Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Uitvoeringsplan onderwijshuisvesting 2020-2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsplan onderwijshuisvesting 2020-2024
CiteertitelUitvoeringsplan onderwijshuisvesting 2020-2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-03-2022nieuwe regeling

19-02-2020

gmb-2022-121638

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsplan onderwijshuisvesting 2020-2024

1e tranche IHP • 19 februari 2020

 

 

1. Inleiding

De gemeente Gouda zet zich in voor adequate en toekomstbestendige onderwijshuisvesting. Op 3 april 2019 heeft de raad de strategische kaders vastgesteld om het Integraal Huisvestingsplan Gouda (IHP) uit te werken in drie tranches. Dit is het Uitvoeringsplan­ voor de eerste tranche 2020 – 2024. Dit uitvoeringsplan is het eindresultaat van een zorgvuldig samenwerkingsproces met de (direct) betrokken schoolbesturen. Er liggen diverse onderzoeken en analyses ten grondslag aan dit plan.

 

2. Reikwijdte en doelen uitvoeringsplan

Dit Uitvoeringsplan omvat afgewogen inhoudelijke keuzes en prioriteiten binnen de door de raad vastgestelde strategische uitvoeringskaders voor onderwijshuisvesting, gericht op de eerste tranche 2020 – 2024. Concreet maakt dit plan duidelijk welke projecten in het kader van het IHP de komende vijf jaar worden opgepakt in Gouda. Het betreft het eerste van drie uitvoeringsplannen voor het gehele IHP.

 

De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Onder andere als het gaat om vervangende nieuwbouw van scholen en het oplossen van een capaciteitstekort bij groei van het aantal leerlingen van een school. Met het Uitvoeringplan geven we hier handen en voeten aan. Gezien de omvang van de onderwijshuisvestingsopgave in Gouda geldt daarbij het credo sober en doelmatig. Dit credo vormt bovendien ook de grondslag voor de door de VNG gehanteerde normbedragen voor onderwijshuisvesting.

 

Het doel van het Goudse onderwijshuisvestingsbeleid is geschikte onderwijsgebouwen op het juiste moment op de juiste plek in de stad beschikbaar te hebben. Geschikt wil zeggen dat er voor ieder schoolgaand kind in Gouda en voor de onderwijsprofessionals een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving is.

 

Bijkomend doel van het IHP en dit uitvoeringsplan is kostenbesparing, een betere beheersbaarheid en voorzienbaarheid van de daarvoor benodigde investeringen nu en op de langere termijn. Door het integraal benaderen van de onderwijshuisvestingsopgaven zijn flexibiliteit in ruimten, waar mogelijk clustering van scholen en het benutten van kansen voor het combineren van onderwijshuisvesting met andere functies, uitgangspunten.

 

3. Toetsingskader projecten uitvoeringsplan

3.1. Inleiding

Om te kunnen komen tot een afgewogen en gedragen Uitvoeringsplan is de afgelopen periode gewerkt met een toetsingskader, gebaseerd op de door de raad vastgestelde strategische uitvoeringskaders. Daarnaast zijn enkele algemeen geldende beleidslijnen nader uitgewerkt en geconcretiseerd zodat ze toepasbaar zijn voor het Uitvoeringsplan. Dit is via de geactualiseerde Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de gemeente Gouda 2020 juridisch geregeld.

 

3.2. Toetsingskader

Op 3 april 2019 heeft de raad zeventien strategische (inhoudelijke) uitvoeringskaders voor het IHP vastgesteld. Zie bijlage 1 voor een omschrijving van deze zeventien uitvoeringskaders.

 

Deze vormen het uitgangspunt voor het ontwikkelde toetsingskader waarop alle projecten in dit uitvoeringsplan zijn getoetst. Naast de zeventien kaders van de raad zijn in het toetsingskader ook aspecten meegenomen als: gevolgen voor het huidige ­bestemmingsplan en de mogelijke beperkingen vanuit ecologie, natuur en milieu (geluid, fijnstof) en bodem (verontreiniging, niet gesprongen explosieven) voor de ontwikkeling van de locaties. De onderbouwing van het toetsingskader is terug te vinden in bijlage 1, welke vervolgens is uitgewerkt in een projectkaart per project (zie bijlage 3).

 

Toetsingskader projecten Uitvoeringsplan IHP

  • 1.

    Combinatiegebruik: inzet op clustering / samenwerkingscombinaties (scholen, IKC-vorming) en gerichte inzet op combinatiegebruik (wonen, werken, maatschappelijke functies) bij en/of boven scholen.

  • 2.

    Buurteffect: het effect op de buurt bij voorgenomen planontwikkeling (onderwijsaanbod, kansen en aanwezigheid van gymvoorziening op wijkniveau).

  • 3.

    Renovatie of nieuwbouw: de (bouw- en kostentechnische) haalbaarheid van renovatie van bestaande schoolgebouwen en de (kosten)afweging renovatie of nieuwbouw.

  • 4.

    Leegstand en vrijvallende locaties: de kansen die er liggen in het optimaal benutten van (leegstaande) ruimten en vrijvallende kavels.

  • 5.

    Duurzaamheid: de mogelijkheden tot verduurzaming (Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG), Energie Neutraal Gebouw (ENG), Nul-op-de-Meter (NoM) en het streven naar gasloos, met als uitgangspunt de ambities van het college en de (voorziene) landelijk geldende duurzaamheidseisen.

  • 6.

    Verkeer en vervoer: de verkeerskundige consequenties van de beoogde ontwikkeling en de eventueel benodigde oplossingsmaatregelen.

  • 7.

    Participatie: de wijze waarop het schoolbestuur (als bouwheer) per project het participatieproces inricht met stakeholders (ouders, MT, onderwijsteam, buurt), onder andere om samen de inpassingsvraagstukken te bespreken.

  • 8.

    Groennorm: wijze waarop invulling wordt gegeven aan de gemeentelijke Groennorm van 15%.

  • 9.

    Natuur, bodem en milieu: de eventuele aandachtspunten en beperkingen voor schoollocaties vanuit ecologie, natuur en milieu (geluid, fijnstof) en bodem (verontreiniging, niet gesprongen explosieven).

  • 10.

    Bijzonderheden: specifieke aandachtspunten voor het project, de welstandstoets, de toegankelijkheid van schoolpleinen en de gevolgen van het vigerende bestemmingsplan.

 

3.3. Aanvullende algemene beleidslijnen

Leerlingenprognoses

Uitgangspunt voor het onderwijshuisvestingsbeleid zijn de leerlingenprognoses die tweejaarlijks worden geactualiseerd door een onafhankelijk extern bureau en vastgesteld in overleg met de schoolbesturen. Dit is conform eerder vastgesteld beleid in onder andere de Verordening onderwijshuisvesting uit 2015, wat ook in de geactualiseerde Verordening een plek heeft gekregen. Op basis van deze geprognotiseerde groei en krimp van de leerlingenaantallen (15 jaar vanaf peildatum tweejaarlijkse actualisatie) wordt de benodigde vierkante meters per leerling en de vaste voet bepaald voor de benodigde huisvestingscapaciteit per school.

 

Hierbij moet aantoonbaar zijn dat gedurende minimaal 15 jaar (eis voor permanente huisvesting) het aantal leerlingen op die locatie boven de instandhoudingsnorm van Gouda (195 leerlingen) blijft. Een uitzondering hierop zijn scholen die onder deze norm zitten, maar in stand worden gehouden met de systematiek van de gemiddelde schoolgrootte.1

Wel van belang is dat het om een prognose gaat en dat is afgesproken dat per project bij aanvang in overleg met het schoolbestuur de precieze benodigde onderwijshuisvestingscapaciteit wordt bepaald, om te voorkomen dat bij oplevering van het project er een ruimtetekort of -overschot is.

 

Duurzaamheid

Het bouwbesluit stelt per 1-7-2020 als landelijke norm voor nieuwbouw Bijna Energieneutraal (BENG). Onder BENG valt ook het gasloos maken van een gebouw, dit sluit aan bij de Goudse duurzaamheidsambitie. De ambitie uit het coalitieakkoord is dat Gouda gasloos en CO2-neutraal wordt in 2040. Dit betekent dat alle schoolgebouwen die nu gerenoveerd of gebouwd worden in principe gasloos gemaakt worden. Via de strategische uitvoeringskaders van het IHP is bepaald dat de gemeente samen met de schoolbesturen streeft naar Nul-op-de-Meter schoolgebouwen.

 

 

Op basis van de vastgestelde strategische kaders zetten we in het Uitvoeringsplan in op renovatie, met als uitgangspunt dat deze een levensduurverlengend karakter moeten hebben van veertig jaar (strategisch kader uit raadsbesluit). Hergebruik van bestaande panden is in potentie duurzamer dan nieuwbouw. We hebben daarbij wel oog voor een redelijke prijs/kwaliteit verhouding ten opzichte van het genormeerde budget voor nieuwbouw. Voor de nieuwbouwprojecten in dit Uitvoeringsplan geldt compact als uitgangspunt, dat wil zeggen zo min mogelijk geveloppervlak en zo veel mogelijk ruimte voor het plaatsen van bijvoorbeeld zonnepanelen. Dit is verder uitgewerkt in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Gouda 2020.

 

Concreet betekent dit qua duurzaamheidsniveau voor de projecten in dit Uitvoeringsplan dat bij nieuwbouw van schoolgebouwen gasloos sowieso uitgangspunt is en dat wordt gestreefd naar ENG/NoM2. Bij renovatie geldt dat eveneens, maar is de verwachting op basis van de huidige onderzoeken dat zelfs BENG niet in alle gevallen technisch en financieel haalbaar zal zijn. Voor zover in het Uitvoeringsplan IHP uitbreiding van een beperkt aantal lokalen aan het bestaande gebouw plaatsvindt, wordt aangesloten bij de bestaande (gas)verwarmingsmethode uit kostentechnische overwegingen. De extra ambitie van Gouda vertaalt zich zo in bovennormatieve kwaliteitseisen.

 

 

Er is een stevige lobby richting het Rijk om extra middelen voor onderwijshuisvesting ter beschikking te stellen, in het bijzonder voor verduurzamingsmaatregelen die ondersteunend zijn aan het Klimaatakkoord van Parijs. Wellicht dat dit naar de toekomst toe nog tot extra financiële armslag voor gemeenten leidt.

 

Deze systematiek houdt in dat een schoolbestuur één of meer scholen die zich onder de opheffingsnorm bevinden, in stand kan houden wanneer andere scholen van dit schoolbestuur een surplus aan leerlingen tellen (artikel 157 Wet primair onderwijs). Een schoolbestuur kan dit systeem zelf toepassen binnen zijn eigen organisatie danwel de toepassing realiseren in samenwerking met één of meer andere schoolbesturen. Er kan binnen het schoolbestuur slechts één school met deze systematiek in stand gehouden worden.

 

Energie Neutraal Gebouw (ENG) wil zeggen dat het gebouwgebonden jaarlijkse energiegebruik wordt opgewekt op eigen perceel, bij Nul-op-de-Meter (NoM) wordt ook het energiegebruik van de niet gebouwgebonden installaties op eigen perceel opgewekt.

 

Frisse Scholen B

Daarnaast geldt ‘Frisse Scholen B’ als uitgangspunt voor zowel nieuwbouw als renovatie. Dit ambitieniveau ‘goed’ betekent dat er vaste eisen gelden met betrekking tot de (operatieve) temperatuur in een groepsruimten in de zomerperiode. In het Programma van Eisen zal voor Frissen Scholen B passieve koeling worden vereist, via te openen ramen en zomernachtventilatie of koeling via activering van de gebouwmassa (bijvoorbeeld vloerkoeling of betonkernactivering). Omdat het werkelijke koelvermogen in de ruimten zeer bepekt is, is het noodzakelijk dat de interne warmtelast (door apparatuur en verlichting) laag is. Daarnaast is buiten­ zonwering in combinatie met zonwerende beglazing op alle zonbelaste gevels verplicht. Door deze maatregelen ontstaat een gezond en prettig binnenklimaat voor leerlingen en onderwijsteam, wat de onderwijsprestaties ten goede komt.

 

 

Klimaatadaptatie

Door klimaatverandering krijgen we vaker te maken met weersextremen zoals ­wateroverlast en hittegolven. De gemeenteraad van Gouda heeft dit onderkend en op 11 december 2019 de klimaatadaptatiestrategie en uitvoeringsagenda vastgesteld. Schoolgebouwen en -pleinen vormen bij uitstek een plek om klimaatadaptief in te richten. Denk aan groene daken, regenwateropvang op eigen terrein en een groen schoolplein tegen hittestress. Dergelijke maatregelen zijn goed voor de leefbaarheid in en rond scholen en hebben daarnaast een belangrijke educatieve functie en helpen mee aan bewustwording bij kinderen, hun verzorgers en de omgeving van de school. Bij de aanpak van de schoollocaties uit dit Uitvoeringsplan wordt klimaatadaptatie meegenomen.

 

Gymzalen

In het oorspronkelijke IHP (2018) is naast de inventarisatie van de schoollocaties voor de gemeentelijke opgave voor onderwijshuisvesting, ook de vervangingsopgave voor gymzalen geïnventariseerd. Onderdeel van het lesprogramma voor zowel primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en speciaal (voortgezet) onderwijs (SO) zijn immers ook de klokuren bewegingsonderwijs. Deze moeten worden aangeboden in de nabijheid van een schoollocatie binnen een straal van 1.250 meter voor PO en SO en 2.000 meter voor VO. De gemeente Gouda vindt bewegingsonderwijs belangrijk en wil dat faciliteren door het bieden van kwalitatief goede accommodaties.

 

In Gouda zijn 47 gymzalen, dat zijn er 16,1 per 25.000 inwoners. Volgens het Mulier Instituut, dat in 2019 een analyse maakte van de vraag naar en het aanbod van sportaccommodaties in Gouda, is dat aantal hoog, zowel in vergelijking met vergelijkbare gemeenten (7,0) als met heel Nederland (6,5). In totaal zijn er 58 zaaldelen in de stad, terwijl er voor het onderwijs 43 nodig zijn. Zeventien van deze gymzalen zijn in beheer en exploitatie bij SPORT•GOUDA, dertig niet. De gymzalen die bij SPORTïGOUDA in beheer zijn, zijn tijdens schoolweken overdag (van 8 tot 16) gemiddeld voor 62% bezet. Op jaarbasis (dus inclusief avonden, vakanties en weekenden) is de gemiddelde bezetting 28%, ruim 60% daarvan komt voor rekening van het onderwijs.

 

Een deel van de gymzalen wordt dus niet optimaal benut. De gemeente zal samen met de schoolbesturen nader bezien of het aantal gymzalen kan worden verminderd en hoe de zalen efficiënter kunnen worden gebruikt. Zo zal vooruitlopend op het opstellen van een nieuwe sportaccommodatienota vanaf begin 2020 gekeken worden naar waar ­mogelijkheden zijn in de huidige gymzalen voor multifunctioneel gebruik door bijvoorbeeld het buurt- en welzijnswerk. Uitgangspunt blijft de wettelijke normering voor bewegingsonderwijs in de nabijheid van een schoollocatie.

4. Projecten Uitvoeringsplan eerste tranche

Overzicht

De afgelopen maanden is samen met de schoolbesturen verkend welke van de in het oorspronkelijke IHP (2017) geïdentificeerde projecten, het meest urgent en kansrijk zijn om in het eerste Uitvoeringsplan op te pakken. Daarbij is de afweging gemaakt tussen technische noodzaak en het structurele ruimtetekort per locatie enerzijds en de financiële haalbaarheid voor de gemeente anderzijds. Er is naar gestreefd om tijdelijke huisvesting tot een minimum te beperken, gezien de impact op de school (voor leerlingen, ouders en leerkrachten) en de extra financiële consequenties.

 

Dit zorgvuldige samenwerkingsproces met de schoolbesturen heeft geresulteerd in de volgende zeven projecten als kern voor dit eerste Uitvoeringsplan:

 

Hierna volgt per project een korte beschrijving van het project en de motivatie waarom dit onderdeel uitmaakt van de eerste tranche. In de afsprakenbrief (zie hoofdstuk 5) worden onder meer afspraken vastgelegd over de verdere concretisering en uitwerking van de beoogde projecten, zoals het beoogde duurzaamheidsniveau, het aantal maximaal vastgestelde vierkante meters op basis van de leerlingenprognose en de wijze waarop het programma van eisen wordt bepaald.

 

4.1. Auris Taalplein - De Triangel: clustering en nieuwbouw op huidige locatie De Ark - De Triangel, inclusief gymzaal

3

Op de huidige locatie van De Ark en De Triangel wordt nieuwbouw gerealiseerd voor basisschool De Triangel en school voor speciaal onderwijs Auris Taalplein, inclusief gymzaal.

 

Samen met de schoolbesturen is voorzien dat De Triangel in combinatie met Auris Taalplein een rol gaat spelen in het vergroten van de mogelijkheden om passend onderwijs te realiseren voor kinderen met een spraak- en taalstoornis en aan te laten sluiten bij het reguliere basisonderwijs. Evenals de geclusterde huisvesting op één locatie, doet dit recht aan een inclusieve samenleving.

 

De huidige locaties van beide scholen zijn sterk verouderd en technisch en economisch afgeschreven. Bovendien is op de locatie De Triangel al lange tijd sprake van een tijdelijke voorziening in noodlokalen die allesbehalve toekomstbestendig is. Op de locatie Auris Taalplein is daarnaast een tekort aan ruimte voor de verplichte gemeenschapsruimtes (aula, speelzaal).

 

Het beoogde nieuwe schoolgebouw heeft een duidelijke buurtfunctie waarmee tegemoet wordt gekomen aan de eerdere oproep van de buurt en de raad. De nieuwe geclusterde school kan op deze locatie blijven, waardoor er een breed toegankelijke PO-school in dit deel van de wijk Bloemendaal beschikbaar blijft. De locatie biedt tevens voldoende ruimte om de regionaler georiënteerde functie die Auris Taalplein heeft, (verkeerstechnisch) te kunnen borgen. Ook voor het voltijds hoogbegaafdenonderwijs voor ouders en kinderen in Gouda en omstreken die De Triangel sinds dit schooljaar biedt, is plek.

 

4.2. Kesper College: uitbreiding én renovatie, inclusief gymzaal

 

Het Kesper College heeft een regionale functie. Dit betekent dat het samenwerkingsverband verklaringen afgeeft waarmee kinderen vanuit de wijde omgeving deze school bezoeken. Er is bestuurlijk een afspraak gemaakt tussen gemeente en het schoolbestuur dat het Kesper College kan groeien tot maximaal 200 leerlingen.

 

Om het huidige structurele ruimtetekort voor de leerlingen op te lossen en de gemaximaliseerde groei te faciliteren, is uitbreiding en renovatie van het huidige schoolgebouw voorzien.

De huisvestingssituatie van het Kesper College is al enige tijd zeer problematisch. De interne gebouwaanpassingen die in 2018 zijn gerealiseerd, hebben enige lucht gegeven, maar het ruimtegebrek blijft en genereert bij de school aanvaringen onder leerlingen, vooral bij de leerlingen met psychische/ psychiatrische problemen. Het slecht beheersbare binnenklimaat versterkt deze omstandigheden.

 

Oorspronkelijk is in het IHP een uitbreiding voorzien in de eerste tranche en de ­renovatie van het bestaande pand in later stadium. Het combineren van de uitbreiding en renovatie brengt voordelen met zich mee. Zo kunnen de werkzaamheden in één bouwstroom plaatsvinden, wat voor de doelgroep van kwetsbare leerlingen de minste verstoring oplevert. Bovendien verwacht het schoolbestuur een aanzienlijke kostenreductie te kunnen realiseren door een gecombineerde aanpak. Belangrijk voordeel is dat door de combinatie van uitbreiding met renovatie er vierkante meters worden vrijgespeeld ten behoeve van het creëren van een aula. Hierdoor zijn er in totaal voor de beoogde uitbreiding minder vierkante meters nodig dan de ruimtebehoefte op basis van de leerlingenprognose zou vergen.

 

4.3. Johannes Calvijnschool: uitbreiding huidige locatie

 

Voor de Johannes Calvijnschool is al langere tijd sprake van een ruimtetekort. Dat is tot nu toe opgelost door medegebruik in basisschool Het Schateiland. Door de nu voorgestelde uitbreiding op eigen locatie, wordt de onderwijskundige functionaliteit van het pand aan De Dreef geoptimaliseerd. Hiermee wordt zowel het lokalentekort opgelost als het permanente tekort aan nevenruimten aangepakt, waardoor tegemoet kan worden gekomen aan de noodzaak van individuele begeleiding van leerlingen. Bijkomende voordelen zijn tijdswinst (voor leerlingen, ouders en het onderwijsteam) en het beperken van het aantal verkeersbewegingen wat de verkeersveiligheid ten goede komt.

 

Deze beoogde uitbreiding sluit aan bij de oproep van de raad eerder dit jaar bij de vaststelling van de strategische uitvoeringskaders IHP, dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er ­binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, deze uitbreiding zoveel mogelijk plaatsvindt in de directe nabijheid van het bestaande schoolgebouw.

 

4.4. Casimirschool – dislocatie Herpstraat: renovatie

 

Al vanaf 2010 heeft de Casimirschool een ruimteprobleem op de hoofdvestiging aan de Groeneweg. Daarom was tot 2018 een deel van de school gehuisvest met zes groepen in het voormalige Streekarchief. Door verkoop van het pand door de gemeente in het kader van de bredere Weeshuis ontwikkelplannen is voor de dislocatie in eerste instantie tijdelijk uitgeweken naar de Herpstraat 1. In het IHP was een scenario voorzien van permanente huisvesting van de dislocatie in nieuwbouw op de Jan Luykenstraat. Deze locatie wordt nu nog benut door De Ark, waarvoor een verhuizing is voorzien naar de nieuwe, met Gemiva gedeelde, locatie aan de Clematislaan.

 

Inmiddels is gebleken dat het schoolbestuur van de Casimirschool een voorkeur heeft om de Herpstraat als permanente dislocatie te blijven gebruiken, mede vanwege de situering in de binnenstad. Het college ondersteunt de wens om publieke voorzieningen waar mogelijk in de binnenstad te behouden. Het gebouw aan de Herpstraat voldoet (net als de locatie Jan Luykenstraat) niet aan de minimale wettelijke eisen voor wat betreft energie, isolatie en ventilatie. Renovatie van het pand zorgt ervoor dat het gebouw voor de komende veertig jaar gebruikt kan worden voor onderwijs en als disclocatie voor de Casimirschool kan fungeren. De beoogde nieuwbouw voor onderwijs op de Jan Luykenstraat komt hiermee te vervallen. De minder vergaande kosten van renovatie van de Herpstraat ten opzichte van beoogde nieuwbouw aan de Jan Luykenstraat zijn een bijkomend voordeel.

 

Op termijn kan de locatie Jan Luykenstraat daarmee vrijvallen voor andersoortige maatschappelijke benutting, bijvoorbeeld voor woningbouw en/ of groen. Het gebouw zal daarvoor worden gesloopt, ten laste van het IHP programmabudget. Eventueel rendement bij ontwikkeling zal alsdan, conform de door de raad gestelde kaders, ten goede komen aan de reserve onderwijshuisvesting.

 

4.5. Al Qalam: uitbreiding op eigen terrein

 

Om het huidige structurele ruimtetekort voor de leerlingen op te lossen en de geprognotiseerde groei tot maximaal 500 leerlingen te faciliteren, is uitbreiding van het huidige schoolgebouw op de Calslaan 99 voorzien. Deze uitbreiding kan plaatsvinden op eigen terrein, heeft (organisatorisch/ onderwijskundig) de voorkeur van het schoolbestuur en is goedkoper dan uitbreiding op een nabijgelegen dislocatie.

 

Hiermee worden de noodlokalen, die al enige tijd aanwezig zijn vanwege de additionele ruimtebehoefte, op de nabijgelegen parkeerplaats overbodig. Dit komt het onderwijsconcept van Al Qalam ten goede en brengt een kostenreductie voor de gemeente met zich mee door het wegvallen van de maandelijkse huur van de tijdelijke noodlokalen.

 

4.6. Livingstoneschool: nieuwbouw op huidige locatie

 

Door op de huidige locatie een nieuwe school te bouwen wordt het grote ruimtekort van deze school permanent opgelost. Daarmee komt een eind aan de situatie dat er reeds geruime tijd twee noodlokalen op het eigen terrein in gebruik zijn en wordt het medegebruik van twee lokalen bij basisschool De Bijenkorf overbodig.

 

Nieuwbouw biedt de mogelijkheid om compacter te bouwen. De school is relatief groot, en vanuit dat perspectief lastig te clusteren. Het huidige gebouw aan de Livingstone­laan is technisch en economisch afgeschreven. De huidige constructie biedt bovendien onvoldoende mogelijkheden om deze kosteneffectief met een levensduurverlenging van veertig jaar te renoveren conform de eisen van deze tijd. Bovendien kunnen in de nieuwbouw voldoende nevenruimtes worden gesitueerd voor personeel, groepen leerlingen die aan projecten werken en aan leerlingen die individueel begeleid worden.

 

De samenwerking tussen de Livingstoneschool (CNS) en Quadrant Kindercentra blijft gecontinueerd, momenteel is er 193 m² in medegebruik als BSO.

 

Net als bij de Johannes Calvijnschool worden door de school op één locatie te huisvesten het aantal verkeerskundige bewegingen beperkt, wat de verkeersveiligheid ten goede komt.

 

4.7. Gymzaal Hoogenburg: sloop

Gymzaal Hoogenburg is in een dermate slechte staat, dat exploitant SPORT•GOUDA adviseert het gebouw te slopen. Het gebouw verkeert aan de buitenzijde ogenschijnlijk in redelijke staat, maar de kleedkamers en douches moeten gerenoveerd worden, de cv-installatie is zeer oud en de sportvloer verkeert in een slechte en gevaarlijke staat. De huidige gebruikers kunnen onder andere terecht in omliggende gymzalen en in de nieuwe tijdelijke sporthal in het Groenhovenpark.

 

4.8. Fasering projecten

De planning en de volgtijdelijkheid van de projecten van de 1e tranche ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:

 

Na vaststelling van dit Uitvoeringsplan zal bovenstaande globale planning verder worden geconcretiseerd samen met de betrokken schoolbesturen. Dit is mede afhankelijk van:

  • de definitieve inhoud en haalbaarheid van het project (bijvoorbeeld duurzaamheidsniveau);

  • de afhankelijkheid van andere projecten:

    • -

      oplevering De Ark – Kinderdagcentrum Gemiva aan de Clematislaan, van belang voor de start van de uitvoering van de nieuwbouw Auris Taalplein – De Triangel;

    • -

      oplevering van de nieuwbouw Auris Taalplein – De Triangel, van belang voor de beoogde tijdelijke huisvesting van de dislocatie Casimirschool in het huidige gebouw van Auris Taalplein;

    • -

      De Goudse Waarden - locatie Heemskerkstraat, van belang voor de beoogde tijdelijke huisvesting van de Livingstoneschool aan de Calslaan 100;

  • de financiële haalbaarheid in relatie tot het gemeentelijk schuldenplafond.

4.9. Terug- en vooruitblik

Dit Uitvoeringsplan is onderdeel van het totale IHP en beschrijft de inhoud van de eerste tranche. Op een aantal punten is door omstandigheden of inhoudelijke redenen afgeweken van de locatiescenario’s uit het oorspronkelijke IHP (2018). Zo is de voorgenomen clustering van De Triangel met Schateiland op de locatie van Schateiland vervallen. Daarentegen is hierdoor een kansrijke clustering en samenwerking tussen Auris Taalplein en De Triangel ontstaan. Voor het Schateiland zijn verkenningen gevoerd naar clustering met een andere school. Dit heeft op dit moment nog niet tot een kansrijke clustering geleid, dit blijft wel het uitgangspunt. Met het doorschuiven in de tijd ontstaat tevens de mogelijkheid om te anticiperen op de ontwikkelingen in de Spoorzone. De leerlingenprognoses van Pronexus lijken een positief effect te hebben op de leerlingaantallen van het Schateiland door deze ontwikkelingen. Komende tijd zal dit nader bezien moeten worden op zijn effecten.

 

Door de recente sluiting vertrek van de Regenboog (cluster 4 speciaal onderwijs) is de beoogde huisvestingsopgave in de eerste tranche komen te vervallen. Naar oordeel van het college moet een zogenoemde ‘cluster 4’ onderwijsvoorziening in Midden-Holland behouden blijven. Het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO staat hiervoor primair aan de lat. Wanneer dit leidt tot een huisvestingsvraag, dan zal de gemeente deze inpassen in het Uitvoeringsplan IHP.

 

Verder is op verzoek van de schoolbesturen de beoogde clustering van de Wilhelmina-school met De Bijenkorf op de locatie van De Bijenkorf uitgesteld. Dit zorgt dat de clustering op deze locatie (De Bijenkorf heeft ruimteoverschot) gecombineerd kan worden met de beoogde vernieuwing van het huidige pand van De Bijenkorf, die in het IHP pas in een later stadium is voorzien.

 

Afgelopen periode is verkend of de beoogde clustering van de Graaf Jan van Nassauschool en de Beverssluisschool (2e tranche) in de 1e tranche kon worden opgepakt. Omdat in het oorspronkelijke IHP in de 2e tranche de vrijvallende locatie van De Triangel in Bloemendaal hiervoor als clusteringslocatie was opgenomen. Door het besluit van de raad om De Triangel op haar huidige locatie te behouden, is een nieuw locatievraagstuk ontstaan voor de beoogde clustering van de Graaf Jan van Nassauschool en de Beverssluisschool.

 

Vanwege de sluiting van De Regenboogschool is het gehele schoolgebouw op de Winterdijk 10 inmiddels leeg komen te staan. Deze locatie is groot genoeg om een dergelijke clustering ruimtelijk in te passen en de huidige locatie van de Graaf Jan van Nassauschool heeft ontwikkelpotentieel. Verkeersbelemmeringen vanwege de ‘fietsstraat’-status van de Winterdijk in combinatie met het regionale bereik van de scholen maken de beoogde clustering op deze locatie niet mogelijk.

 

De verkenning naar een geschikte locatie voor de beoogde clustering gaat onverminderd door. In de planvorming voor de 2e tranche wordt vastgehouden aan de optie van complete clustering vanwege het optimale resultaat wat door deze samenvoeging wordt gerealiseerd in relatie met de bouwstenen, waarbij tevens bezien gaat worden of (een deel van) de Samuëlschool hier eventueel in meegenomen kan worden.

5. Rollen en verantwoordelijkheden tijdens de uitvoering

5.1. Beschikking en afsprakenbrief

Na de vaststelling van het Uitvoeringsplan en het daarvoor benodigde investeringsbudget door de gemeenteraad wordt in de volgende fase per project het geraamde budget op basis van de door de VNG-normbedragen bepaald. Dit is onderdeel van de afspraken tussen gemeente en schoolbestuur die worden vastgelegd in de zogenoemde ­afsprakenbrief. Naast de normvergoeding zitten in het beschikbaar te stellen budget ook de locatiegebonden kosten van een project (bijvoorbeeld schoolplein en fietsenstalling). In de Verordening voorziening huisvesting onderwijs 2020 Gouda is nader uitgewerkt wie, wanneer wat moet doen.

 

Via de afsprakenbrief die door beide partijen wordt ondertekend, zijn de rollen en verantwoordelijkheden van gemeente en schoolbesturen vastgelegd alsmede de benodigde ‘checks and balances’ als uitwerking van de conclusies en aanbevelingen uit het aanbestedingenonderzoek. Ook de wijze en de momenten waarop de bouwheer verantwoording aflegt over de besteding van de beschikbaar gestelde middelen, worden in de afsprakenbrief vastgelegd.

 

Door de partners (gemeente en schoolbestuur/-besturen) worden in een afsprakenbrief per project in ieder geval de volgende elementen vastgelegd:

  • de te realiseren voorziening, het aantal te realiseren vierkante meters, het budget en de planning op basis van de uitgangspunten in het Uitvoeringsplan IHP;

  • de eigen bijdrage van het schoolbestuur in de stichtingskosten vanwege de verduurzaming van het schoolgebouw;

  • de wijze en organisatie van plantoetsing en betalingsritme, inclusief verrekening eigen bijdrage;

  • de rollen, taken en bevoegdheden die verband houden met het bouwheerschap;

  • de risico’s, de eventuele maatregelen om die risico’s te voorkomen danwel te beheersen en welke partij de eventuele gevolgen dekt;

  • de randvoorwaarden op het vlak van stedenbouw, verkeer, planning en plantoetsing en bestemmingsplanvoorschriften;

  • de wijze van oplevering en verantwoording van de gerealiseerde voorziening.

5.2. Bouwheerschap

Het bouwheerschap ligt op basis van de wet in principe bij het schoolbestuur.

Het schoolbestuur kan de gemeente verzoeken het bouwheerschap op zich te nemen. Het is niet ondenkbaar dat in onderling overleg de gemeente het bouwheerschap op zich neemt op het moment dat een project dermate complex is dat de risico’s voor een schoolbestuur onevenredig groot zijn. Dit kan het geval zijn bij clustering van scholen of bij multifunctionele accommodaties met meerdere maatschappelijke partners.

 

Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden bouwheer

De kaders voor de invulling van het bouwheerschap zijn, mede ingegeven de lessen uit het aanbestedingsonderzoek, aangescherpt. Dit krijgt onder andere zijn weerslag in de afsprakenbrief. De bouwheer richt een projectorganisatie in, waar de gemeente zijdelings bij is betrokken. Het bouwheerschap brengt verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden met zich mee. De risico’s die daaraan zijn verbonden moeten vooraf goed in beeld worden gebracht in het belang van een adequate risicobeheersing. De planontwikkeling, voorafgaand aan realisatie van een project, kent in grote lijnen een aantal fases. Iedere fase wordt afgesloten met een fasedocument waarop de gemeente akkoord moet geven voordat begonnen wordt aan de volgende fase.

 

5.3. Projectorganisatie gemeente bij realisatie projecten Uitvoeringsplan

Een Uitvoeringsplan van deze omvang vraagt om een goede projectorganisatie om regie te voeren op de voortgang van de planrealisatie, het naleven van de afspraken conform de afsprakenbrief, de risico- en budgetbewaking en periodieke verantwoording. Ook zullen nog aanvullende onderzoeken en analyses verricht moeten worden, waaronder het opstellen van de businesscases voor het bepalen van het percentage eigen bijdrage van de schoolbesturen vanwege duurzaamheidsmaatregelen, en voor het tegenrekenen van de financiële onderbouwing van voorgestelde bouwplannen. Voor deze onderdelen is een post opgenomen in het voorliggende totale investerings- en exploitatiebudget van het Uitvoeringsplan. Dit sluit aan bij de aanbevelingen uit het aanbestedingenonderzoek.

 

Zo zal de kwaliteit van het proces van aanbesteding en het tot stand komen van de ramingen voor de (ver)nieuwbouwplannen en/of renovaties geborgd gaan worden door voldoende specifieke kennis en capaciteit te organiseren. Als onderdeel van de afspraken die met de schoolbesturen in de beschikking over de bouwplannen worden opgesteld, valt hierbij te denken aan het vanuit de zijde van de gemeente toevoegen van een bouwkundig adviseur aan het bouwproject. Deze adviseur kan niet alleen het schoolbestuur adviseren in de aanbesteding, de realisatie en het toezicht, maar ook de gemeente periodiek over het verloop informeren.

 

Tijdens het planvormingsproces, de aanbesteding en de realisatie zal ook op andere gebieden van uit de gemeente ondersteuning worden geboden, daarbij kan gedacht worden aan ondersteuning in het participatietraject dat het schoolbestuur met de buurt zal doorlopen, advisering op het vlak van verkeer en vervoer en op het vlak van duurzaamheid.

6. Financiën

6.1. Totale investering Uitvoeringsplan 1e tranche

De financiële consequenties van het IHP zullen per uitvoeringsplan aan de raad worden voorgelegd. Het uitvoeringsplan 1e tranche IHP heeft een investeringsvolume van 33,6 mln. De eigen bijdrage van de schoolbesturen in het kader van duurzaamheid is daarin nog niet verrekend. Ambitie is en blijft om schoolbesturen 10% van de stichtingskosten van het gebouw en de aanleg van de daarbij horende fysieke voorzieningen (bijvoorbeeld schoolplein, fietsenstalling) te laten bijdragen. Nadere toelichting volgt in paragraaf 6.3.

 

Bij de investeringsberekening is -conform goed gebruik in Nederland- uitgegaan van de VNG-normbedragen voor onderwijshuisvesting. Deze bedragen zijn gecorrigeerd met de geïndexeerde normbedragen op prijspeil 1-1-2020. Eveneens is bij de berekening rekening gehouden met duurzaamheid en aanvullende bouwkosten (onder andere winst- en risico-opslag, leges, vooronderzoek, begeleidingskosten, locatiekosten en interne bouwrente).

 

6.2. Alternatieve financiering

Er is een verkenning gedaan in hoeverre er naast traditionele financiering ook alternatieve financieringsvormen mogelijk zijn voor (projecten uit) dit Uitvoeringsplan.

 

De conclusie van de kwalitatieve analyse van alternatieve financiering4 is dat alternatieve financiering voor onderwijshuisvesting op dit moment niet aantrekkelijker is dan traditioneel financieren. In een specifiek geval kan alternatieve financiering echter bruikbaar zijn. Voorwaarde hierbij is dat de omstandigheden gunstig zijn. Zo is de medewerking van een schoolbestuur een randvoorwaarde. Het schoolbestuur wordt geacht zich te verbinden aan een marktpartij en bereid te zijn om de exploitatievergoeding voor instandhouding van het vastgoed gedurende een lange periode in te brengen. Schoolbesturen zijn vooralsnog niet enthousiast om te participeren in een dergelijke constructie. Dit wordt vooral veroorzaakt door de onzekerheid over beheersing van risico’s, juridische verhoudingen en de hardheid van contracten. Daarnaast moet de markt bereid zijn om gedurende de exploitatieperiode te zorgen voor voldoende flexibiliteit.

 

Samen met de betreffende schoolbesturen van de in het onderwijscluster aan de Groen van Prinsterersingel gelegen locaties zal worden verkend in hoeverre alternatief financieren kansen biedt om via een pilot dat onderwijscluster verregaand te verduurzamen. Door de aanwezige massa kunnen bij verduurzaming van de gebouwen aanzienlijke besparingen op energie worden gerealiseerd. Eventuele toepassing van duurzame innovatieve technieken voor het winnen van energie kunnen vanuit een oogpunt van milieu juist in dit gebied interessant zijn. Hierbij kan mogelijk ook een koppeling worden gelegd met ander gemeentelijk vastgoed, onder andere sporthal De Mammoet.

 

6.3. Uitgangspunt en procesaanpak eigen bijdrage schoolbesturen

De gemeente voert haar wettelijke zorgplicht ten aanzien van onderwijshuisvesting uit en conform de strategische uitvoeringskaders is het uitgangspunt dat de schoolbesturen binnen de wet- en regelgeving een eigen bijdrage van 10% van de stichtingskosten bijdragen. Daarbij wordt rekening gehouden met het terugverdieneffect op de exploitatie conform de TCO-methodiek (Total Cost of Ownership).

4

Het begrip Total Cost of Ownership (TCO) werd in het oorspronkelijke IHP (2018) geïntroduceerd. De formele definitie houdt op grote lijnen in dat álle kosten van de levensduur van een schoolgebouw bij elkaar worden opgeteld, dus naast onderhoud en energie ook de kosten van verzekeringen, afschrijving en restant boekwaarde meegenomen worden.

 

In lijn met het oorspronkelijke IHP (2018) bestaan de stichtingskosten op hoofdlijnen uit de kosten voor bouwkundige werken, installaties, vaste inrichting en terrein, de advieskosten van de architect, installateur en constructeur en de bouwbegeleiding van het project voor de bouwheer. Na aanbesteding zullen hier nog bijkomen winst-en-risico aannemer alsmede een post onvoorzien-en-prijsstijgingen.

 

In de aanloop naar dit Uitvoeringsplan zijn voor twee beoogde locaties businesscases uitgewerkt. Hieruit blijkt dat op dit moment onvoldoende onderbouwing te vinden is dat het percentage van 10% in de praktijk te behalen is. Het rendement dat scholen halen in hun energiebesparing respectievelijk onderhoudskosten ligt daarvoor in de berekeningen vooralsnog te laag. Daarom is het voorstel om vast te houden aan het uitgangspunt van 10%, maar per project op basis van een businesscase de reële eigen bijdrage vast te stellen.

 

De businesscase per project zal in ieder geval bestaan uit:

 

  • verwachte besparing op energie;

  • verwachte besparing op onderhoud en reservering vervanging (installaties en gebouwschil);

  • besparing op het huidige Meerjaren Onderhouds Plan (MJOP) in de voorliggende vijf jaar;

  • eventueel: te verwachten exploitatievoordeel (terugverdienen) uit bijvoorbeeld de exploitatie van een gymzaal, aula of klaslokaal.

Daarvoor is het onontbeerlijk om eerst het bouwplan per project uit te werken, hetgeen pas kan nadat de raad budgetakkoord op de projecten heeft gegeven. In bijlage 2 is de procesaanpak voor het vaststellen van de eigen bijdrage verder uitgewerkt.

 

Kanttekening is dat voor het primair onderwijs geldt nog steeds een investeringsverbod conform de Wet op het Primair Onderwijs (Wpo), dat wil zeggen dat scholen geen gelden beschikbaar mogen stellen voor scholenbouw. De staatssecretaris van onderwijs heeft aangegeven dat investeringen in duurzaamheidsmaatregelen rechtmatig is mits er een terugverdientijd van 15 jaar wordt aangehouden.

7. Communicatie en participatie

Voor een onderwerp als onderwijshuisvesting is participatie een belangrijke bouwsteen. De afgelopen periode is intensief en evenwaardig samengewerkt met de schoolbesturen, vanuit het gezamenlijk belang. Namelijk geschikte onderwijsgebouwen op het juiste moment op de juiste plek in Gouda beschikbaar te hebben. Geschikt wil zeggen dat er voor ieder schoolgaand kind in Gouda en voor de onderwijsprofessionals een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving is.

 

Participatie is breed geïnterpreteerd en betreft de volgende doelgroepen: alle schoolbesturen in Gouda, de partners van de eerste tranche (dit zijn de schoolbesturen wiens project onderdeel uitmaakt van dit eerste Uitvoeringsplan en de schoolbesturen van de locaties die in de eerste vijf jaar van het oorspronkelijke IHP beoogd waren) en de belanghebbenden bij de uiteindelijke locaties uit de 1e tranche. Zoals de ouders, leerlingen, medezeggenschapsraad, onderwijsteam, onwonenden, et cetera.

 

Samenwerking en afstemming schoolbesturen

Vanaf de raadsbehandeling op 3 april 2019 is samen met de schoolbesturen verkend welke van de in het oorspronkelijke IHP (2018) geïdentificeerde projecten, het meest urgent en kansrijk zijn om in het eerste Uitvoeringsplan op te pakken. Daarbij is de afweging gemaakt tussen technische noodzaak en het structurele ruimtetekort per locatie enerzijds en de financiële haalbaarheid voor de gemeente anderzijds. Er is naar gestreefd om tijdelijke huisvesting tot een minimum beperken, gezien de impact op de school (voor leerlingen, ouders en leerkrachten) en de extra financiële consequenties. Dit zorgvuldige samenwerkingsproces met de schoolbesturen heeft geresulteerd in de zeven projecten in het voorliggende Uitvoeringsplan.

 

Stakeholders locaties 1e tranche Uitvoeringsplan

Bij de totstandkoming van het Uitvoeringsplan zijn de directe stakeholders van de locatie uit de 1e tranche betrokken, dit betreft naast het schoolbestuur ook de schoolleider per locatie. De schoolbesturen en schoollocatieleiders hebben in een aantal gevallen hun medezeggenschapsraden (MR), onderwijsteams en ouders geïnformeerd over de voortgang en de voorgenomen clustering. De formele MR-procedures worden door de schoolbesturen in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt krijgt dan ook vervolg, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt.

 

In de projectkaarten (bijlage 3 van het Uitvoeringsplan) is per locatie aangegeven wat de belangrijkste inpassingsvraagstukken zijn, gebaseerd op de uitkomsten van de diverse onderzoeken en analyses die zijn verricht. Bijvoorbeeld de uitkomsten van verkeerskundige analyse, situering schoolplein en de quickscan van de Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH) op thema’s als ecologie, stikstofberekening, historisch en verkennend bodemonderzoek, niet gesprongen explosieven en akoestisch onderzoek spoor- en wegverkeerslawaai. Dit kan als vertrekpunt dienen voor het door de bouwheer te doorlopen participatietraject met de stakeholders van de betreffende locatie.

 

Voorgangsrapportage

Via het college zal de raad middels voortgangsrapportages worden geïnformeerd over de definitieve percentages eigen bijdrage van de schoolbesturen, de voortgang qua planning en mijlpalen en de aanbestedingsresultaten. Ook zal de voortgangsrapportage in grote lijnen de kansen en risico’s per project bevatten incl. de financiële stand van zaken in verband met het budgetrecht van de gemeenteraad.

Bijlage 1: Toetsingskader Uitvoeringsplan IHP

 

Strategische uitvoeringskaders van de raad

 

De raad heeft in haar besluit van april 2019 strategische uitvoeringskaders voor onderwijshuisvesting vastgesteld. De raad heeft het college verzocht om op basis van deze strategische uitvoeringskaders vijfjarige uitvoeringskaders op te stellen, te beginnen het met eerste uitvoeringsplan 2019 – 2023, met als richtinggevend kader het Integraal Huisvestingsplan 2017-2032.

 

De vastgestelde strategische uitvoeringskaders bestaan uit de volgende bouwstenen en aanvullende (inhoudelijke) kaders:

 

De acht bouwstenen uit het IHP 2017 – 2032, te weten:

  • 1.

    Samenwerking tussen schoolbesturen en gemeente. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening gehouden wordt met samenwerkingscombinaties (BO, SBO, (V)SO, kinderopvang, BSO en/of overige maatschappelijke partners).

     

  • 2.

    Ruimte voor diversiteit en identiteit. Uitgangspunt is dat wanneer identiteit, denominatie en/of onderwijsconcept onderscheidend is, dit erkend mag worden in de huisvestingsoplossing.

     

  • 3.

    Huisvesting op wijkenniveau. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening wordt gehouden met het onderwijsaanbod op wijkniveau. Voor BO betekent dit kansen benutten en bepalen op wijkniveau, handhaving BO op wijk­ niveau en aanwezigheid van een gymvoorziening op wijkniveau.

     

  • 4.

    Eigen bijdrage van scholen (binnen juridische kaders) van ongeveer 10%. Uitgangspunt is dat schoolbesturen een deel van de stichtingskosten van de nieuwbouw of renovatieopgave financieren, waarbij de investering het onderhoud en exploitatie van het gebouw ten goede komt.

     

  • 5.

    Meer renovatie in plaats van nieuwbouw, met de nieuwe optie voor renovatie voor veertig jaar. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening wordt gehouden met renovatiemogelijkheden. Concreet: de mogelijkheid van renovatie wordt onderzocht.

     

  • 6.

    Herbestembaarheid en flexibiliteit van gebouwen, middels onder meer clustering ten behoeve van efficiency en kostenvoordeel. Uitgangspunt is dat bij realisatie van onderhuisvesting rekening wort gehouden met herbestembaarheid (locatiegebonden mogelijkheden, andere school, schooltype of woningbouw) en flexibiliteit (binnenwanden verplaatsbaar, kolommenstructuur bij nieuwbouw, modulaire inrichting, mogelijkheid in beperkte mate van uitbreidbaarheid).

     

  • 7.

    Milieu en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat rekening wordt gehouden met duurzaamheidseisen die gesteld worden per 1 januari 2021.

     

  • 8.

    Leegstand beperken en benutten. Uitgangspunt is binnen bestaande schoolgebouwen passende oplossing te vinden voor leegstand, schoolgebouwen af te stoten waar mogelijk, medegebruik stimuleren en vorming van IKC’s te bevorderen.

Drie aanvullende kaders, gericht op de werkwijze bij uitvoering, te weten:

 

  • 9.

    Oog voor het buurteffect binnen wijkgerichte aanpak. Uitgangspunt is dat er gekeken wordt naar de effecten op de schaal van buurten. Specifiek voor de clustering­ locaties wordt een analyse gedaan op buurteffect.

     

  • 10.

    Aandacht voor verkeerskundige inpassing. Uitgangspunt is dat het uitvoeringsplan omvat een verkeerskundige analyse van de bouwlocaties.

     

  • 11.

    Uitvoering in participatief overleg met de omgeving. Uitgangspunt is dat in de uitvoering en gemeente op locatieniveau aanvullend overleg zullen plegen met de directe omgeving, met als focus inpassingsvraagstukken.

Zes aanvullende inhoudelijke kaders, bovenop de afspraken uit het IHP:

 

  • 12.

    Nul-op-de-Meter (inclusief gasloos) gebouwen als gezamenlijk doel schoolbesturen en gemeente. Uitgangspunt is het streven om Nul-op-de-Meter schoolgebouwen te realiseren en dit betekent dat nieuwbouw en renovatie gasloze schoolgebouwen opleveren.

     

  • 13.

    15% groennorm toepassen (conform Structuurvisie groen). Uitgangspunt is dat wordt voorzien in 15% openbaar groen in of rond het projectgebied.

     

  • 14.

    Benutten van vrijvallende locaties. Uitgangspunt is dat panden/locatie die terug­ vallen aan de gemeente worden herontwikkeld, mogelijk na verkoop.

     

  • 15.

    Gerichte inzet op combinatiegebruik (wonen en werken bij scholen) en benutten rendement­. Uitgangspunt is dat er wordt gekeken naar de kansen van wonen of werken bij en/of boven scholen, of naar de financiële voordelen ten behoeve van dekking van kosten gemaakt vanuit het IHP.

     

  • 16.

    Toegankelijkheid. Uitgangspunt is in samenspraak met scholen te handelen conform de principes en uitgangspunten van het ‘VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking’.

     

  • 17.

    Nabijheid. Uitgangspunt is dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijs­ afstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, waardoor (gedeeltelijke) nieuwbouw noodzakelijk is, vindt deze zoveel mogelijk in de directe nabijheid van (het) bestaande schoolgebouw(en) plaats.

Van zeventien strategische kaders naar toetsingskader met tien elementen per project

 

Tijdens de uitwerking bleek dat een aantal bouwstenen en kaders dusdanig op elkaar lijkt, dat deze voor een ‘overzichtelijke’ toetsing gecombineerd zijn. Dit betreft:

  • 3. Huisvesting op wijkniveau en 9. Oog voor het buurteffect binnen wijkgerichte aanpak zijn gecombineerd tot: 2. Buurteffect.

  • 8. Leegstand beperken en benutten en 14. Benutten van vrijvallende locaties zijn gecombineerd tot: 5. Leegstand en vrijkomende locaties.

  • 7. Milieu en duurzaamheid en 12. Nul-op-de-Meter gebouwen zijn gecombineerd tot: 6. Duurzaamheid.

    Milieu is gecombineerd met de mogelijke beperkingen vanuit ecologie, natuur en milieu (geluid, fijnstof) en bodem (verontreiniging, niet gesprongen explosieven) voor ontwikkeling van de locatie tot: 9. Natuur, bodem en milieu.

  • 1. Samenwerking tussen schoolbesturen en gemeente (samenwerkingscombinaties) en 15. Gerichte inzet op combinatiegebruik zijn gecombineerd tot: 1. Combinatiegebruik.

Daarnaast is er een aantal bouwstenen generiek te beantwoorden voor alle locaties, te weten:

  • 2. Ruimte voor diversiteit en identiteit.

    Daar waar twee scholen geclusterd worden, is het uitgangspunt dat er gezamenlijk gebruik plaatsvindt van voorzieningen (bijvoorbeeld aula, speelzaal) en dat scholen individueel herkenbaar zijn (identiteit).

  • 4. Eigen bijdrage van scholen van ongeveer 10%.

    Dit is nader uitgewerkt in hoofdstuk 6.

  • 6. Herbestembaarheid en flexibiliteit.

    Uitgangspunt is dat bij realisatie van onderhuisvesting rekening wordt gehouden met herbestembaarheid (locatiegebonden mogelijkheden, andere school, schooltype of woningbouw) en flexibiliteit (binnenwanden verplaatsbaar, kolommenstructuur bij nieuwbouw, modulaire inrichting, mogelijkheid in beperkte mate van uitbreidbaarheid).

  • 16. Toegankelijkheid.

    Uitgangspunt is in samenspraak met scholen te handelen conform de principes en uitgangspunten van het ‘VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking’.

    De toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt.

    Voor alle te renoveren en nieuw te bouwen schoollocaties geldt dat deze volgens bouwbesluit worden gebouwd en/of verbouwd.

  • Nabijheid.

    Uitgangspunt is dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimte­ behoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, waardoor (gedeeltelijke) nieuwbouw noodzakelijk is, deze zoveel mogelijk plaatsvindt in de directe nabijheid van (het) bestaande schoolgebouw(en).

    Voor de projecten in dit Uitvoeringsplan met een kleinschalige uitbreidingsbehoefte geldt dat medegebruik binnen verwijsafstand niet aanwezig is, waardoor nieuwbouw nodig is. Deze vindt plaats aangrenzend aan de bestaande schoolgebouwen.

Tenslotte is er een kader Bijzonderheden aan het toetsingskader toegevoegd, waarin specifieke aandachtspunten ten aanzien van de schoollocatie is aangegeven, bijvoorbeeld of er een bestemmingsplanwijziging nodig is bij voorgenomen project.

Bijlage 2: Procesaanpak vaststellen eigen bijdrage schoolbesturen

 

Uitgangspunt van het Uitvoeringsplan IHP is dat schoolbesturen 10% van de stichtingskosten als eigen bijdrage betalen. Op basis van een concreet uitgewerkte business case stelt het college de definitieve hoogte van de eigen bijdrage van het schoolbestuur per project vast.

 

Na vaststelling van het Uitvoeringsplan door de raad zal in overleg met de school­ besturen de definitieve werkwijze worden bepaald om de exploitatievoordelen voor het schoolbestuur bij het toekomstige schoolgebouw in beeld te brengen. Waarbij het referentiekader voor de businesscase is de Rijksvergoeding Materiële Instandhouding (MI-vergoeding) die scholen krijgen voor energie/verwarming en onderhoud, behorende bij het nieuw te bouwen of gerenoveerde schoolgebouw. Daarvoor is het onontbeerlijk om eerst het bouwplan per project uit te werken.

 

Op hoofdlijnen worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Bepalen van de componenten uit de rijksvergoeding voor elektriciteitsverbruik/ verwarming en onderhoud voor het moment van oplevering van het te renoveren of nieuw te bouwen schoolgebouw over een periode van veertig jaar.

  • 2.

    Inschatten van de energielasten, onderhoudslasten (installaties) en reservering van de meerkosten van vervanging installaties over een looptijd van veertig jaar over het toekomstige schoolgebouw.

  • 3.

    Bepalen van de onderhoudslasten van de gebouwschil over een looptijd van veertig jaar over het toekomstige schoolgebouw. De componenten hierin worden vooraf in de Meedenkgroep met elkaar besproken en door het college vastgesteld.

  • 4.

    Bepalen van het verschil tussen enerzijds punt 1 en anderzijds punt 2 en 3.

  • 5.

    Bepalen van uitgesteld onderhoud aan het huidige schoolgebouw in de periode van vijf jaar voorgaand aan de start van het project. Dit gebeurt aan de hand van een nog vast te stellen gemiddeld onderhoudsbedrag per m²/ jaar, op basis van een aantal referentieprojecten. Indien een schoolbestuur van mening is dat haar school daar sterk van afwijkt, kan daar in overleg van worden afgeweken.

  • 6.

    Bepalen van eventueel te behalen andere exploitatievoordelen, bijvoorbeeld uit verhuur/­ medegebruik van aula, gymzalen, en dergelijke.

  • 7.

    Bepalen van de optelsom van punt 4, 5 en 6 is het te behalen exploitatievoordeel door de schoolbesturen.

  • 8.

    De eigen bijdrage die aan schoolbesturen wordt gevraagd is het resultaat bij punt 7.

  • 9.

    Het percentage eigen bijdrage wordt berekend door punt 7 te delen door de stichtingskosten.

  • 10.

    De raad wordt periodiek geïnformeerd over het percentage te behalen eigen bijdrage.

Deze werkwijze en de te hanteren specifieke aannames en kengetallen zullen in overleg met de schoolbesturen verder worden aangescherpt en ter accordering aan het college worden voorgelegd.

Bijlage 3: Projectkaarten Uitvoeringsplan: uitgewerkt toetsingskader per project

 

1. Projectkaart Auris Taalplein – De Triangel

 

 

Algemeen geldend:

 

  • Ruimte voor diversiteit en identiteit. Uitgangspunt bij het clusteren van deze twee scholen is dat er gezamenlijk gebruik plaatsvindt van voorzieningen (bijvoorbeeld aula, speelzaal) en dat scholen individueel herkenbaar zijn en blijven (identiteit).

  • Herbestembaarheid en flexibiliteit. Uitgangspunt is dat hier bij de realisatie van dit project waar mogelijk rekening wordt gehouden.

  • Toegankelijkheid. De toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt. Voor dit project geldt dat deze volgens bouwbesluit wordt gebouwd, waaronder de realisatie van een lift.

  • Nabijheid: niet van toepassing.

 

 

Toetsingskader

Toelichting

Bron

1

Combinatiegebruik

De Triangel en Auris Taalplein gaan met elkaar clusteren in een (tenminste) tweelaags en compact schoolgebouw. Samen met de schoolbesturen is voorzien dat De Triangel in combinatie met Auris Taalplein een rol gaat spelen in het vergroten van de mogelijkheden om passend onderwijs te realiseren voor kinderen met een spraak- en taalstoornis en aan te laten sluiten bij het reguliere basisonderwijs. Dit doet recht aan een inclusieve samenleving die Gouda omarmt.

Beide scholen willen intensief samenwerken binnen het nieuwe gebouw, te beginnen met het samen opstellen van het programma van eisen.

Voor deze clusterlocatie is een nieuwe gymzaal nodig, omdat de huidige gymzaal technisch is afgeschreven. De tijdelijke sporthal aan het Tobbepad sluit onvoldoende aan bij de behoefte van de nieuwe geclusterde scholen op de Coniferensingel. Voor de doelgroep van Auris Taalplein is het namelijk noodzakelijk dat er voldoende sport- en speelruimte direct voorhanden is en de leerlingen niet hoeven te verplaatsen naar een andere locatie. Door de clustering van deze scholen wordt ervoor gezorgd dat de bezetting van de gymzaal optimaal is.

Om de doorlopende leerlijn tussen kinderopvang en basisschool te kunnen blijven garanderen, is het uitgangspunt dat de kinderopvang wordt meegenomen in de nieuwbouw.

Er is eventueel een mogelijkheid om kleinschalig wonen of werken op de kavel toe te voegen, afhankelijk van de opzet en situering van de school, gymzaal, bouwlogistiek en de te behalen groennorm. Dit vraagt om een verkenning en nadere uitwerking op projectniveau.

Verder wordt gezocht naar mogelijkheden om medegebruik van de school en gymzaal buiten de reguliere schooluren te stimuleren, bijvoorbeeld door aanbieden van Buitenschoolse Opvang (BSO) en dergelijke.

 

2

Buurteffect

In tegenstelling tot het scenario in het oorspronkelijke IHP, blijft middels clustering van De Triangel en Auris Taalplein een breed toegankelijke (interconfessionele) basisschool in dit deel van Bloemendaal behouden, zoals aan de raad is toegezegd. Er wordt op deze kavel een speciaal onderwijsschool toegevoegd met een regionale functie. Deze komt in de plaats van de huidige school De Ark, die tijdelijk op de kavel is ondergebracht en vertrekt naar de Clematislaan.

 

3

Renovatie of nieuwbouw

De huidige schoolgebouwen en de gymzaal hebben het einde van hun levensduur bereikt en zijn bouwkundig in slechte staat. De kwaliteit is onvoldoende om nieuwbouw via renovatie een levensduurverlenging van 40 jaar te bereiken. Daarom is nieuwbouw noodzakelijk en gerechtvaardigd.

IHP Gouda, HEVO

4

Leegstand en vrijkomende locaties

De leegstand in het huidige pand van De Triangel wordt met de nieuwbouw opgeheven, omdat compacter wordt teruggebouwd.

De huidige locatie van Auris Taalplein (aan de Willem en Marialaan) kan na de verhuizing van Auris Taalplein op korte termijn worden gebruikt voor tijdelijke huisvesting van andere scholen in het Uitvoeringsplan IHP. Mogelijk komt de locatie op lange termijn in aanmerking voor herbestemming.

Voor Auris Taalplein is gedurende de realisatie van de nieuwbouw geen tijdelijke huisvesting nodig. Het schoolbestuur van De Triangel heeft aangegeven geen tijdelijke huisvesting nodig te hebben. Dit betekent dat de huidige school van De Triangel open blijft gedurende de sloopwerkzaamheden en de nieuwbouw.

Dit kan beperkingen opleveren voor de ruimtelijke situering van de school en voor de planning van de werkzaamheden van de aannemer. Ook vraagt het om een aanpak waarbij de overlast beperkt is. Dit zal onderdeel uitmaken van het projectplan, programma van eisen en de aanbestedingscriteria. Gedurende de bouw van is de nieuwe tijdelijke sporthal aan het Tobbepad beschikbaar voor de klokuren bewegingsonderwijs.

 

5

Duurzaamheid

Conform de besluitvorming in de raad is het streven om ENG of Nul-op-Meter (NoM) te realiseren. Uit de businesscase van het bureau Sijperda-Hardy op basis van een referentieproject lijkt de extra investering van BENG naar ENG zich in 15 jaar voor ruim de helft terug te verdienen.

Businesscases verduurzaming, Sijperda-Hardy

6

Verkeer en vervoer

De Ark wordt verplaatst naar een andere locatie en Auris Taalplein wordt toegevoegd aan de kavel. Het huidige taxibusvervoer daalt met de kennis van nu van 12 – 15 per haal- en brengmoment naar 8 – 10. Auris Taalplein heeft ten opzichte van De Ark 5 parkeerplaatsen extra nodig voor personeel en 13 plaatsen voor brengen en halen van kinderen. Dit is goed op te vangen in de nabijheid van de kavel. Verkeerskundige maatregelen die nodig zijn: een belijning op de Coniferensingel van een taxibuszone en een extra voetgangers- en fietsbrug over het water naar de school. Het verdient aanbeveling om de Esdoornstraat (via waar nu De Ark ontsloten wordt) straks niet meer te gebruiken voor de toegang van de kavel.

Onderzoek verkeerskundige aspecten, Sweco

7

Participatie

Met en tussen beide schoolbesturen is de afgelopen periode intensief overleg geweest over de planontwikkeling. Wie de rol van bouwheer op zich neemt moet nog bepaald worden.

De schoolbesturen hebben hun medezeggenschapsraden (MR), onderwijsteams en ouders geïnformeerd over de voortgang en de voorgenomen clustering.

De formele MR-procedures worden door de schoolbesturen in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt krijgt dan ook vervolg, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt. Inpassingsvraagstukken zijn onder meer: verkeer en vervoer en de situering van het schoolgebouw en schoolpleinen op de kavel.

 

8

Groennorm

Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van 7.063 m². Dit bekent dat er volgens de gemeentelijke groennorm een oppervlakte van 15% groen = 1.060 m² aan groen in het plangebied aanwezig moet zijn. Het huidige groenoppervlak binnen het projectgebied bedraagt 736 m². Met behoud van het huidige groen is in het projectgebied nog 324 m² aan aanvullend groen te ontwikkelen. Door compacter te bouwen en door een groene invulling van het schoolplein zal aan de groennorm van 15% worden voldaan.

 

9

Natuur, bodem en milieu

Uit de ODMH-quickscan volgt dat er beperkingen kunnen zijn voor de nieuwbouw door wegverkeerslawaai, aanwezigheid van beschermde soorten, stemgeluid en stikstofdepositie. In de verdere planontwikkeling zijn de volgende (vervolg)onderzoeken nodig: quickscan ecologie, stikstofberekening, historisch en verkennend bodemonderzoek en akoestisch onderzoek (stemgeluid en verkeerslawaai).

Quickscan onderwijshuisvesting, ODMH

10

Bijzonderheden

Er is een bestemmingsplanwijziging nodig in verband met de maximale goothoogte van zes meter en het veranderende bouwvlak in het huidige bestemmingsplan.

 

 

2. Projectkaart Kesper College

 

 

Algemeen geldend:

 

  • Ruimte voor diversiteit en identiteit. Aangezien de school een unilocatie is en blijft, is individuele herkenbaarheid en identiteit gewaarborgd.

  • Herbestembaarheid en flexibiliteit: het betreft een uitbreiding en een renovatie van het bestaande schoolgebouw en gymzaal. Hierdoor is er in totaal voor de beoogde uitbreiding minder vierkante meters nodig dan de ruimtebehoefte op basis van de leerlingenprognose zou vergen.

  • Toegankelijkheid: de toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt. Voor deze uitbreiding geldt dan ook dat deze volgens het bouwbesluit wordt gebouwd en dat onder andere een lift wordt toegevoegd.

  • Nabijheid: voor de leerlingen van het Kesper College is het van belang om de onderwijsactiviteiten in één gebouw te hebben. Dat is met deze uitbreiding en renovatie mogelijk.

 

 

Toetsingskader

Toelichting

Bron

1

Combinatiegebruik

Een combinatie van deze Voortgezet Speciaal Onderwijs (cluster 4 voorziening) met een andere school of voorziening is niet wenselijk. De leerlingen van het Kesper College hebben een omgeving nodig waar orde, rust en regelmaat heerst. Clustering met een andere school is hier niet in het belang van de kinderen.

Ook bouwkundig is clustering onlogisch, want dat vraagt nog meer uitbreiding van het huidige pand dat ten opzichte van zijn omgeving relatief al groot is.

Er wordt een aula bijgebouwd waardoor het schoolgebouw meervoudig gebruikt kan worden. Aula is conform Wpo een verplichte gemeenschapsruimte.

 

2

Buurteffect

Het Kesper College heeft een (boven)regionale functie en geen directe buurtfunctie. De school blijft bovendien op haar locatie gevestigd. Dit betekent dat het samenwerkingsverband verklaringen afgeeft waarmee kinderen vanuit de wijde omgeving deze school bezoeken. Er is bestuurlijk een afspraak gemaakt tussen gemeente en het schoolbestuur dat het Kesper College kan groeien tot maximaal 200 leerlingen. De beoogde uitbreiding voorziet in die ruimtebehoefte.

 

3

Renovatie of nieuwbouw

Het Kesper College heeft qua ruimtebehoefte recht op 2.810 m². Volgens een eerste conceptontwerp van het schoolbestuur kan het toekomstige schoolgebouw bouw toe met een lager aantal vierkante meters.

Het exacte volume van de nieuwbouw wordt duidelijk in de projectfase. Het voornemen is om deels gebruik te gaan maken van het entreegedeelte van het gymgebouw met het doel om de bestaande binnenruimten efficiënter in te zetten en te gebruiken. Dit rechtvaardigt de combinatie van de voorgenomen uitbreiding en renovatie.

Aanvullend: het gebouw is een beeldbepalend gebouw, wat betekent dat stedenbouw gaat toetsen op het beeldkwaliteitsplan en dat welstand zal bepalen of het past in de omgeving.

 

4

Leegstand en vrijkomende locaties

Niet van toepassing, het gaat immers om uitbreiding en renovatie van een bestaand schoolgebouw. Het schoolbestuur heeft aangegeven in te zetten op een combinatie van continuering van het onderwijs én de geplande bouwactiviteiten. Dit betekent dat er geen tijdelijke huisvesting op een disclocatie nodig is, wat financieel gunstig is voor de gemeente.

 

5

Duurzaamheid

De uitbreiding wordt minimaal uitgevoerd op het niveau BENG, waarbij de inzet is om in ieder geval het uitbreidingsdeel door toepassing van een warmtepomp gasloos te maken. Een en ander is wel afhankelijk van nadere technische uitwerking in de projectfase, waarbij het gehele gebouw zoveel mogelijk van één totaal installatie zal worden voorzien.

Voor het te renoveren gedeelte werkt het schoolbestuur toe naar het niveau BENG. De verwachte investeringen voor een hoger ambitieniveau zijn te hoog en, gezien de status van het gebouw, überhaupt technisch onhaalbaar.

Businesscases verduurzaming, Sijperda-Hardy

6

Verkeer en vervoer

In de projectfase zal de toekomstige verkeerssituatie nader in kaart worden gebracht samen met de eventueel benodigde maatregelen. Uitbreiding betekent voor de buurt mogelijk meer verkeersbewegingen. De huidige verwachting is dat de situatie zeer beperkt verandert.

 

7

Participatie

Met het schoolbestuur is regelmatig overleg geweest over de planontwikkeling. Het schoolbestuur op haar beurt heeft MR, onderwijsteam en ouders geïnformeerd over de voortgang. De formele MR -procedure worden door het schoolbestuur in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt zal dan ook plaatsvinden, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt. Zodra er een raadsbesluit ligt, zal er een klankbordgroep ingesteld waarbij omwonenden worden geconsulteerd. Inpassingsvraagstukken zijn onder meer verkeer en vervoer en het ontwerp van de uitbreiding van het schoolgebouw.

 

8

Groennorm

Het totale projectgebied is 4.290 m². 15% groennorm = 643 m². Met het behoud van een deel van het groen aan de voorzijde en de herinrichting van het schoolplein tot een parkachtig terrein wordt de groennorm gehaald.

 

9

Natuur, bodem en milieu

Uit de ODMH-quickscan volgt dat er beperkingen kunnen zijn voor de uitbreiding. In de verdere planontwikkeling is er vervolgonderzoek nodig naar quickscan ecologie, stikstofberekening, historisch en verkennend bodemonderzoek.

Quickscan onderwijshuisvesting, ODMH

10

Bijzonderheden

De verwachting is dat er geen bestemmingsplanwijziging nodig is, omdat de uitbreiding gebouwd kan worden binnen de huidige maximale goothoogtes van zes en negen meter, de maximale bouwhoogtes van 8 en 12 meter en het huidige bouwvlak.

Er wordt een lift opgenomen voor leerlingen en bezoekers met een beperking. Een eerste verkenning leert dat het te renoveren gedeelte beperkt op hetzelfde toegankelijkheidsniveau gebracht kan worden als de uitbreiding, vanwege onevenredige kosten en bouwkundige beperkingen van dit voormalige gymnasium uit 1950.

 

 

3. Projectkaart Johannes Calvijnschool

 

 

Algemeen geldend:

 

  • Ruimte voor diversiteit en identiteit. Aangezien de school een unilocatie is en blijft, is individuele herkenbaarheid en identiteit gewaarborgd.

  • Herbestembaarheid en flexibiliteit: het betreft een uitbreiding van het bestaande schoolgebouw, daarom niet van toepassing.

  • Toegankelijkheid: de toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt. Voor deze uitbreiding geldt dan ook dat deze volgens het bouwbesluit wordt gebouwd.

  • Nabijheid: de beoogde uitbreiding sluit aan bij de oproep van de raad dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, deze uitbreiding zoveel mogelijk plaatsvindt in de directe nabijheid van het bestaande schoolgebouw. Aangezien het medegebruik van lokalen op het Schateiland afloopt (door ruimtetekort van die school zelf), is een permanente oplossing van het ruimtetekort van de Johannes Calvijnschool urgent.

 

 

Toetsingskader

Toelichting

Bron

1

Combinatiegebruik

Door het structurele ruimtetekort van lokalen en nevenruimten op te lossen door uitbreiding op de huidige locatie, blijft de Johannes Calvijnschool een uni­locatie. Daarmee is combinatiegebruik met andere functies (wonen, werken) niet opportuun, omdat het pand en de kavel daarmee optimaal worden benut.

 

2

Buurteffect

De situering van de Johannes Calvijnschool blijft onveranderd. De uitbreiding van de school brengt mogelijk verkeerseffecten met zich mee (zie punt 6).

 

3

Renovatie of nieuwbouw

Het betreft hier een uitbreiding van een bestaand schoolgebouw. Gasloos voor het hele pand is niet kosteneffectief aangezien het bestaande energiezuinig pand relatief nieuw is. Opties voor de uitbreiding zijn:

  • 1)

    noordzijde (bgg): deels op dak 1e verdieping en op palen,

  • 2)

    oostzijde: op palen,

  • 3)

    zuidzijde: op palen.

IHP Gouda, HEVO

4

Leegstand en vrijkomende locaties

De huidige situatie waarin twee lokalen bij Schateiland worden gehuurd komt te vervallen.

 

5

Duurzaamheid

De uitbreiding van de school vindt plaats op het duurzaamheidsniveau van het bestaande gebouw. Dit betekent dat er van de bestaande verwarmings- en ventilatievoorzieningen gebruik wordt gemaakt. Alternatief om naar ENG of NoM te gaan vraagt om een aanzienlijke ingreep in het bestaande gebouw en is niet kosteneffectief voor dit reeds energiezuinige gebouw.

Businesscases verduurzaming, Sijperda-Hardy

6

Verkeer en vervoer

De uitbreiding van de school vraagt om extra parkeerplaatsen waarvoor een oplossing gezocht gaat worden in de directe omgeving.

Onderzoek verkeerskundige aspecten, Sweco

7

Participatie

Met het schoolbestuur is regelmatig overleg geweest over de oplossing van het structurele ruimtetekort. Het schoolbestuur op haar beurt heeft MR en onderwijsteam op hoofdlijnen geïnformeerd over de voortgang. De formele MR -procedure wordt door het schoolbestuur in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt zal dan ook plaatsvinden, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt. Inpassingsvraagstukken zijn onder andere verkeer en vervoer en de wijze van uitbreiding van het schoolgebouw.

 

8

Groennorm

Het terrein van de Johannes Calvijnschool leent zich niet tot nauwelijks voor verdere uitbreiding met groen, vanwege het feit dat alles - en dus ook bomen - onderheid moet worden. Binnen deze beperkingen zal er in de projectfase onderzocht worden welke vergroening wel mogelijk is. Uitgangspunt daarbij is de 15% Groennorm.

 

9

Natuur, bodem en milieu

Uit de ODMH-quickscan volgt dat er beperkingen kunnen zijn voor de uitbreiding. In de verdere planontwikkeling is er vervolgonderzoek nodig naar: quickscan ecologie, stikstofberekening, historisch en verkennend bodemonderzoek, niet gesprongen explosieven en akoestisch onderzoek spoor- en wegverkeerslawaai. In het kader van niet- gesprongen explosieven mogen heipalen alleen trillingvrij worden aangebracht.

Een deel van de locatie valt binnen een afstand van 200 meter van het basisnet Spoorroute. Indien de optie uitbreiding aan de zuidzijde wordt gekozen, valt de uitbreiding binnen de 200 meterzone en moet er rekening gehouden worden met stoffen die over het spoor worden vervoerd. Dan gelden de bouwregels die straks gelden onder de Omgevingswet, onder meer regels ten aanzien van de beglazing en mechanische ventilatie (deze moet uit te schakelen zijn). Het huidige gebouw voorziet hier al in.

Quickscan onderwijshuisvesting, ODMH

10

Bijzonderheden

De verwachting is dat er een bestemmingsplanwijziging nodig is in verband met de mogelijke verandering van bouwvlak (zeker indien de uitbreiding aan de noordzijde plaatsvindt) en het maximale bebouwingspercentage van het huidige bouwvlak (70%).

 

 

4. Projectkaart Casimirschool – dislocatie Herpstraat

 

 

Algemeen geldend:

 

  • Ruimte voor diversiteit en identiteit. Aangezien de school binnen de singels gelegen is en blijft, is individuele herkenbaarheid en identiteit gewaarborgd.

  • Herbestembaarheid en flexibiliteit: het betreft een renovatie van een bestaand schoolgebouw, waar structureel ruimtebehoefte voor nodig is. Het gerenoveerde pand en de ligging ervan blijven ook in de toekomst voldoende aantrekkelijk voor eventuele herontwikkeling.

  • Toegankelijkheid: de toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt. Voor deze uitbreiding geldt dan ook dat deze volgens het bouwbesluit wordt gebouwd.

  • Nabijheid: de dislocatie aan de Herpstraat bevindt zich binnen de verwijsafstand van de hoofdvestiging aan de Groeneweg. Door de renovatie wordt de tijdelijkheid van deze disclocatie omgezet naar een permanente situatie. Dit heeft de voorkeur van het schoolbestuur ten opzichte van de aanvankelijk beoogde nieuwbouw van de dislocatie op de Jan Luykenstraat, omdat hiermee de Casimirschool in zijn geheel in de binnenstad blijft gelegen. Verkenningen om een oplossing te vinden bij het hoofdgebouw, bijvoorbeeld bij De Baan, zijn op niets uitgelopen.

 

 

Toetsingskader

Toelichting

Bron

1

Combinatiegebruik

Door de dislocatie aan de Herpstraat geschikt te maken als permanente onderwijshuisvesting, wordt het structurele ruimtetekort aan de Groeneweg permanent opgelost. Combinatiegebruik met andere functies (wonen, werken) is hier niet opportuun, omdat beide panden en kavels reeds optimaal worden benut.

 

2

Buurteffect

Alleen aan de tijdelijkheid van de situatie aan de Herpstraat verandert iets door dit project, namelijk dat het pand structureel als school wordt gebruikt. Het effect is dat de locatie Herpstraat de sociaal verbindende en maatschappelijke functie in de binnenstad behoudt en dat tevens een publieke voorziening in de binnenstad behouden blijft.

 

3

Renovatie of nieuwbouw

Sloop en nieuwbouw is gezien het historisch beeldbepalende pand niet wenselijk. Door de renovatie van dit pand krijgt deze een definitieve bestemming.

 

4

Leegstand en vrijkomende locaties

Tijdens de renovatie is tijdelijke huisvesting nodig. Gedacht wordt aan de huidige locatie van Auris Taalplein of de Jan Luykenstraat. Door de keuze van renovatie van de locatie Herpstraat, is de in het oorspronkelijke IHP beoogde permanente huisvesting van de dislocatie van de Casimir aan de Jan Luykenstraat definitief van de baan.

 

5

Duurzaamheid

Met de renovatie wordt toegewerkt naar het niveau BENG, mogelijk dat de huidige aard van het gebouw en bouwconstructie dit op onderdelen belemmert.

Renovatie naar ENG- of NoM-niveau lijkt vooralsnog gezien de staat van het pand technisch onhaalbaar en kostbaar.

 

6

Verkeer en vervoer

Er is reeds voorzien dat het gebied rondom de Herpstraat als schoolzone wordt bestempeld, daarmee wordt de verkeerskundige situatie verbeterd.

 

7

Participatie

Met het schoolbestuur is overleg geweest over de planontwikkeling. De formele MR -procedure wordt door het schoolbestuur in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt zal dan ook plaatsvinden, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt. Inpassingsvraagstuk is onder meer de inrichting van het schoolplein.

 

8

Groennorm

Het totale projectgebied van Herpstraat 1 is 1.445 m². De gemeentelijke groennorm van 15% groen vergt een groenoppervlak van 434 m² op deze locatie.

Mogelijkheden voor vergroenen van deze locatie liggen er in het vergroenen van het schoolplein en het dak.

 

9

Natuur, bodem en milieu

Omdat het gaat om renovatie van een bestaand pand is de verwachting dat geen nader onderzoek nodig is.

 

10

Bijzonderheden

Er lijkt geen bestemmingsplanwijziging noodzakelijk bij renovatie.

 

 

5. Projectkaart Al Qalam

 

 

Algemeen geldend:

 

  • Ruimte voor diversiteit en identiteit. Aangezien de school een unilocatie is en blijft, is individuele herkenbaarheid en identiteit gewaarborgd.

  • Herbestembaarheid en flexibiliteit: het betreft een uitbreiding van het bestaande schoolgebouw, daarom niet van toepassing.

  • Toegankelijkheid: de toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt. Voor deze ­uitbreiding geldt dan ook dat deze volgens het bouwbesluit wordt gebouwd.

  • Nabijheid. Er is gekeken naar de mogelijkheid om medegebruik binnen de verwijs­ afstand te realiseren in het bestaande schoolgebouw op Calslaan 100. Het betreft een locatie aan de overzijde van het huidige schoolgebouw van Al Qalam. Deze locatie aan de Calslaan is in zijn geheel in te zetten als wissellocatie voor het Uit-voeringsplan 1e tranche IHP en mogelijk ook voor volgende tranches. Op termijn kan deze locatie ook voor herontwikkeling in aanmerking komen. Om medegebruik in dit pand mogelijk te maken zijn aanzienlijke investeringen nodig. Uitbreiding op de eigen locatie is financieel aantrekkelijker, op redelijk korte termijn te realiseren en heeft de voorkeur van het schoolbestuur en het onderwijsteam. Uitbreiding op eigen terrein biedt de mogelijkheid om Calslaan 100 op de korte termijn te gebruiken als wissellocatie en op de langere termijn als geheel te herontwikkelen.

 

 

 

Toetsingskader

Toelichting

Bron

1

Combinatiegebruik

Door het structurele ruimtetekort op te lossen door uitbreiding op de huidige locatie blijft Al Qalam een unilocatie. Daarmee is combinatiegebruik met andere functies (wonen, werken) niet opportuun, omdat het pand en de kavel daarmee optimaal worden benut.

 

2

Buurteffect

Vanwege het stedelijke karakter van deze school waarvan de locatie niet verandert, is er geen buurteffect te verwachten.

 

3

Renovatie of nieuwbouw

Er zijn vier opties onderzocht om het ruimtetekort voor Al Qalam aan te pakken:

  • 1)

    uitbreiding op het dak van de bestaande school (Calslaan 99),

  • 2)

    uitbreiding op de kavel/op het schoolplein,

  • 3)

    renovatie van een deel van de begane grond van het bestaande schoolpand aan de Calslaan 100 en

  • 4)

    verplaatsing van (een deel van) de school naar een andere locatie in Gouda. Na analyse blijkt uitbreiding op eigen terrein de meest realistische en financieel aantrekkelijke optie. Dit heeft ook de voorkeur van het schoolbestuur en het onderwijsteam.

Verkenning renovatie nieuwbouw, Rienks bouwmanagement

4

Leegstand en vrijkomende locaties

Door Al Qalam op eigen terrein uit te breiden, blijft de locatie aan de overzijde van de straat aan de Calslaan 100 op den duur beschikbaar voor herontwikkeling. Hiermee worden bovendien de tijdelijke noodlokalen op de nabijgelegen parkeerplaats overbodig. Dit betekent dat de huur van die noodlokalen wegvalt. Dit komt het onderwijsconcept van Al Qalam ten goede en brengt een kostenreductie met zich mee door het wegvallen van de maandelijkse huur van de noodlokalen.

 

5

Duurzaamheid

Bij de uitbreiding van de school op eigen terrein wordt aangesloten bij het duurzaamheidsniveau van het bestaande gebouw. Dit betekent dat er van de bestaande verwarmings- en ventilatievoorziening gebruik wordt gemaakt. Alternatief om naar ENG of NOM te gaan vraagt om zeer onrendabele ingreep in het bestaande, voor IHP-begrippen, relatief jonge gebouw. Vanuit verduurzaming wordt voor het bredere scholencluster rond de Groen van Prinsterersingel onderzocht of een ESCO kan worden opgezet.

 

6

Verkeer en vervoer

Er verandert verkeerskundig niets aan de situatie, omdat de tijdelijke noodlokalen nu ook al deels op de locatie geplaatst zijn. Door structurele oplossing van het ruimtetekort van Al Qalam te realiseren, vallen de parkeerplaatsen waar deels de noodlokalen op geplaatst zijn, weer vrij. Het maximum aantal leerlingen en de daaraan gekoppelde verkeers- en vervoersbewegingen veranderen niet.

Onderzoek verkeerskundige aspecten, Sweco

7

Participatie

Met het schoolbestuur is regelmatig overleg geweest over de oplossing van het structurele ruimtetekort, zodat de tijdelijke noodlokalen opgeheven kunnen worden. Het schoolbestuur op haar beurt heeft MR en onderwijsteam op hoofdlijnen geïnformeerd over de voortgang. De formele MR -procedure wordt door het schoolbestuur in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt zal dan ook plaatsvinden, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt. Inpassingsvraagstuk is met name de exacte plaats van de uitbreiding op het eigen terrein.

 

8

Groennorm

Het totale projectgebied van Calslaan 99 is 3.715 m². De gemeentelijke groennorm van 15% groen vergt een groenoppervlak van 557 m² op deze locatie. Dit wordt in de projectfase nader uitgewerkt.

 

9

Natuur, bodem en milieu

Uit de ODMH-quickscan volgt dat er beperkingen kunnen zijn voor de uitbreiding. In de verdere planontwikkeling is er vervolgonderzoek nodig naar: quickscan ecologie, stikstofberekening, historisch en verkennend bodemonderzoek. Bij aanpassing van het bestemmingsplan is daarbij nog een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai nodig.

Quickscan onderwijshuisvesting, ODMH

10

Bijzonderheden

Mogelijk is er een bestemmingsplanwijziging nodig, afhankelijk van de exacte situering van de uitbreiding. Bestuurlijk wordt tussen gemeente en het schoolbestuur vastgelegd dat het aantal leerlingen niet verder toeneemt dan 500.

 

 

6. Projectkaart Livingstoneschool

 

Algemeen geldend:

 

  • Ruimte voor diversiteit en identiteit. Aangezien de school een unilocatie is en blijft, is individuele herkenbaarheid en identiteit gewaarborgd.

  • Herbestembaarheid en flexibiliteit. Uitgangspunt is dat hier bij de realisatie van dit project waar mogelijk rekening wordt gehouden. In ieder geval zal de nieuwbouw compacter worden dan het bestaande schoolgebouw.

  • Toegankelijkheid. De toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor alle gemeentelijke gebouwen dus ook schoolgebouwen is uitgangspunt. Voor dit project geldt dat deze volgens bouwbesluit wordt gebouwd, waaronder de realisatie van een lift.

  • Nabijheid: door de nieuwbouw wordt het medegebruik van een aantal lokalen in De Bijenkorf én het gebruik van de tijdelijke noodlokalen op het eigen terrein opgeheven.

 

 

Toetsingskader

Toelichting

Bron

1

Combinatiegebruik

De Livingstoneschool blijft een unilocatie. Clustering met andere scholen is onderzocht maar op deze locatie niet haalbaar (te kleine kavel). Een clustering van deze school elders en zonder negatief buurteffect is gezien de grootte van de school weinig kansrijk.

Combinatiegebruik vindt wel plaats door de samenwerking tussen de Livingstoneschool (CNS) en Quadrant (Kinderopvang). Momenteel is er 125 m² in medegebruik als BSO.

Het toevoegen van bijvoorbeeld woningen aan het nieuwbouwproject ligt (naast ruimtegebrek) niet voor de hand, gezien de bouwvolumerestricties langs het historisch lint van de Bloemendaalseweg.

 

2

Buurteffect

De basisschool Livingstone blijft voor de buurt behouden (primair voedingsgebied aanliggende buurten).

 

3

Renovatie of nieuwbouw

De huidige constructie van dragende muren en houten balken met lage plafonds maakt dit gebouw tot een statisch schoolgebouw wat renovatie praktisch onmogelijk maakt. Nieuwbouw lijkt qua stichtingskosten dicht bij renovatie te liggen. Nieuwbouw maakt efficiënter ruimtegebruik mogelijk op deze kavel (ruimte voor parkeren en groen en opheffen noodlokalen op het terrein in het groen) en maakt een veel beter binnenklimaat mogelijk ten opzichte van het huidige pand.

Verkenning renovatie nieuwbouw, Rienks bouwmanagement

4

Leegstand en vrijkomende locaties

Niet van toepassing. Er is wel behoefte aan tijdelijke huisvesting gedurende de sloop en nieuwbouw van de school. Optie voor tijdelijke huisvesting (gezien de grootte van 300 leerlingen) is de locatie Calslaan 100, welke in de nabijheid van de school ligt. Deze optie is afhankelijk van de besluitvorming over De Goudse Waarden – locatie Heemskerkstraat.

 

5

Duurzaamheid

Het streven is om ENG of Nul-op-Meter (NoM) te realiseren, vooruitlopend op de te verwachten landelijke aanscherping van de eisen en het gemeentelijk ambitieniveau op het gebied van duurzaamheid.

 

6

Verkeer en vervoer

Uit verkeerskundig onderzoek blijkt dat door de uitbreiding van de school de behoefte aan kort parkeren tijdens haal- en brengmomenten waarschijnlijk toeneemt. De huidige verkeerssituatie vraagt daarnaast om het realiseren van extra parkeerplaatsen tijdens haal- en brengmomenten, doordat in de huidige situatie auto’s geparkeerd staan in de berm of op het trottoir.

In het onderzoek is ook opgemerkt dat er momenteel op het parkeerterrein ten zuiden van het Mercatorpad deze extra parkeerbehoefte ruimschoots beschikbaar is, omdat dit parkeerterrein nu nagenoeg leeg staat. Met de beoogde herontwikkeling van dit terrein (Huize Bloemendaal) verdwijnen deze plekken.

Een mogelijkheid om extra parkeerplaatsen te realiseren is op eigen terrein van de school en aan de voorzijde van de school. Parkeren op eigen terrein gaat mogelijk ten koste van andere functies. In de projectfase zal onderzocht worden of dubbelgebruik van het schoolplein mogelijk is.

Naast het realiseren van extra parkeerplaatsen zijn geen andere maatregelen nodig, aangezien de verkeerstoename op de Livingstonelaan beperkt blijft en de verkeersintensiteit nog steeds (ruim) onder het intensiteitscriterium voor een woonstraat ligt.

Onderzoek verkeerskundige aspecten, Sweco

7

Participatie

Met het schoolbestuur is regelmatig overleg geweest over de planontwikkeling. Het schoolbestuur op hun beurt heeft MR en het onderwijsteam geïnformeerd over de voortgang. De formele MR -procedure wordt door het schoolbestuur in gang gezet na het besluit van de raad. De participatie met de buurt en ouders zal dan ook plaatsvinden, waarbij de gemeente waar nodig faciliterend optreedt. De Vereniging Behoud Bloemendaalseweg (VBB) is daarbij een belangrijke gesprekspartner voor het schoolbestuur en de gemeente. Inpassingsvraagstukken zijn onder meer verkeer en vervoer en de situering schoolgebouw en schoolplein.

 

8

Groennorm

Het totale projectgebied is 6.182 m². De gemeentelijke groennorm van 15% groen vergt een groenoppervlak van 927 m². De huidige groenoppervlakte binnen het projectgebied bedraagt 1.824 m². Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de Groennorm.

Dit wordt in de projectfase nader uitgewerkt.

 

9

Natuur, bodem en milieu

Uit de ODMH-quickscan volgt dat er beperkingen kunnen zijn voor de nieuwbouw door wegverkeerslawaai, aanwezigheid beschermde soorten, stemgeluid en stikstofdepositie. In de verdere planontwikkeling zijn de volgende onderzoeken nodig: quickscan ecologie, stikstofberekening, historisch bodemonderzoek en verkennend bodemonderzoek en akoestisch onderzoek (stemgeluid en verkeerslawaai).

Quickscan onderwijshuisvesting, ODMH

10

Bijzonderheden

Er is een bestemmingsplanwijziging nodig in verband met het overschrijden van de huidige maximale goothoogte van 6 meter en de mogelijke verandering van het huidige bouwvlak. De voorgenomen bouwhoogte blijft binnen de maximale bouwhoogte van 8 meter.

 

 

© gemeente Gouda, februari 2020


1

Deze systematiek houdt in dat een schoolbestuur één of meer scholen die zich onder de opheffingsnorm bevinden, in stand kan houden wanneer andere scholen van dit schoolbestuur een surplus aan leerlingen tellen (artikel 157 Wet primair onderwijs). Een schoolbestuur kan dit systeem zelf toepassen binnen zijn eigen organisatie danwel de toepassing realiseren in samenwerking met één of meer andere schoolbesturen. Er kan binnen het schoolbestuur slechts één school met deze systematiek in stand gehouden worden.

2

Energie Neutraal Gebouw (ENG) wil zeggen dat het gebouwgebonden jaarlijkse energiegebruik wordt opgewekt op eigen perceel, bij Nul-op-de-Meter (NoM) wordt ook het energiegebruik van de niet gebouwgebonden installaties op eigen perceel opgewekt.

3

Bron tabellen: Integraal Huisvestingsplan Gouda 2017 – 2032. HEVO BV (15 maart 2018).

4

Ook wel off-balance financiering genoemd.

4

Ook wel off-balance financiering genoemd