Organisatie | Lopik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota afschrijvingsbeleid 2020 gemeente Lopik |
Citeertitel | Nota Afschrijvingsbeleid gemeente Lopik 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2022 | bijlage 1 | 01-02-2022 | |||
19-03-2022 | 23-03-2022 | nieuwe regeling | 22-09-2020 |
De commissie BBV heeft in januari 2020 een geactualiseerde notitie materiële vaste activa uitgebracht. De huidige Nota afschrijvingsbeleid 2016 gemeente Lopik wordt hierop aangepast. Een van de belangrijkste wijzigingen betreft het start moment van afschrijven.
De voorliggende nota afschrijvingsbeleid geeft de uitwerking van artikel 7 “waarderingen afschrijving vaste activa” van de door uw raad vastgestelde financiële verordening gemeente Lopik 2016. De voorliggende nota sluit aan bij de meest recente ontwikkelingen. De actualisatie van deze nota is ook aangekodigd in de door uw raad vastgestelde routekaart.
De nota Afschrijvingsbeleid is een kaderstellende nota van de raad. De nota sluit aan bij artikel 212 Gemeentewet en bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Per hoofdstuk worden de relevante artikelen genoemd en toegelicht. Daar waar het BBV ruimte biedt aan een eigen invulling door de gemeente, wordt in deze nota een uitspraak gedaan over de invulling door onze gemeente.
In artikel 7 van de financiële verordening conform artikel 212 van de gemeentewet is beknopt de huidige richtlijn voor activa en afschrijvingen beschreven. Artikel luidt als volgt:
Het college biedt de raad periodiek een nota afschrijvingsbeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt ten minste:
De voorliggende nota activa en afschrijvingen betreft een beleidsmatige uitwerking van dit artikel.
In de notitie materiële vaste activa van de Commissie BBV zijn de volgende stellige uitspraken en aanbevelingen opgenomen.
Met stellige uitspraken geeft de Commissie een interpretatie van de regelgeving die leidend is. Dit betekent dat verwacht wordt dat stellige uitspraken worden gevolgd. Bij aanbevelingen gaat het om uitspraken die ‘steun en richting geven aan de praktijk’. De Commissie BBV spoort gemeenten aan om deze aanbevelingen te volgen, omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie).
Licenties op software voor onbepaalde duur, die in één keer in rekening worden gebracht vallen onder de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35, lid 1a BBV (investeringen met een economisch nut). Voor vastgoed met een economische functie is – ingeval van een duurzame waardevermindering - afwaardering verplicht en wordt de toets met behulp van de directe opbrengstwaarde voorgeschreven.
Onder recent beheerplan wordt een beheerplan verstaan van maximaal vijf jaar oud ten opzichte van het verslagleggingsjaar. Deze vijf jaar dient te worden gehanteerd als richttermijn waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Een gemotiveerde afwijking houdt in dat deze motivatie is geautoriseerd door de raad en verantwoord is in de paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’ van de begroting en de jaarstukken.
De commissie BBV beveelt aan om de wijze waarop met investeringen in materiële vaste activa en bijbehorende afschrijvingen wordt omgegaan vast te leggen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, een nota investeringen of de financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet. In aanvulling hierop kan een investeringsplan voor het huidige en de komende jaren een bijlage vormen die jaarlijks geactualiseerd wordt.
Onder het omkaderde tekstvlak is aangegeven of het beleidsuitgangspunt een wettelijk plicht is of dat het een beleidsvrijheid van de gemeente is.
In hoofdstuk 5 worden alle procedures die voor activa gelden in kaart gebracht. Deze procedures vloeien voort uit de financiële verordening en de regeling budgethouders.
Investeringen worden verantwoord op de balans onder de post vaste activa. Onder deze post worden conform het BBV de volgende vaste activa onderscheiden:
2.1.1. Immateriële vaste activa
In overeenstemming met het BBV (artikel 34) worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
In artikel 63 lid 7 van het BBV is bepaald dat alle passiva – waaronder dus schulden – tegen nominale waarden moeten worden gewaardeerd. Dat houdt in dat de lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan naar keuze al dan niet worden geactiveerd.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling
De kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen worden geactiveerd indien (art. 60 BBV) aan enkele voorwaarden is voldaan:
De kosten van onderzoek en ontwikkeling te activeren als deze voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 60 BBV. Tot op heden worden deze kosten ten laste gebracht van de algemene reserve.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien aan de volgende voorwaarden van het BBV (artikel 61) zijn voldaan;
Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan mag de gemeente de bijdrage behandelen als was het actief in kwestie in bezit van de gemeente.
Het BBV (artikel 35) kent drie soorten materiële vaste activa, te weten:
In artikel 59 van het BBV is opgenomen dat:
2.2 Criteria voor het activeren van vaste activa
Om praktische redenen verdient het de voorkeur om de investeringen die in aanmerking komen voor activeren niet in alle gevallen te activeren. Er gelden de volgende minimumeisen:
Beleidsvrijheid (grens € 10.000) en wettelijke plicht (gronden en terreinen)
2.3 Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen
De Commissie BBV heeft een Notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen uitgebracht. Daarin is de volgende stellige uitspraak over onderhoud opgenomen: “De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen dus niet worden geactiveerd”.
Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet dienen te worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Hiervoor is de volgende indeling gemaakt:
Groot onderhoud: het gaat om zaken die één keer in de zoveel jaar moeten gebeuren, bijvoorbeeld het (buiten)schilderwerk van een gebouw. Ook voor deze lasten geeft het BBV geen mogelijkheden tot activering. De keuze bestaat hierbij uit dekking van de kosten via de exploitatie dan wel via de vorming van een voorziening. In de nota reserves en voorzieningen zijn hiervoor uitgangspunten geformuleerd;
Bij de invoering van het BBV is bepaald dat voor software het matchingprincipe van toepassing is. Dit wil zeggen, dat de kosten zoveel mogelijk toegerekend moeten worden aan de periode waarop de kosten betrekking hebben. Het BBV kent een limitatieve lijst van immateriële vaste activa (artikel 34 BBV). Software is niet op deze lijst opgenomen waardoor het niet mogelijk is om software als immateriële vaste activa te activeren. Dit betekent dat software als materiële vaste activa moet worden geactiveerd.
Software kan ook in gebruik worden genomen in de vorm van een SaaS oplossing. In dat geval is er geen sprake van het verkrijgen van een actief (een investering met economisch nut) omdat het bij SaaS gaat om dienstverlening in de vorm van een abonnement waarmee wordt ingelogd bij de dienstverlener. Deze dienstverlener heeft die de activa zowel juridisch als economisch in bezit. Dit betekent dat ook de implementatiekosten behorende bij de implementatie van een SaaS oplossing niet geactiveerd mogen worden. Er is geen sprake van een verkrijgingsprijs en daarom zijn de kosten ook niet als bijkomende kosten te kwalificeren.
In de notitie materiële vast activa van de Commissie BBV zijn de volgende stellige uitspraken met betrekking tot software opgenomen:
De waardering van activa is van belang omdat het de basis vormt voor het vaststellen van de financiële consequenties van activa, vooral door waardevermindering. Anders geformuleerd: de gekozen systematiek voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald worden.
Hiervoor zijn in het BBV bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt enerzijds voorkomen dat organisaties met de waardering van activa hun financiële resultaten kunnen beïnvloeden en anderzijds wordt bereikt dat de financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven.
De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaffings- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.
3.2 Vaststelling financiële waarde
In artikel 62 van het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. In lid 2 wordt echter een uitzondering gemaakt, namelijk:
Dit kan bijvoorbeeld een subsidie zijn die specifiek voor een bepaalde investering wordt verstrekt.
Op investeringen worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering in mindering gebracht. |
Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van de kosten die geactiveerd mogen worden:
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. In dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd;
Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa;
Het eerste en tweede lid van artikel 65 BBV hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Het is niet voorzienbaar dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen.
In het derde lid wordt voorgeschreven dat van een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt afgeschreven tot de restwaarde. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien die redelijkerwijs verwacht kan worden. Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd. Duurzame waardevermindering van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Op het moment dat een desinvestering (verkoop van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst/het verlies ten gunste/laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV (notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen).
De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.
Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om een materieel actief in zijn geheel te activeren en één afschrijvingstermijn te hanteren. De onderdelen die een kortere gebruiksduur hebben dan de vooraf bepaalde gebruiksduur van het gehele actief, en dus eerder vervangen moeten worden, vallen onder het groot onderhoud. Via het vormen van een onderhoudsvoorziening kunnen de kosten van toekomstig groot onderhoud gelijkmatig gespreid worden in de tijd.
Het BBV kent géén regels voor een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten voldoen, wel zijn kaders gesteld. De belangrijkste zijn:
De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de gebruiksduur en wordt bepaald door de economische en technische levensduur. Omdat de economische levensduur gebaseerd is op een schatting zullen hiervoor richtlijnen moeten worden opgesteld voor de diverse activa. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen waarin per activasoort de levensduur wordt weergegeven waarover wordt afgeschreven.
Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in omdat gronden duurzame goederen zijn die niet aan slijtage onderhevig zijn, er vindt geen duurzame waardevermindering plaats. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot afschrijven.
4.2.3 Methoden van afschrijving
Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend. De belangrijkste methoden zijn:
In de praktijk van de gemeente Lopik wordt alleen de lineaire afschrijvingsmethode gebruikt.
4.2.4 Wijziging van methode van afschrijving
In het BBV is artikel 64 lid 2 gewijd aan de wijziging van de afschrijvingsmethode. Hierin staat dat slechts om gegronde redenen de afschrijvingswijze mag gewijzigd worden. De reden en de financiële consequenties van de verandering worden in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt inzicht gegeven in de consequenties hiervan voor de financiële positie en voor de baten en lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar (artikel 64, lid 2).
Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Zie hiervoor hoofdstuk 3.4 Afwaarderen activa.
De restwaarde van de meeste investeringen is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er dan ook vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. Indien bij inruil van een productiemiddel sprake is van een restwaarde levert dit in de regel een boekwinst op. In overeenstemming met de wetgeving wordt de boekwinst ten gunste van de exploitatie gebracht. Hierdoor wordt een inzichtelijk beeld verschaft in de waardering van de vervangende investering.
Aan alle geactiveerde kapitaaluitgaven wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit de financiering van de investering. Voor de toerekening van de rentelasten aan investeringen geeft de wet een tweetal mogelijkheden, te weten;
In de financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) is opgenomen dat de rente wordt toegerekend op basis van het in de begroting berekende percentage (het omslagpercentage). In de jaarrekening wordt de renteomslag verwerkt conform het bepaalde percentage in de begroting.
De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening/nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij zijn:
Het actief wordt afgeschreven met ingang van het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het gereed komt/verworven wordt. |
De van toepassing zijnde teksten worden ook opgenomen in de in 2020 te actualiseren regeling budgethouders gemeente Lopik en de te actualiseren financiële verordening gemeente Lopik.
5.1 Aanvragen, autorisatie investeringen
In het meerjaren investeringsplan worden alle investeringskredieten opgenomen. Met de vaststelling van de programmabegroting stelt de raad de opgenomen (vervangings) investeringen beschikbaar voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Aangegeven wordt welke investeringen eerst nog afzonderlijk ter goedkeuring aan de raad worden voorgelegd alvorens tot uitvoering wordt overgegaan. Eventuele in de loop van het jaar voordoende (onvoorziene) investeringen dienen gedurende het jaar via separate raadsvoorstellen te worden voorgelegd aan de raad.
5.2 Onderbouwing aangevraagde investeringen
De raad zal alleen in staat zijn investeringen te accorderen die in voldoende mate zijn onderbouwd en gespecificeerd. Investeringsaanvragen dienen dan ook de volgende onderwerpen te omvatten:
Indien de afschrijvingtermijn niet expliciet is opgenomen in deze nota, dient de raad eveneens een besluit te nemen over de van toepassing zijnde afschrijvingstermijn. De vastgestelde afschrijvingstermijn wordt vervolgens toegevoegd aan de lijst zoals opgenomen in bijlage 1.
Naast de autorisatie geldt er voor aankopen van goederen, onroerende zaken en diensten een informatieplicht. Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen overeenkomstig de intentie van de wetgever ten aanzien van de actuele informatieplicht van het college aan de raad.
Het is niet toegestaan om tussen afzonderlijke investeringen te schuiven zowel in tijd als in budget. Overheveling van restant kredieten is alleen mogelijk via een raadsbesluit. Wijzigingen in de hoogte van investeringen dienen altijd aan de raad te worden voorgelegd.
5.6 Termijn beschikbaarheid kredieten
Uitgangspunt bij het uitvoeren van investeringskredieten is dat deze binnen twee jaar na autorisatie afgewikkeld moeten zijn. Kredieten die na beschikbaarstelling door de raad, per ultimo van het begrotingsjaar ouder zijn dan twee jaar en niet zijn gestart, worden niet voor verdere uitvoering in het volgend begrotingsjaar in stand gehouden. Indien een krediet in afwijking op deze regel in stand dient te worden gehouden, kan het college hiertoe aan de raad zo snel mogelijk na afloop van het begrotingsjaar een onderbouwd voorstel doen.
Investeringskredieten die ouder zijn dan twee jaren en niet zijn gestart, worden niet voor verdere uitvoering in het volgende begrotingsjaar in stand gehouden. |
Investeringskredieten hebben een maximale looptijd van 3 jaren, tenzij in het raadsbesluit hiervan wordt afgeweken. De termijn van 3 jaren gaat in op 1 januari volgend op de datum van het raadsbesluit. Na 3 jaren wordt het investeringskrediet afgesloten. Het college kan besluiten om de termijn met één jaar te verlengen. In de jaarrekening wordt de raad geïnformeerd over de kredieten die met één jaar zijn verlengd.
Voor het verkrijgen van inzicht in de voortgang en afwikkeling van investeringskredieten is het voor de raad van belang hierin inzicht te hebben. Afwijkingen op investeringskredieten worden in de eerstvolgende raadsvergadering gemeld. Daarnaast worden de volgende rapportagemomenten gehanteerd:
De najaarsnota betreft verantwoording tot en met periode negen van het begrotingsjaar. Van lopende investeringen worden gerealiseerde en/of verwachte afwijkingen gemeld en toegelicht. Van de investeringen wordt aangegeven of deze investeringen bij de jaarrekening worden afgesloten dan wel het eventuele collegebesluit om de maximale termijn met één jaar te verlengen.
In de jaarrekening wordt van ieder investeringskrediet het volgende vermeld:
BIJLAGE 1: afschrijvingstermijnen voor geactiveerde investeringen
BIJLAGE 2: samenvatting van de uitgangspunten
De kosten van het sluiten van geldleningen niet activeren.
Het saldo van agio en disagio af te schrijven gedurende de looptijd van de waardepapieren.
De kosten voor onderzoek en ontwikkeling te activeren indien wordt voldaan aan artikel 60 BBV.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, activeren.
Alle investeringen worden geactiveerd.
Investeringen met een levensduur van twee jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 10.000, niet te activeren maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen.
Hiervoor geldt één uitzondering: gronden en terreinen, deze worden altijd geactiveerd.
Onderhoudskosten worden niet geactiveerd, tenzij er sprake is van een levensduurverlengende investering.
Op investeringen worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering in mindering gebracht.
Bij de vervaardigingsprijs van investeringen wordt geen rekening gehouden met een redelijk deel van de indirecte kosten en rente over het tijdvak dat aan vervaardiging van het actief kan worden toegerekend.
Voor het activeren wordt gekozen voor één afschrijvingstermijn. Voor de kosten van toekomstig groot onderhoud worden onderhoudsvoorzieningen gevormd.
De afschrijvingstermijnen hanteren zoals beschreven in bijlage 1. Indien de te activeren investering niet wordt genoemd in bijlage, neemt de raad een specifiek besluit over de afschrijvingstermijn. De te activeren investering inclusief de afschrijvingstermijn worden conform het raadsbesluit opgenomen in bijlage 1.
Uitsluitend de lineaire afschrijvingsmethode toepassen voor de afschrijvingen van activa.
Bij het bepalen van de jaarlijkse afschrijving wordt géén rekening gehouden met een restwaarde.
De rente wordt toegerekend op basis van het in de begroting berekende percentage (het omslagpercentage).
Het actief wordt afgeschreven met ingang van het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het gereed komt/verworven wordt.
De rentetoerekening vindt plaats over de boekwaarde op 1-1 van het begrotingsjaar.
Investeringskredieten worden alleen besteedt waarvoor het beschikbaar is gesteld. Overheveling van restantkredieten is alleen mogelijk middels een raadsbesluit.
Investeringskredieten die ouder zijn dan twee jaren en niet zijn gestart, worden niet voor verdere uitvoering in het volgende begrotingsjaar in stand gehouden.
Investeringskredieten hebben een maximale looptijd van 3 jaren, tenzij bij raadsbesluit hiervan wordt afgeweken. De termijn van 3 jaren gaat in op 1 januari volgend op de datum van het raadsbesluit. Het college heeft de mogelijkheid om termijn met één jaar te verlengen. Bij tussentijdse rapportages vindt verantwoording plaats.
BIJLAGE 3: overzicht begrippen
De bezittingen van de gemeente zijn ingedeeld in vaste en vlottende activa.
Het opnemen van investeringen op de balans. De waarde van de activa is een onderdeel van het vermogen van de gemeente. De jaarlijkse lasten (de kapitaallasten) worden ten laste van de exploitatie gebracht.
Een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. Het af te schrijven bedrag hangt af van de levensduur van de investering. De afschrijvingen zijn een onderdeel van de kapitaallasten. De meest voorkomende methoden van afschrijving zijn de lineaire afschrijving en de annuïtaire afschrijving.
Agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio kan ook te maken hebben met aandelen. De prijs, of koers, van het aandeel is opgebouwd uit de nominale waarde plus het agio. Disagio is het tegenovergestelde van agio.
De afschrijvingsmethode bepaalt de wijze waarop waarde vermindering van de activa ten laste van de exploitatie worden gebracht.
Het overzicht van bezittingen en schulden van de gemeente. De balans is opgenomen in de jaarrekening van de gemeente.
Waarde van de activa op de balans. De waarde bestaat uit de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.
Als activa wordt verkocht tegen een prijs die hoger is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.
De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen.
Een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen, bijvoorbeeld deelnemingen of aandelen.
De wijze waarop (geld)middelen worden ingezet om activa aan te schaffen. Financiering kan met eigen financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) gescheiden dan wel met externe financieringsmiddelen (langlopende geldleningen).
Investeringsuitgaven waar geen gemeentelijk bezit tegenover staan. Dit zijn activa zoals goodwill, de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen, het saldo van agio en disagio en de kosten van onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van een bepaald actief.
Het aanschaffen of het zelf produceren van activa. Hierbij is het de bedoeling de activa meerdere jaren te gebruiken.
Een uitgave van enige omvang, waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Onderscheid wordt gemaakt tussen investering met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut.
Investering met een economisch nut
Activa die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van gebruiksrechten, heffingen, leges of huren, of activa die verhandelbaar zijn. Bijvoorbeeld gebouwen. Deze investeringen moeten volgens de BBV worden geactiveerd.
Investering met een maatschappelijk nut
Activa die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren maar wel duidelijk een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d.
Het bedrag dat de gemeenteraad beschikbaar stelt voor het doen van een investering. Bij het beschikbaar stellen van het krediet is informatie beschikbaar over de wijze waarop de investering wordt geactiveerd en ten laste wordt gebracht van de exploitatie.
Dit zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.
Levensduurverlengende investeringen
Dit zijn investeringen die worden gedaan om een bestaand actief te verbeteren en leiden tot een substantieel langere levensduur van het betreffende actief.
Zijn geldmiddelen waarover de gemeente direct kan beschikken, zoals een kas of een spaarrekening bij de bank.
Dit zijn investeringsuitgaven waar (tastbare) bezittingen tegenover staan, die meerdere jaren zijn te gebruiken.
Nieuwe of Uitbreidingsinvesteringen
Dit zijn investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of uitbreiding van de huidige activiteiten.
Er zijn meerdere betekenissen van het begrip rente. In de context van activa en afschrijvingen is het begrip rente te omschrijven als een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde legt op de financieringsmiddelen van de gemeenten. De rente is een onderdeel van de kapitaallasten.
De restwaarde is een schatting van de opbrengstwaarde van het actief aan het einde van de levensduur tegen het huidige prijspeil verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van het actief.
Het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk meegaat, voordat het technisch versleten is.
De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Voorbeelden zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden onderverdeeld in: immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.
Het geldbedrag dat is betaald om activa aan te schaffen (inkoopprijs en de bijkomende kosten).
De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.
Het vervangen van een actief waarvan de technische of economisch levensduur is verstreken.
De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde financiële vermogen voor een periode korter dan één jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geldmiddelen. Voorbeelden zijn, voorraden, debiteuren en liquide middelen.
Het beschikbaar stellen van een krediet waarvan het nog niet zeker is dat “de investering” leidt tot een actief. Voorbereidingskredieten worden slechts geactiveerd indien het heeft geleid tot een te activeren investering met meerjarig nut.
Dit zijn goederen die in bewaring worden gehouden. De BBV kent het volgende onderscheid: grond- en hulpstoffen (onderverdeeld in niet in exploitatie genomen bouwgronden en overige grond- en hulpstoffen), onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product en handelsgoederen.
BIJLAGE 4: wettelijke voorschriften/artikelen BBV
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
er sprake is van een investering door een derde;
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.