Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening borgstellingen gemeente Capelle aan de IJssel 2020 |
Citeertitel | Verordening Borgstellingen gemeente Capelle aan den IJssel 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-03-2022 | Nieuwe regeling | 09-11-2020 | 313131 |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 september 2020;
overwegende dat openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de publieke taak borgstellingen voor geldleningen mogen verstrekken;
overwegende dat het aanbeveling verdient voorwaarden te stellen aan het verstrekken van borgstellingen;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende, dat de regelgeving met betrekking tot de verstrekking van leningen nadere uitwerking behoeft;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Aanvraag: een verzoek als bedoeld in artikel 1:4 Algemene wet bestuursrecht aan het college om als gemeente borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichtingen die de instelling aan de geldverstrekker verschuldigd is; onder een aanvraag valt een rechtstreekse borgstelling, secundaire of een tertiaire achtervang.
Borgstelling: een overeenkomst waarbij de gemeente tegenover een geldverstrekker verplicht in te staan tot nakoming van de aan een geldlening verbonden rente en aflossingsverplichtingen indien de geldnemer in gebreke is; borgstelling wordt verleend in de vorm van:
tertiaire achtervang - de gemeente fungeert als achtervang voor een waarborgfonds. Pas als het waarborgfonds niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen worden Rijk en gemeenten als borg aangesproken. Dit geldt bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Nadat de primaire zekerheid bij de corporatie zelf ligt, kan bij het niet nakomen van de financiële verplichtingen de corporatie onder voorwaarden (sanerings)steun krijgen van de Autoriteit woningcorporaties (Aw). Wanneer de saneringssteun niet toereikend is, zal eerst het WSW worden aangesproken. Wanneer de secundaire zekerheidslaag van het WSW ontoereikend is, zal de gemeente als achtervang fungeren voor 50% en het Rijk voor 50%.
Artikel 3 De aanvraag voor borgstelling
Indien de aanvrager er niet in slaagt tijdig een offerte van een geldverstrekker te overleggen, kan in plaats van een offerte voorlopig volstaan worden met een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat deze bereid is een lening met een borgstelling door de gemeente aan de aanvrager te verstrekken.
Artikel 8 Inhoud- en vergoeding borgstelling
De rechtstreekse borgstelling wordt verleend tegen een door de geldnemer te betalen incidentele vergoeding. Deze vergoeding bedraagt een vaste vergoeding van € 500.- en een variabele vergoeding van 1,5% van de te verstrekken borgstelling met een maximum van € 25.000,- voor rechtstreekse borgstellingverzoeken. Voor secundaire en tertiaire achtervang wordt geen vergoeding in rekening gebracht.
Artikel 9 Informatieplicht na borgstelling
De geldnemer dient jaarlijks, binnen vier maanden na het verstrijken van het boekjaar, de jaarrekening over het verstreken boekjaar bij het college in, bestaande uit de balans en de winsten verliesrekening met toelichting en een accountantsverklaring of indien van toepassing een verklaring van de kascommissie. Ook dient de geldnemer een kopie van het polisblad te overleggen aan het college als bewijs dat het object verzekerd is.
Artikel 11 Intrekking of wijziging van de borgstelling
Een verleende borgstelling kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:49 Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of gewijzigd indien de overeenkomst van geldlening waarop de borgstelling betrekking heeft niet binnen drie maanden na verzending van het besluit tot borgverlening tot stand komt.
Deze verordening is niet van toepassing op borgstelling die reeds zijn verleend of zijn vastgesteld voordat deze verordening in werking treedt. Een uitzondering hierop vormt de informatieplicht die ook van kracht wordt op reeds bestaande borgstellingen (zie artikel 10).
Toelichting Verordening borgstellingen gemeente Capelle aan den IJssel 2020
Doelstelling en juridische grondslag gemeenteborgstellingen
Met een borgstelling wordt hier bedoeld een borgtocht waarbij de gemeente Capelle aan den IJssel zich tegenover een geldverstrekker gedurende een bepaalde looptijd krachtens een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:850, lid 1 Burgerlijk Wetboek verbindt tot nakoming van de aan een geldlening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen van een geldnemer voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft.
Aan deze (privaatrechtelijke) borgtochtovereenkomst van de gemeente met een geldverstrekker gaat een (bestuursrechtelijk) borgstellingbesluit van het College van Burgemeester en Wethouders vooraf. Volgens de parlementaire geschiedenis van hoofdstuk 4, titel 4.2. (subsidietitel). van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt het verstrekken van een borgstelling beschouwd als het verstrekken van een subsidie in de zin van de Awb. Een aanvraag om een gemeenteborgstelling is dus een subsidieaanvraag. Onder een subsidie wordt ingevolge artikel 4:21 Awb verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten. De Awb is van toepassing voor zover daarvan in deze verordening niet wordt afgeweken (zie ook artikel 2, derde lid van deze verordening).
De noodzaak van de onderhavige verordening vloeit onder meer voort uit het feit dat er een wettelijke grondslag moet zijn voor het verlenen van een borgstelling. Hoewel de gemeente beschikt over een Subsidieverordening, voorziet die verordening niet in een regeling voor het verstrekken van borgstelling. De onderhavige verordening voorziet daar wel in. De verordening is ook nodig om de financiële risico's voor de gemeente te beperken, oneigenlijk gebruik van gemeenteborgstellingen te voorkomen en uniforme regels te stellen voor de borgverlening.
Ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak is de gemeente gerechtigd borgstellingen te verlenen. Dit maakt het voor sommige instellingen mogelijk geldleningen aan te gaan en daarmee investeringen te plegen. die zonder gemeenteborgstelling niet mogelijk waren geweest. De gemeente kan dit financiële instrument dus benutten om bepaalde activiteiten die het gemeentelijk belang dienen, te stimuleren. Voor zover het gemeentelijk belang niet is gediend, wordt geen gemeenteborgstelling verleend.
Ditzelfde financiële instrument wordt ook geboden door nationale waarborgfondsen, waarbij de risico's door de gemeenten als collectief worden gedragen in plaats van door de gemeente individueel. Een gemeenteborgstelling wordt slechts verstrekt, voor zover dit voor de aanvrager noodzakelijk is om een leningsovereenkomst te kunnen sluiten. De borgstelling door de gemeente wordt dus geacht een laatste mogelijkheid te zijn om de financiering van activiteiten waarmee een gemeentelijk publiek belang wordt gediend, rond te krijgen. Een afweging dient dan plaats te vinden van het publiek belang tegenover het risico van de borgstelling voor de gemeente en de eigen risicopositie van de gemeente, waarvoor het weerstandsvermogen is gevormd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het begrip "geldverstrekker" is ruim omschreven, omdat niet alleen banken leningen verstrekken, maar ook andere instellingen zoals het Nationaal Restauratiefonds.
De gemeente verstrekt de volgende borgstellingen:
Verenigingen/ instellingen in de gemeente en landelijke instellingen die (werkzaamheden uitvoeren in de gemeente) | |
Rechtstreekse borgstelling en Achtervang (tertiaire borgstelling) |
Gemeenten en corporaties zijn belangrijke partners bij het realiseren van het (lokale) volkshuisvestelijk beleid. Gemeenten vervullen daarbij een belangrijke rol in het financierings- en borgstelsel van de corporatiesector: namelijk die van achtervanger in de WSW-borgstructuur. Woningcorporaties financieren zich door leningen aan te trekken met WSW borging. De corporatie heeft daarmee geen rechtstreekse gemeenteborgstelling nodig. Wel moet de betreffende gemeente zich in de achtervang borg stellen voor door het WSW geborgde leningen.
De zekerheidsstructuur in de corporatiesector bestaat uit drie lagen:
Wij volgen de ratio's die voldoen aan de door het WSW vastgestelde normen. Aanvragen zullen steeds worden beoordeeld aan de hand van de ten tijde van de aanvraag geldende normen:
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Gewaarborgde geldleningen zijn een vorm van subsidie.
Volgens de Algemene wet bestuursrecht wordt onder de term subsidie verstaan:
Andere vormen hiervan zijn bijvoorbeeld reguliere subsidies leningverstrekking. Daarop is deze verordening echter niet van toepassing.
De borgtocht als bedoeld in de artikelen 49 en 51 van de Wet werk en bijstand is ook van een geheel andere orde dan hier ter sprake is, zodat de verordening ook voor dergelijke borgtochten niet van toepassing is.
De betreffende verordening heeft uitsluitend betrekking op het verlenen van borgstellingen door de gemeente voor het sluiten van een geldleningovereenkomst door een instelling.
In artikel 2, eerste lid, van de Wet Fido is bepaald dat openbare lichamen (zoals gemeenten) uitsluitend borgstellingen mogen verlenen ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Voor zover het publieke belang niet wordt gediend, kan dus geen borgstelling door de gemeente worden verleend en is de verordening niet van toepassing.
Borgstelling wordt slechts verleend ter behartiging van een gemeentelijke publieke taak. In de Wet Fido is geen definitie opgenomen van de "publieke taak". In het verlengde daarvan ligt het "publiek belang". Daarvan is volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regerings-beleid (WRR) sprake wanneer de overheid zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. Wat wel of niet tot de publieke taak en het publiek belang wordt gerekend, verschilt naar gelang het beleidsveld, het tijdstip en de omstandigheden.
Een gemeentelijk publiek belang kan betrekking hebben op onder meer sport en recreatie, kunst, cultuur, welzijn, onderwijs. duurzaamheid, zorg of veiligheid binnen de gemeente, monumentenzorg van monumenten binnen de gemeente, gemeentelijke infrastructuur of sociale woningbouw. Daar waar de activiteiten het gemeentelijk publiek belang overstijgen, verstrekt de gemeente geen borgstelling. Zodoende wordt voorkomen dat de gemeente te veel financiële risico's loopt en zich buiten haar taakveld begeeft.
Het borg staan voor leningen ten behoeve van de financiering van een woning dient bijvoorbeeld uitdrukkelijk geen publieke taak. Particulieren kunnen zich hiervoor wenden tot de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.
In artikel 2, vierde lid van deze verordening is bepaald dat bij het verlenen van een gewaarborgde geldlening, de geldlening niet is voorzien bij of volgend de voorschriften van het Rijk of de provincie. Er wordt dus geen borgstelling vertrekt als er bijvoorbeeld al staatssteun is verleend of er een (partiële) lening door het Rijk of de provincie voor hetzelfde doel.
Artikel 3 De aanvraag voor borgstelling
Op de aanvraag voor een verstrekking van een borgstelling is de Awb, waaronder voornoemde subsidietitel en afdeling 4.1.1. van de Awb (dat betrekking heeft op de aanvraag), van toepassing. In artikel 4:2, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de aanvraag wordt ondertekend en tenminste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
Voorts verschaft de aanvrager, ingevolge het tweede lid van dit artikel, de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Bepaald wordt welke gegevens en bescheiden het college nodig heeft om te beslissen op de aanvraag borgstelling. De opsomming volgens artikel 3, lid 2, is niet uitputtend, zoals ook blijkt uit artikel 3, vierde lid, waarin is bepaald dat het college bevoegd is ook andere gegevens te vragen indien dit noodzakelijk wordt geacht om de aanvraag te kunnen beoordelen. Dit vierde lid brengt met zich mee dat het College dus ook bevoegd is minder gegevens en bescheiden te verlangen dan in het tweede lid is bepaald.
Artikel 4 Beslissingsbevoegdheid
Op de aanvraag om een borgstelling door de gemeente volgt een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De bevoegdheid om te besluiten tot het verstrekken of het intrekken van een borgstelling door de gemeente wordt aan het college toegekend. De kaders voor de borgstelling worden bepaald door de raad.
In dit artikel is bepaald dat drie maanden voor het tijdstip waarop een geplande aanvang met de investering wordt gemaakt het aanvraagformulier door het college moet zijn ontvangen. De termijn van drie maanden is noodzakelijk om het college in staat te stellen de aanvraag te beoordelen. Het college kan ontheffing verlenen van de termijn. Uitdrukkelijk wordt nog vermeld dat het college aanvragen die te laat worden ontvangen kan afwijzen.
Artikel 6 Beslistermijn leningverstrekking
Het eerste lid van dit artikel regelt de beslissingsbevoegdheid van de raad en de daarbij door de raad in acht te nemen beslistermijnen, die overigens als termijnen van orde moeten worden gezien. De raad beslist binnen acht weken na consultatie van het college, het college neemt de complete en juiste aanvraag binnen vier weken in behandeling na ontvangst. Als het college voorafgaand aan het besluit van de raad zijn wensen en bedenkingen moet kunnen uiten, bedraagt de beslistermijn veertien weken. Het college brengt de aanvrager voor het einde van de beslistermijn schriftelijk op te hoogte van de verlenging en noemt daarbij de termijn waarop de beslissing wel tegemoet kan worden gezien. Het college kan deze termijnen, ingevolge de Awb, verlengen. Dit kan voor zover de termijn binnen de grenzen van redelijkheid blijft.
Bij sommige weigeringsgronden is er geen ruimte voor een belangenafweging maar dient de borgstellingaanvraag zonder meer te worden afgewezen. Bij andere weigeringsgronden is er ruimte voor een belangenafweging, waarbij de gemeentelijke (financiële) risico's worden afgewogen tegen het gemeentelijk publieke belang dat met de borgstelling is gediend.
In artikel 4:35 Awb staat een aantal weigeringsgronden voor de subsidieverlening. Deze gronden kunnen ook voor de weigering van de borgstelling van toepassing zijn. Daar waar in de Awb het woord "subsidie" wordt gebruikt, kan het woord "borgstelling" worden gelezen.
Indien de aanvraag geen gemeentelijk publiek belang dient, wordt de borgstelling geweigerd. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden verlenen openbare lichamen namelijk uitsluitend borgstellingen ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.
Uitgangspunt is ook dat de borgstelling door de gemeente een laatste redmiddel is: voor zover een waarborgfonds borg wil staan of er een andere voorliggende voorziening is, is er geen noodzaak voor een rechtstreekse borgstelling door de gemeente.
Uitdrukkelijk is gekozen voor de woorden "voor zover". Dit brengt met zich mee dat wel een borgstelling door de gemeente kan worden verleend voor het deel waarop een waarborgfonds geen voorliggende voorziening verstrekt.
Waarborgfondsen verstrekken niet alleen borgstellingen maar adviseren instellingen ook inhoudelijk over voorgenomen investeringen en stemmen de financiering daarop af. Deze fondsen zijn erop ingesteld om de risico-ontwikkeling te beheersen en adequate maatregelen te treffen.
Landelijk is er een aantal waarborgfondsen werkzaam waar borgstellingen van instellingen kunnen worden ondergebracht. Voor risico's vervullen de gemeenten een zogenoemde achtervangpositie. Dit houdt in dat gemeenten pas in een laat stadium worden aangesproken in het uiterste geval dat het waarborgfonds een nadeel niet volledig kan opvangen. Gedurende de borgstellingperiode wordt door het waarborgfonds adequaat invulling gegeven aan het beheer van een. Bij de waarborgfondsen is bovendien de kennis aanwezig om activiteiten op branche specifieke prestaties te beoordelen. (Gedeeltelijke) afwijzing door een fonds om financiële redenen zou een instelling vervolgens aanleiding kunnen geven een borgstelling door de gemeente aan te vragen. De redenen om alsnog voor een borgstelling door de gemeente in aanmerking te komen. moeten dan in de beoordeling van de borgverlening worden meegewogen.
Een borgstelling is voor de gemeente primair een instrument om gemeentelijke doelstellingen te realiseren. Een secundair voordeel is dat met een borgstelling door de gemeente de bank dan bereid is een lening tegen aantrekkelijke voorwaarden te verstrekken. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de regelgeving omtrent staatssteun. Dit mag echter niet het primaire doel van de inzet van het borgstellinginstrument zijn. Voorkomen moet worden dat borgstellingen worden aangevraagd zonder dat dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van een geldlening van een geldverstrekker. De aanvrager moet onder meer aantonen dat er geen haalbare financiering op de markt kan worden verkregen zonder gemeenteborgstelling en dat de borgstelling door de gemeente dus noodzakelijk en het geëigende middel is om een geldlening af te sluiten. Borgstellingaanvragen louter om een lening tegen aantrekkelijke voorwaarden te verkrijgen, worden geweigerd.
Geen borgstelling wordt verleend indien de aanvrager reeds een (onvoorwaardelijke) geldleningovereenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker. Daaruit blijkt namelijk reeds dat de borgverlening niet noodzakelijk is.
Bij een borgstelling staat de gemeente uitsluitend borg voor de volledige betaling van rente en aflossingsverplichtingen die verbonden zijn aan de geldlening. Voor de betaling van (incasso)kosten, advocaat en procureurskosten, rentederving als gevolg van algehele vervroegde aflossing van de restant schuld en boetes en dergelijke als gevolg van betalingsverzuim, staat de gemeente niet borg.
Woningcorporaties handelen als ondernemingen op de Europese vastgoedmarkt. Zij verrichten naast hun sociale taken ook economische activiteiten door op de commerciële vastgoedmarkt te opereren. In de Tijdelijke regeling DAEB toegelaten instellingen volkshuisvesting is de bouw en verhuur van sociale woningbouw en maatschappelijk vastgoed als diensten van algemeen economisch belang (DAEB) opgenomen.
Borgstellingen door door de gemeente moeten voldoen aan de Europese regelgeving. Voorkomen moet worden dat sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 87, eerste lid van het EG-verdrag. Hiervan is sprake als er overheidssteun wordt verleend die ten goede komt aan bepaalde ondernemingen of producties waarbij een niet marktconform voordeel wordt verschaft aan die ondernemingen en waarbij sprake is van (dreigende) vervalsing van mededinging op de gemeenschappelijke markt en ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel.
Bij borgverlening ten behoeve van amateurinstellingen en borgverlening ten behoeve van instanties zonder winstoogmerk die wettelijke overheidstaken vervullen zal dit niet aan de orde zijn. Dit kan echter wel aan de orde zijn bij borgverlening ten behoeve van bepaalde ondernemingen.
Gelet op de (complexe) definitie van staatssteun. de zogenaamde "de-minimis"- vrijstelling en verschillende andere vrijstellingsverordeningen, de jurisprudentie en mededelingen van de Commissie zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of sprake is of zou kunnen zijn van staatssteun, en zo ja, of de borgverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie.
In het bijzonder is daarbij de mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun in de vorm van borgstellingen van belang. Indien aan de daarin genoemde voorwaarden is voldaan, geldt een generieke vrijstelling en behoeft de borgverlening niet te worden gemeld bij de Europese Commissie. Voor zover de borgverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie, geldt een stand-stillbepaling: de borgstelling kan niet worden verleend zolang de Europese Commissie niet akkoord is (onder voorwaarden). Het toetsingskader bestaat verder onder meer uit de van toepassing zijnde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de onderhavige verordening en het financieringsstatuut. Indien de aanvraag in strijd is met een van deze regelingen of ander recht, wordt de borgstelling geweigerd.
Borgstelling vraagt onder meer om een beoordeling van de financiële positie van de instelling. De instelling moet in staat zijn gedurende de looptijd van de borgstelling de rente- en aflossingsverplichtingen aan de geldverstrekker na te komen en de vergoeding aan de gemeente te voldoen die samenhangt met de borgstelling. Een en ander moet onder meer blijken uit een sluitende meerjarenbegroting en de liquiditeitspositie van de aanvrager.
borgstelling past niet in het gemeentelijk beleid
Het verstrekken van een borgstelling door de gemeente mag geen automatisme zijn wanneer een partij de gemeente hierom verzoekt en aan de formele vereisen voldoet. Bovendien is het wenselijk in de verordening uit te drukken dat het college te allen tijden de vrijheid heeft een borgstelling niet te verlenen.
Er worden geen borgstellingen verstrekt die (mede) risico's afdekken van marktactiviteiten met een winstdoelstelling. Dit is per definitie geen gemeentelijk publiek belang.
Een onderneming met een winstdoelstelling en natuurlijke personen komen niet in aanmerking voor een borgstelling, tenzij deze wordt aangevraagd door een voor de gemeente erkende verbonden partij in verband met de behartiging van een gemeentelijk publiek belang.
weerstandsvermogen niet toereikend of de borgstellingrisico's in relatie tot het weerstandsvermogen te groot. Er wordt een maximum risico ten opzichte van de andere risico's berekend, waaruit een maximering van de omvang van de borgstellingen volgt.
Artikel 8 Inhoud borgstelling en vergoeding borgstelling
Indien de waarborgfondsen een premie in rekening brengen voor de borgstelling en de gemeente laat dit achterwege, neemt het aantal aanvragen bij de gemeente toe. De enkele tienden van procenten voordeel voor de instelling wegen niet op tegen de omvangrijke risico's die voor de gemeente uit de borgstelling voortvloeien. Bovendien kan het voordeel dat een instelling daarmee geniet verstoring van de mededinging met zich mee brengen. Alleen om deze redenen is het al noodzakelijk om uitsluitend gemeenteborgstelling te verlenen tegen betaling van een marktconforme vergoeding.
Het rentepercentage dat de bank bij een lening in rekening brengt, is opgebouwd uit diverse componenten. Daarin zit bijvoorbeeld een vergoeding voor de (beheer)kosten, maar ook een component voor dekking van het risico dat de geldverstrekker loopt. Dit betreft het krediet-risico als gevolg van de mogelijkheid dat een debiteur niet kan terugbetalen. Deze component wordt hoger naarmate de kredietwaardigheid van de debiteur lager is. Het nulpunt voor de risico-opslag wordt op de geld- en kapitaalmarkt gevonden bij een rentevergoeding die de overheid betaalt.
Naarmate partijen minder kredietwaardig zijn dan de Staat, wordt de risico-opslag groter. Nederlandse gemeenten worden als bijna even kredietwaardig beschouwd als de Staat; zij betalen een zeer geringe risico-opslag. Bedrijven en instellingen hebben een sterk uiteenlopend risicoprofiel. Het is echter altijd hoger dan dat van de overheid. Dit vertaalt zich in de rentevergoeding.
In bepaalde gevallen vinden banken instellingen zo weinig kredietwaardig dat zij ook niet met een hoge renteopslag bereid zijn een lening te verstrekken. Dan volgt vaak de wens van een borgstelling door de gemeente. De gemeente neemt daarbij het risico van de bank van het niet terugbetalen door de geldnemer over. Het kredietrisico dat een bank daarbij loopt, is dan ook gelijk aan het risico van een lening aan de gemeente zelf. Dit betekent dat het rentepercentage voor de geldnemer laag zou moeten zijn: het rentepercentage zou niet of nauwelijks mogen verschillen van het percentage dat op de gemeente zelf van toepassing zou zijn geweest voor een lening voor een gelijke investering. In de praktijk is dit niet altijd het geval: als banken een korting op de rente geven in verband met een borgstelling door de gemeente, staat deze veelal niet in verhouding tot het naar de gemeente overgehevelde kredietrisico.
Als dit wel gebeurt, ontstaat er voor de instelling een situatie waarin een rentevergoeding wordt betaald die door de borgstelling door de gemeente weliswaar erg laag is geworden maar die niet past bij het feitelijke risicoprofiel. Het risico is geheel bij de gemeente komen te liggen en door het te lage rentepercentage is er eigenlijk sprake van een rentesubsidie in natura. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente dan het kredietrisico draagt van een groot aantal instellingen. Het niet heffen van een gemeentelijke opslag op de rente leidt ertoe dat de vraag om borgstelling verder wordt gestimuleerd. Het primaire doel van borgstelling wordt dan een zo goedkoop mogelijke lening te verkrijgen. Borgstellingen worden verstrekt die dan eigenlijk niet noodzakelijk zijn, omdat ook zonder borgstelling de financiering kan worden gerealiseerd. Dit dient te worden voorkomen. Daarom wordt. zoals hiervoor al uiteen is gezet, de borgverlening geweigerd indien de borgstelling niet noodzakelijk is.
Het is van belang om in het kader van risicobeheersing de reikwijdte van de borgstelling te beperken. Bij verlening van een borgstelling wordt hierbij nadrukkelijk gekeken naar eventuele zekerheidsstellingen. De 50%-norm moet te allen tijde aangehouden worden, dus bij verkoop van het beoogde doel van de borgstelling binnen onze gemeente, zal of de borgstelling naar beneden worden bijgesteld of zal het woningbezit binnen onze gemeente vergroot dienen te worden.
De hoogte van een borgstelling mag nooit meer bedragen dan 50% van de WOZ-waarde van het object na afronding van de te verrichten activiteiten.
De tijdsduur van de borgstelling dient te worden beperkt. Deze is maximaal gelijk aan de technische levensduur van de objecten die de gemeente tot zekerheid strekken, zodat de gemeente gedurende de looptijd van de borgstelling een zekerheid behoudt waarop zij kan terugvallen. De precieze looptijd wordt in overleg met de aanvrager bepaald door het college.
Artikel 9 Informatieplicht na borgstelling
Ingevolge artikel 4:37 Awb kan het college de geldnemer verplichten rekening en verantwoording af te leggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. In dit artikel is hier nader invulling aan gegeven. De geldnemer en de geldverstrekker hebben te allen tijde de informatieplicht om aan het college die gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de risico-ontwikkeling die met de borgstelling samenhangt. Daarnaast is de instelling verplicht jaarlijks de begroting en de jaarrekening aan het college aan te bieden.
Uitdrukkelijk wordt erop gewezen dat niet alleen de geldnemer maar ook de geldverstrekker in deze een zorgplicht heeft. Het geldverkeer vindt plaats tussen een geldnemer en een geldverstrekker.
Indien de geldverstrekker de gemeente tijdig informeert over het niet nakomen van betalingsverplichtingen, is de gemeente in staat adequaat in te grijpen, zodat een verlies op grond van de borgstelling door de gemeente kan worden voorkomen of ingeperkt.
Uit het zevende lid volgt dat het college bevoegd is andere gegevens te vragen dan in de voorgaande leden van artikel 9 is bepaald. Het college kan in voorkomende gevallen meer of minder gegevens verlangen.
Artikel 10 Intrekking en wijziging besluit borgstelling
In de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd. Deze regeling wordt hier van toepassing verklaard op verleende borgstellingen. In de praktijk zal hier maar beperkt toepassing aan kunnen worden gegeven, aangezien het besluit borgstelling weliswaar kan worden ingetrokken of gewijzigd, maar dit geen invloed heeft op de borgtochtovereenkomst die dan inmiddels is gesloten met de geldverstrekker. Dit is niet het geval indien de overeenkomst nog niet is gesloten. Vandaar dat is bepaald dat het besluit borgstelling kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de geldleningovereenkomst niet binnen drie maanden na het besluit borgstelling tot stand is gekomen.
Het college zal overeenkomstig deze verordening handelen. Het kan echter zijn dat dit gevolgen met zich meebrengt die onevenredig zijn in verhouding tot de met de regeling te dienen doelen. Onder meer in dergelijke gevallen wendt het college zich tot de raad. Besluiten op aanvragen tot borgverlening in afwijking van de verordening worden namelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de raad. Het college kan pas besluiten tot borgverlening, nadat de raad hiermee heeft ingestemd.
Deze verordening geldt uitsluitend voor nieuwe borgstellingen die na de dag van de bekendmaking van de verordening worden aangevraagd.