

    De geldigheid van het besluit vervalt als ouders en/of de jeugdige zich niet binnen een termijn van drie maanden hebben gemeld bij een jeugdzorgaanbieder, dan wel als niet binnen drie maanden gestart is met besteding van het persoonsgebonden budget voor het doel waarvoor dit verstrekt is.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de segmenten, ondersteunings-profielen en intensiteiten zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 6.8 Herleven

Een toekenningsbesluit herleeft als een jeugdige en of diens ouder(s) zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject, dat gericht was op herstel, opnieuw met dezelfde hulpvraag bij het Lokaal team of de jeugdhulpaanbieder meldt/melden.

Artikel 6.9 Geen onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek door het college kan achterwege gelaten worden, wanneer:

    • a.

      de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onder e van de wet verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp;

    • b.

      in crisissituaties waar de onmiddellijke uitvoering van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf geen uitstel duldt.

  • 2.

    In de gevallen genoemd in het voorgaande lid onder a, neemt het college het verzoek van de betrokken jeugdhulpaanbieder tot zorgtoewijzing over zonder nader onderzoek, met uitzondering van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor gezinnen met meervoudige en complexe problemen en/of verblijf, of als meer dan één voorziening op grond van de wet is toegekend. In deze gevallen dient het onderzoek van artikel 6.6 in deze verordening te worden uitgevoerd.

  • 3.

    Wanneer een jeugdige en/of diens ouders in het geval van hoog-specialistische jeugdhulp zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Lokaal team kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor gezinnen met meervoudige en complexe problemen en/of verblijf noodzakelijk is. De jeugdhulpaanbieder voert dan zelf het onderzoek uit zoals bedoeld in artikel 6.6 van deze verordening. Gebruik maken van een opt-out regeling is niet mogelijk bij een aanvraag persoonsgebonden budget.

Artikel 6.10 Crisis-procedure

  • 1.

    In crisisgevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 2.

    Een crisis is een onverwachte, ingrijpende en ernstige verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast, waarbij onmiddellijk hulp verleend moet worden om schade bij een jeugdige en/of diens ouders te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      acute, ernstige onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld, (kinder)mishandeling en/of verwaarlozing;

    • b.

      acute en levensbedreigende situaties;

    • c.

      huisuitzetting of uithuisplaatsing van een jeugdige inwoner;

    • d.

      eerwraak.

  • 3.

    Er hoeft in crisisgevallen niet gewacht te worden op een ondertekende aanvraag. Het besluit (de beschikking) en het perspectiefplan worden binnen vier weken afgegeven.

Artikel 6.11 Overbruggingshulp

  • 1.

    In het geval van een wachttijd langer dan drie maanden vanaf de toekenning van een individuele voorziening is de betreffende jeugdhulpaanbieder verplicht om binnen twee weken samen met het Lokaal team of Gecertificeerde Instelling te bepalen of de jeugdige kan wachten of dat overbruggingshulp geboden moet worden.

  • 2.

    Indien de jeugdhulpaanbieder de overbruggingshulp gaat bieden, geeft het Lokaal team of de Gecertificeerde Instelling hiervoor een indicatie af.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder en het Lokaal team of de Gecertificeerde Instelling het oneens zijn over de in te zetten overbruggingshulp of over de vraag of de jeugdige kan wachten, kan de casus voorgelegd worden aan een onafhankelijk deskundige/orgaan.

Artikel 6.12 Toegang via de gecertificeerde instellingen

Een gecertificeerde instelling kan in overleg met het college, bij een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, een individuele voorziening toekennen.

 

Paragraaf 3. Toegang ernstige dyslexiezorg

Artikel 6.13 Toegang ernstige dyslexiezorg

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor diagnostisch onderzoek toe om vast te stellen of sprake is van ernstige dyslexie.

  • 2.

    Indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige dyslexie kent het college een individuele voorziening voor behandeling toe.

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van een controle van het leerling-dossier van de basisschool door de daartoe gemandateerde poortwachter dyslexiezorg of een coördinator werkzaam binnen het samenwerkingsverband of het schoolbestuur.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de werkwijze van de poortwachter dyslexiezorg of coördinator bij het samenwerkingsverband of het schoolbestuur en de eisen waaraan het leerling-dossier dient te voldoen.

     

Paragraaf 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 6.14 Het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Bij de aanvraag voor een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget dienen de jeugdige en/of diens ouders hiertoe in aanvulling op het perspectiefplan een budgetplan op te stellen waarin is opgenomen:

    • a.

      welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige of diens ouders van het budget willen betrekken;

    • b.

      de motivatie waarom zorg in natura niet passend is en een persoonsgebonden budget gewenst is;

    • c.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • d.

      indien van toepassing, welke deel van de individuele voorziening de jeugdige en/of diens ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    • e.

      de kwalificaties van de uitvoerder;

    • f.

      op welke wijze de kwaliteit van de hulp is gewaarborgd;

    • g.

      de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering.

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget kan alleen worden aangewend voor jeugdhulp in de zin van de wet zoals omschreven in het perspectiefplan en het budgetplan. Het persoonsgebonden budget kan niet worden aangewend voor:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een administratie persoonsgebonden budget;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een persoonsgebonden budget;

    • e.

      kosten voor een feestdagenuitkering en/of een eenmalige uitkering.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 6.15 Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget is:

    • a.

      gebaseerd op het budgetplan dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 6.14, tweede lid van de verordening;

    • b.

      wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

      • 1°.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb de jeugdige of diens ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken;

      • 2°.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige of diens ouders de jeugdhulp willen betrekken, en

      • 3°.

        waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het tweede lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige of diens ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste passende beschikbare individuele voorziening in natura;

    • d.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van in de betreffende situatie vergelijkbare voorzieningen op grond van vergelijkbare wetten zoals de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg en/of Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • e.

      is gebaseerd op de volgende categorieën jeugdhulp:

      • i.

        ambulante jeugdzorg (uurtarief op HBO en WO niveau);

      • ii.

        dagbehandeling jeugdzorg (dagdeeltarief MBO/HBO niveau);

      • iii.

        verblijf jeugdzorg (etmaaltarieven op MBO, HBO en WO niveau);

      • iv.

        generalistische basis ggz (uurtarief op HBO niveau );

      • v.

        specialistische ggz (uurtarief op WO niveau);

      • vi.

        begeleiding individueel/groep (uur- en dagdeeltarieven op MBO/HBO niveau of informeel)

      • vii.

        persoonlijke verzorging (uurtarief op MBO niveau of informeel);

      • viii.

        kortdurend verblijf (etmaaltarief op MBO niveau);

      • ix.

        behandeling (licht)verstandelijke beperking (uur- en dagdeeltarieven op MBO, HBO en WO niveau);

      • x.

        verblijf (licht)verstandelijke beperking (etmaaltarief op MBO, HBO en WO-tarief); en

    • f.

      voor de categorieën genoemd in het eerste lid onder e is de hoogte van het persoonsgebonden budget maximaal het tarief gebaseerd op de tarieven van 2022 voor zorg in natura zoals opgenomen in de Product Diensten Catalogus (PDC) van het vigerende Administratie Protocol. De tarieven worden jaarlijks met ingang van 2023 geïndexeerd.

  • 2.

    Het tarief bij de inzet van een professionele hulpverlener is 85% van de hoogte van het in het eerste lid, onder e beschreven tarief bij het inschakelen van een zelfstandige zonder personeel.

  • 3.

    Het tarief voor een persoonsgebonden budget voor ernstige dyslexiezorg zoals genoemd in artikel 6.4 bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van de kostprijs van de goedkoopste door het college jaarlijks geïndexeerde ingekochte vergelijkbare voorziening bij de inzet van een medewerker in loondienst bij een zorgaanbieder;

    • b.

      85% van de kostprijs van de goedkoopste door het college jaarlijks geïndexeerde ingekochte vergelijkbare voorziening bij een zelfstandige zonder personeel.

  • 4.

    Het tarief voor niet professionele ondersteuning (voor begeleiding en persoonlijke verzorging) bedraagt maximaal € 21,68 per uur en wordt jaarlijks met ingang van 2023 geïndexeerd.

  • 5.

    Het college kent geen vrij besteedbaar bedrag toe vanuit het persoonsgebonden budget.

Artikel 6.16 Onderscheid professionele en niet-professionele hulp

  • 1.

    Van professionele, ook wel formele hulp, is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken en/of werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel vijf Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moet men ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd).

  • 2.

    Als de jeugdhulp wordt geboden door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van niet-professionele hulp (ook wel informele hulp).

  • 3.

    Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste lid onder a, b of c is altijd sprake van niet-professionele hulp.

Artikel 6.17 Algemene Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1.

    De regie en het beheer van het persoonsgebonden budget mag niet worden neergelegd bij de Pgb-hulpverlener tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend.

  • 2.

    De aanvrager, als vertegenwoordiger van de jeugdige, mag het persoonsgebonden budget niet aan zichzelf uitkeren als zijnde Pgb-hulpverlener tenzij dit de ouders/verzorgers in 1e en 2e graad betreft.

  • 3.

    De Pgb-hulpverlener zorgt voor verslaglegging van de resultaten en dient deze op verzoek van het college te tonen.

  • 4.

    De Pgb-hulpverlener biedt ondersteuning die voldoet aan de eisen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en aan de criteria van de verantwoorde werktoedeling.

Artikel 6.18 Voorwaarden persoonsgebonden budget professionele hulp

  • 1.

    Het college kent een persoonsgebonden budget voor professionele hulp alleen toe indien de zorgverlener:

    • a.

      voldoet aan de vereisten van artikel 6.16, eerste lid;

    • b.

      werkt op basis van een hulpverleningsplan;

    • c.

      werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;

    • d.

      de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp hanteert; en

    • e.

      een vertrouwenspersoon in staat stelt diens taak uit te voeren.

Artikel 6.19 Voorwaarden persoonsgebonden budget niet-professionele hulp

  • 1.

    Het college kent een persoonsgebonden budget voor niet-professionele hulp alleen toe:

    • a.

      als wordt gemotiveerd waarom de inzet van niet-professionele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van professionele hulp;

    • b.

      indien de persoon die de niet-professionele hulp verleent voldoet aan de volgende minimale (kwaliteits-)criteria:

      • I.

        beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;

      • II.

        beschikt over een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG) (behalve als de zorgverlener een ouder is, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de wet);

      • III.

        neemt bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding;

      • IV.

        meldt calamiteiten direct aan het Lokaal team;

      • V.

        werkt op basis van een plan; en

    • c.

      als de ondersteuning aan de jeugdige en/of diens ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze niet-professionele hulp verleent.

  • 2.

    Ondersteuning kan niet worden geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.

Hoofdstuk 7 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 7.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, terugvordering of opschorting

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of diens ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; of

    • b.

      de jeugdige en/of diens ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen; of

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten; of

    • d.

      de jeugdige en/of diens ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening;

    • e.

      de jeugdige en/of diens ouders de individuele voorziening of het (daarmee samenhangende persoonsgebonden) budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd; of

    • f.

      sprake is van (dreigende) overbelasting bij een op basis van een persoonsgebonden budget ingehuurde niet-professionele zorgverlener.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het persoonsgebonden budget.

  • 5.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 6.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het persoonsgebonden budget

    • a.

      voor ten hoogste dertien weken, als er ten aanzien van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van misbruik; of

    • b.

      indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet voor de duur van de opname.

Hoofdstuk 8 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon en klachten [en bezwaar]

Artikel 8.1 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat een jeugdige en/of diens ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies, en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening.

  • 2.

    Het Lokaal team wijst de jeugdige en/of diens ouders in het eerste gesprek op de mogelijkheid van cliëntondersteuning.

Artikel 8.2 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en/of hun ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bij kan staan bij problemen in het kader van de geboden jeugdhulp.

  • 2.

    Het Lokaal team wijst jeugdigen en/of hun ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door deze onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 8.3 Klachten

  • 1.

    De Jeugdwet regelt het klachtrecht met betrekking tot jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in paragraaf 4.2.a van de wet.

  • 2.

    De klachtenregeling Waterland (www.waterland.nl/klacht) is van toepassing op klachten met betrekking tot de toegang, uitgevoerd door het Lokaal team.

Hoofdstuk 9 Afstemming

Artikel 9.1 Toekomstplan naar volwassenheid

  • 1.

    Voor jeugdigen vanaf het 16e levensjaar dient de aanbieder een “toekomstplan naar volwassenheid” op te stellen met daarin opgenomen:

    • a.

      of en zo ja welke hulp of ondersteuning nodig is vanaf de 18e verjaardag;

    • b.

      hoe en vanuit welke andere wet (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet) deze ondersteuning vanaf het 18e levensjaar wordt ingezet.

  • 2.

    De aanbieder betrekt een half jaar voor dat de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, de jeugdige, het gezin en het Lokaal team bij (het opstellen van) het toekomstplan;

  • 3.

    Het Lokaal team monitort of de aanbieder de verplichting uit het eerste lid nakomt.

Artikel 9.2 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat wanneer het Lokaal team een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat het Lokaal team, in de gevallen bedoeld in het eerste lid, de jeugdige en diens ouders wijst op de consequenties dat de zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt en zich inspant voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.

Artikel 9.3 Afstemming langdurige zorg

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat het Lokaal team de jeugdige en/of diens ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 2.

    Indien de jeugdige en/of diens ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.

Artikel 9.4 Afstemming voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat alle locaties voor kinderopvang een contactpersoon hebben bij het Lokaal team, voor het primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs is de schoolmaatschappelijk werker de contactpersoon naar het lokale team.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in het eerste lid genoemde partijen en de leerplichtambtenaren.

  • 3.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en/of diens ouders.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van voorschoolse voorzieningen, onderwijs en de wet.

Artikel 9.5 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt voor een goede afstemming tussen het Lokaal team en het cluster Wmo, indien een jeugdige en/of diens ouders naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het 18e jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en het Lokaal team een besluit hiertoe zo nodig (mede) voorbereidt.

Artikel 9.6 Afstemming werk en inkomen

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat het Lokaal team, het cluster Participatie en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en/of hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke of landelijke voorzieningen te verkrijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

  • 2.

    Wanneer een jeugdhulpaanbieder bij de jeugdige en/of diens ouders betrokken is in het kader van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf, ondersteunt deze de jeugdige en/of diens ouders bij het verminderen van de belemmeringen die armoede- en schuldenproblematiek vormen voor het slagen van de jeugdhulp.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder er niet in slaagt om de financiële belemmeringen voor het slagen van de jeugdhulp weg te nemen, stelt zij hiervan het Lokaal team dan wel de betrokken gecertificeerde instelling op de hoogte, die zich vervolgens inspant de jeugdige en/of diens ouders naar de betreffende gemeentelijke voorzieningen toe te leiden.

Artikel 9.7 Afstemming wonen

  • 1.

    Wanneer de woonsituatie in fysiek, sociaal of financieel opzicht, de juiste jeugdhulp voor de jeugdige en/of diens ouders in de weg staat en daardoor een verhuizing noodzakelijk is, kan het gezin voorgedragen worden voor urgentie.

  • 2.

    Het college zorgt voor de begeleiding wanneer een in het eerste lid bedoelde gezin op grond van de afgegeven urgentie een woning toegewezen krijgt en legt zo nodig afspraken vast in een bewonersovereenkomst.

Artikel 9.8 Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5, eerste lid van de wet;

    • b.

      het overleg over de eventuele gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte wordt gesteld;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en/of diens ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer een gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5, derde lid van de wet.

Artikel 9.9 Afstemming met het justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid onderdeel b van de wet;

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 9.8, derde lid van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid van de wet.

Hoofdstuk 10 Waarborging prijs-kwaliteit

Artikel 10.1 Waarborging prijs-kwaliteit

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke cao schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 11 Cliëntparticipatie

Artikel 11.1 Cliëntparticipatie

In de Uitvoeringsregeling adviesraad Sociaal Domein gemeente Waterland 2019 heeft de gemeente uitvoering gegeven aan artikel 2.10 van de wet waarin is opgenomen dat jeugdigen en/of hun ouders vroegtijdig worden betrokken bij onder andere de totstandkoming van verordeningen en beleid.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 12.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of diens ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12.2 Evaluatie

Het college zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening en de nadere regels in de praktijk.

Artikel 12.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 12.4 Intrekking

De Verordening Zorg voor de Jeugd gemeente Waterland 2018 wordt per 1 januari 2022 ingetrokken.

Artikel 12.5 Overgangsrecht

  • 1.

    Een jeugdige en/of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Zorg voor de Jeugd gemeente Waterland 2018 tot het moment dat een nieuw besluit is genomen

  • 2.

    Meldingen en aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening waar nog niet op is beslist, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 12.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Waterland 2022.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,

gehouden op

De raad voornoemd,

Th.G.L. Greep

griffier

drs. M.C. van der Weele

voorzitter