Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Beleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee
CiteertitelBeleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet Inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet Inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet
  2. artikel 14, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  3. artikel 14, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  4. artikel 23, derde lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-03-2022nieuwe regeling

15-03-2022

gmb-2022-122261

Z-20-119026/18759

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee

 

 

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

 

overwegende dat het gewenst is om kaders te stellen voor wat betreft (her)onderzoeken in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

 

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet, artikel 14, zesde lid, van de IOAW en IOAZ en artikel 23, derde lid, van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

 

besluiten vast te stellen de beleidsregel:

Beleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004Goeree-Overflakkee.

 

Artikel 1 Reikwijdte

In deze beleidsregel is vastgelegd hoe burgemeester en wethouders omgaan met (her)onderzoeken, zowel op het gebied van rechtmatigheid als doelmatigheid. Deze beleidsregel omvat de volgende regelingen:

  • -

    de Participatiewet;

  • -

    de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • -

    de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • -

    de Wet inburgering 2021;

  • -

    het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

 

Artikel 2 Frequentie uitvoeren (her)onderzoeken

 

Participatiewet, IOAW, IOAZ: Rechtmatigheid

  • -

    Klanten in zorgtraject/ traject naar arbeid/ ontwikkeltraject

     

  • -

    Klanten die IIT/ bijzondere bijstand aanvragen

     

  • -

    IB-signaal

     

     

  • -

    Bestanden BRP/BAG

     

     

  • -

    Themacontrole

     

     

  • -

    Overige klanten

Frequentie

1 x per 2 jaar gelijktijdig met een voortgangsgesprek doelmatigheid

 

Gelijktijdig op rechtmatigheid controleren, tenzij dit in de voorafgaande 2 jaar is gebeurd

 

Bij binnenkomst signaal gelijktijdig op rechtmatigheid controleren, tenzij dit in de voorafgaande 2 jaar is gebeurd

 

 

 

Controle 1 x per week, afhankelijk van de soort mutatie wordt heronderzoek rechtmatigheid gestart

 

Tenminste 1 x per 3 jaar

Uitvoering

Consulent/re-integratiecoach

 

 

Consulent

 

 

Uitkeringsadministratie/Consulent

 

Uitkeringsadministratie/Consulent

 

Kwaliteitsmedewerker/Consulent

 

Consulenten

Participatiewet, IOAW, IOAZ: Doelmatigheid

  • -

    Zorgklanten

  • -

    Ontwikkeltraject

  • -

    Traject richting arbeid

  • -

    Wet taaleis Participatiewet

  • -

    Tegenprestatie

  • -

    Tijdelijke ontheffing op grond van artikel 9, lid 2, Participatiewet

     

  • -

    Loonkostensubsidie

 

1 x per jaar

1 x per 3 maanden

1 x per 3 maanden

1 x per 6 maanden

1 x per jaar

Na afloop van de ontheffing, tenzij de situatie van de klant aanleiding geeft voor een tussentijds voortgangsgesprek

1 x per 1 tot 3 jaar afhankelijk van ontwikkelingsmogelijkheden

 

Consulent/re-integratiecoach

Incidentele bijzondere bijstand

3 maanden na afgifte beschikking

Consulent

Wet inburgering 2021

2 x per jaar

 

 

1 x per 3 maanden met taalaanbieder en bij meermalen verzuim volgt extra onderzoek

 

1 x per week

Re-integratiespecialist statushouders

 

Re-integratiespecialist statushouders

 

Praktijkopleider

Bbz levensonderhoud

  • -

    Startende en gevestigde zelfstandigen

  • -

    Oudere zelfstandigen, geboren vóór 1 januari 1960

     

  • -

    Beëindigde zelfstandigen

 

1 x per 6 maanden

1 x per jaar

 

 

Binnen 6 maanden na de laatste maand waarin betaling heeft plaatsgevonden

 

 

Inkomensspecialist Bbz

Bbz bedrijfskapitaal

  • -

    Startende en gevestigde zelfstandigen

 

3 maanden na het verstrekken van het bedrijfskapitaal, vervolgens 1 x per jaar

 

Inkomensspecialist Bbz

Bbz mutatieonderzoeken

Afhankelijk van het tijdstip van de mutatie

Inkomensspecialist Bbz

Debiteuren/Verhaal

Participatiewet, IOAW/ IOAZ

Zie de Beleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, IOAW en IOAZ Goeree-Overflakkee en de Beleidsregel terug- en invordering, verhaal en krediethypotheek Participatiewet, IOAW en IOAZ Goeree-Overflakkee

Medewerker Terugvordering en verhaal/consulent

Debiteuren Bbz

  • -

    Zelfstandigen met een aflosverplichting > 5 jaar

  • -

    Zelfstandigen met een aflosverplichting < 5 jaar

  • -

    Zelfstandigen die hun aflossingsverplichtingen niet (voldoende) nakomen

 

1 x per 5 jaar (zolang aan de aflossingsverplichtingen wordt voldaan)

Geen heronderzoek (zolang aan de aflossingsverplichtingen wordt voldaan)

1 x per jaar

 

Inkomensspecialist Bbz

Periodieke verklaring MijnInkomen (PV) en digitaal wijzigingsformulier

  • -

    Klanten met inkomen uit arbeid

     

     

     

  • -

    Klanten met andere vaste inkomsten zoals alimentatie, pensioen of een andere uitkering, zoals Ziektewetuitkering, Wajong, Wao/Wia of Ww

     

  • -

    Overige wijzigingen anders dan inkomsten, maar die wel van invloed zijn op de uitkering

 

 

Maandelijks via MijnInkomen een digitale PV indienen, ook als er die maand geen salaris is verdiend of wanneer de hoogte van het salaris niet is veranderd

 

Twee keer per jaar, te weten in januari en juli, wijziging doorgeven via een digitale PV in MijnInkomen of in de maand waarin de wijziging zich voordoet

 

 

Direct, doch in ieder geval binnen twee weken, via een digitale PV in MijnInkomen

 

 

Loonstrook bijvoegen

 

 

 

Specificatie bijvoegen

 

 

 

 

Indien aanwezig bewijsstuk bijvoegen

 

Artikel 3 Intrekking oude regeling

Het Onderzoeks- en verificatieplan Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Bbz wordt ingetrokken.

 

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

 

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee.

 

 

Aldus vastgesteld op 15 maart 2022 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Toelichting op de Beleidsregel (her)onderzoek en verificatie Participatiewet, IOAW, IOAZ, Wet inburgering 2021 en Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Goeree-Overflakkee

 

Burgemeester en wethouders zijn vrij om te bepalen op welke wijze en wanneer de rechtmatige verstrekking van bijstand wordt gecontroleerd. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens, zoals beschreven in artikel 53a, zesde lid, Participatiewet;

  • b.

    het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens, zoals beschreven in artikel 14, zesde lid, van de IOAW en IOAZ;

  • c.

    het instellen van een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep, zoals beschreven in artikel 23, derde lid, Bbz.

 

Ook zijn burgemeester en wethouders vrij om te bepalen hoe invulling wordt gegeven aan de opdracht tot ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De wijze van ondersteuning en verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling worden opgenomen in het plan van aanpak. Op grond van artikel 44a van de Participatiewet evalueren burgemeester en wethouders dit plan van aanpak periodiek en stellen dit zo nodig bij. Wat verstaan wordt onder ‘periodiek’ is aan burgemeester en wethouders.

 

In de Participatiewet is niets opgenomen over heronderzoeken bij debiteuren en onderhoudsplichtigen. Burgemeester en wethouders zijn vrij hoe hier mee omgegaan wordt.

 

Met de komst van de nieuwe Wet inburgering 2021 hebben burgemeester en wethouders de taak om de inburgeraar tijdens het hele inburgeringstraject passend te begeleiden en te ondersteunen. De inburgeraar moet aan zijn inburgeringsplicht voldoen op basis van het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP). Hierdoor is het noodzakelijk een goed beeld te hebben van de vorderingen. Burgemeester en wethouders zijn vrij om te bepalen hoe deze regierol ingevuld wordt.

 

Met de wijziging van de Bbz per 1 januari 2020 is de regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften (Rau) komen te vervallen, zodat ook hier burgemeester en wethouders de vrijheid hebben om de wijze van heronderzoeken in te richten.

 

Aanvraagonderzoek Participatiewet, IOAW, IOAZ

  • 1.

    De aanvraag wordt ingediend via de website of met een telefonische melding bij het Sociaal Contact Punt (SCP) waarbij registratie en screening plaatsvindt.

  • 2.

    Wordt bij de screening al duidelijk dat de aanvrager niet in aanmerking komt voor een uitkering, dan wordt de melding afgehandeld.

  • 3.

    Komt de aanvrager mogelijk wel in aanmerking voor een uitkering, dan dient de aanvrager binnen vijf werkdagen het digitale meldingsformulier in te vullen.

  • 4.

    Na ontvangst van de digitale melding volgt een diagnosegesprek.

  • 5.

    Na het diagnosegesprek wordt bepaald of een aanvraag levensonderhoud kan worden ingediend.

  • 6.

    De (digitale) aanvraag levensonderhoud wordt voorzien van alle benodigde gegevens en bewijsstukken ingediend.

  • 7.

    De aanvraag wordt door burgemeester en wethouders op juistheid en volledigheid gecontroleerd.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders nemen een besluit op de aanvraag.

 

Het indienen van een aanvraag start via de website (waar mogelijk) of met een telefonische melding bij het Sociaal Contact Punt (SCP), waarbij registratie en screening plaatsvindt. Voor zover bij deze screening al duidelijk wordt dat de klant niet in aanmerking komt voor een uitkering, wordt de melding afgehandeld. Als de uitkomst positief is, dan dient de klant binnen vijf werkdagen het digitale meldingsformulier in te vullen. Het SCP zet tegelijkertijd het werkproces door naar de administratie, zodat als de klant niet tijdig een digitale melding doet in beeld blijft en een brief gestuurd kan worden met het verzoek de digitale melding alsnog te doen. Volgt hier geen reactie op, dan wordt de melding afgehandeld. Volgt wel een digitale melding, dan wordt een diagnosegesprek ingepland. Mocht de klant niet in staat zijn een digitale melding te doen, dan kan de melding schriftelijk worden gedaan.

 

Na het diagnosegesprek wordt bepaald of er een aanvraag levensonderhoud kan worden ingediend. Behoort de aanvrager tot de doelgroep en zijn er geen voorliggende voorzieningen, dan krijgt de klant de benodigde informatie voor het doen van de aanvraag mee aan het einde van het gesprek. In principe dient de aanvraag digitaal te geschieden. Burgemeester en wethouders controleren en verifiëren of de klant alle gevraagde gegevens en bewijsstukken heeft verstrekt en of de hierin opgenomen gegevens en bewijsstukken juist en volledig zijn. De uitvraag van informatie heeft betrekking op de identiteit van de aanvrager, de persoonlijke omstandigheden, de woonsituatie, het vermogen, het inkomen, de arbeidsmogelijkheden, de ondernomen activiteiten om bijstand te voorkomen en eventueel andere informatie die van invloed kan zijn op het recht op uitkering. Aan deze poortwachtersfunctie worden hoge eisen gesteld, zodat alleen diegene die recht heeft op bijstand in aanmerking komt voor een uitkering. Het instrument “werk boven inkomen” waarbij aan nieuwe aanvragers in eerste instantie gevraagd wordt actief te zoeken naar werk is ook een belangrijke poortwachtersfunctie. Statushouders zijn hier een uitzondering op. De statushouder dient zich eerst in te schrijven bij de gemeente. Na vijf dagen kan hij zich in laten schrijven voor een uitkering met behulp van een vrijwilliger.

 

Burgemeester en wethouders controleren de gegevens aan de hand van de gegevens die zichtbaar zijn in BRP en Suwinet. Eventueel ontbrekende gegevens worden in eerste instantie aan de hand van het BRP en Suwinet verzameld. Burgemeester en wethouders gaan in beginsel uit van de juistheid van de in Suwinet geregistreerde gegevens. Indien de gegevens toch niet volledig zijn of indien er twijfels zijn over de situatie van de klant, wordt de klant gevraagd om opheldering en/of nieuwe gegevens alsnog aan te leveren. Hiertoe wordt de beoordeling van de aanvraag opgeschort en wordt de klant een hersteltermijn geboden voor het alsnog compleet maken van de noodzakelijke gegevens en bewijsstukken. Nadat de benodigde gegevens en bewijsstukken verzameld en gecontroleerd zijn, nemen burgemeester en wethouders een besluit op de aanvraag (de claimbeoordeling).

 

Gegevens verzamelen

Burgemeester en wethouders moeten gegevens verzamelen om het recht op een uitkering vast te kunnen stellen. Ook voor het uitvoeren van (her)onderzoeken, het begeleiden van een uitkeringsgerechtigde naar werk of een andere voorziening zijn gegevens nodig. In eerste instantie worden de gegevens verzameld uit bronnen, zoals BRP en Suwinet. Op grond van de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen zijn burgemeester en wethouders dat verplicht. Niet alle gegevens die nodig zijn, kunnen op deze manier worden verzameld. Er zijn ook gegevens die de belanghebbende zelf moet aanleveren. Afhankelijk van de situatie en vraagstelling wordt bepaald welke gegevens noodzakelijk zijn om een besluit te kunnen nemen.

 

Aanvraagonderzoek Bbz

  • 1.

    De aanvraag wordt ingediend via de website of met een telefonische melding bij het Sociaal Contact Punt (SCP).

  • 2.

    De aanvrager wordt doorverwezen naar de consulent Bbz voor een intakegesprek. Indien de aanvrager al een bijstandsuitkering ontvangt, wordt de aanvrager via de re-integratieconsulent doorverwezen naar de consulent Bbz.

  • 3.

    Onderzocht wordt of de aanvrager tot de doelgroep van het Bbz behoort en of er nog voorliggende voorzieningen zijn. Behoort de aanvrager tot de kring van rechthebbende en is er geen sprake van voorliggende voorzieningen, dan wordt de behoefte van de aanvrager vastgesteld. Dit kan een uitkering voor levensonderhoud zijn of een bedrijfskrediet of beiden.

  • 4.

    Er vindt een onderzoek plaats naar de levensvatbaarheid van het bedrijf op basis van de informatie en gegevens die door de zelfstandige zijn aangeleverd. Een startende zelfstandige moet onder andere een ondernemingsplan inleveren, andere zelfstandigen een plan van aanpak of doorstartplan.

  • 5.

    De aanvraag wordt door burgemeester en wethouders op juistheid en volledigheid gecontroleerd.

  • 6.

    Indien nodig geven burgemeester en wethouders opdracht aan een externe deskundige voor een levensvatbaarheidsonderzoek.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders nemen een besluit op de aanvraag.

 

Aanvraagonderzoek Bbz

Burgemeester en wethouders vragen in ieder geval een extern onderzoek op als er een krediet wordt aangevraagd dat € 5.000,00 of meer bedraagt en bij uitkeringen voor levensonderhoud met een verwachte uitkeringsduur van zes maanden of langer. Bij een aanvraag voor een lager kredietbedrag of kortere uitkeringsduur voor levensonderhoud beoordeelt de consulent Bbz of er een extern onderzoek wordt opgevraagd.

 

Periodieke verklaring MijnInkomen (PV) en digitaal wijzigingsformulier

  • 1.

    Iedere klant met inkomen uit arbeid zal maandelijks via MijnInkomen een digitale PV moeten indienen, ook als er die maand geen salaris is verdiend of wanneer de hoogte van het salaris niet is veranderd. Hierbij dient een loonstrook te worden bijgevoegd.

  • 2.

    Voor klanten met andere ‘vaste’ inkomsten, zoals alimentatie, pensioen of een andere uitkering, zoals bijvoorbeeld Ziektewetuitkering, Wajong, Wao/Wia of WW, bestaat er geen verplichting om maandelijks een digitale PV in te vullen. Deze klanten zijn verplicht om twee keer per jaar, te weten in januari en juli, wijzigingen door te geven via een digitale PV in MijnInkomen. In deze maanden worden alle Nederlandse uitkeringen geïndexeerd. Behalve het gewijzigde bedrag moeten ook de halfjaarlijkse specificaties worden ingeleverd. Wijzigingen die niet gerelateerd zijn aan de indexering, dienen wel in de betreffende maand te worden gemeld in MijnInkomen.

  • 3.

    Voor alle klanten geldt dat alle wijzigingen anders dan inkomsten, maar die wel van invloed (kunnen) zijn op het recht op de uitkering direct, doch in ieder geval binnen twee weken, via het digitale wijzigingsformulier moeten worden gemeld. Behalve de wijzigingen in inkomen en/of werk gaat het bijvoorbeeld om wijzigingen in woon- of leefsituatie, wijzigingen in vermogen/ vermogensbestanddelen, ontvangen giften, leningen, schenkingen of wijzigingen bij meerderjarige studerende kinderen.

  • 4.

    Afhankelijk van de mutatie zal de uitkeringsadministratie (gewijzigd inkomen, indexering), dan wel de consulent (overige wijzigingen) een (her)onderzoek uitvoeren en zal de hoogte van de uitkering zo nodig worden aangepast.

 

Rechtmatigheidsonderzoek Participatiewet, IOAW, IOAZ

 

Periodiek rechtmatigheidsonderzoek

In het systeem van de sociale regelingen Participatiewet (artikel 53a) en IOAW / IOAZ (artikel 14) zijn burgemeester en wethouders volledig verantwoordelijk voor de verificatie van gegevens. Dat betekent dat bepaalt moet worden welke gegevens ten behoeve van de verlening van de uitkering dan wel de voortzetting daarvan worden verstrekt.

 

Op grond van de Wet eenmalige gegevensuitvraag mogen gegevens in de keten van werk en inkomen slechts eenmalig worden uitgevraagd. Gegevens die in administraties van andere organisaties zoals het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) of de Belastingdienst bekend zijn, mogen derhalve niet langer aan de klanten worden gevraagd. De gegevens worden hoofdzakelijk via Suwinet aan de gemeenten beschikbaar gesteld.

 

Gemeenten kunnen via Suwinet een grote hoeveelheid digitaal beschikbare gegevens raadplegen. De gegevens zijn afkomstig van diverse organisaties: UWV, Sociale Verzekeringsbank (SVB), Rijkdienst voor Wegverkeer (RDW), Belastingdienst, Bedrijvenregister (KvK), Informatiseringsbank (IB Groep), Kadaster en niet te vergeten de gemeenten zelf (BRP en Uitkeringsadministratie). Deze gegevens worden gebruikt voor de besluitvorming rondom sociale uitkeringen (Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz) en het minimabeleid.

 

Door de voortdurende uitbreiding van Suwinet is het steeds minder vaak nodig om gegevens bij klanten op te vragen. Het traditionele “heronderzoek”, waarbij de klant wordt verzocht om een grote hoeveelheid gegevens te verstrekken, is daardoor niet meer noodzakelijk. De klanten die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ worden periodiek op rechtmatigheid gecontroleerd. Het uitgangspunt dat hierbij wordt gehanteerd is ‘klant centraal proces’. Dit proces werkt twee kanten op. Enerzijds wordt de klant niet onnodig belast, anderzijds wordt de klant ook optimaal bedient door relevante bestaande informatie en/of nieuwe ontwikkelingen met hen te delen. Daardoor wordt voorkomen dat er ten onrechte (te veel) uitkering wordt verstrekt, dat achteraf teruggevorderd moet worden.

 

Zorgtraject, ontwikkeltraject of traject richting arbeid

Burgemeester en wethouders maken onderscheid in zorgklanten, klanten met een ontwikkeltraject en klanten met een traject richting arbeid. Klanten die aan het werk kunnen, worden ook direct naar werk begeleid. Als dit nog niet mogelijk is, krijgt de klant eerst een traject aangeboden dat gericht is op zijn/haar ontwikkeling. Dit geldt voor zowel klanten met een uitkering op grond van de Participatiewet als klanten met een IOAW- of IOAZ-uitkering.

 

Klanten die een zorgtraject volgen, hebben in het kader van de doelmatigheid tenminste één keer per jaar een voortgangsgesprek. Bij klanten die een ontwikkeltraject of een traject richting arbeid volgen, vindt één keer per drie maanden een voortgangsgesprek in het kader van de doelmatigheid plaats. Eén keer in de twee jaar zal het heronderzoek naar de rechtmatigheid gelijktijdig worden meegenomen. Dan komen ook onderwerpen als woon- en leefsituatie en inkomen en vermogen aan de orde.

 

Aanvragen individuele inkomenstoeslag of bijzondere bijstand

Klanten die Individuele Inkomenstoeslag (IIT) of bijzondere bijstand aanvragen kunnen gelijktijdig onderworpen worden aan het heronderzoek voor de rechtmatigheid. Een volledig heronderzoek rechtmatigheid kan achterwege blijven als een eerder heronderzoek rechtmatigheid in de voorafgaande twee jaar is uitgevoerd.

 

Bestanden Inlichtingenbureau

Een deel van de gegevens in Suwinet wordt door het Inlichtingenbureau beschikbaar gesteld door middel van de zogenaamde “batch” bestanden. Het betreft bijvoorbeeld aanschaf auto of signalen over onverzekerdheid. Deze signalen worden direct bij binnenkomst gecontroleerd en, indien noodzakelijk, verder verwerkt. Indien nodig wordt actie richting de klant ondernomen. Hiervan wordt een rapport gemaakt. Signalen en rapportage worden gearchiveerd. Er zal gelijktijdig een volledig heronderzoek rechtmatigheid worden uitgevoerd voor zover dit in de voorafgaande twee jaar niet heeft plaatsgevonden. Als het signaal/de signalen van dien aard is/zijn dat dit een volledig rechtmatigheidsonderzoek rechtvaardigt, dan zal direct een onderzoek worden uitgevoerd.

 

Bestanden Basisregistratie personen (BRP) gekoppeld aan de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG)

Wekelijks wordt er een bestand gegenereerd vanuit het BRP/BAG. Deze bestanden worden direct bij binnenkomst gecontroleerd en bij wijzigingen wordt dit direct verwerkt. Hiervan wordt een rapport gemaakt. Is er een mutatie die aanleiding geeft tot een heronderzoek rechtmatigheid, dan wordt dit uitgevoerd.

 

Themacontroles

Daarnaast kan een heronderzoek in de vorm van een themacontrole worden uitgevoerd. Een themacontrole beperkt zich tot het onderzoeken van één of enkele onderdelen van de bijstand en wordt alleen uitgevoerd bij klanten met een uitkering die voldoen aan de kenmerken die vooraf zijn bepaald. Het maakt hierbij niet uit of de klant een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt.

De teamleider/kwaliteitsmedewerker zorgt ervoor dat de themacontroles op juiste wijze worden uitgevoerd. Zo nodig stelt de teamleider/kwaliteitsmedewerker per themacontrole een werkgroep samen met daarin collega’s van verschillende disciplines.

In overleg met de teamleider/kwaliteitsmedewerker wordt bepaald:

- het thema en de selectiecriteria;

- wanneer de themacontrole wordt uitgevoerd;

- door welke medewerker(s) de themacontrole wordt uitgevoerd;

- binnen welk tijdsbestek de themacontrole wordt uitgevoerd.

 

Overige klanten

Dan blijft er een groep klanten over die in ieder geval één keer per drie jaar op rechtmatigheid wordt gecontroleerd. Voor alle klanten geldt dat zij in ieder geval één keer per drie jaar gesproken worden in het kader van het rechtmatigheidsonderzoek.

 

Doelmatigheidsonderzoek Participatiewet, IOAW, IOAZ

Zoals hiervoor reeds aangegeven wordt onderscheid gemaakt in zorgklanten, klanten met een ontwikkeltraject en klanten met een traject richting arbeid. Dit geldt voor zowel klanten met een uitkering op grond van de Participatiewet als klanten met een IOAW- of IOAZ-uitkering.

 

Voor alle klanten wordt een plan van aanpak gemaakt met daarin de afspraken die gemaakt zijn om zo snel mogelijk betaald werk te vinden. Op grond van artikel 44a van de Participatiewet wordt dit plan van aanpak periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Tijdens het doelmatigheidsgesprek worden wederom de rechten en plichten van de klant doorgesproken op een voor de klant begrijpelijke wijze.

 

Zorgklanten

Zorgklanten zijn klanten die laag op de participatieladder staan en een zorgtraject van de gemeente krijgen. Om deze klanten in beeld te hebben, vindt tenminste één keer per jaar een voortgangsgesprek plaats. De re-integratiecoach bespreekt de voortgang van het zorgtraject en evalueert het plan van aanpak. Bekeken wordt of een volgende stap gemaakt kan worden.

 

Na dit evaluatiegesprek wordt in ieder geval geregistreerd:

  • -

    de datum van evaluatie;

  • -

    de voortgang van het traject;

  • -

    de eventuele wijziging(en) in het plan van aanpak;

  • -

    de reden van de wijziging(en) van het plan van aanpak.

 

Als uit de evaluatie blijkt dat het plan van aanpak aangepast moet worden, dan gebeurt dit in Suite WIZ door middel van een rapportage. De klant dient de evaluatie van het trajectplan na drie maanden wederom te ontvangen en te ondertekenen.

 

Ontwikkeltraject van de klant

Na de start van een ontwikkeltraject vindt er tenminste één keer per drie maanden een evaluatie van het plan van aanpak plaats, ook wel voortgangsgesprek genoemd. Van deze evaluatie wordt een rapportage gemaakt. Hierin wordt in ieder geval opgenomen:

  • -

    de datum van evaluatie;

  • -

    de voortgang van het traject;

  • -

    de eventuele wijziging(en) in het plan van aanpak;

  • -

    de reden van de wijziging van het plan van aanpak.

 

Als uit de evaluatie blijkt dat het plan van aanpak aangepast moet worden, dan gebeurt dit in Suite WIZ door middel van een rapportage. De klant dient de evaluatie van het trajectplan na drie maanden wederom te ontvangen en te ondertekenen.

 

Traject richting arbeid

Gedurende een traject richting arbeid vindt tenminste één keer per drie maanden een evaluatie van het plan van aanpak plaats. De evaluatie bestaat uit een gesprek met de klant waarin (de voortgang van) het plan van aanpak wordt besproken. Na dit evaluatiegesprek wordt in ieder geval geregistreerd:

  • -

    de datum van evaluatie;

  • -

    de voortgang van het traject;

  • -

    de eventuele wijziging(en) in het plan van aanpak;

  • -

    de reden van de wijziging(en) van het plan van aanpak.

 

Als uit de evaluatie blijkt dat het plan van aanpak aangepast moet worden, dan gebeurt dit in Suite WIZ door middel van een rapportage. De klant dient de evaluatie van het trajectplan na drie maanden wederom te ontvangen en te ondertekenen.

 

Wet taaleis Participatiewet

Klanten die laaggeletterd zijn en niet voldoen aan de minimale taalvaardigheden, worden aangemeld voor de Wet taaleis Participatiewet. Iedere zes maanden wordt gecontroleerd of iemand zich aan de opgelegde verplichtingen met betrekking tot de Wet taaleis Participatiewet heeft gehouden. Hiermee wordt aangesloten bij de afstemmingsverordening.

 

Tegenprestatie

Wanneer er een tegenprestatie opgelegd wordt, dient in Suite WIZ gerapporteerd te worden wat de tegenprestatie is en moet aantoonbaar gemaakt worden dat deze wordt uitgevoerd. Jaarlijks moet gekeken worden of er wederom sprake is van een tegenprestatie.

 

Tijdelijke ontheffing

Klanten die op grond van artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet tijdelijk ontheven zijn van een verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub a en c, Participatiewet geldt dat pas weer een voortgangsgesprek plaatsvindt na afloop van de ontheffing, tenzij de situatie van de klant aanleiding geeft voor een tussentijds voortgangsgesprek.

 

Loonkostensubsidie

Met de komst van de Participatiewet hebben de gemeenten ook de mogelijkheid gekregen om het instrument loonkostensubsidie (LKS) structureel in te zetten voor mensen die op eigen kracht niet in staat zijn om het Wettelijk Minimumloon (WML) te verdienen.

 

Voor klanten die met loonkostensubsidie bij een werkgever zijn geplaatst, wordt om de één tot drie jaar (afhankelijk van de ontwikkelingsmogelijkheden) een heronderzoek ingepland om een loonwaardemeting uit te voeren. De loonwaardemeting wordt uitgevoerd door een externe partij. Als uit de evaluatie blijkt dat de loonkostensubsidie aangepast moet worden, dan gebeurt dit in Suite WIZ door middel van een rapportage.

 

Incidentele bijzondere bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor zover de belanghebbende niet beschikt over middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze de draagkracht van belanghebbende te boven gaan (artikel 35 Participatiewet).

 

Na de aanvraag wordt het recht op bijzondere bijstand beoordeeld. Daarbij wordt gelet op zaken als voorliggende voorzieningen, vermogen, uitsluitingsgronden, noodzakelijke kosten, mogelijkheden van reserveren en draagkracht.

 

Staat vast dat recht bestaat op bijzondere bijstand, dan wordt gekeken naar de hoogte van de bijstand. Uitgangspunt hierbij is de goedkoopst mogelijke oplossing.

 

Voor zover de uitbetaling van de incidentele bijzondere bijstand aan de belanghebbende plaatsvindt, wordt drie maanden na datum beschikking aan de hand van bijvoorbeeld de aankoopfactuur en een betalingsbewijs gecontroleerd of de middelen besteed zijn aan het doel waarvoor zij zijn verstrekt. Is dit niet het geval, dan is er mogelijk sprake van het ontbreken van de noodzaak en volgt een herzieningsbesluit. Wordt de bijzondere bijstand rechtstreeks aan de leverancier/dienstverlener uitbetaald, dan is een heronderzoek niet nodig.

 

Wet inburgering 2021

Het inburgeringstraject begint met de brede intake. Met de brede intake worden de capaciteiten, persoonlijke situatie en leermogelijkheden van de inburgeraar in kaart gebracht. Daarmee vormt het een belangrijke basis voor het inburgeringstraject op maat in de vorm van het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP). Met dit individuele plan weet de inburgeraar wat er van hem wordt verwacht en welke ondersteuning hij krijgt. Dit helpt om verplichtingen spontaan na te komen.

 

Een goede brede intake levert informatie op die nodig is om de inburgeraar optimaal te ondersteunen en zo te voorkomen dat er problemen ontstaan in het nakomen van de verplichtingen tijdens het inburgeringstraject. De brede intake bestaat in ieder geval uit:

  • -

    een leerbaarheidstoets;

  • -

    een onderzoek naar het gevolgde onderwijs en de opgedane werkervaring in het land van herkomst; en

  • -

    een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden, waaronder de fysieke en mentale gezondheid.

 

Het PIP bevat alle informatie over de wijze waarop de inburgeraar aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen. Om de inburgeraar gedurende het hele inburgeringstraject passend te kunnen (blijven) begeleiden en ondersteunen, is het noodzakelijk dat er een goed beeld is van de vorderingen. Op deze manier kan, indien nodig, het traject tijdig worden bijgestuurd.

 

Tenminste twee keer per jaar vindt een gesprek plaats tussen de re-integratiespecialist (statushouders) en de inburgeraar om de voortgang van de inburgering op basis van het PIP te bespreken.

 

Om een goed beeld te krijgen van de inzet van de asielstatushouder en de voortgang van het traject, vindt éénmaal per kwartaal overleg plaats met de taalaanbieder. Ook wordt een verzuimregistratie bijgehouden en wordt de re-integratiespecialist (statushouders) geïnformeerd bij regelmatig verzuim. Dit zal leiden tot een oproep voor een gesprek met de inburgeraar. In het kader van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) vindt wekelijks overleg plaats met de praktijkopleider.

 

Tijdens de voortgangsgesprekken in verband met het PIP komt in ieder geval aan de orde:

  • -

    of de gekozen leerroute voldoende aansluit bij de capaciteiten en persoonlijke situatie van de inburgeraar. Is dat niet het geval, dan kan in de eerste anderhalf jaar in overleg met de inburgeraar worden overgeschakeld naar een andere leerroute;

  • -

    of de intensiteit van de leerroute voor de inburgeraar nog aansluit bij zijn persoonlijke situatie; en

  • -

    of er wellicht meer of andere begeleiding nodig is tijdens het traject;

  • -

    of de gemaakte afspraken die vastgelegd zijn in het PIP worden nagekomen;

  • -

    de vorderingen in het kader van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT);

  • -

    de vorderingen op taalniveau en eventuele andere cursussen.

 

In het eindgesprek komt tevens aan de orde of de leerroute succesvol is afgerond, waarbij voor de B1- en Onderwijsroute geldt dat deze wordt afgesloten met een diploma en voor de Z-route met een beoordeling (melden in Suite WIZ).

 

De voortgangsgesprekken worden daarnaast gebruikt om de inburgeraar te stimuleren om binnen de inburgeringstermijn van drie jaar te voldoen aan de inburgeringsplicht en hen te informeren over hun rechten en plichten.

 

Van de voortgangsgesprekken wordt een rapport opgesteld en vindt registratie plaats in Suite WIZ.

 

Onder de inburgeraars wordt onderscheid gemaakt tussen inburgeraars en de gezins- en overige migranten. Gezins- en overige migranten zijn zelf verantwoordelijk voor het inkopen en met succes afronden van de leerroute. Gemeenten zijn alleen verantwoordelijk voor de participatiecomponent van de leerroute als de gezins- en overige migranten een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet.

 

Vier groepen zelfstandigen binnen het Bbz

Er zijn vier groepen zelfstandigen binnen het Bbz. Deze worden hieronder uiteengezet met daarbij waarop recht bestaat volgens het Bbz.

  • 1.

    Gevestigde zelfstandigen met een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep:

    Op grond van artikel 18, Bbz hebben gevestigde zelfstandigen gedurende 12 maanden recht op algemene bijstand (levensonderhoud). Deze periode kan met maximaal 24 maanden worden verlengd als externe omstandigheden van tijdelijke aard de oorzaak van de bijstandsbehoevendheid is.

    Op grond van artikel 20, Bbz hebben gevestigde zelfstandigen recht op een bedrijfskapitaal van maximaal € 212.147,- (norm per 1 januari 2022).

  • 2.

    Startende zelfstandigen:

    Op grond van artikel 23, Bbz heeft de startende zelfstandige gedurende 36 maanden recht op algemene bijstand (levensonderhoud). Verlenging is mogelijk als de zelfstandige door medische of sociale redenen niet volledig als zelfstandige kan werken.

    Op grond van artikel 24, Bbz heeft de startende zelfstandige recht op een bedrijfskapitaal van maximaal € 39.057,- (norm per 1 januari 2022).

  • 3.

    Oudere zelfstandigen, geboren vóór 1 januari 1960, met een niet-levensvatbaar bedrijf:

    Op grond van artikel 25, Bbz heeft de zelfstandige, geboren vóór 1 januari 1960, recht op algemene bijstand (levensonderhoud), mits het inkomen uit zelfstandigheid minimaal € 8.158,- (norm per 1 januari 2021) bedraagt.

    Op grond van artikel 26, Bbz heeft de oudere zelfstandige recht op een bedrijfskapitaal van maximaal € 10.607,- (norm per 1 januari 2022)].

  • 4.

    Beëindigende zelfstandigen:

    Op grond van artikel 27, Bbz heeft de beëindigende zelfstandige recht op algemene bijstand (levensonderhoud) voor een termijn van 12 maanden, op verzoek van betrokkene is verlenging mogelijk met maximaal 12 maanden.

    Het verstrekken van bedrijfskapitaal is niet mogelijk voor beëindigende zelfstandigen.

 

Heronderzoeken Bbz

Een heronderzoek bij Bbz-klanten richt zich op zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid. Een heronderzoek bij klanten met algemene bijstand voor levensonderhoud kan inhoudelijk anders vormgegeven worden dan heronderzoeken bij klanten met een uitkering in de vorm van bedrijfskapitaal.

 

Het heronderzoek houdt in dat met de Bbz-klant contact wordt opgenomen om diens omstandigheden door te nemen. Dat kan telefonisch, schriftelijk of door middel van een afspraak in het gemeentehuis. De volgende stukken kunnen daartoe bijvoorbeeld worden opgevraagd:

  • -

    de aangifte IB/PVV;

  • -

    de jaarstukken van het bedrijf of zelfstandig beroep;

  • -

    jaaropgaven van overig inkomen.

Van het onderzoek wordt een rapportage gemaakt.

 

Binnen het Bbz worden vier soorten onderzoeken onderscheiden, te weten:

  • 1.

    heronderzoeken in geval van de verstrekking van bijstand voor levensonderhoud;

  • 2.

    heronderzoeken in geval van bedrijfskapitaal;

  • 3.

    tussentijdse mutatie-onderzoeken, en

  • 4.

    beëindigingsonderzoeken.

 

Heronderzoeken algemene bijstand voor levensonderhoud

 

Gevestigde zelfstandigen met een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep

Bij deze groep zelfstandigen vindt eenmaal per zes maanden een heronderzoek plaats.

 

Startende zelfstandigen

Bij deze groep zelfstandigen vindt eenmaal per zes maanden een heronderzoek plaats, waarbij eveneens beoordeling van de bedrijfsontwikkeling en levensvatbaarheid van het bedrijf plaatsvindt.

 

Zelfstandigen, geboren vóór 1 januari 1960, met een niet levensvatbaar bedrijf die tenminste 10 jaar bestaat

Voor deze groep zelfstandigen geldt dat een onderzoek plaatsvindt eenmaal per twaalf maanden.

 

Zelfstandigen die een niet levensvatbaar bedrijf beëindigen

Bij zelfstandigen die hun bedrijf of zelfstandig beroep moeten beëindigen, vindt een heronderzoek plaats binnen zes maanden.

 

Voor alle groepen zelfstandigen genoemd in artikel 2, eerste lid, Bbz geldt dat de definitieve vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand voor levensonderhoud plaatsvindt na afloop van een boekjaar op grond van de artikelen 5, 12 en 38, Bbz.

 

Heronderzoeken bedrijfskapitaal

Na het verstrekken van het bedrijfskapitaal vindt na drie maanden een heronderzoek plaats op rechtmatigheid en doelmatigheid (bestedingscontrole). Zowel voor startende als gevestigde zelfstandigen met bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal geldt dat er vervolgens eenmaal per twaalf maanden een heronderzoek plaatsvindt.

 

Tussentijdse mutatie-onderzoeken

Behalve heronderzoeken levensonderhoud en bedrijfskapitaal zijn er tussentijdse onderzoeken mogelijk op basis van mutaties of signalen. Deze signalen kunnen zijn:

  • -

    verhuizing;

  • -

    overlijden partner of klant;

  • -

    aanvragen van uitstel van betaling of aflossing;

  • -

    verzoek tot aanpassen van de aflossingscapaciteit;

  • -

    een terugvorderingssignaal inzake gemiste aflossingen;

  • -

    acties in het kader van oude vorderingen inzake schuldhulpverlening;

  • -

    samenwoning;

  • -

    wijziging kostendelersnorm;

  • -

    signalen van het Inlichtingenbureau.

 

De frequentie van deze onderzoeken is afhankelijk van het tijdstip waarop het signaal wordt ontvangen. Het mutatie-onderzoek start na ontvangst van het signaal.

 

Beëindigingsonderzoek

Burgemeester en wethouders dragen verantwoordelijkheid voor de rechtmatige verstrekking van een uitkering waaronder het juiste tijdstip van beëindiging. Bij beëindiging van de uitkering zullen burgemeester en wethouders, na onderzoek, een besluit moeten nemen met betrekking tot de wederzijds tussen de gemeente en de inwoner resterende verplichtingen en de afwikkeling daarvan. Men spreekt in dit verband over een beëindigingsonderzoek. Uiterlijk binnen zes maanden, na de laatste maand waarin betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden, vindt een beëindigingsonderzoek plaats.

 

Als burgemeester en wethouders niet binnen zes maanden na het beëindigen van een uitkering aan de inwoner laat weten dat er nog een vordering van de gemeente aanwezig is, verspelen burgemeester en wethouders op grond van jurisprudentie het recht om de vordering op te eisen.

 

Als het beëindigingsverzoek in verband met het niet tijdig kunnen aanleveren van de jaarcijfers niet binnen zes maanden na de laatste maand van uitbetaling van de uitkering kan plaatsvinden en daarom onduidelijk is of er een vordering ontstaat, dient de inwoner schriftelijk te worden geïnformeerd over de mogelijkheid van het ontstaan van een vordering van de gemeente op de inwoner.

 

De vakantietoeslag wordt maandelijks bij de uitkering uitbetaald. Hiermee kan bij beëindiging om die reden niet worden verrekend. Als er bij beëindiging een vordering ontstaat, maakt de vakantietoeslag hier onderdeel van uit.

 

Aandachtspunten

In het beëindigingsonderzoek wordt in ieder geval aandacht gegeven aan de volgende punten:

  • 1.

    verplichtingen van de gemeente aan de inwoner;

  • 2.

    verplichtingen van de inwoner jegens de gemeente;

  • 3.

    verplichtingen van de onderhoudsplichtige aan de gemeente.

 

Heronderzoek debiteuren

De Participatiewet, IOAW en IOAZ kent geen bepalingen over heronderzoeken bij debiteuren. Burgemeester en wethouders zijn vrij om te bepalen hoe zij omgaat met heronderzoeken bij debiteuren. Met het vervallen van de Rau per 1 januari 2020 zijn burgemeester en wethouders ook vrij om voor de Bbz debiteuren te bepalen hoe wordt omgegaan met heronderzoeken.

 

Debiteuren Participatiewet, IOAW en IOAZ

Voor de onderzoeken wordt verwezen naar de Beleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, IOAW en IOAZ Goeree-Overflakkee en de Beleidsregel terug- en invordering, verhaal en krediethypotheek Participatiewet, IOAW en IOAZ Goeree-Overflakkee.

 

Debiteuren Bbz

 

Zelfstandigen met aflosverplichtingen >5jaar

Bij zowel startende als gevestigde zelfstandigen vindt één keer per vijf jaar een heronderzoek plaats zolang de zelfstandige de verplichtingen nakomt.

 

Zelfstandigen met aflossingsverplichting <5 jaar

Bij startende en gevestigde zelfstandigen waarbij de betalings- en aflossingstermijnen van de vordering de termijn van vijf jaar niet overschrijden vindt geen heronderzoek plaats zolang de zelfstandige de verplichtingen nakomt.

 

Zelfstandigen die de verplichtingen niet (voldoende) nakomen

Als niet of niet volledig wordt voldaan aan aflossingsverplichtingen vindt eenmaal per jaar een heronderzoek plaats.

 

Bij een heronderzoek wordt enerzijds bekeken of de klant de aflossingsverplichting nakomt en anderzijds of de aflossingsverplichting wel of niet aangepast moet worden in verband met een gewijzigde financiële draagkracht van de klant. Dit kan in één onderzoek. Bij debiteuren die bijstand ontvangen hoeft uiteraard geen heronderzoek naar draagkracht plaats te vinden.