Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland

Treasurystatuut Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBelastingsamenwerking Gouwe-Rijnland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingTreasurystatuut Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland 2022
CiteertitelTreasurystatuut Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland 2022
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Treasurystatuut vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 17 november 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Waterschapsbesluit
  3. Wet financiering decentrale overheden
  4. Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden
  5. Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden
  6. Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden
  7. Regeling schatkistbankieren decentrale overheden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-03-202201-01-2022nieuwe regeling

10-02-2022

bgr-2022-318

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland 2022

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland,

 

BESLUIT:

 

Gelet op:

  • artikel 212 van de Gemeentewet, het Waterschapsbesluit, de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido)

  • de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo)

  • de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo)

  • het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO)

  • de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden

  • de Regeling financieel beheer Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland.

vast te stellen:

 

het navolgende Treasurystatuut van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR).

Art. 1 Begrippenkader

BLDO: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden.

 

Deposito: Het creditbedrag op een aan de rekening-courant bij ’s Rijks schatkist gekoppelde rekening, waarover een vooraf vastgestelde rente wordt vergoed en waarover gedurende een vooraf vastgestelde periode door het openbaar lichaam niet vrij beschikt kan worden.

 

Derivaten: Dit zijn afgeleide beleggingsproducten, financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

 

Drempelbedrag: Het maximale bedrag aan overtollige middelen dat het openbaar lichaam niet hoeft aan te houden bij ‘s Rijks schatkist; dit is voor een openbaar lichaam met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen gelijk aan 2% van het begrotingstotaal van het lopende jaar, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt.

 

DSL-rente: De rente op Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans). De rente wordt dagelijks door een door de minister van Financiën aangewezen elektronisch handelsplatform vastgesteld en geldt voor de deposito’s bij ‘s Rijks schatkist met een looptijd langer dan 12 maanden.

 

DTC-rente: De rente op Nederlands schatkistpapier (Dutch Treasury Certificates). De rente wordt dagelijks door een door de minister van Financiën aangewezen elektronisch handelsplatform vastgesteld en geldt voor de deposito’s bij ‘s Rijks schatkist met een looptijd tot en met 12 maanden.

 

EU/EER lidstaat: Een lidstaat is een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Dit zijn de EU-landen plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

 

Euro Short Term Rate (€STR): De dagelijkse vaststelling door de Europese Centrale Bank van de Euro Short Term Rate (€STR), zijnde de rente waartegen gemiddeld genomen overnight en zonder onderpand liquiditeiten zijn geleend in de eurogeldmarkt (afgerond op 2 decimalen)

 

Financiële instelling: Een instelling die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, het bedrijf verzekeraar mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren of rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden.

 

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

 

Intradaglimiet: Het maximum bedrag dat gedurende de dag rood mag worden gestaan op de tussenrekening, ten behoeve van het schatkistbankieren, bij de ING-Bank. Dit bedrag bedraagt € 600K.

 

Kasgeldlening: Een kortlopende lening, meestal voor 1, 2, 3 en maximaal 12 maanden waarbij de rente gedurende de looptijd vast staat.

 

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van 8,2%, conform de “Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo), van het totaal van de jaarbegroting van de BSGR bij aanvang van het jaar. Met de kasgeldlimiet wordt een grens gesteld aan korte financiering om grote fluctuaties in de rentelasten te vermijden.

 

Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.

 

Limiet: Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

 

Liquiditeitsprognose: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

 

Marktrisico: Het gevaar van schommelingen in de waarde van financiële activa door marktbewegingen.

 

Netto vlottende schuld: Het gezamenlijk bedrag van:

  • de opgenomen gelden met een oorspronkelijk rentetypische looptijd korter dan een jaar;

  • de schuld in rekening courant;

  • de voor een termijn van korter dan een jaar ter bewaking in kas gestorte gelden van derden;

  • overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de van de vaste schuld,

verminderd met het gezamenlijk bedrag van contante gelden, tegoeden in rekening-courant, en de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan een jaar.

 

Paragraaf Financiering: De, in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, verplichte paragraaf in de programmabegroting en in de programmarekening, waarin het geplande c.q. gerealiseerde treasurybeheer weergegeven wordt.

 

Prudent: Zorgvuldigheid en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten.

 

Rekening-courant: De rekening-courant bij het agentschap van het Ministerie van Financiën ten behoeve van schatkistbankieren.

 

Rekening-courant ING: De rekening-courant bij de ING ten behoeve van de normale

bedrijfsuitoefening.

 

Renterisico op de vaste schuld: mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer.

 

Renterisiconorm: Een op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van 20%, conform de “Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo), van het totaal van de begrotingstotaal van de BSGR bij aanvang van het jaar. Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille.

 

Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding (rentevaste periode).

 

Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

 

Richtlijn: Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing met betrekking tot een te volgen handelswijze.

 

Risicoprofiel: Dit geeft aan in welke mate een organisatie risico's loopt.

 

Ruddo: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

 

Schatkistbankieren: Het aanhouden van alle overtollige middelen in de schatkist van het Ministerie van Financiën.

 

Toezichthouder: Het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam. Ingeval van de BSGR is dit de provincie.

 

Treasurybeheer: Dit omvat de daadwerkelijke uitvoering van het treasurybeleid, binnen de kaders van het treasurystatuut. De uitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen.

 

Treasurybeleid: Dit beleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

 

Treasuryfunctie: Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

 

Treasurystatuut: Het document waarin het treasurybeleid is vastgelegd.

 

Tussenrekeningen: De rekeningen die een openbaar lichaam aanhoudt bij een of meer banken ten behoeve van het schatkistbankieren via welke de zero-balancing plaatsvindt.

 

Ufdo: Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden.

 

Uitgezonderde middelen: Middelen die niet verplicht in ’s Rijks schatkist behoeven te worden aangehouden (bijlage 2 van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden).

 

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van een jaar of langer.

 

Vaste schuld: Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van de geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van een jaar of langer, en de voor een termijn van een jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

 

Wet FIDO: Wet financiering decentrale overheden.

 

Zero-balancing: de aanzuivering dan wel de afroming van de tussenrekening ten laste dan wel ten gunste van de rekening-courant bij ’s Rijks schatkist.

Art. 2 Doelstelling Treasurystatuut

Het Treasurystatuut van de BSGR heeft tot doel een formeel kader te scheppen waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de BSGR dienen plaats te vinden. In het Treasurystatuut zorgen de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie in het treasuryproces.

In algemene zin zal het financiële beleid bij dienen te dragen en ondersteuning dienen te bieden aan het uitvoeren van de taken van de gemeenschappelijke regeling. Meer specifiek zal de continuïteit van de gemeenschappelijke regeling op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.

Art. 3 Doelstelling Treasurybeleid

Het treasurybeleid van de regeling dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van vermogens- en renteresultaten van de BSGR tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5.

    Het realiseren van een flexibele en controleerbare treasuryfunctie binnen de BSGR;

  • 6.

    Het continue voldoen aan de wettelijke vereisten aangaande treasury, zoals onder meer opgenomen in de Wet Fido, de Ruddo, de Ufdo en het BLDO;

  • 7.

    Het realiseren van informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

Art. 4 Risicohouding

De BSGR heeft een risicomijdende houding ten opzichte van de financiële risico’s.

  • 1.

    Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s te bevorderen opdat ook in de toekomst kan worden ingespeeld op ontwikkelingen op het gebied van het aantrekken en uitzetten van financieringen zodat voldaan wordt aan de renterisiconorm conform de Wet Fido.

  • 2.

    Het beleid is er op gericht om te komen tot optimalisatie van de inkomende en uitgaande geldstromen door middel van het matchen van inkomsten en uitgaven in de loop van het jaar.

Art. 5 Algemene Uitgangspunten Treasuryfunctie

  • 1.

    Het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen en het verlenen van garanties zijn alleen toegestaan in het kader van de uitoefening van de publieke taak. Na invoering van het schatkistbankieren worden de liquide middelen in principe in ’s Rijks schatkist aangehouden.

  • 2.

    Uitzettingen hebben een prudent karakter en zijn niet gericht op het genereren van inkomsten door het aangaan van meer dan normale risico’s.

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

  • 4.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 5.

    Er worden geen financieringen aangegaan met het enkele doel het aangetrokken geld tegen een hoger rendement weg te zetten.

Art. 6 Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet, zoals bedoeld in de Wet Fido, wordt niet overschreden, tenzij hiervoor ontheffing van de toezichthouder, zoals genoemd in art. 3, lid 5 van de Wet Fido, wordt verkregen.

  • 2.

    De renterisiconorm, zoals bedoeld in de Wet Fido, wordt niet overschreden.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De rentevisie wordt periodiek opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen.

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de BSGR tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Art. 7 Koersrisicobeheer

Het uitzetten van middelen is alleen nog mogelijk door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist. Uitzettingen in de vorm van derivaten zijn niet mogelijk. Het koersrisico is daarmee nihil.

Art. 8 Kredietrisicobeheer

Het uitzetten van middelen is alleen nog mogelijk door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist. Het kredietrisico is daardoor vrijwel nihil.

Art. 9 Valutarisicobeheer

Het aangaan en het verstrekken van geldleningen kan alleen als de wederzijdse betalingsverplichtingen zijn uitgedrukt in euro’s of in één van de nationale munteenheden van de lidstaten van de Europese Unie die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie (art 1 BLDO). Hiermee is het valutarisico beperkt.

Art. 10 Korte en Lange Financiering

  • 1.

    Voor het aantrekken van gelden op de geld- en kapitaalmarkt dienen alleen tegenpartijen benaderd te worden die een goede reputatie hebben op de financiële markten en in het algemeen maatschappelijk verkeer.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: daggeld, kasgeldleningen, kredietlimieten op rekening-courant, deposito’s en onderhandse leningen. Hierbij worden de bepalingen betreffende de kasgeldlimiet en de renterisiconorm in acht genomen.

  • 3.

    Bij de uitvoering van de financieringstransacties gelden voorts de volgende richtlijnen:

    • a.

      geld wordt uitsluitend aangetrokken op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie;

    • b.

      de BSGR vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen, zoals bedoeld in lid 1, alvorens een financiering wordt aangetrokken.

Art. 11 Kortlopende en Langlopende Uitzettingen

Het uitzetten van middelen is alleen nog mogelijk door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist.

Art. 12 Schatkistbankieren

  • 1.

    Overtollige middelen die niet onmiddellijk nodig zijn voor het uitoefenen van de publieke taak mogen alleen in rekening courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden. Er is een drempel vastgesteld op 2% van het jaarlijkse begrotingstotaal, met een minimum van € 1 miljoen.

  • 2.

    Over de middelen die bij de schatkist worden aangehouden vergoedt de schatkist rente. De rente op de rekening-courant bij ‘s Rijks schatkist is gelijk aan de Euro Short Term Rate, de rente op Nederlandse staatsleningen (DSL) geldt voor de deposito’s bij ‘s Rijks schatkist met een looptijd langer dan 12 maanden en de rente op Nederlands schatkistpapier (DTC) geldt voor de deposito’s bij ‘s Rijks schatkist met een looptijd tot en met 12 maanden.

  • 3.

    Het is verboden een roodstand te hebben bij de schatkist.

  • 4.

    Het schatkistbankieren verloopt via een tussenrekening bij de ING, die uitsluitend gebruikt wordt om middelen van en naar de schatkist over te boeken, onder meer ten behoeve van het zero-balancing.

Art. 13 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen;

  • 2.

    erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 3.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd bij één bank;

Art. 14 Relatiebeheer

De BSGR beoogt gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten te realiseren. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste één maal in de vijf jaar beoordeeld;

  • 2.

    bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer, en voldoen aan de minimale kredietwaardigheidseis A-rating van minimaal twee ratingbureaus.

Art. 15 Financiële Beleidscyclus en Rapportages

De BSGR gebruikt de jaarlijkse planning & controlcyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De planning & controlcyclus kent een (meerjaren)begroting, achtmaands rapportage en een jaarrekening.

Art. 16 (Meerjaren)begroting

  • 1.

    Eén keer per jaar wordt de (meerjaren)begroting opgesteld onder verantwoordelijkheid van de controller. De(meerjaren)begroting behandelt het begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren. In de begroting wordt de paragraaf financiering met het financierings- en beleggingsbeleid opgenomen. De paragraaf financiering geeft aan welk beleid de BSGR voorstaat met betrekking tot het treasuryactiviteiten in het komende jaar.

  • 2.

    In de paragraaf financiering in de begroting komen de volgende zaken aan de orde:

    • a.

      alle interne en externe ontwikkelingen die voor het komende jaar van belang zijn met betrekking tot de liquiditeitspositie en het aantrekken en uitzetten van gelden;

    • b.

      de liquiditeitsplanning voor het komende jaar;

    • c.

      een prognose van de financieringspositie voor het komende jaar;

    • d.

      een prognose van de leningenportefeuille voor het komende jaar;

    • e.

      de hoogte van de kasgeldlimiet;

    • f.

      de omvang van de renterisico’s voor het komende jaar;

    • g.

      de knelpunten en risico’s voor het geld- en kapitaalbeheer.

Art. 17 Mandaat

Middels het vaststellen van de (meerjaren)begroting en de daarin opgenomen paragraaf financiering, geeft het Algemeen Bestuur het mandaat aan het Dagelijks Bestuur om de in de paragraaf financiering voorgestelde transacties ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Het Dagelijks Bestuur mandateert het afsluiten van de feitelijke transacties aan de directeur.

Art. 18 Jaarrekening

  • 1.

    De jaarrekening wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de controller. In de jaarrekening wordt een paragraaf financiering opgenomen. De paragraaf financiering geeft aan welk beleid de BSGR heeft uitgevoerd met betrekking tot de treasuryactiviteiten in het afgelopen jaar.

  • 2.

    In de paragraaf financiering van de jaarrekening komen dezelfde onderwerpen aan de orde als die zijn genoemd bij de paragraaf financiering in de (meerjaren)begroting. Op deze wijze kan het uitgevoerde treasurybeleid getoetst worden aan de hand van het voorgenomen beleid, zoals omschreven in de (meerjaren)begroting en het daaraan gekoppelde mandaat.

Art. 19 Organisatie van de uitvoering

De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden met betrekking tot de treasuryfunctie binnen de BSGR zijn:

  • 1.

    voor het Algemeen Bestuur:

    • a.

      het vaststellen van een prudent treasurybeleid;

    • b.

      het houden van toezicht op het treasurybeleid;

    • c.

      het evalueren en als gevolg daarvan bijstellen van het treasurybeleid.

  • 2.

    voor het Dagelijks Bestuur:

    • a.

      uitvoering van het beleid (formeel);

    • b.

      besluitvorming over bijzondere transacties;

  • 3.

    voor de directeur:

    de directeur kan binnen de kaders van het door het Algemeen Bestuur in de (meerjaren)begroting vastgestelde mandaat, transacties afsluiten.

  • 4.

    voor de controller:

    • a.

      het adviseren over en het controleren van de feitelijke naleving van het treasurystatuut;

    • b.

      het maken van beleidsvoorstellen op het gebied van de treasury;

    • c.

      het jaarlijks opstellen van de paragraaf financiering voor de (meerjaren)begroting, (eventueel) de tussentijdse rapportages en het jaarverslag;

    • d.

      het regelen van de financieringsbehoefte met de banken;

    • e.

      het toetsen van het tarief en de voorwaarden van elke af te sluiten transactie aan de beschikbare marktgegevens en concurrerende tarieven.

  • 5.

    voor de administrateur:

    • a.

      het verstrekken van informatie over de omvang van de financieringsbehoefte;

    • b.

      het verstrekken van informatie om te komen tot een kwalitatief goede liquiditeitsprognose;

    • c.

      een juiste registratie van financiële transacties die voortvloeien uit de verschillende treasuryactiviteiten;

    • d.

      het opdracht geven aan tegenpartijen om bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de administrateur zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

    • e.

      alle relevante gegevens en documenten te archiveren in een treasury ordner.

Art. 20 De Toezichthouder

Conform de Ufdo wordt er jaarlijks met het jaarverslag een opgave verstrekt aan de toezichthouder, zijnde Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm overeenkomstig de modelstaten zoals bij de Ufdo gevoegd.

Bovenstaande informatie zal door de controller worden verzorgd.

Art. 21 Het Centraal Bureau voor de Statistiek

Conform de Ufdo wordt per steekproef vanuit het CBS een opgave van de stand van het EMU-saldo op een door het CBS te bepalen wijze naar het CBS gezonden.

De bovenstaande informatie zal alsdan door de controller worden verzorgd.

Art. 22 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit Treasurystatuut treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 2.

    Dit Treasurystatuut treedt in de plaats van het Treasurystatuut vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 17 november 2021.

Art. 23 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald onder de naam “Treasurystatuut Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland 2022”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur d.d. 10 februari 2022,

De directeur,

Mevr. drs. E.T.M. van Kesteren

De voorzitter,

de heer ir. C.L. Visser