Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerenveen

Financiële verordening gemeente Heerenveen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerenveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Heerenveen 2022
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Heerenveen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-03-202201-01-2022Nieuwe regeling

03-03-2022

gmb-2022-122449

Z.22360862

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Heerenveen 2022

De raad van de gemeente Heerenveen;

 

Gelet op het bepaalde artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit:

 

vast te stellen de Financiële verordening 2022 van de gemeente Heerenveen:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    directie: de adjunct-directeur en de gemeentesecretaris vormen samen de directie, dat in die hoedanigheid de besluiten neemt. De algemeen directeur (gemeentesecretaris) is eindverantwoordelijk voor alle besluiten;

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid die op grond van het Organisatiebesluit gemeente Heerenveen 2014 een eigen, rechtstreekse verantwoordingsplicht heeft aan de directie;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor stortingen en onttrekking aan reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    rechtmatigheid: het voldoen aan wet- en regelgeving;

  • -

    begrotingsonrechtmatigheden: hiervan is sprake als het college van B&W bij de realisatie van doelen en het realiseren van activiteiten afwijkt van de budgetten die door raad zijn vastgesteld. Hiervan is sprake als het lasten- of investeringsbudget is overschreden(a), de baten (opbrengsten) door het doen of nalaten van een financiële beheershandeling lager zijn dan het door de raad vastgestelde budget (b) of voor het door de raad vastgestelde budget minder doelen of activiteiten zijn gerealiseerd dan begroot voor het betreffende budget (c);

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de rechtmatigheidsverantwoording is een onderdeel in de jaarrekening, waarin het college aangeeft of er rechtmatigheidsfouten en –onduidelijkheden waren.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Thema-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de thema-indeling en de producten per thema voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De raad kan op voorstel van het college per thema aanvullende relevante indicatoren vaststellen.

  • 3.

    Bij aanvang van iedere raadsperiode wordt door de raad vastgesteld over welke onderwerpen in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders moet worden gerapporteerd.

Artikel 3. Inrichting themabegroting en jaarstukken

  • 1.

    In de begroting en de jaarrekening worden de lasten en baten per thema en product weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitaties.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten per einde jaar weergegeven en wordt aangegeven of het krediet afgesloten kan worden.

  • 5.

    In de jaarstukken worden alleen de afwijkingen groter dan € 50.000 per product op lasten en baten toegelicht [verplaatst].

  • 6.

    In de begroting en de jaarstukken wordt inzage gegeven in de incidentele lasten en baten. In het overzicht worden lasten en baten vanaf € 50.000 toegelicht.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks voor 1 juli aan de raad een Perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2.

    In de perspectiefnota en de begroting worden de mutaties toegelicht. Mutaties structureel en incidenteel zullen vanaf € 50.000 worden toegelicht.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per thema.

  • 2.

    De nieuwe investeringen van de eerste jaarschijf van de investeringsplanning worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de themabegroting beschikbaar gesteld.

  • 3.

    Bij de behandeling van de verzamelbesluiten financiële mutaties in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten.

  • 4.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5.

    Onder het mandaat van het college vallen: verschuivingen tussen de jaarbedragen van een investeringskrediet als gevolg van wijzigingen in de planning zijn toegestaan, mits de investering conform de door de raad vastgestelde doelen en voorwaarden wordt gerealiseerd; en het totaal beschikbaar gestelde krediet niet wordt overschreden; en het moment van start afschrijving niet wijzigt [nieuw].

  • 6.

    Als de investering niet binnen de oorspronkelijke planning kan worden gerealiseerd, wordt de raad hier via de verzamelbesluiten of afzonderlijk raadsvoorstel over geïnformeerd met vermelding van een aangepaste planning [nieuw].

Artikel 6. Tussentijdse rapportages [aangepast]

  • 1.

    Het college informeert de raad elk kwartaal middels een Verzamelbesluit financiële mutaties om (dreigende) over- en onderschrijdingen van de begroting te melden [aangepast].

  • 2.

    In de verzamelbesluiten worden afwijkingen in de geautoriseerde baten en lasten per thema en afwijkingen in geautoriseerde investeringskredieten groter dan € 50.000 toegelicht [nieuw].

  • 3.

    Bij de behandeling van de verzamelbesluiten in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van bestaand beleid [nieuw].

  • 4.

    De indeling van de verzamelbesluiten sluit aan op de thema-indeling van de begroting [nieuw].

  • 5.

    Voor voorstellen van nieuwe, niet in de begroting opgenomen, activiteiten is een afzonderlijk besluit van de raad noodzakelijk.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de themabegroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de themabegroting.

Artikel 8. Rechtmatigheidsverantwoording [nieuw]

  • 1.

    Begrotingsonrechtmatigheden worden in de rechtmatigheidsverantwoording van de jaarstukken opgenomen, waarbij alleen de begrotingsonrechtmatigheden groter dan € 100.000 worden toegelicht.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden begrotingsonrechtmatigheden die binnen de vastgestelde beleidskaders van de raad passen niet nader toegelicht.

  • 3.

    De beleidskaders, zoals genoemd in het tweede lid, worden vastgelegd in het controle protocol.

  • 4.

    Niet-financiële onrechtmatigheden worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarstukken.

  • 5.

    Met het vaststellen van de jaarstukken wordt door de raad ingestemd met alle begrotingsonrechtmatigheden zoals opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording van de jaarstukken.

  • 6.

    Het college beschrijft in de paragraaf bedrijfsvoering welke actie worden ondernomen om de afwijkingen uit de rechtmatigheidsverantwoording in de toekomst te voorkomen.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden direct ten laste van de exploitatie gebracht [nieuw].

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid worden kosten voor onderzoek en ontwikkeling geactiveerd, mits de kosten betrekking hebben op voorbereidingskosten ten behoeve van toekomstige grondexploitaties [nieuw].

  • 6.

    Vaste activa worden alleen geactiveerd bij een verwachte gebruiksduur van minimaal drie jaar én een totale verkrijgingsprijs van meer dan € 10.000, uitgezonderd de gronden en terreinen; deze laatstgenoemden worden altijd geactiveerd [nieuw].

  • 7.

    Vaste activa worden afgeschreven volgens de lineaire afschrijvingsmethode waarbij geen rekening wordt gehouden met een restwaarde [nieuw].

  • 8.

    De afschrijving van activa start vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereedkomt/verworven wordt, waarbij als uitgangspunt 1 januari van het jaar na gereedkomen/verwerving wordt genomen [nieuw].

  • 9.

    Voor de activa die niet genoemd zijn in de bijlage afschrijvingsbeleid en waarover twijfel is over de te hanteren afschrijvingstermijn, stelt het college de afschrijvingstermijn vast dat is gebaseerd op een realistische schatting van de gebruiksduur (economische levensduur) [nieuw].

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van ervaringscijfers.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over reserves en voorzieningen plaats [aangepast].

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld en bevat minimaal:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de in artikel 11 lid 3 vermelde onderdelen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt aan de raad voorgesteld deze aan de algemene reserve toe te voegen.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extra comptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    De toerekening van overhead aan maximaal kostendekkende tarieven geschiedt op basis van een procentueel aandeel in het geraamde saldo van lasten en baten van de totale overheadkosten van uitsluitend de eigen organisatie.

  • 4.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Er wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningenportefeuille.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen minus de rentevergoedingen van het grondbedrijf. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 7.

    In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      Leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      Een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      Een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      Een bevoordeling van publieke media-instellingen en

    • g.

      Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

Dit betreft de treasuryfunctie de doelstelling hiervan is:

  • 1.

    Een risicomijdende uitvoering van de Treasuryfunctie binnen de kaders van hiervoor, onder juridische samenhang, aangehaalde wet- en regelgeving.

  • 2.

    Het verzekeren van een duurzame toegang tot de financiële markten.

  • 3.

    Het tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen teneinde het in de jaarlijkse begroting vastgelegde beleid te kunnen uitvoeren (= beschikbaarheid).

  • 4.

    Het beheersen van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie (= risico-minimalisatie).

  • 5.

    Het beperken van de rentekosten van leningen en het bereiken van voldoende rendement op overtollige middelen (= rente-optimalisatie).

  • 6.

    Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (= kosten-minimalisatie). Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen, zoals vermeld in artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de notitie weerstandsvermogen aan. De notitie geeft o.m. het kader weer voor de beschrijving van de risico’s, weerstandscapaciteit en het benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      het van toepassing zijnde kwaliteitsniveau;

    • c.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen aan. In de nota wordt ingegaan op de uitgangspunten voor het onderhoud e.a. voor wegen, het watertakenplan, het baggeren, de civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming, gebouwen, groen/historische elementen, speelvoorzieningen, sportvelden en ICT. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de navolgende plannen aan: onderhoud wegen, watertakenplan, baggeren en civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming. De plannen bevatten de kaders voor de beoogde onderhoudsniveau, de planningen van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt de plannen vast.

Artikel 18. Verbonden partijen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan de definities, de kaders, de reikwijdte van verbonden partijen, de alsdan geldende actualiteiten en de wijze waarop de raad bij de totstandkoming en monitoring van de doelen betrokken wordt.

Artikel 19. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan:

    • a.

      De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      De doelen van het grondbeleid;

    • c.

      De uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • d.

      De wijze waarop de gemeenteraad wordt geïnformeerd over de resultaten van het grondbedrijf;

    • e.

      De wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan;

    • f.

      De afweging voor het tussentijds winst nemen tussen het voorzichtigheidsbeginsel en het realisatiebeginsel.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • g.

      Een optimale en correcte verantwoording voor de aangifte BTW, BCF, Vennootschapsbelasting en loonheffingen.

  • 2.

    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten, voorzieningen en investeringskredieten;

  • d.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3.

    Het college informeert de raad in de paragraaf bedrijfsvoering over de ontwikkelingen in het stelsel van interne beheersing.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Heerenveen 2020 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening 2021 en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar, waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heerenveen 2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 3 maart 2022,

De griffier,

Mevrouw L.Roest-Jonkers

De voorzitter,

de heer T.J. van derZwan

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

 

  • 1.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 of een technische levensduur koster dan drie jaar worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen met een (voorzien) economisch nut, worden altijd geactiveerd. Wanneer er sprake is van een maatschappelijk nut, worden de gronden en terreinen niet geactiveerd, tenzij er een raadsbesluit aan ten grondslag ligt waarin hiervan wordt afgeweken.

  • 2.

    Er wordt gestart met afschrijving op een actief in het begrotingsjaar dat volgt op de datum van ingebruikname.

  • 3.

    De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

     

    I.

     

    Investeringen met economisch nut

     

     

     

    a.

    50 jaar

    Rioleringen

    b.

    40 jaar

    Nieuwbouw woningen, kantoren, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen, Renovatie, restauratie, uitbreiding, verbouwing en aankoop woningen, kantoren, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen

    c.

    15 jaar

    Technische installaties in bedrijfsgebouwen

    Nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen (o.a. noodlokalen)

    Veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen

    Telefooninstallaties

    Kantoormeubilair

    Inventaris gymnastieklokalen

    Aanleg tijdelijke terreinwerken

    Inrichting onderwijshuisvesting

    d.1

    10 jaar

    Werktuigen groot en opslag (hoogwerker, dieplader, shovel, sneeuwploegen, 2 wielige tractoren, schaftwagens)

    d.2

    8 jaar

    Voertuigen zwaar (vrachtwagens, elektrische voertuigen en grote tractoren)

    d.3

    7 jaar

    Werktuigen klein (Tractoren en gladheid natstrooiers)

    d.4

    6 jaar

    Voertuigen licht (busjes)

    d.5

    5 jaar

    Grasmaaiers

    e.

    10 jaar

    Werktuigen groot en opslag (hoogwerker, dieplader, shovel, sneeuwploegen, 2 wielige tractoren, schaftwagens, aanbouw machines en containers), telefooncentrale

    f.

    8 jaar

    Voertuigen zwaar (vrachtwagens, elektrische voertuigen en grote tractoren)

    g.

    7 jaar

    Werktuigen klein (Tractoren en gladheid natstrooiers)

    Software – licenties (Oracle)

    Hardware – vaste devices, Netwerk en data

    h.

    6 jaar

    Voertuigen licht (busjes )

    i.

    5 jaar

    Grasmaaiers

    Software – licenties (back-up en recovery)

    Hardware – randapparatuur, servers

    j.

    3 jaar

    Klein materieel (kettingzagen, bosmaaiers enz.)

    Software – licenties (vm-ware en Microsoft)

    Hardware – mobiele devices

    k.

    25 jaar

    Kunstgrasvelden

    l.

    Niet

    Gronden en terreinen ten behoeve van een investering met economisch nut

    m.

    30 jaar

    Glasvezelkabel

    n.

     

    Afzonderlijk door de raad vast te stellen afschrijvingstermijnen voor unieke projecten niet vallend onder a t/m f.

     

     

     

    II.

     

    Investeringen met maatschappelijk nut

     

     

     

    a.

    20 jaar

    Bouw van bruggen hoofdzakelijk uitgevoerd in hout

    Aanleg en verbetering van oeverwerken hoofdzakelijk uitgevoerd in hout

    b.

    40 jaar

    Bouw en verbetering van bruggen, viaducten en tunnels met uitzondering van IIa

    Aanleg en verbetering van vaarwegen en waterbouwkundige werken met uitzondering van IIa

    Aanleg en verbetering van parken en plantsoenen

    c.

    30 jaar

    Aanleg en verbetering van wegen, straten, pleinen, fietspaden, voetpaden