Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Pgb-beleidsregels Jeugdhulp en Wmo 2022 |
Citeertitel | Pgb-beleidsregels Jeugdhulp en Wmo 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-03-2022 | nieuwe regeling | 15-02-2022 |
In de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn beleidskeuzes vastgelegd ten aanzien van het Persoons gebonden budget (Pgb). Centrale uitgangspunten voor de toekenning van een Pgb zijn in de wet verankerd, maar deze dienen te worden uitgewerkt op gemeentelijk niveau. Keuzes zijn lokaal nodig. Deze zijn in de lokale verordening neergelegd. Nadere uitwerking vindt plaats in deze beleidsregels. Met een nieuwe verordening per 2022, aangevulde regels rond fraude en handhaving, de komst van het zgn. Pgb 2.0. in 2022 en nieuwe jurisprudentie zijn de oude Pgb-beleidsregels uit 2018 dringend aan herziening toe. Hetzelfde geldt voor de nieuwe regionale inkoop van producten Jeugdwet en Wmo-begeleiding in 2021: daarbij is zwaar ingezet op verbetering van de kwaliteit van producten die zorgaanbieders leveren. Het is daarbij wenselijk ook meer te regelen op de kwaliteit van Pgb-zorg.
1.2 Juridische status van beleidsregels
Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht: ‘een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot hem toekomende- of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende-, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.’
Een beleidsregel beschrijft hoe een bestuursorgaan omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Er kunnen dus geen rechten of plichten voor inwoners in worden vastgelegd.
Beleidsregels kunnen (gemandateerde) uitvoerders helpen om afwegingen te maken en besluiten te nemen over het toe- of afwijzen van voorzieningen.
De lokale verordening ‘Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp’ bevat de ‘essentialia’ van het lokale beleid. Dat betreft o.a. zaken als de voorwaarden waaronder een pgb verstrekt kan worden, weigeringsgronden en pgb-tarieven:
Artikel 3.2., 16e lid van de verordening bepaalt dat het college kan nadere regels kan stellen omtrent toekenning, besteding, kwaliteitsvereisten en verdere spelregels rond besteding van pgb’s en wel in de vorm van de beleidsregels ‘PGB-beleid Jeugd en Wmo 2021’ of de sindsdien door het College herziene- of vastgestelde regels of richtlijnen ten aanzien van pgb’s. Deze beleidsregels zijn daarvan de uitwerking.
Het Pgb bestaat uit een geldbedrag waarmee mensen die in aanmerking komen voor zorg of ondersteuning, zelf de benodigde hulp kunnen inkopen. Het is bedoeld als alternatief voor een individuele (maatwerk)voorziening in natura. Een voorziening in natura is ondersteuning die rechtstreeks door een zorgaanbieder wordt geleverd: zorg in natura (zin).
Het Pgb is een instrument waarbij de inwoner zelf de regie heeft en de voor hem best passende ondersteuning kan regelen. Mensen kiezen vaak bewust voor een Pgb omdat:
Met een Pgb is de aanvrager de werkgever die vanuit het Pgb-geldbedrag werknemers inhuurt en aanstuurt. Dit houdt ook in dat er formele zaken geregeld moeten zijn: een budgetovereenkomst, zorgplan etc.
Mogelijk kan iemand uit de omgeving taken hierbij op zich nemen. Zo niet, dan kan altijd gebruik gemaakt worden van de deskundigheid van organisaties op dit gebied als het SVB Servicecentrum Pgb of Per Saldo. Het is niet toegestaan dat de zorgaanbieder deze taak op zich neemt. Ook bureau’s die bemiddelen zijn niet toegestaan.
2. Pgb: waarvoor wel en waarvoor niet?
Bij toekenning van een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo of een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet bestaat er een wettelijk verplichte keuze tussen zorg in natura (zin) of zorg met een Pgb.
Een aantal voorzieningen en taken is in de Jeugdwet wettelijk uitgesloten van een Pgb:
Dit leidt tot het volgende overzicht van voorzieningen die wel/niet met een Pgb ingekocht kunnen worden door een inwoner:
**Voor bepaalde voorzieningen (bij voorbeeld bemoeizorg of specialistische begeleiding) is het niet wenselijk om de ondersteuning of hulp te laten plaatsvinden met een pgb door een niet daartoe opgeleid persoon die niet in dienst is bij een zorginstelling of die afkomstig uit het sociale netwerk van de Cliënt (Informele zorg). Dat heeft alles te maken met het feit dat voor deze producten bedoeld zijn voor zeer kwetsbare cliënten en een hoog opleidingsniveau vereisen.
Het Pgb is in beginsel beschikbaar voor alle inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede die in aanmerking komen voor ondersteuning op grond van de Jeugdwet (individuele voorziening) en/of Wmo 2015 (maatwerkvoorziening).
Als in het onderzoek door Stichting Binding is vastgesteld dat iemand in aanmerking komt voor een maatwerk- of individuele voorziening, dan geldt wettelijk de verplichting om de betrokkene te informeren over welke mogelijkheden bestaan om voor een Pgb te kiezen en over de gevolgen van die keuze.
Bij een aanvraag voor een Pgb binnen de Jeugdwet zullen jeugdigen en/of de ouders moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op zorg via Zin, om zo te kunnen motiveren waarom deze niet passend is een Pgb meer geschikt is. Dit is in de
Gemeenten (in Wijk door stichting Binding) moeten daarbij beoordelen of een aanvrager voldoet aan wettelijk geformuleerde voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb, zie voor meer informatie bijlage 2 (10 punten Pgb-vaardigheid aan de hand van een test 1 .
Het is de bedoeling dat dit bij iedere Pgb-aanvraag wordt toegepast.
Er is een aantal wettelijke gronden op basis waarvan het toekennen van een Pgb kan worden geweigerd:
De gemeente Wijk bij Duurstede heeft bovendien een aantal extra weigeringsgronden. Deze zijn in artikel 3.3. van de verordening opgenomen. Het gaat daarbij niet om extra weigeringsgronden, maar het betreft in feite uitwerkingen van de wettelijke gronden:
Om een Pgb af te wijzen op overwegende bezwaren moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan de afwijzing plaatsvindt. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. De onderbouwing moet de beschikking kunnen dragen. De inwoner kan hiertegen bezwaar aantekenen.
NB: het afwijzen van een PGB hoeft niet te betekenen dat de Wmo-voorziening niet wordt toegekend, maar dan via zorg in natura. In dat geval krijgt de client de gebruikelijke hulp voor toeleiding naar een geschikte zorgaanbieder naar keuze.
2.4 Waarvoor kan een cliënt het Pgb wel of niet gebruiken?
Gemeenten mogen een aantal keuzes maken over zaken waaraan de cliënt het Pgb wel/niet kan besteden vanuit het toegekende budget. Deze keuzes zijn onderstaand opgenomen voor Jeugdhulp en Wmo voor onze gemeente. Daaruit blijkt dat we ervoor kiezen om de Pgb-budgetten vrijwel uitsluitend in te zetten voor de geïndiceerde hulp of ondersteuning. Voor de meeste gemaakte keuzes sluiten we aan op de keuzes die hiervoor bij Pgb’s in de Wlz zijn gemaakt. Pgb’s mogen ook niet ingezet worden voor ‘looncompensatie’.
2.5 Stopzetten of terugvorderen Pgb
Er zijn soms omstandigheden die stopzetten of terugvorderen van een Pgb rechtvaardigen. Dit is volgens de verordening mogelijk en nodig als:
De wet bepaalt dat het college kan besluiten gehele of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het Pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een of meerdere van de volgende omstandigheden:
de cliënt de voorziening niet- of voor een ander doel gebruikt.
2.6 Bijzondere bepalingen ten aanzien van het wel/niet toekennen van een Pgb
2.6.1 Het Pgb is duurder dan zin
Wanneer de gekozen ondersteuning via een Pgb duurder is dan de zorg in natura, mag de gemeente het Pgb niet weigeren. De gemeente heeft dan echter niet de verplichting om een hoger budget beschikbaar te stellen dan de ondersteuning vanuit zin zou kosten. De extra kosten moeten dan worden betaald door de aanvrager door middel van een vrijwillige storting bij de SVB. De aanvrager kan er dan ook alsnog voor kiezen zorg in natura te ontvangen.
Soms is het nodig ouders of andere gezinsleden te ontlasten (respijtzorg). Dit kan via zin of met een Pgb aan een zorginstelling of aan iemand buiten het gezin. Het is niet de bedoeling om hierbij een voorziening te verstrekken aan leden van het gezin zelf: zij zijn juist degenen die (tijdelijk) ontlast moeten worden van taken.
Om geen extra drempel op te werpen, hoeven cliënten voor respijtzorg geen eigen bijdrage vanuit de Wmo te betalen. Voor voorzieningen uit de Jeugdwet is nooit een eigen bijdrage nodig.
2.6.3 Faciliteren van Pgb-budgethouders
De gemeente biedt aan (potentiële) budgethouders zo nodig ondersteuning bij het opstellen van een plan. De gemeente maakt daartoe jaarlijks, via een subsidieregeling, afsprakem met MEE over cliëntondersteuning. Deze kan ook worden ingezet in relatie tot de inzet van Pgb’s. Daarnaast is er een overeenkomst met een lokale zzp-er om pgb- cliënten te ondersteunen, o.a. bij de administratieve afwikkelingen die bij een PGB horen (zoals bijv. zorgovereenkomsten).
2.6.4 Meerdere personen in een huishouden met een Pgb
Zijn er meerdere personen uit een huishouden betrokken die ondersteuning nodig hebben en hiervoor een Pgb wensen, dan wordt er een Pgb-plan voor het gehele huishouden opgesteld. Doel is om te bezien hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en afgestemd kunnen worden. Zo kan men dus een Pgb ontvangen vanuit verschillende wettelijke regimes (Jeugd en Wmo gecombineerd, eventueel aangevuld met informele zorg en ondersteuning).
3. Formele zorg en informele zorg met een Pgb
3.1 Wanneer formele en wanneer informele zorg met een Pgb?
Er is een onderscheid tussen formele en informele zorg. Bij formele zorg wordt ondersteuning geleverd door een professionele hulpverlener. Dat kan ook via een Pgb. Bij informele zorg wordt ondersteuning geleverd door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt. Tot het sociale netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt (mantelzorgers, buren, (mede)leden van een vereniging, etc.). Er bestaat dus een relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener. Het is aan de inwoner om hierin een keuze te maken.
Het inzetten van een Pgb vanuit informele zorg is onder voorwaarden mogelijk, mits aannemelijk is dat deze zorg passend is. De gemeente streeft ernaar om de hulp uit de eigen omgeving maximaal in te zetten. Voor zorg die vanuit Jeugd in redelijkheid2 verwacht mag worden van het eigen netwerk wordt geen voorziening en dus ook geen Pgb verstrekt. Vanuit de Wmo wordt de ‘gebruikelijke zorg3 niet beschikt. Hieruit vloeit voort dat betaling van informele zorg (middels een Pgb) uitsluitend bedoeld is als aanvulling.
Wanneer het gaat om niet-gezinsleden en/of personen die niet in hetzelfde huis wonen als de aanvrager, ontstaat een grijs gebied: wanneer is er sprake van meer dan het leveren van een ‘vriendendienst’? Als niet-professionals of een niet-gezinslid meer zorg verleent dan ‘in redelijkheid’ verwacht kan worden (Jeugdwet) of die de ‘gebruikelijker zorg’ overstijgt (Wmo), kan dit bekostigd worden door middel van een Pgb. Voorwaarde is wel dat het ‘waarom’ en het ‘hoe’ helder is.
Bij jeugdhulp kan de inzet van een ouder/verzorger slechts in zeer uitzonderlijke gevallen door een pgb worden bekostigd. Het uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien allereerst bij de ouders en de jeugdigen zelf ligt. Van ouders mag worden verwacht dat zij, indien noodzakelijk, vergaande aanpassingen doen om dit te realiseren. Dit kan betekenen dat een ouder het eigen toekomstperspectief (carrière) of de eigen financiële situatie zal moeten bijstellen om voor het kind beschikbaar te zijn en de noodzakelijke zorg te kunnen bieden. In ieder individueel geval zal zijn hierin dus afwegingen nodig.
Bij dergelijke casussen is het verstandig eventuele afwegingen rond het wel of niet toekennen van een voorziening middels een Pgb, in een gesprekverslag of beschikking goed toe te lichten.
Het vragen van geld voor zorg die anders in het kader van mantelzorg gratis geleverd zou worden, wordt ‘het kapitaliseren van mantelzorg’ genoemd. Dit te gelde maken van mantelzorg willen we zoveel mogelijk voorkomen. Dit doen we door met de cliënt die een Pgb aanvraagt en zijn mantelzorgers te bespreken:
In bepaalde gevallen kan het kapitaliseren van mantelzorg billijk zijn. Bijvoorbeeld vanuit de Jeugdwet: wanneer een familielid minder gaat werken om de zorg uit te kunnen voeren. Uit Wmo-jurisprudentie blijkt dat mantelzorg niet verplicht gesteld kan worden. Het blijft dus maatwerk. Ook hier zal altijd sprake zijn van maatwerk.
Een belangrijk aandachtspunt is verder (dreigende) overbelasting van de mantelzorg. Indien dat aan de orde is, is het verstrekken van een Pgb voor het leveren van zorg of ondersteuning door de mantelzorger geen goed idee. Het feit dat er betaald wordt, zal de overbelasting immers niet wegnemen. In de verordening is dit opgenomen (artikel 4.18).
3.4 Financiering informele zorg vanuit een Pgb
Het is denkbaar dat degene die vanuit het eigen netwerk met een Pgb de ondersteuning gaat leveren aan de cliënt, beschikt over een passende opleiding. Dat roept vragen op t.a.v. het geldende tarief dat per uur betaald moet worden; de verordening biedt namelijk verschillende tarieven voor levering van zorg met een Pgb door mensen uit het eigen netwerk, door zzp-ers of door formele zorgorganisaties. Hierover is recente jurisprudentie die stelt dat voor een professional die zorg levert, maar tot het eigen sociale netwerk behoort, het Pgb-tarief voor informele hulp toereikend is4 . Voorwaarde is wel dat in de verordening een dergelijke tarievendifferentiatie is opgenomen. In onze verordening is dat het geval.
4. Kwaliteitseisen formele- en informele zorg via een Pgb 5
4.1 Nieuwe inkoop producten zin en gevolgen voor de kwaliteit
In 2021 is de Jeugdhulp en de Wmo begeleiding opnieuw ingekocht in de regio Zuidoost Utrecht. Daarbij is de kwaliteit van de zorgverleners zwaar meegewogen. Deze kwaliteit willen we ook bevorderen bij zorg ingekocht via een Pgb. Daarom is het ongewenst dat aanbieders die bij de besteding van 2021 wegens onvoldoende kwaliteit zijn afgewezen, alsnog via een Pgb zorg gaan leveren.
Het is nuttig om mee te laten wegen vanuit welke uitgangspunten de inkoop is gevoerd:
4.2 Kwaliteitseisen: wettelijke basis
De medewerker van Binding geeft vooraf duidelijk de wettelijke kwaliteitseisen aan, waaraan de hulp moet voldoen, met als basis veilig, doeltreffend en cliëntgericht en afgestemd op de behoefte van de cliënt (Wmo) of ‘van goede kwaliteit (Jeugdwet). Uit jurisprudentie blijkt dat de gemeente gemachtigd is om een Pgb te weigeren wanneer de aanbieder niet de juiste kwaliteit biedt.
In de wetten staan de volgende vereisten:
4.3 Kwaliteitseisen formele en informele zorg
4.3.1 Kwaliteitseisen voor Jeugdhulp door professionals
Bij jeugdhulp gelden voor professionele hulpverleners die met een Pgb worden ingehuurd de volgende (wettelijke) eisen:
De norm van verantwoorde werktoedeling (dit houdt o.a. in dat zorgprofessionals beschikken over specifieke kennis en vaardigheden, geregistreerd zijn en werken volgens de professionele standaarden), inclusief de verplichting om SKJ-geregistreerde professionals in te zetten als SKJ van toepassing is.
Hoever reikt de verantwoordelijkheid van de gemeente om de kwaliteit te toetsen?
Vanuit de Jeugdwet hoeft de gemeente de aanbieder, waarmee de Pgb-houder een contract afsluit, niet individueel te beoordelen. Dat is de verantwoordelijkheid van de Pgb-houder. De gemeente moet wel vaststellen dat de Pgb-houder bekwaam is en deze moet een plan indienen waarin is opgenomen hoe de kwaliteit gewaarborgd is.
Toezicht op kwaliteit: de inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) voert de toetsing en handhaving uit op de kwaliteit van Zin en Pgb onder formele aanbieders die onder de Jeugdwet vallen. Dus niet onder informele aanbieders.
4.3.2 Kwaliteitseisen vanuit de Wmo door professionals
Bij de Wmo gelden de volgende wettelijke eisen voor professionele hulpverleners die met een Pgb worden ingehuurd:
De uitwerking hiervan voor de Wmo leidt tot de volgende vereisten van documenten die de budgethouder moet opvragen en controleren. Bij twijfel kan de gemeente hierop ook een controle uitvoeren:
Verklaring dat de zorgverlener geen deel uitmaakt van een lopend onderzoek door een gemeente of Inspectie Jeugdzorg vanwege bij voorbeeld fraude. Tevens mag er geen sprake zijn van een justitiële maatregel. Indien het onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van fraude of andere misstappen, kan de zorg alsnog ingezet worden, indien aan alle voorwaarden voldaan wordt.
NB: indien de budgethouder een zorgverlener inhuurt die is toegelaten tot de regionale contracten op jeugdhulp en Wmo-begeleiding, is de kwaliteit al uitgebreid getoetst. Dat betekent dat de budgethouder met minder controle toekan.
Voor Wmo-huishoudelijke ondersteuning geldt hetzelfde als het een toegelaten zorgaanbieder betreft. Dat gaat dan alleen om instellingen omdat we voor de HO niet werken met zzp-ers die een eigen contract hebben met de gemeente.
Toezicht op kwaliteit: bij de Wmo heeft de gemeente wel een toezichthoudende rol. De GGD regio Utrecht is aangesteld om te toetsen en te handhaven op de kwaliteit van de professionele zorg (Zin) en het Pgb-gebruik vanuit de Wmo. Zie hiervoor Hoofdstuk 7.
4.3.3 Basisvereiste voor informele zorg vanuit de Jeugdwet en de Wmo
Voor het verstrekken van een Pgb jeugd dat voorziet in de inzet van een informele zorgverlener, geldt het volgende6 :
In het onderzoek naar de noodzakelijke hulp, ondersteuning en zorg wordt bekeken of- en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp of zorg te kunnen bieden. Waar dat niet mogelijk is en er een individuele voorziening noodzakelijk is, kan (onder voorwaarden) het sociaal netwerk worden ingezet middels een Pgb.
Dit vereist dus een goed onderzoek waarbij geldt (zoals hiervoor al aangegeven) dat inzet van het eigen netwerk voorliggend is.
Voor het verstrekken van een Pgb Wmo dat voorziet in de inzet van een informele zorgverlener, geldt het volgende:
In het onderzoek naar de noodzakelijke ondersteuning wordt eerst gekeken of daarin kan worden voorzien met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociaal netwerk. Waar dat niet mogelijk is, en een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, kan er (onder voorwaarden) iemand uit het sociaal netwerk worden ingezet met een Pgb.
De wettelijke kwaliteitseisen gelden niet voor informele hulpverleners. Om de kwaliteit van informele zorg te waarborgen, stellen we de volgende voorwaarden:
Een Pgb wordt alleen verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd, aan de hand van een Pgb-plan, vraagt. In het gemotiveerde Pgb-plan van de cliënt kan de wens worden uitgesproken om het sociale netwerk in te zetten als maatwerkvoorziening (Wmo) of individuele voorziening (jeugdwet). Eerst wordt dus gekeken of in de noodzakelijke ondersteuning voorzien kan worden met mantelzorg of andere personen uit het sociale netwerk.
4.4 Kwaliteit van zorg moet gewaarborgd zijn: budgetplan
Met de gecontracteerde aanbieders (zin) zijn in de overeenkomst afspraken gemaakt over de kwaliteit en de meting hiervan. Wanneer zorg met een Pgb wordt ingezet, is de budgethouder zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van deze zorg. Maar ook de gemeente wil de kwaliteit gewaarborgd zien. Dit doen we door de kwaliteitseisen door de budgethouder op te laten nemen in een budget-plan. De budgethouder is verplicht een dergelijk plan op te stellen. Daarin neemt hij o.a op wat hij belangrijk vindt aan zorg (bijvoorbeeld de deskundigheid van de zorgverlener), wat de doelen zijn van de verleende hulp en wat daarvoor nodig is.
Daarbij maken we gebruik van een voorbeeld dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft opgesteld in samenspraak met de Sociale Verzekeringsbank.
De budgethouder moet in het plan inzichtelijk maken hoe de in te kopen hulp aan deze eisen voldoet. Binding toetst vervolgens aan de hand van het Pgb-plan en in het gesprek of de kwaliteit voldoende geborgd is en of aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Het voordeel hiervan is dat de beoogde budgethouder gedwongen wordt na te denken over aard en inhoud van de zorg die hij inkoopt.
In het plan staat een aantal documenten opgenomen die de budgethouder zelf moet toetsen; de budgethouder geeft door ondertekening aan dat hij daarvoor gezorgd heeft. De gemeente hoeft deze documenten bij aanvang van de Pgb-zorg dus niet zelf op te vragen of te toetsen. Bij twijfel over de kwaliteit kunnen de documenten alsnog opgevraagd worden.
Onderdelen van het budgetplan zijn:
Welke prijs betaald wordt aan de zorgverlener en hoe het budget berekend is7 .
De budgethouder is er verantwoordelijk voor dat hij de kwaliteit bij zijn beoogde zorgaanbieder toetst door bewijsstukken op te vragen. Het gaat in ieder geval om de stukken bij formele zorgaanbieders betreft (zzp-ers of mensen die vanuit een zorginstelling werken) zoals in 4.3.1. (jeugdhulp) en 4.3.2. (Wmo) opgenomen.
De budgethouder is er voorts aangehouden om plannen en een concept-zorgovereenkomst voor te leggen aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze controleert en beheert het Pgb-budget. Daarnaast voert de SVB een arbeidsrechtelijke toets uit.
De beoordeling van de kwaliteit door Binding zal verder voornamelijk achteraf of tijdens de hulpverleningsperiode plaatsvinden bij voorbeeld door gesprekken met de cliënt.
Bij het beoordelen van de kwaliteit wordt ook meegewogen of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het Pgb wordt verstrekt.
Ook is het mogelijk om tussentijds steekproefsgewijs zaken te toetsen of op te vragen.
Indien een (potentiele) budgethouder niet voldoet aan de vereisten kan dat leiden tot weigering van een aangevraagd Pgb geweigerd intrekken/opschorten van een bestaand Pgb. De verordening bevat daarvoor bepalingen (artikelen 3.3., 3.4 en 3.5).
4.5 Grenzen aan toetsing van de kwaliteit van Pgb-zorg
Vanuit jurisprudentie is duidelijk dat de kwaliteitstoetsing op Pgb-zorg grenzen kent.
Toetsing op de Pgb-bekwaamheid van een cliënt is toegestaan zolang het Pgb wordt aangeboden als een optie voor cliënten die wel bekwaam zijn of cliënten die onder bewind van een bekwaam persoon staan.
Uitsluiten van bepaalde maatwerkvoorzieningen
Het is niet toegestaan om bepaalde vormen van maatwerkvoorzieningen uit te sluiten van financiering met een Pgb. Het is echter een feit dat we in onze gemeente er de voorkeur aan geven om voor bepaalde Wmo- en Jeugdhulpvoorzieningen geen Pgb te verstrekken (zie 2.1.). Dit heeft ermee te maken dat sommige voorzieningen bedoeld zijn voor zeer kwetsbare cliënten (bij voorbeeld bemoeizorg). De verwachting is dan gerechtvaardigd dat de Pgb-bekwaamheid bij deze cliënten beperkt zal zijn. Maatwerk blijft echter nodig.
Ingrijpen bij vermoeden van gebrek aan kwaliteit
De gemeente is niet bevoegd om direct in te grijpen als de kwaliteit van de Pgb-aanbieder in het geding is. Dit is alleen toegestaan ‘indien sprake is van een onhoudbare situatie, waarin cliënten onmiddellijk en groot gevaar lopen en de veiligheid van cliënten niet op een minder vergaande wijze gewaarborgd kan worden’.
De VNG stelt hiervoor in een handreiking te volgende stappen voor:
Bestedingsvrijheid: jurisprudentie
Een uitspraak van de rechtbank luidt dat de pgb-houder vrij is het pgb te besteden tot het maximale door het college vastgestelde bedrag, zolang het beoogde resultaat kan worden behaald. Dus:
Aan de ene kant wordt met deze uitspraak aangesloten bij de beoogde vrijheid die een Pgb-houder heeft om het Pgb naar eigen inzicht en behoefte in te zetten.
Aan de andere kant gaat het om de relatie tussen de omvang van de ondersteuning en het beoogde resultaat daarvan. Een vermindering van de omvang van de inzet van de ondersteuning kan het beoogde resultaat negatief beïnvloeden. Bij de beoordeling van de individuele situatie van de pgb-houder zal de gemeente dit aspect moeten betrekken.
Deze uitspraak geeft aan dat individueel maatwerk ook in het pgb-beleid centraal staat.
4.6 Varianten voor overeenkomsten en kwaliteitstoetsing 8
Het ministerie van VWS heeft per 1-1-2017 de verplichting ingesteld om bij een nieuwe zorgovereenkomst voortaan de model overeenkomsten van de SVB (Sociale Verzekeringsbank) te gebruiken. In deze modelovereenkomsten worden afspraken tussen houder van het Pgb en zorgverlener vastgelegd. Vanaf 1 april 2022 dienen alle zorgovereenkomsten een derdenbeding te bevatten, die de budgethouder beschermt bij oneigenlijk gebruik van het budget door de zorgverlener. Door deze afspraak kan de gemeente de onterechte betalingen direct bij de zorgverlener terugvragen.
Er zijn vier type modelovereenkomsten waar een Pgb op van toepassing is. Het soort zorg dat de Pgb-houder inkoopt, is leidend voor het type overeenkomst. De toegepaste variant is van invloed op de wijze waarop toetsing van de kwaliteit getoetst kan plaatsvinden.
1. Overeenkomst van opdracht met zorginstelling
Met deze modelzorgovereenkomst worden afspraken met de zorginstelling vastgelegd. Het gaat hierbij om afspraken tussen een Pgb-budgethouder en zijn zorgverlener. De kwaliteitseisen zijn gelijk aan die contractueel zijn opgenomen bij de levering van zorg en ondersteuning via zin. Voor jeugd en voor Wmo-begeleiding zijn daarbij andere eisen vastgelegd.
Ook instellingen die geen contract hebben met de regio Zuid Oost Utrecht (ZOU), maar wel vanuit hun professie Pgb-zorg willen leveren, dienen aan deze kwaliteitseisen te voldoen.
Ook de wettelijke vereisten uit paragraaf XX zijn hier van toepassing.
2. Zorgovereenkomst van opdracht
Deze zorgovereenkomst wordt gebruikt met een zorgverlener die zelfstandig ondernemer, ZZP-er of freelancer is, maar ook als er sprake is van een enkele opdracht. De kwaliteitseisen zijn gelijk aan die eisen die contractueel zijn opgenomen bij de levering van zorg en ondersteuning via zin. Voor jeugd en voor Wmo-begeleiding zijn daarbij andere eisen vastgelegd. Ook instellingen die geen contract hebben met de regio Zuid Oost Utrecht (ZOU), dienen aan deze kwaliteitseisen te voldoen. Ook de wettelijke vereisten uit paragraaf XX zijn hier van toepassing.
Dit is een arbeidsovereenkomst waarbij de budgethouder de werkgever is van de zorgverlener. De zorgverlener gaat als werknemer de verplichting aan om arbeid te verrichten, de budgethouder gaat als werkgever de verplichting aan om loon te betalen. Van belang hierbij is dat er sprake is van een gezagsverhouding. De budgethouder bepaalt in principe wanneer er wordt gewerkt en wat er wordt gedaan met uitzonderingen. De kwaliteitseisen zijn gelijk aan die bij de overeenkomsten uit punt 1 en 2.
4. Zorgovereenkomst met partner of familie
Deze zorgovereenkomst is geen arbeidsovereenkomst, maar een overeenkomst van opdracht en kan gebruikt worden voor een zorgverlener als partner of familielid (informele zorg). Omdat het erg lastig is om kwaliteitseisen op te leggen aan familieleden en om deze te toetsen, blijven keuzes t.a.v. de kwaliteit hierin voorbehouden aan de Pgb-houder.
In deze zorgovereenkomsten wordt een aantal nadere regels gesteld met betrekking tot de opzegtermijn, ziekte en overlijden.
Gemeenten zijn vrij in het bepalen van de hoogte van het tarief voor het Pgb. Dit tarief dient wel mogelijk te maken dat de inwoner de voorziening daadwerkelijk in kan kopen. De tarieven voor de diverse Pgb-voorzieningen voor Wmo en Jeugdwet staan in de verordening opgenomen (artikel 3.2.).
De hoogte van het toegekende budget is gebaseerd op de door Binding toegekende beschikking en het door de cliënt opgestelde budgetplan. Daarbij gelden voor de tarieven de maxima zoals in de verordening opgenomen. De verordening bepaalt hierover in art. 3.2. het volgende:
‘De hoogte van het Persoonsgebonden budget:
Een Pgb mag niet duurder zijn dan zorg in natura. De gemeente hoeft hogere kosten dan die van een soortgelijke voorziening die via zorg in natura geleverd wordt, niet te betalen. Indien een budgethouder toch een pgb wenst boven de goedkopere maatwerkvoorziening, kan hij de extra kosten zelf bijbetalen.
Tenslotte: per 1 januari 2018 is de Wet minimumloon veranderd. Deze wijziging heeft effect op overeenkomsten van opdracht in het Pgb, met afspraken over ‘informele’ zorg op grond van de Wmo 2015 en Jeugdwet. Dit betekent dat ook bij informele zorg de familie of partner minimaal ‘minimumloon en een minimum vakantiebijslag’ moeten ontvangen.
5.2. Keuzes ten aanzien van tarieven en lonen van de gemeente Wijk bij Duurstede
De gemeente kan op een aantal onderdelen keuzes maken ten aanzien van tarieven en lonen. Onderstaand zijn die weergegeven voor Wmo en Jeugdwet.
6. Spelregels bij een toepassing van een Pgb 9
In de praktijk zijn er diverse situaties die om een besluit vragen van de gemeente of actie vergen van de budgethouder. Hieronder staat een aantal van deze situaties, waar relevant aangevuld met de lokale afspraken voor Wijk bij Duurstede.
Het Pgb moet daadwerkelijk gebruikt worden
Het Persoonsgebonden budget dient door de cliënt bij voorkeur binnen 3 maanden maar in ieder geval binnen 6 maanden na toekenning te worden gebruikt en wel voor het resultaat waarvoor het is verstrekt. Indien dat niet gebeurt, vervalt de beschikking op de toegekende voorziening (verordening, artikel 3.2., 3e lid).
Opzegtermijn 10
De budgethouder en de zorgverlener mogen de zorgovereenkomst allebei tussentijds opzeggen.
Voor alle zorgovereenkomsten geldt een opzegtermijn van één maand, maar in goed overleg kan de zorgovereenkomst ook zonder opzegtermijn worden beëindigd. Wanneer een arbeidsovereenkomst is afgesloten en het dienstverband is langer dan vijf jaar, geldt een opzegtermijn van minimaal twee maanden. Voor de zorgverlener geldt een opzegtermijn van 1 maand. Bij een arbeidsovereenkomst voor 4 dagen of meer kan er een ontslagvergunning nodig zijn.
6.2. Ziekte zorgverlener of budgethouder
Afhankelijk van de overeenkomst met de zorgverlener moet de ziekte van de zorgverlener aan de SVB worden gemeld. Zie ook https://www.svb.nl/nl/pgb/u-en-uw-zorgverlener/uw-zorgverlener-is-ziek. Daarop staat duidelijk opgenomen wat er moet gebeuren per situatie en wat de gevolgen zijn.
Wanneer er een zorgovereenkomst met een zorginstelling is afgesloten, hoeft de budgethouder de ziekte niet te melden en zorgt de instelling voor vervanging.
Wanneer de budgethouder ziek wordt en daardoor (tijdelijk) geen gebruik maakt van de ondersteuning, wordt contact opgenomen met de zorgverlener. In overleg kiezen partijen voor een passende oplossing. Een tijdelijke opzegging van de zorgovereenkomst is bijvoorbeeld mogelijk. Hiervoor geldt een opzegtermijn van een maand. Mogelijk is ook om voor een bepaalde termijn de zorgverlener door te betalen omdat bij voorbeeld bij een zorgaanbieder een plaats gereserveerd moet blijven. Waar nodig wordt dit doorgegeven aan de SVB.
Bij het overlijden van de budgethouder wordt de zorgovereenkomst per direct opgezegd en vervalt het recht op besteding daarvan. Uiteraard vindt wel uitbetaling plaats van reeds geleverde zorg. Het budget blijft daartoe nog vier weken beschikbaar bij de SVB. Ter beoordeling aan Binding kan soms sprake zijn van enige overbruggingszorg.
De vraag is of sprake kan zijn van een eenmalige uitkering aan de zorgverlener na overlijden van de budgethouder. Dit is bedoeld om zorgverleners tegemoet te komen die door het overlijden zonder werk komen te zitten.
Wij sluiten voor dergelijke situaties aan op de werkwijze die bij Pgb’s vanuit de Wet langdurige zorg wordt toegepast. De zorgverlener kan dan soms een eenmalige uitkering ontvangen als:
Een dergelijke uitkering is er dus niet voor zorginstellingen of zorgverleners die voor een zorginstelling werken en ook niet voor naasten/familie/mantelzorgers die met een Pgb voor een naaste zorg hebben verleend.
De uitkering is maximaal een gemiddeld maandloon. Dit is te berekenen door de gewerkte uren van de laatste drie maanden bij elkaar op te tellen en te delen door drie.
Wanneer de budgethouder overlijdt en tot aan de datum van overlijden een onevenredig deel van het budget is uitgegeven zonder gegronde reden, kan het college besluiten het teveel uitgegeven budget terug te vorderen bij de nabestaanden.
6.4 Bewindvoering, curatorschap en vertegenwoordiging
Ook ten aanzien van bewindvoering, vertegenwoordiging en curatorschap kan de gemeente eigen keuzes maken. Onderstaand zijn deze weergegeven. De keuzes zijn vooral ingegeven uit ofwel praktische overwegingen ofwel vanuit preventie op mogelijke fraude.
- een wettelijke vertegenwoordiger meer dan 1 cliënt vertegenwoordigt. Andere vertegenwoordigers niet tenzij de gemeente daar nadrukkelijk toestemming voor geeft. Dit om fraude te helpen voorkomen. - bij gezinnen met meerdere zorg cliënten kan er 1 vertegenwoordiger zijn. | |||
Mag een BH ook Pgb-vertegenwoordiger van een andere BH zijn. | Er zijn casussen waar dit praktisch is, ter beoordeling aan Binding (maatwerk). | ||
Specifieke eisen aan de Pgb-vertegenwoordiger: (pgb-vaardigheid, moet in de nabijheid van de cliënt zijn voor zicht op zijn wensen, behoeften en zorglevering, beheersing de Nederlandse taal én spreekt dezelfde taal als cliënt etc.) | We achten dit een eigen verantwoordelijkheid van de BH om dit zo nodig te regelen. | ||
Contra-indicaties voor Pgb vertegenwoordiger: - mag niet de professionele hulpverlener zijn; - mag niet werkzaam zijn bij de zorgverlenende instantie; - mag wel familieband hebben met de hulpverlener (informele zorg). | Dit is vooral bedoeld om ongewenste belangenverstrengeling te voorkomen. | ||
Formulier voor vertegenwoordiging is verplicht, op te stellen door BH 11 . | Bedoeld om duidelijkheid m.b.t. de vertegenwoordiging te scheppen en fraude te helpen voorkomen; er kan bijv. een check gedaan worden op hoeveel Pgb-houders een vertegenwoordiger beheert. |
Recente jurisprudentie geeft meer inzicht in mogelijke belangenverstrengeling:
‘Kan een direct betrokken of behandelend hulpverlener kan door de rechter als wettelijk vertegenwoordiger worden benoemd. OP zich is dit verboden, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Dat is dus vanuit het oogpunt van de benoeming van de wettelijk vertegenwoordiger.
Waarschijnlijk kan de combinatie wettelijke vertegenwoordiging-zorgverlening, vanuit de Wmo geredeneerd, op zichzelf geen reden zijn om een pgb te weigeren.
Artikel 2.3.6 lid 2 Wmo 2015 stelt namelijk dat in principe keuzevrijheid voor een pgb moet worden geboden als iemand aan de voorwaarden van dat artikel voldoet.
Maar vervolgens worden in artikel 2.3.6 lid 5 Wmo 2015 een aantal mogelijke weigeringsgronden genoemd, waarvan je mag aannemen dat die limitatief zijn bedoeld, gezien het principe van (voorwaardelijke) keuzevrijheid voor een pgb. Beheer én uitvoering pgb in één hand kan geweigerd worden in verband met belangenverstrengeling, zie artikel 2.3.6 lid 2, onder a. in de Wmo 2015 en recente jurisprudentie.
Gemeenten maken hier beleidsmatig wel uitzonderingen op als de beheerder een nauwe verwant is van de cliënt, omdat dan het risico dat het belang van de cliënt uit het oog verloren wordt, kleiner wordt geacht dan bij een commerciële zorgaanbieder die zowel beheert als uitvoert’.
6.5 Eigen bijdrage door het CAK
Voor de meeste Wmo-voorzieningen moet de cliënt een eigen bijdrage betalen. Het Cak int deze voor de gemeenten. Dit geldt ook voor cliënten die de zorg via een Pgb zelf inkopen. Vanuit Jeugd wordt er geen Eigen Bijdrage of ouderbijdrage gevraagd. Dit is wettelijk niet toegestaan.
Voor Wmo vragen we geen bijdrage voor bepaalde voorzieningen: respijtzorg/kortdurend verblijf, bemoeizorg, waakvlamzorg, rolstoelen, verhuis- en inrichtingsvergoeding, financiële tegemoetkomingen, cliëntondersteuning, voorzieningen voor kinderen onder de 18 jaar en het toegankelijk maken van een woning. Het is verder vanuit het Rijk niet toegestaan om eigen bijdragen op te leggen aan meer persoons huishoudens die nog niet AOW-gerechtigd zijn.
7. Toezichthouderschap en Handhaving Pgb
Gemeenten hebben de wettelijke taak om personen aan te wijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van de Wmo. Toezicht houden is een van de methoden om naleving te bevorderen, kwaliteit te verhogen en fraude te helpen voorkomen. Het toezicht op kwaliteit van Wmo voorzieningen is in onze regio belegd bij de GGDrU.
Het toezicht wordt uitgevoerd volgens het ‘kader toezicht Wmo 2021’. Het toezichthouderschap ziet erop toe dat aanbieders voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wmo en de door de regio gestelde ondergrensnormen.
Het toezicht in de Wmo 2015 bekostigd vanuit een Pgb, bestaat uit:
Signaalgestuurd toezicht: voor zowel zin- als Pgb aanbieders. Signalen kunnen komen via klachten van inwoners en/of cliënten over de kwaliteit van de Wmo voorziening. Ook zijn signalen denkbaar vanuit toetsingsinstrumenten die gemeenten hanteren, uit klant ervarings onderzoeken, vanuit toegangsteams en vanuit andere toezichthouders zoals de Inspectie Gezondheidszorg (IGJ) of andere GGD-en.
Er wordt hierbij gekeken naar drie hoofdthema’s:
Voor de Jeugdhulp is toezicht en handhaving op de kwaliteit belegd bij de Inspectie Gezondheid (IGZ). Dit geldt zowel voor professionele aanbieders die vanuit zin opereren Pgb-zorgverleners.
Om ervoor te zorgen dat de inspecties hun taak kunnen uitvoeren, is het van belang dat alle nieuwe aanbieders worden aangemeld via het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd. Wijk bij Duurstede heeft dit regionaal belegd bij de Regio Zuid Oost Utrecht via het regionale inkoop- en contractmanagementbureau. De aanmelding geldt ook voor de Pgb-aanbieders. Op de website van het inspectieloket Jeugd kan men opzoeken of de jeugdhulpaanbieder die de jeugdige of ouder wil inkopen al bekend is bij de inspectie.
Als de aanbieder nog niet bekend is, moet de gemeente de jeugdhulpaanbieder via een formulier aanmelden. De inspectie zal vervolgens een risicoanalyse maken en beoordeelt of een nader onderzoek nodig is. Dat doet zij binnen een daartoe met de gemeente overeengekomen termijn.
Een belangrijke uitzondering op bovenstaand verhaal vormen hulpverleners uit het sociale netwerk. Deze hoeven niet bij de inspectie gemeld te worden. Informele hulpverleners hoeven namelijk niet te voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. Wel is Binding aan zet om de kwaliteit van de hulp en de doelmatigheid daarvan in de gaten te houden door middel van tussentijdse evaluatie van het Pgb-plan.
7.3 Kwaliteitstoezicht en handhaving
Indien een aanbieder niet binnen de gestelde termijn voldoet aan verbetermaatregelen zoals opgelegd door de toezichthouder, of niet mee wil werken aan het onderzoek, of als de verbeteringen niet toereikend zijn, licht de Toezichthouder de gemeente in. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor de handhaving. De gemeente kan bestuursrechtelijke maatregelen opleggen, of civielrechtelijke maatregelen.
Kwaliteitshandhaving voor de professionele Pgb aanbieders is nog in ontwikkeling bij de GGDrU. Het handhavingskader van de GGDrU is ook kaderstellend voor Pgb kwaliteitshandhaving. Gemeenten bepalen jaarlijks met elkaar en met de GGDrU de prioriteiten voor de handhaving.
Bij het inzetten van interventies hanteren gemeenten een piramide van zwaarte van de maatregel. Per geval wordt bezien welke interventie op korte en langere termijn het meest effectief is.
Met de regio Zuid Oost Utrecht is onderzoek gaande of regionaal een handhaver of een sociaal rechercheur is in te zetten.
7.4 Toetsing voor- en achteraf & fraude
Het voorkomen van oneigenlijk gebruik en/of fraude kan door toetsing vooraf in het traject en/of achteraf plaatsvinden. Vooraf wordt getoetst of aan de voorwaarden wordt voldaan. Het Pgb wordt toegewezen op basis van een gesprek en indicatiestelling met/door Binding, het ondersteuningsplan/gezinsplan en het Pgb-plan wat door de inwoner wordt opgesteld.
Een belangrijke maatregel is dat de budgethouder het budget zelf niet in handen krijgt. De gemeente maakt de Pgb-budgetten over aan de SVB, die zorgt voor beheer en betaling op basis van declaraties.
Aanvullend hierop wordt een steekproefsgewijze controle achteraf gedaan (zie de paragraaf hieronder). Controle vindt in ieder geval direct plaats bij signalen van misbruik. Met de SVB zijn afspraken gemaakt in welke situatie zij een tussentijds signaal afgeven (‘red flags’). Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het over- of onderschrijden van het budget. De VNG heeft ook informatie verstrekt over signalen van mogelijke fraude.
Een deel van deze controle automatisch via het digitale systeem van de SVB en van Zorgned, het systeem dat Binding gebruikt voor het betalen van facturen.
De gemeente dient periodiek te onderzoeken of er aanleiding is de beslissing tot een Pgb te heroverwegen. Bij de heroverweging van de beschikking (herindicatie) wordt door de wetgever een onderscheid gemaakt tussen twee aspecten:
Om dit te onderzoeken, vinden vanuit Binding een steekproef plaats via dossieronderzoek en gesprekken met budgethouders uit de steekproef. In dit gesprek wordt gekeken naar de passendheid en eventueel oneigenlijk gebruik.
Meer informatie over de verschillende zorgovereenkomsten is te vinden op:
https://www.svb.nl/nl/pgb/rechten-en-plichten/informatie-per-overeenkomst.