Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsplan onderwijshuisvesting 2020-2024 |
Citeertitel | Uitvoeringsplan onderwijshuisvesting 2020-2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-03-2022 | nieuwe regeling | 19-02-2020 |
De gemeente Gouda zet zich in voor adequate en toekomstbestendige onderwijshuisvesting. Op 3 april 2019 heeft de raad de strategische kaders vastgesteld om het Integraal Huisvestingsplan Gouda (IHP) uit te werken in drie tranches. Dit is het Uitvoeringsplan voor de eerste tranche 2020 – 2024. Dit uitvoeringsplan is het eindresultaat van een zorgvuldig samenwerkingsproces met de (direct) betrokken schoolbesturen. Er liggen diverse onderzoeken en analyses ten grondslag aan dit plan.
2. Reikwijdte en doelen uitvoeringsplan
Dit Uitvoeringsplan omvat afgewogen inhoudelijke keuzes en prioriteiten binnen de door de raad vastgestelde strategische uitvoeringskaders voor onderwijshuisvesting, gericht op de eerste tranche 2020 – 2024. Concreet maakt dit plan duidelijk welke projecten in het kader van het IHP de komende vijf jaar worden opgepakt in Gouda. Het betreft het eerste van drie uitvoeringsplannen voor het gehele IHP.
De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Onder andere als het gaat om vervangende nieuwbouw van scholen en het oplossen van een capaciteitstekort bij groei van het aantal leerlingen van een school. Met het Uitvoeringplan geven we hier handen en voeten aan. Gezien de omvang van de onderwijshuisvestingsopgave in Gouda geldt daarbij het credo sober en doelmatig. Dit credo vormt bovendien ook de grondslag voor de door de VNG gehanteerde normbedragen voor onderwijshuisvesting.
Het doel van het Goudse onderwijshuisvestingsbeleid is geschikte onderwijsgebouwen op het juiste moment op de juiste plek in de stad beschikbaar te hebben. Geschikt wil zeggen dat er voor ieder schoolgaand kind in Gouda en voor de onderwijsprofessionals een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving is.
Bijkomend doel van het IHP en dit uitvoeringsplan is kostenbesparing, een betere beheersbaarheid en voorzienbaarheid van de daarvoor benodigde investeringen nu en op de langere termijn. Door het integraal benaderen van de onderwijshuisvestingsopgaven zijn flexibiliteit in ruimten, waar mogelijk clustering van scholen en het benutten van kansen voor het combineren van onderwijshuisvesting met andere functies, uitgangspunten.
3. Toetsingskader projecten uitvoeringsplan
Om te kunnen komen tot een afgewogen en gedragen Uitvoeringsplan is de afgelopen periode gewerkt met een toetsingskader, gebaseerd op de door de raad vastgestelde strategische uitvoeringskaders. Daarnaast zijn enkele algemeen geldende beleidslijnen nader uitgewerkt en geconcretiseerd zodat ze toepasbaar zijn voor het Uitvoeringsplan. Dit is via de geactualiseerde Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de gemeente Gouda 2020 juridisch geregeld.
Op 3 april 2019 heeft de raad zeventien strategische (inhoudelijke) uitvoeringskaders voor het IHP vastgesteld. Zie bijlage 1 voor een omschrijving van deze zeventien uitvoeringskaders.
Deze vormen het uitgangspunt voor het ontwikkelde toetsingskader waarop alle projecten in dit uitvoeringsplan zijn getoetst. Naast de zeventien kaders van de raad zijn in het toetsingskader ook aspecten meegenomen als: gevolgen voor het huidige bestemmingsplan en de mogelijke beperkingen vanuit ecologie, natuur en milieu (geluid, fijnstof) en bodem (verontreiniging, niet gesprongen explosieven) voor de ontwikkeling van de locaties. De onderbouwing van het toetsingskader is terug te vinden in bijlage 1, welke vervolgens is uitgewerkt in een projectkaart per project (zie bijlage 3).
3.3. Aanvullende algemene beleidslijnen
Uitgangspunt voor het onderwijshuisvestingsbeleid zijn de leerlingenprognoses die tweejaarlijks worden geactualiseerd door een onafhankelijk extern bureau en vastgesteld in overleg met de schoolbesturen. Dit is conform eerder vastgesteld beleid in onder andere de Verordening onderwijshuisvesting uit 2015, wat ook in de geactualiseerde Verordening een plek heeft gekregen. Op basis van deze geprognotiseerde groei en krimp van de leerlingenaantallen (15 jaar vanaf peildatum tweejaarlijkse actualisatie) wordt de benodigde vierkante meters per leerling en de vaste voet bepaald voor de benodigde huisvestingscapaciteit per school.
Hierbij moet aantoonbaar zijn dat gedurende minimaal 15 jaar (eis voor permanente huisvesting) het aantal leerlingen op die locatie boven de instandhoudingsnorm van Gouda (195 leerlingen) blijft. Een uitzondering hierop zijn scholen die onder deze norm zitten, maar in stand worden gehouden met de systematiek van de gemiddelde schoolgrootte.1
Wel van belang is dat het om een prognose gaat en dat is afgesproken dat per project bij aanvang in overleg met het schoolbestuur de precieze benodigde onderwijshuisvestingscapaciteit wordt bepaald, om te voorkomen dat bij oplevering van het project er een ruimtetekort of -overschot is.
Het bouwbesluit stelt per 1-7-2020 als landelijke norm voor nieuwbouw Bijna Energieneutraal (BENG). Onder BENG valt ook het gasloos maken van een gebouw, dit sluit aan bij de Goudse duurzaamheidsambitie. De ambitie uit het coalitieakkoord is dat Gouda gasloos en CO2-neutraal wordt in 2040. Dit betekent dat alle schoolgebouwen die nu gerenoveerd of gebouwd worden in principe gasloos gemaakt worden. Via de strategische uitvoeringskaders van het IHP is bepaald dat de gemeente samen met de schoolbesturen streeft naar Nul-op-de-Meter schoolgebouwen.
Op basis van de vastgestelde strategische kaders zetten we in het Uitvoeringsplan in op renovatie, met als uitgangspunt dat deze een levensduurverlengend karakter moeten hebben van veertig jaar (strategisch kader uit raadsbesluit). Hergebruik van bestaande panden is in potentie duurzamer dan nieuwbouw. We hebben daarbij wel oog voor een redelijke prijs/kwaliteit verhouding ten opzichte van het genormeerde budget voor nieuwbouw. Voor de nieuwbouwprojecten in dit Uitvoeringsplan geldt compact als uitgangspunt, dat wil zeggen zo min mogelijk geveloppervlak en zo veel mogelijk ruimte voor het plaatsen van bijvoorbeeld zonnepanelen. Dit is verder uitgewerkt in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Gouda 2020.
Concreet betekent dit qua duurzaamheidsniveau voor de projecten in dit Uitvoeringsplan dat bij nieuwbouw van schoolgebouwen gasloos sowieso uitgangspunt is en dat wordt gestreefd naar ENG/NoM2. Bij renovatie geldt dat eveneens, maar is de verwachting op basis van de huidige onderzoeken dat zelfs BENG niet in alle gevallen technisch en financieel haalbaar zal zijn. Voor zover in het Uitvoeringsplan IHP uitbreiding van een beperkt aantal lokalen aan het bestaande gebouw plaatsvindt, wordt aangesloten bij de bestaande (gas)verwarmingsmethode uit kostentechnische overwegingen. De extra ambitie van Gouda vertaalt zich zo in bovennormatieve kwaliteitseisen.
Er is een stevige lobby richting het Rijk om extra middelen voor onderwijshuisvesting ter beschikking te stellen, in het bijzonder voor verduurzamingsmaatregelen die ondersteunend zijn aan het Klimaatakkoord van Parijs. Wellicht dat dit naar de toekomst toe nog tot extra financiële armslag voor gemeenten leidt.
Deze systematiek houdt in dat een schoolbestuur één of meer scholen die zich onder de opheffingsnorm bevinden, in stand kan houden wanneer andere scholen van dit schoolbestuur een surplus aan leerlingen tellen (artikel 157 Wet primair onderwijs). Een schoolbestuur kan dit systeem zelf toepassen binnen zijn eigen organisatie danwel de toepassing realiseren in samenwerking met één of meer andere schoolbesturen. Er kan binnen het schoolbestuur slechts één school met deze systematiek in stand gehouden worden.
Energie Neutraal Gebouw (ENG) wil zeggen dat het gebouwgebonden jaarlijkse energiegebruik wordt opgewekt op eigen perceel, bij Nul-op-de-Meter (NoM) wordt ook het energiegebruik van de niet gebouwgebonden installaties op eigen perceel opgewekt.
Daarnaast geldt ‘Frisse Scholen B’ als uitgangspunt voor zowel nieuwbouw als renovatie. Dit ambitieniveau ‘goed’ betekent dat er vaste eisen gelden met betrekking tot de (operatieve) temperatuur in een groepsruimten in de zomerperiode. In het Programma van Eisen zal voor Frissen Scholen B passieve koeling worden vereist, via te openen ramen en zomernachtventilatie of koeling via activering van de gebouwmassa (bijvoorbeeld vloerkoeling of betonkernactivering). Omdat het werkelijke koelvermogen in de ruimten zeer bepekt is, is het noodzakelijk dat de interne warmtelast (door apparatuur en verlichting) laag is. Daarnaast is buiten zonwering in combinatie met zonwerende beglazing op alle zonbelaste gevels verplicht. Door deze maatregelen ontstaat een gezond en prettig binnenklimaat voor leerlingen en onderwijsteam, wat de onderwijsprestaties ten goede komt.
Door klimaatverandering krijgen we vaker te maken met weersextremen zoals wateroverlast en hittegolven. De gemeenteraad van Gouda heeft dit onderkend en op 11 december 2019 de klimaatadaptatiestrategie en uitvoeringsagenda vastgesteld. Schoolgebouwen en -pleinen vormen bij uitstek een plek om klimaatadaptief in te richten. Denk aan groene daken, regenwateropvang op eigen terrein en een groen schoolplein tegen hittestress. Dergelijke maatregelen zijn goed voor de leefbaarheid in en rond scholen en hebben daarnaast een belangrijke educatieve functie en helpen mee aan bewustwording bij kinderen, hun verzorgers en de omgeving van de school. Bij de aanpak van de schoollocaties uit dit Uitvoeringsplan wordt klimaatadaptatie meegenomen.
In het oorspronkelijke IHP (2018) is naast de inventarisatie van de schoollocaties voor de gemeentelijke opgave voor onderwijshuisvesting, ook de vervangingsopgave voor gymzalen geïnventariseerd. Onderdeel van het lesprogramma voor zowel primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en speciaal (voortgezet) onderwijs (SO) zijn immers ook de klokuren bewegingsonderwijs. Deze moeten worden aangeboden in de nabijheid van een schoollocatie binnen een straal van 1.250 meter voor PO en SO en 2.000 meter voor VO. De gemeente Gouda vindt bewegingsonderwijs belangrijk en wil dat faciliteren door het bieden van kwalitatief goede accommodaties.
In Gouda zijn 47 gymzalen, dat zijn er 16,1 per 25.000 inwoners. Volgens het Mulier Instituut, dat in 2019 een analyse maakte van de vraag naar en het aanbod van sportaccommodaties in Gouda, is dat aantal hoog, zowel in vergelijking met vergelijkbare gemeenten (7,0) als met heel Nederland (6,5). In totaal zijn er 58 zaaldelen in de stad, terwijl er voor het onderwijs 43 nodig zijn. Zeventien van deze gymzalen zijn in beheer en exploitatie bij SPORT•GOUDA, dertig niet. De gymzalen die bij SPORTïGOUDA in beheer zijn, zijn tijdens schoolweken overdag (van 8 tot 16) gemiddeld voor 62% bezet. Op jaarbasis (dus inclusief avonden, vakanties en weekenden) is de gemiddelde bezetting 28%, ruim 60% daarvan komt voor rekening van het onderwijs.
Een deel van de gymzalen wordt dus niet optimaal benut. De gemeente zal samen met de schoolbesturen nader bezien of het aantal gymzalen kan worden verminderd en hoe de zalen efficiënter kunnen worden gebruikt. Zo zal vooruitlopend op het opstellen van een nieuwe sportaccommodatienota vanaf begin 2020 gekeken worden naar waar mogelijkheden zijn in de huidige gymzalen voor multifunctioneel gebruik door bijvoorbeeld het buurt- en welzijnswerk. Uitgangspunt blijft de wettelijke normering voor bewegingsonderwijs in de nabijheid van een schoollocatie.
4. Projecten Uitvoeringsplan eerste tranche
De afgelopen maanden is samen met de schoolbesturen verkend welke van de in het oorspronkelijke IHP (2017) geïdentificeerde projecten, het meest urgent en kansrijk zijn om in het eerste Uitvoeringsplan op te pakken. Daarbij is de afweging gemaakt tussen technische noodzaak en het structurele ruimtetekort per locatie enerzijds en de financiële haalbaarheid voor de gemeente anderzijds. Er is naar gestreefd om tijdelijke huisvesting tot een minimum te beperken, gezien de impact op de school (voor leerlingen, ouders en leerkrachten) en de extra financiële consequenties.
Dit zorgvuldige samenwerkingsproces met de schoolbesturen heeft geresulteerd in de volgende zeven projecten als kern voor dit eerste Uitvoeringsplan:
Hierna volgt per project een korte beschrijving van het project en de motivatie waarom dit onderdeel uitmaakt van de eerste tranche. In de afsprakenbrief (zie hoofdstuk 5) worden onder meer afspraken vastgelegd over de verdere concretisering en uitwerking van de beoogde projecten, zoals het beoogde duurzaamheidsniveau, het aantal maximaal vastgestelde vierkante meters op basis van de leerlingenprognose en de wijze waarop het programma van eisen wordt bepaald.
4.1. Auris Taalplein - De Triangel: clustering en nieuwbouw op huidige locatie De Ark - De Triangel, inclusief gymzaal
Op de huidige locatie van De Ark en De Triangel wordt nieuwbouw gerealiseerd voor basisschool De Triangel en school voor speciaal onderwijs Auris Taalplein, inclusief gymzaal.
Samen met de schoolbesturen is voorzien dat De Triangel in combinatie met Auris Taalplein een rol gaat spelen in het vergroten van de mogelijkheden om passend onderwijs te realiseren voor kinderen met een spraak- en taalstoornis en aan te laten sluiten bij het reguliere basisonderwijs. Evenals de geclusterde huisvesting op één locatie, doet dit recht aan een inclusieve samenleving.
De huidige locaties van beide scholen zijn sterk verouderd en technisch en economisch afgeschreven. Bovendien is op de locatie De Triangel al lange tijd sprake van een tijdelijke voorziening in noodlokalen die allesbehalve toekomstbestendig is. Op de locatie Auris Taalplein is daarnaast een tekort aan ruimte voor de verplichte gemeenschapsruimtes (aula, speelzaal).
Het beoogde nieuwe schoolgebouw heeft een duidelijke buurtfunctie waarmee tegemoet wordt gekomen aan de eerdere oproep van de buurt en de raad. De nieuwe geclusterde school kan op deze locatie blijven, waardoor er een breed toegankelijke PO-school in dit deel van de wijk Bloemendaal beschikbaar blijft. De locatie biedt tevens voldoende ruimte om de regionaler georiënteerde functie die Auris Taalplein heeft, (verkeerstechnisch) te kunnen borgen. Ook voor het voltijds hoogbegaafdenonderwijs voor ouders en kinderen in Gouda en omstreken die De Triangel sinds dit schooljaar biedt, is plek.
4.2. Kesper College: uitbreiding én renovatie, inclusief gymzaal
Het Kesper College heeft een regionale functie. Dit betekent dat het samenwerkingsverband verklaringen afgeeft waarmee kinderen vanuit de wijde omgeving deze school bezoeken. Er is bestuurlijk een afspraak gemaakt tussen gemeente en het schoolbestuur dat het Kesper College kan groeien tot maximaal 200 leerlingen.
Om het huidige structurele ruimtetekort voor de leerlingen op te lossen en de gemaximaliseerde groei te faciliteren, is uitbreiding en renovatie van het huidige schoolgebouw voorzien.
De huisvestingssituatie van het Kesper College is al enige tijd zeer problematisch. De interne gebouwaanpassingen die in 2018 zijn gerealiseerd, hebben enige lucht gegeven, maar het ruimtegebrek blijft en genereert bij de school aanvaringen onder leerlingen, vooral bij de leerlingen met psychische/ psychiatrische problemen. Het slecht beheersbare binnenklimaat versterkt deze omstandigheden.
Oorspronkelijk is in het IHP een uitbreiding voorzien in de eerste tranche en de renovatie van het bestaande pand in later stadium. Het combineren van de uitbreiding en renovatie brengt voordelen met zich mee. Zo kunnen de werkzaamheden in één bouwstroom plaatsvinden, wat voor de doelgroep van kwetsbare leerlingen de minste verstoring oplevert. Bovendien verwacht het schoolbestuur een aanzienlijke kostenreductie te kunnen realiseren door een gecombineerde aanpak. Belangrijk voordeel is dat door de combinatie van uitbreiding met renovatie er vierkante meters worden vrijgespeeld ten behoeve van het creëren van een aula. Hierdoor zijn er in totaal voor de beoogde uitbreiding minder vierkante meters nodig dan de ruimtebehoefte op basis van de leerlingenprognose zou vergen.
4.3. Johannes Calvijnschool: uitbreiding huidige locatie
Voor de Johannes Calvijnschool is al langere tijd sprake van een ruimtetekort. Dat is tot nu toe opgelost door medegebruik in basisschool Het Schateiland. Door de nu voorgestelde uitbreiding op eigen locatie, wordt de onderwijskundige functionaliteit van het pand aan De Dreef geoptimaliseerd. Hiermee wordt zowel het lokalentekort opgelost als het permanente tekort aan nevenruimten aangepakt, waardoor tegemoet kan worden gekomen aan de noodzaak van individuele begeleiding van leerlingen. Bijkomende voordelen zijn tijdswinst (voor leerlingen, ouders en het onderwijsteam) en het beperken van het aantal verkeersbewegingen wat de verkeersveiligheid ten goede komt.
Deze beoogde uitbreiding sluit aan bij de oproep van de raad eerder dit jaar bij de vaststelling van de strategische uitvoeringskaders IHP, dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, deze uitbreiding zoveel mogelijk plaatsvindt in de directe nabijheid van het bestaande schoolgebouw.
4.4. Casimirschool – dislocatie Herpstraat: renovatie
Al vanaf 2010 heeft de Casimirschool een ruimteprobleem op de hoofdvestiging aan de Groeneweg. Daarom was tot 2018 een deel van de school gehuisvest met zes groepen in het voormalige Streekarchief. Door verkoop van het pand door de gemeente in het kader van de bredere Weeshuis ontwikkelplannen is voor de dislocatie in eerste instantie tijdelijk uitgeweken naar de Herpstraat 1. In het IHP was een scenario voorzien van permanente huisvesting van de dislocatie in nieuwbouw op de Jan Luykenstraat. Deze locatie wordt nu nog benut door De Ark, waarvoor een verhuizing is voorzien naar de nieuwe, met Gemiva gedeelde, locatie aan de Clematislaan.
Inmiddels is gebleken dat het schoolbestuur van de Casimirschool een voorkeur heeft om de Herpstraat als permanente dislocatie te blijven gebruiken, mede vanwege de situering in de binnenstad. Het college ondersteunt de wens om publieke voorzieningen waar mogelijk in de binnenstad te behouden. Het gebouw aan de Herpstraat voldoet (net als de locatie Jan Luykenstraat) niet aan de minimale wettelijke eisen voor wat betreft energie, isolatie en ventilatie. Renovatie van het pand zorgt ervoor dat het gebouw voor de komende veertig jaar gebruikt kan worden voor onderwijs en als disclocatie voor de Casimirschool kan fungeren. De beoogde nieuwbouw voor onderwijs op de Jan Luykenstraat komt hiermee te vervallen. De minder vergaande kosten van renovatie van de Herpstraat ten opzichte van beoogde nieuwbouw aan de Jan Luykenstraat zijn een bijkomend voordeel.
Op termijn kan de locatie Jan Luykenstraat daarmee vrijvallen voor andersoortige maatschappelijke benutting, bijvoorbeeld voor woningbouw en/ of groen. Het gebouw zal daarvoor worden gesloopt, ten laste van het IHP programmabudget. Eventueel rendement bij ontwikkeling zal alsdan, conform de door de raad gestelde kaders, ten goede komen aan de reserve onderwijshuisvesting.
4.5. Al Qalam: uitbreiding op eigen terrein
Om het huidige structurele ruimtetekort voor de leerlingen op te lossen en de geprognotiseerde groei tot maximaal 500 leerlingen te faciliteren, is uitbreiding van het huidige schoolgebouw op de Calslaan 99 voorzien. Deze uitbreiding kan plaatsvinden op eigen terrein, heeft (organisatorisch/ onderwijskundig) de voorkeur van het schoolbestuur en is goedkoper dan uitbreiding op een nabijgelegen dislocatie.
Hiermee worden de noodlokalen, die al enige tijd aanwezig zijn vanwege de additionele ruimtebehoefte, op de nabijgelegen parkeerplaats overbodig. Dit komt het onderwijsconcept van Al Qalam ten goede en brengt een kostenreductie voor de gemeente met zich mee door het wegvallen van de maandelijkse huur van de tijdelijke noodlokalen.
4.6. Livingstoneschool: nieuwbouw op huidige locatie
Door op de huidige locatie een nieuwe school te bouwen wordt het grote ruimtekort van deze school permanent opgelost. Daarmee komt een eind aan de situatie dat er reeds geruime tijd twee noodlokalen op het eigen terrein in gebruik zijn en wordt het medegebruik van twee lokalen bij basisschool De Bijenkorf overbodig.
Nieuwbouw biedt de mogelijkheid om compacter te bouwen. De school is relatief groot, en vanuit dat perspectief lastig te clusteren. Het huidige gebouw aan de Livingstonelaan is technisch en economisch afgeschreven. De huidige constructie biedt bovendien onvoldoende mogelijkheden om deze kosteneffectief met een levensduurverlenging van veertig jaar te renoveren conform de eisen van deze tijd. Bovendien kunnen in de nieuwbouw voldoende nevenruimtes worden gesitueerd voor personeel, groepen leerlingen die aan projecten werken en aan leerlingen die individueel begeleid worden.
De samenwerking tussen de Livingstoneschool (CNS) en Quadrant Kindercentra blijft gecontinueerd, momenteel is er 193 m² in medegebruik als BSO.
Net als bij de Johannes Calvijnschool worden door de school op één locatie te huisvesten het aantal verkeerskundige bewegingen beperkt, wat de verkeersveiligheid ten goede komt.
4.7. Gymzaal Hoogenburg: sloop
Gymzaal Hoogenburg is in een dermate slechte staat, dat exploitant SPORT•GOUDA adviseert het gebouw te slopen. Het gebouw verkeert aan de buitenzijde ogenschijnlijk in redelijke staat, maar de kleedkamers en douches moeten gerenoveerd worden, de cv-installatie is zeer oud en de sportvloer verkeert in een slechte en gevaarlijke staat. De huidige gebruikers kunnen onder andere terecht in omliggende gymzalen en in de nieuwe tijdelijke sporthal in het Groenhovenpark.
Dit Uitvoeringsplan is onderdeel van het totale IHP en beschrijft de inhoud van de eerste tranche. Op een aantal punten is door omstandigheden of inhoudelijke redenen afgeweken van de locatiescenario’s uit het oorspronkelijke IHP (2018). Zo is de voorgenomen clustering van De Triangel met Schateiland op de locatie van Schateiland vervallen. Daarentegen is hierdoor een kansrijke clustering en samenwerking tussen Auris Taalplein en De Triangel ontstaan. Voor het Schateiland zijn verkenningen gevoerd naar clustering met een andere school. Dit heeft op dit moment nog niet tot een kansrijke clustering geleid, dit blijft wel het uitgangspunt. Met het doorschuiven in de tijd ontstaat tevens de mogelijkheid om te anticiperen op de ontwikkelingen in de Spoorzone. De leerlingenprognoses van Pronexus lijken een positief effect te hebben op de leerlingaantallen van het Schateiland door deze ontwikkelingen. Komende tijd zal dit nader bezien moeten worden op zijn effecten.
Door de recente sluiting vertrek van de Regenboog (cluster 4 speciaal onderwijs) is de beoogde huisvestingsopgave in de eerste tranche komen te vervallen. Naar oordeel van het college moet een zogenoemde ‘cluster 4’ onderwijsvoorziening in Midden-Holland behouden blijven. Het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO staat hiervoor primair aan de lat. Wanneer dit leidt tot een huisvestingsvraag, dan zal de gemeente deze inpassen in het Uitvoeringsplan IHP.
Verder is op verzoek van de schoolbesturen de beoogde clustering van de Wilhelmina-school met De Bijenkorf op de locatie van De Bijenkorf uitgesteld. Dit zorgt dat de clustering op deze locatie (De Bijenkorf heeft ruimteoverschot) gecombineerd kan worden met de beoogde vernieuwing van het huidige pand van De Bijenkorf, die in het IHP pas in een later stadium is voorzien.
Afgelopen periode is verkend of de beoogde clustering van de Graaf Jan van Nassauschool en de Beverssluisschool (2e tranche) in de 1e tranche kon worden opgepakt. Omdat in het oorspronkelijke IHP in de 2e tranche de vrijvallende locatie van De Triangel in Bloemendaal hiervoor als clusteringslocatie was opgenomen. Door het besluit van de raad om De Triangel op haar huidige locatie te behouden, is een nieuw locatievraagstuk ontstaan voor de beoogde clustering van de Graaf Jan van Nassauschool en de Beverssluisschool.
Vanwege de sluiting van De Regenboogschool is het gehele schoolgebouw op de Winterdijk 10 inmiddels leeg komen te staan. Deze locatie is groot genoeg om een dergelijke clustering ruimtelijk in te passen en de huidige locatie van de Graaf Jan van Nassauschool heeft ontwikkelpotentieel. Verkeersbelemmeringen vanwege de ‘fietsstraat’-status van de Winterdijk in combinatie met het regionale bereik van de scholen maken de beoogde clustering op deze locatie niet mogelijk.
De verkenning naar een geschikte locatie voor de beoogde clustering gaat onverminderd door. In de planvorming voor de 2e tranche wordt vastgehouden aan de optie van complete clustering vanwege het optimale resultaat wat door deze samenvoeging wordt gerealiseerd in relatie met de bouwstenen, waarbij tevens bezien gaat worden of (een deel van) de Samuëlschool hier eventueel in meegenomen kan worden.
5. Rollen en verantwoordelijkheden tijdens de uitvoering
5.1. Beschikking en afsprakenbrief
Na de vaststelling van het Uitvoeringsplan en het daarvoor benodigde investeringsbudget door de gemeenteraad wordt in de volgende fase per project het geraamde budget op basis van de door de VNG-normbedragen bepaald. Dit is onderdeel van de afspraken tussen gemeente en schoolbestuur die worden vastgelegd in de zogenoemde afsprakenbrief. Naast de normvergoeding zitten in het beschikbaar te stellen budget ook de locatiegebonden kosten van een project (bijvoorbeeld schoolplein en fietsenstalling). In de Verordening voorziening huisvesting onderwijs 2020 Gouda is nader uitgewerkt wie, wanneer wat moet doen.
Via de afsprakenbrief die door beide partijen wordt ondertekend, zijn de rollen en verantwoordelijkheden van gemeente en schoolbesturen vastgelegd alsmede de benodigde ‘checks and balances’ als uitwerking van de conclusies en aanbevelingen uit het aanbestedingenonderzoek. Ook de wijze en de momenten waarop de bouwheer verantwoording aflegt over de besteding van de beschikbaar gestelde middelen, worden in de afsprakenbrief vastgelegd.
Door de partners (gemeente en schoolbestuur/-besturen) worden in een afsprakenbrief per project in ieder geval de volgende elementen vastgelegd:
Het bouwheerschap ligt op basis van de wet in principe bij het schoolbestuur.
Het schoolbestuur kan de gemeente verzoeken het bouwheerschap op zich te nemen. Het is niet ondenkbaar dat in onderling overleg de gemeente het bouwheerschap op zich neemt op het moment dat een project dermate complex is dat de risico’s voor een schoolbestuur onevenredig groot zijn. Dit kan het geval zijn bij clustering van scholen of bij multifunctionele accommodaties met meerdere maatschappelijke partners.
Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden bouwheer
De kaders voor de invulling van het bouwheerschap zijn, mede ingegeven de lessen uit het aanbestedingsonderzoek, aangescherpt. Dit krijgt onder andere zijn weerslag in de afsprakenbrief. De bouwheer richt een projectorganisatie in, waar de gemeente zijdelings bij is betrokken. Het bouwheerschap brengt verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden met zich mee. De risico’s die daaraan zijn verbonden moeten vooraf goed in beeld worden gebracht in het belang van een adequate risicobeheersing. De planontwikkeling, voorafgaand aan realisatie van een project, kent in grote lijnen een aantal fases. Iedere fase wordt afgesloten met een fasedocument waarop de gemeente akkoord moet geven voordat begonnen wordt aan de volgende fase.
5.3. Projectorganisatie gemeente bij realisatie projecten Uitvoeringsplan
Een Uitvoeringsplan van deze omvang vraagt om een goede projectorganisatie om regie te voeren op de voortgang van de planrealisatie, het naleven van de afspraken conform de afsprakenbrief, de risico- en budgetbewaking en periodieke verantwoording. Ook zullen nog aanvullende onderzoeken en analyses verricht moeten worden, waaronder het opstellen van de businesscases voor het bepalen van het percentage eigen bijdrage van de schoolbesturen vanwege duurzaamheidsmaatregelen, en voor het tegenrekenen van de financiële onderbouwing van voorgestelde bouwplannen. Voor deze onderdelen is een post opgenomen in het voorliggende totale investerings- en exploitatiebudget van het Uitvoeringsplan. Dit sluit aan bij de aanbevelingen uit het aanbestedingenonderzoek.
Zo zal de kwaliteit van het proces van aanbesteding en het tot stand komen van de ramingen voor de (ver)nieuwbouwplannen en/of renovaties geborgd gaan worden door voldoende specifieke kennis en capaciteit te organiseren. Als onderdeel van de afspraken die met de schoolbesturen in de beschikking over de bouwplannen worden opgesteld, valt hierbij te denken aan het vanuit de zijde van de gemeente toevoegen van een bouwkundig adviseur aan het bouwproject. Deze adviseur kan niet alleen het schoolbestuur adviseren in de aanbesteding, de realisatie en het toezicht, maar ook de gemeente periodiek over het verloop informeren.
Tijdens het planvormingsproces, de aanbesteding en de realisatie zal ook op andere gebieden van uit de gemeente ondersteuning worden geboden, daarbij kan gedacht worden aan ondersteuning in het participatietraject dat het schoolbestuur met de buurt zal doorlopen, advisering op het vlak van verkeer en vervoer en op het vlak van duurzaamheid.
6.1. Totale investering Uitvoeringsplan 1e tranche
De financiële consequenties van het IHP zullen per uitvoeringsplan aan de raad worden voorgelegd. Het uitvoeringsplan 1e tranche IHP heeft een investeringsvolume van 33,6 mln. De eigen bijdrage van de schoolbesturen in het kader van duurzaamheid is daarin nog niet verrekend. Ambitie is en blijft om schoolbesturen 10% van de stichtingskosten van het gebouw en de aanleg van de daarbij horende fysieke voorzieningen (bijvoorbeeld schoolplein, fietsenstalling) te laten bijdragen. Nadere toelichting volgt in paragraaf 6.3.
Bij de investeringsberekening is -conform goed gebruik in Nederland- uitgegaan van de VNG-normbedragen voor onderwijshuisvesting. Deze bedragen zijn gecorrigeerd met de geïndexeerde normbedragen op prijspeil 1-1-2020. Eveneens is bij de berekening rekening gehouden met duurzaamheid en aanvullende bouwkosten (onder andere winst- en risico-opslag, leges, vooronderzoek, begeleidingskosten, locatiekosten en interne bouwrente).
6.2. Alternatieve financiering
Er is een verkenning gedaan in hoeverre er naast traditionele financiering ook alternatieve financieringsvormen mogelijk zijn voor (projecten uit) dit Uitvoeringsplan.
De conclusie van de kwalitatieve analyse van alternatieve financiering4 is dat alternatieve financiering voor onderwijshuisvesting op dit moment niet aantrekkelijker is dan traditioneel financieren. In een specifiek geval kan alternatieve financiering echter bruikbaar zijn. Voorwaarde hierbij is dat de omstandigheden gunstig zijn. Zo is de medewerking van een schoolbestuur een randvoorwaarde. Het schoolbestuur wordt geacht zich te verbinden aan een marktpartij en bereid te zijn om de exploitatievergoeding voor instandhouding van het vastgoed gedurende een lange periode in te brengen. Schoolbesturen zijn vooralsnog niet enthousiast om te participeren in een dergelijke constructie. Dit wordt vooral veroorzaakt door de onzekerheid over beheersing van risico’s, juridische verhoudingen en de hardheid van contracten. Daarnaast moet de markt bereid zijn om gedurende de exploitatieperiode te zorgen voor voldoende flexibiliteit.
Samen met de betreffende schoolbesturen van de in het onderwijscluster aan de Groen van Prinsterersingel gelegen locaties zal worden verkend in hoeverre alternatief financieren kansen biedt om via een pilot dat onderwijscluster verregaand te verduurzamen. Door de aanwezige massa kunnen bij verduurzaming van de gebouwen aanzienlijke besparingen op energie worden gerealiseerd. Eventuele toepassing van duurzame innovatieve technieken voor het winnen van energie kunnen vanuit een oogpunt van milieu juist in dit gebied interessant zijn. Hierbij kan mogelijk ook een koppeling worden gelegd met ander gemeentelijk vastgoed, onder andere sporthal De Mammoet.
6.3. Uitgangspunt en procesaanpak eigen bijdrage schoolbesturen
De gemeente voert haar wettelijke zorgplicht ten aanzien van onderwijshuisvesting uit en conform de strategische uitvoeringskaders is het uitgangspunt dat de schoolbesturen binnen de wet- en regelgeving een eigen bijdrage van 10% van de stichtingskosten bijdragen. Daarbij wordt rekening gehouden met het terugverdieneffect op de exploitatie conform de TCO-methodiek (Total Cost of Ownership).
Het begrip Total Cost of Ownership (TCO) werd in het oorspronkelijke IHP (2018) geïntroduceerd. De formele definitie houdt op grote lijnen in dat álle kosten van de levensduur van een schoolgebouw bij elkaar worden opgeteld, dus naast onderhoud en energie ook de kosten van verzekeringen, afschrijving en restant boekwaarde meegenomen worden.
In lijn met het oorspronkelijke IHP (2018) bestaan de stichtingskosten op hoofdlijnen uit de kosten voor bouwkundige werken, installaties, vaste inrichting en terrein, de advieskosten van de architect, installateur en constructeur en de bouwbegeleiding van het project voor de bouwheer. Na aanbesteding zullen hier nog bijkomen winst-en-risico aannemer alsmede een post onvoorzien-en-prijsstijgingen.
In de aanloop naar dit Uitvoeringsplan zijn voor twee beoogde locaties businesscases uitgewerkt. Hieruit blijkt dat op dit moment onvoldoende onderbouwing te vinden is dat het percentage van 10% in de praktijk te behalen is. Het rendement dat scholen halen in hun energiebesparing respectievelijk onderhoudskosten ligt daarvoor in de berekeningen vooralsnog te laag. Daarom is het voorstel om vast te houden aan het uitgangspunt van 10%, maar per project op basis van een businesscase de reële eigen bijdrage vast te stellen.
De businesscase per project zal in ieder geval bestaan uit:
Daarvoor is het onontbeerlijk om eerst het bouwplan per project uit te werken, hetgeen pas kan nadat de raad budgetakkoord op de projecten heeft gegeven. In bijlage 2 is de procesaanpak voor het vaststellen van de eigen bijdrage verder uitgewerkt.
Kanttekening is dat voor het primair onderwijs geldt nog steeds een investeringsverbod conform de Wet op het Primair Onderwijs (Wpo), dat wil zeggen dat scholen geen gelden beschikbaar mogen stellen voor scholenbouw. De staatssecretaris van onderwijs heeft aangegeven dat investeringen in duurzaamheidsmaatregelen rechtmatig is mits er een terugverdientijd van 15 jaar wordt aangehouden.
7. Communicatie en participatie
Voor een onderwerp als onderwijshuisvesting is participatie een belangrijke bouwsteen. De afgelopen periode is intensief en evenwaardig samengewerkt met de schoolbesturen, vanuit het gezamenlijk belang. Namelijk geschikte onderwijsgebouwen op het juiste moment op de juiste plek in Gouda beschikbaar te hebben. Geschikt wil zeggen dat er voor ieder schoolgaand kind in Gouda en voor de onderwijsprofessionals een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving is.
Participatie is breed geïnterpreteerd en betreft de volgende doelgroepen: alle schoolbesturen in Gouda, de partners van de eerste tranche (dit zijn de schoolbesturen wiens project onderdeel uitmaakt van dit eerste Uitvoeringsplan en de schoolbesturen van de locaties die in de eerste vijf jaar van het oorspronkelijke IHP beoogd waren) en de belanghebbenden bij de uiteindelijke locaties uit de 1e tranche. Zoals de ouders, leerlingen, medezeggenschapsraad, onderwijsteam, onwonenden, et cetera.
Samenwerking en afstemming schoolbesturen
Vanaf de raadsbehandeling op 3 april 2019 is samen met de schoolbesturen verkend welke van de in het oorspronkelijke IHP (2018) geïdentificeerde projecten, het meest urgent en kansrijk zijn om in het eerste Uitvoeringsplan op te pakken. Daarbij is de afweging gemaakt tussen technische noodzaak en het structurele ruimtetekort per locatie enerzijds en de financiële haalbaarheid voor de gemeente anderzijds. Er is naar gestreefd om tijdelijke huisvesting tot een minimum beperken, gezien de impact op de school (voor leerlingen, ouders en leerkrachten) en de extra financiële consequenties. Dit zorgvuldige samenwerkingsproces met de schoolbesturen heeft geresulteerd in de zeven projecten in het voorliggende Uitvoeringsplan.
Stakeholders locaties 1e tranche Uitvoeringsplan
Bij de totstandkoming van het Uitvoeringsplan zijn de directe stakeholders van de locatie uit de 1e tranche betrokken, dit betreft naast het schoolbestuur ook de schoolleider per locatie. De schoolbesturen en schoollocatieleiders hebben in een aantal gevallen hun medezeggenschapsraden (MR), onderwijsteams en ouders geïnformeerd over de voortgang en de voorgenomen clustering. De formele MR-procedures worden door de schoolbesturen in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt krijgt dan ook vervolg, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt.
In de projectkaarten (bijlage 3 van het Uitvoeringsplan) is per locatie aangegeven wat de belangrijkste inpassingsvraagstukken zijn, gebaseerd op de uitkomsten van de diverse onderzoeken en analyses die zijn verricht. Bijvoorbeeld de uitkomsten van verkeerskundige analyse, situering schoolplein en de quickscan van de Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH) op thema’s als ecologie, stikstofberekening, historisch en verkennend bodemonderzoek, niet gesprongen explosieven en akoestisch onderzoek spoor- en wegverkeerslawaai. Dit kan als vertrekpunt dienen voor het door de bouwheer te doorlopen participatietraject met de stakeholders van de betreffende locatie.
Via het college zal de raad middels voortgangsrapportages worden geïnformeerd over de definitieve percentages eigen bijdrage van de schoolbesturen, de voortgang qua planning en mijlpalen en de aanbestedingsresultaten. Ook zal de voortgangsrapportage in grote lijnen de kansen en risico’s per project bevatten incl. de financiële stand van zaken in verband met het budgetrecht van de gemeenteraad.
Bijlage 1: Toetsingskader Uitvoeringsplan IHP
Strategische uitvoeringskaders van de raad
De raad heeft in haar besluit van april 2019 strategische uitvoeringskaders voor onderwijshuisvesting vastgesteld. De raad heeft het college verzocht om op basis van deze strategische uitvoeringskaders vijfjarige uitvoeringskaders op te stellen, te beginnen het met eerste uitvoeringsplan 2019 – 2023, met als richtinggevend kader het Integraal Huisvestingsplan 2017-2032.
De vastgestelde strategische uitvoeringskaders bestaan uit de volgende bouwstenen en aanvullende (inhoudelijke) kaders:
De acht bouwstenen uit het IHP 2017 – 2032, te weten:
Huisvesting op wijkenniveau. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening wordt gehouden met het onderwijsaanbod op wijkniveau. Voor BO betekent dit kansen benutten en bepalen op wijkniveau, handhaving BO op wijk niveau en aanwezigheid van een gymvoorziening op wijkniveau.
Herbestembaarheid en flexibiliteit van gebouwen, middels onder meer clustering ten behoeve van efficiency en kostenvoordeel. Uitgangspunt is dat bij realisatie van onderhuisvesting rekening wort gehouden met herbestembaarheid (locatiegebonden mogelijkheden, andere school, schooltype of woningbouw) en flexibiliteit (binnenwanden verplaatsbaar, kolommenstructuur bij nieuwbouw, modulaire inrichting, mogelijkheid in beperkte mate van uitbreidbaarheid).
Drie aanvullende kaders, gericht op de werkwijze bij uitvoering, te weten:
Zes aanvullende inhoudelijke kaders, bovenop de afspraken uit het IHP:
Nabijheid. Uitgangspunt is dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijs afstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, waardoor (gedeeltelijke) nieuwbouw noodzakelijk is, vindt deze zoveel mogelijk in de directe nabijheid van (het) bestaande schoolgebouw(en) plaats.
Van zeventien strategische kaders naar toetsingskader met tien elementen per project
Tijdens de uitwerking bleek dat een aantal bouwstenen en kaders dusdanig op elkaar lijkt, dat deze voor een ‘overzichtelijke’ toetsing gecombineerd zijn. Dit betreft:
7. Milieu en duurzaamheid en 12. Nul-op-de-Meter gebouwen zijn gecombineerd tot: 6. Duurzaamheid.
Milieu is gecombineerd met de mogelijke beperkingen vanuit ecologie, natuur en milieu (geluid, fijnstof) en bodem (verontreiniging, niet gesprongen explosieven) voor ontwikkeling van de locatie tot: 9. Natuur, bodem en milieu.
Daarnaast is er een aantal bouwstenen generiek te beantwoorden voor alle locaties, te weten:
6. Herbestembaarheid en flexibiliteit.
Uitgangspunt is dat bij realisatie van onderhuisvesting rekening wordt gehouden met herbestembaarheid (locatiegebonden mogelijkheden, andere school, schooltype of woningbouw) en flexibiliteit (binnenwanden verplaatsbaar, kolommenstructuur bij nieuwbouw, modulaire inrichting, mogelijkheid in beperkte mate van uitbreidbaarheid).
Uitgangspunt is in samenspraak met scholen te handelen conform de principes en uitgangspunten van het ‘VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking’.
De toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt.
Voor alle te renoveren en nieuw te bouwen schoollocaties geldt dat deze volgens bouwbesluit worden gebouwd en/of verbouwd.
Uitgangspunt is dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimte behoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, waardoor (gedeeltelijke) nieuwbouw noodzakelijk is, deze zoveel mogelijk plaatsvindt in de directe nabijheid van (het) bestaande schoolgebouw(en).
Voor de projecten in dit Uitvoeringsplan met een kleinschalige uitbreidingsbehoefte geldt dat medegebruik binnen verwijsafstand niet aanwezig is, waardoor nieuwbouw nodig is. Deze vindt plaats aangrenzend aan de bestaande schoolgebouwen.
Tenslotte is er een kader Bijzonderheden aan het toetsingskader toegevoegd, waarin specifieke aandachtspunten ten aanzien van de schoollocatie is aangegeven, bijvoorbeeld of er een bestemmingsplanwijziging nodig is bij voorgenomen project.
Bijlage 2: Procesaanpak vaststellen eigen bijdrage schoolbesturen
Uitgangspunt van het Uitvoeringsplan IHP is dat schoolbesturen 10% van de stichtingskosten als eigen bijdrage betalen. Op basis van een concreet uitgewerkte business case stelt het college de definitieve hoogte van de eigen bijdrage van het schoolbestuur per project vast.
Na vaststelling van het Uitvoeringsplan door de raad zal in overleg met de school besturen de definitieve werkwijze worden bepaald om de exploitatievoordelen voor het schoolbestuur bij het toekomstige schoolgebouw in beeld te brengen. Waarbij het referentiekader voor de businesscase is de Rijksvergoeding Materiële Instandhouding (MI-vergoeding) die scholen krijgen voor energie/verwarming en onderhoud, behorende bij het nieuw te bouwen of gerenoveerde schoolgebouw. Daarvoor is het onontbeerlijk om eerst het bouwplan per project uit te werken.
Op hoofdlijnen worden de volgende stappen doorlopen:
Bepalen van uitgesteld onderhoud aan het huidige schoolgebouw in de periode van vijf jaar voorgaand aan de start van het project. Dit gebeurt aan de hand van een nog vast te stellen gemiddeld onderhoudsbedrag per m²/ jaar, op basis van een aantal referentieprojecten. Indien een schoolbestuur van mening is dat haar school daar sterk van afwijkt, kan daar in overleg van worden afgeweken.
Deze werkwijze en de te hanteren specifieke aannames en kengetallen zullen in overleg met de schoolbesturen verder worden aangescherpt en ter accordering aan het college worden voorgelegd.
Bijlage 3: Projectkaarten Uitvoeringsplan: uitgewerkt toetsingskader per project
1. Projectkaart Auris Taalplein – De Triangel
2. Projectkaart Kesper College
3. Projectkaart Johannes Calvijnschool
Nabijheid: de beoogde uitbreiding sluit aan bij de oproep van de raad dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, deze uitbreiding zoveel mogelijk plaatsvindt in de directe nabijheid van het bestaande schoolgebouw. Aangezien het medegebruik van lokalen op het Schateiland afloopt (door ruimtetekort van die school zelf), is een permanente oplossing van het ruimtetekort van de Johannes Calvijnschool urgent.
4. Projectkaart Casimirschool – dislocatie Herpstraat
Nabijheid: de dislocatie aan de Herpstraat bevindt zich binnen de verwijsafstand van de hoofdvestiging aan de Groeneweg. Door de renovatie wordt de tijdelijkheid van deze disclocatie omgezet naar een permanente situatie. Dit heeft de voorkeur van het schoolbestuur ten opzichte van de aanvankelijk beoogde nieuwbouw van de dislocatie op de Jan Luykenstraat, omdat hiermee de Casimirschool in zijn geheel in de binnenstad blijft gelegen. Verkenningen om een oplossing te vinden bij het hoofdgebouw, bijvoorbeeld bij De Baan, zijn op niets uitgelopen.
Nabijheid. Er is gekeken naar de mogelijkheid om medegebruik binnen de verwijs afstand te realiseren in het bestaande schoolgebouw op Calslaan 100. Het betreft een locatie aan de overzijde van het huidige schoolgebouw van Al Qalam. Deze locatie aan de Calslaan is in zijn geheel in te zetten als wissellocatie voor het Uit-voeringsplan 1e tranche IHP en mogelijk ook voor volgende tranches. Op termijn kan deze locatie ook voor herontwikkeling in aanmerking komen. Om medegebruik in dit pand mogelijk te maken zijn aanzienlijke investeringen nodig. Uitbreiding op de eigen locatie is financieel aantrekkelijker, op redelijk korte termijn te realiseren en heeft de voorkeur van het schoolbestuur en het onderwijsteam. Uitbreiding op eigen terrein biedt de mogelijkheid om Calslaan 100 op de korte termijn te gebruiken als wissellocatie en op de langere termijn als geheel te herontwikkelen.
6. Projectkaart Livingstoneschool
Deze systematiek houdt in dat een schoolbestuur één of meer scholen die zich onder de opheffingsnorm bevinden, in stand kan houden wanneer andere scholen van dit schoolbestuur een surplus aan leerlingen tellen (artikel 157 Wet primair onderwijs). Een schoolbestuur kan dit systeem zelf toepassen binnen zijn eigen organisatie danwel de toepassing realiseren in samenwerking met één of meer andere schoolbesturen. Er kan binnen het schoolbestuur slechts één school met deze systematiek in stand gehouden worden.