Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Zwolle |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Zwolle |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Algemene subsidieverordening Zwolle |
Wanneer komt u in aanmerking voor subsidie ?
artikel 149 van de Gemeentewet
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-09-2022 | intrekking hoofdstuk 1, 5, artikel 5.1 tm 5.6, hoofdstuk 14B, artikel 15.20, hoofdstuk 25, artikel 26.4 lid 6, hoofdstuk 31. wijziging artikel 2:13, 2:14, 11:8, 16.8.2., 28.6, 32.6, 34:9 | 19-09-2022 | |||
25-03-2022 | 01-01-2022 | 27-09-2022 | wijziging artikel 4.7; 4.9; 22.2 en 22.5; toelichting artikel 22.2 en 22.4 en intrekking hoofdstuk 31 | 19-04-2021 | rb 2021-04.19 |
Doel van de subsidieregeling is het stimuleren en versterken van de amateurkunst en het culturele klimaat in Zwolle.
Het college stelt jaarlijks de indexering van de subsidie voor de in artikel 2:3 genoemde amateurkunstcategorieën organisaties vast.
Artikel 2.8 Overige Muziekverenigingen
De subsidie voor de overige muziekverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding.
Artikel 2:10 Opera- en operetteverenigingen
De subsidie voor opera- en operetteverenigingen bestaat uit:
Artikel 2.11 Toneel- en cabaretverenigingen
De subsidie voor toneel- en cabaretverenigingen bestaat uit:
De subsidie voor dansverenigingen bestaat uit:
a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;
b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.
1. De subsidieaanvraag wordt ingediend voor 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;
2. De subsidieaanvraag voldoet aan de in artikel 9 van de ASV Zwolle 2022 genoemde indieningseisen waarbij de begroting is voorzien van een financiële verantwoording van het voorgaande jaar.
Artikel 2:14 Subsidieverlening en -vaststelling
Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.
Artikel 4.1 Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Openbaar karakter: een door een professionele organisatie georganiseerde openbare, voor publiek toegankelijke productie waaraan door middel van publiciteit bekendheid wordt gegeven, bijvoorbeeld via de media, affiches en programmabladen. Bedrijfsfeesten, branche-activiteiten en belangenbehartiging worden niet als openbare activiteiten gezien;
Het verstrekken van subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft als doel:
Het bevorderen van de kwaliteit van producties in Zwolle en daarmee het versterken van het culturele klimaat in Zwolle.
Artikel 4.5 Subsidie voor de uitgave van een boekwerk
Voor een uitgave van een boekwerk gelden de volgende voorwaarden:
Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening
Artikel 4.10 Subsidieverlening en - vaststelling
Bij een subsidieverlening vanaf € 5.000,-- dient de organisatie binnen 4 maanden na afloop van de productie een aanvraag in tot subsidievaststelling, welke moet bestaan uit een vaststellingsformulier en een inhoudelijke- en financieel verslag van de productie. Het financieel verslag dient vergezeld te gaan van een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of algemene ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester;
Met deze subsidieverordening wordt beoogd (de activiteiten van) het jeugd en jongerenwerk onder leiding van vrijwilligers te bevorderen, zodat sociale samenhang en leefbaarheid een impuls krijgen.
De deelverordening voorziet in een vast basisbedrag van € 250,-- per organisatie. Dit vaste basisbedrag is voor elke organisatie gelijk en is dus onafhankelijk van het aantal jeugdleden. Het vaste basisbedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de bestuurskosten en organisatiekosten die elke organisatie moet maken. Daarnaast wordt subsidie verleend per jeugdlid: € 15,--. Scoutingorganisaties zijn over het algemeen kleinere organisaties met hogere onkosten en derhalve is het bedrag per jeugdlid voor deze organisaties vastgesteld op € 30,--.
Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling
Toekenning – en dus verlening – van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief kleine subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.
Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling
Wegens de relatief geringe maximale omvang van de verleende subsidie worden er doorgaans geen nadere voorschriften verbonden aan de vaststelling van de subsidie. Artikel 6:6 lid 2 geeft het college toch de mogelijkheid tot voorschriften, zoals voorschriften inzake de verslaglegging van de uitgevoerde activiteit. Ook kunnen voorschriften verbonden worden aangaande het vermelden van de gemeente Zwolle als subsidiënt van de activiteit, of een mogelijke samenwerking met een andere organisatie.
Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Evenement: elke voor publiek toegankelijke vertoning of gebeurtenis (kunst, muziek, sport) in Zwolle, doelbewust georganiseerd en geprogrammeerd en gericht op een relatief groot publiek en/of bijdraagt aan het maatschappelijk welzijn in de gemeente Zwolle te onderscheiden in de volgende categorieën:
Met deze subsidieverordening wordt een wettelijke grondslag gecreëerd voor de subsidiering van evenementen in de gemeente Zwolle. Tot nog toe vond subsidiëring vaak op incidentele basis plaats, zonder dat daarbij een uniforme procedure en subsidiecriteria werden toegepast. Bovendien bestonden er verschillende subsidiestromen voor evenementen, die gedekt werden uit verschillende budgetten. De subsidiëring op grond van deze nieuwe verordening zal plaatsvinden vanuit een totaal evenementenbudget, waarin de voorheen afzonderlijke subsidiebudgetten voor evenementen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk zijn de specifieke bepalingen voor de subsidiëring van evenementen opgenomen. Daarnaast zijn de bepalingen uit het algemene deel van de subsidieverordening (hoofdstuk 1) onverkort van toepassing, tenzij hiervan in de subsidieverordening evenementen nadrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen
In het tweede lid worden drie categorieën evenementen onderscheiden en omschreven; culturele evenementen, topsportevenementen en overige evenementen. Voor wat betreft de overige evenementen geldt dat hieronder evenementen worden verstaan waarbij de nadruk ligt op vermaak. Onder overige evenementen worden ook begrepen de sportevenementen die niet als topsportevenement zijn te beschouwen. Ook herdenkingsplechtigheden worden aangemerkt als overige evenementen kunnen nog wel onder de categorie overige evenementen vallen. De in lid 4 genoemde commissies zijn door het college ingesteld om een onafhankelijk deskundig advies te geven over subsidieaanvragen in het kader van de subsidieverordening culturele activiteiten respectievelijk de subsidieregeling stimulering producties podiumkunsten.
Het subsidiedoel van deze verordening is dat evenementen worden gesubsidieerd die passen binnen de doelstellingen van het evenementen-, cultuur-, sport en toeristisch beleid van de gemeente Zwolle. Het beleid op deze genoemde beleidsvelden is onder meer vastgelegd in de door het college of de raad vastgestelde nota’s ten aanzien van evenementen, cultuur, sport en toerisme.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient het evenement aan een aantal met name genoemde criteria te voldoen. In het eerste lid van dit artikel zijn de criteria opgenomen, zoals die ook zijn verwoord in de nota evenementenbeleid, Met de in lid 1 onder f bedoelde evenementenkalender wordt bedoeld het jaaroverzicht van de evenementen met bijbehorende data zoals die gedurende het kalenderjaar doorgaans al in Zwolle worden gehouden. Met het criterium onder sub f wordt beoogd dat een evenement zowel qua aard, tijdstip en kwaliteitsniveau moet passen binnen deze evenementenkalender. Dit betekent dat de organisatie van evenementen tot op zekere hoogte ook op elkaar moet worden afgestemd. Voorkomen moet worden dat er teveel van dezelfde soort evenementen worden georganiseerd en daarbij dient te worden gestreefd naar een spreiding van evenementen door het gehele jaar heen. Het tweede lid maakt het mogelijk dat aan evenementen die de potentie hebben om uit te groeien tot een landelijk evenement met voorrang subsidie kan worden verleend. Gelet op het beschikbare subsidiebudget zullen niet alle subsidieaanvragen (volledig) kunnen worden gehonoreerd. Daarin zal door het college bij de subsidieverlening een keuze moeten worden gemaakt. Voldoet een evenement aan het criterium in lid 2 dan zal een aanvraag voor dergelijk evenement eerder worden gehonoreerd dan een evenement dat alleen voldoet aan de in lid 1 genoemde criteria. Bedoeling van lid 5 is om te voorkomen dat organisatoren van evenementen een beroep doen op de subsidieverordening evenementen, als zij voor hun evenement op grond van een andere subsidieregeling al een subsidie ontvangen en de organisatie van een evenement uit die subsidie dient te worden bekostigd.
Artikel 11:4 Subsidiemethodiek
In lid 1 is het uitgangspunt geformuleerd dat de subsidie dient als bijdrage in de organisatie- en promotiekosten van het evenement en dat de organisator tenminste voor 60% zelf bijdraagt in die organisatie- en promotiekosten. Er kan echter ook sprake zijn van evenementen waarbij de organisator niet in staat is om voor 60% zelf bij te dragen in die organisatiekosten. Wanneer het doorgaan van een dergelijk evenement desondanks door het college van belang wordt geacht, bestaat de mogelijkheid om van de genoemde 60%-eis af te wijken, en een subsidie te verlenen voor een evenement waarbij de organisator zelf minder dan 60% bijdraagt.
In dit artikel worden een aantal eisen gesteld waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen en een afweging te kunnen maken tussen de verschillende subsidieaanvragen is het van belang dat de subsidieaanvraag goed onderbouwd wordt. Wanneer het een evenement betreft dat ook in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend of in het jaar daarvoor heeft plaatsgevonden, dient een inhoudelijk verslag van dat gehouden evenement te worden overgelegd. Uitgangspunt is voortaan dat alle evenementen die een subsidie krijgen, niet hoeven te betalen voor de gemeentelijke diensten die rond een evenement door de gemeente Zwolle worden verleend. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van afzettingen, dranghekken, het verplaatsen van verkeersborden of het verplaatsen van straatmeubilair. In feite komt dit neer op subsidiëring in natura. Om bij de subsidieaanvraag ook inzicht te krijgen in de omvang van de gewenste gemeentelijke dienstverlening en de kosten die hiermee gemoeid zijn, dient hiervan door de aanvrager bij de aanvraag opgave te worden gedaan. Deze opgave dient tot uitdrukking te komen in de begroting die door de aanvrager wordt ingediend. De aanvrager dient daarom voorafgaand aan de subsidieaanvraag een opgave van de kosten van de gemeentelijke diensten op te vragen bij de eenheid Wijkzaken. Hetzelfde geldt ten aanzien van de precariobelasting die normaal gesproken ook door een organisator van een evenement is verschuldigd. Ook hier is het uitgangspunt dat bij evenementen waarvoor een evenementensubsidie wordt verleend geen precariobelasting behoeft te worden betaald. Van de aanvrager wordt verwacht dat wel een overzicht van deze “op papier” verschuldigde precariobelasting wordt verstrekt. Informatie over de verschuldigde precariobelasting kan worden opgevraagd bij de gemeente. Ook de opgave van de precariobelasting dient te worden opgenomen in de begroting van het evenement.
Artikel 11:7 Subsidieverplichtingen
De aanvrager heeft de verplichting om ten tijde van het evenement in het bezit te zijn van de benodigde vergunningen. Veelal zal voor de organisatie van een evenement een evenementenvergunning op grond van de APV benodigd zijn. Daarnaast valt te denken aan een ontheffing ex artikel 35 Drank- en Horecawet ingeval er alcohol wordt geschonken tijdens het evenement. Als de vereiste vergunningen en ontheffingen niet zijn verleend, kan het evenement niet plaatsvinden en kan de verleende subsidie worden ingetrokken omdat de organisator niet aan de verplichting van lid 1 heeft voldaan.
Lid 2 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullende verplichtingen op te leggen inzake de profilering en promotie van gemeente Zwolle. Te denken valt hierbij aan het gebruik maken van bepaalde uitingen die zijn ontwikkeld in het kader van Zwolle Stadsmarketing (“in Zwolle”) of het consequent noemen van de naam Zwolle in promotie- en advertentiemateriaal rond een evenement.
Lid 3 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullingen verplichtingen op te leggen inzake een grootschalig cultuurfestival. Ten denken valt hierbij aan aanvullingen op het vlak van een heldere artistieke visie en een samenhang biedend thema voor een reeks van voorstellingen.
Artikel 11:8 Subsidieverlening
In deze bepaling wordt de procedure uiteengezet volgens welke een subsidieaanvraag wordt beoordeeld. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen is een centrale rol weggelegd voor het ambtelijk evenementenoverleg. In dit overleg participeren vertegenwoordigers van de afdelingen Economie en Arbeid, Maatschappelijke Ontwikkeling, Communicatie en Beheer Openbare Ruimte van de gemeente Zwolle. Het ambtelijk evenementenoverleg adviseert het college over de subsidieaanvragen en maakt daarbij een verdeling van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende evenementen. Wanneer de subsidieaanvragen betrekking hebben op culturele evenementen wint het college hierover advies in bij de commissie culturele activiteiten dan wel de commissie stimulering productie podiumkunsten, afhankelijk van de aard en het onderwerp van het evenement.
Artikel 12:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Student: een persoon van 18 jaar of ouder die voltijds een opleiding volgt aan een Zwolse MBO-, HBO- of WO-instelling.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen die worden georganiseerd door studenten en voor studenten en die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Zwolle als bruisende en levendige stad, zodat Zwolle aantrekkelijker wordt voor studenten.
Artikel 12: 3 Subsidiecriteria
Indien meerdere studentenverenigingen een gezamenlijke activiteit organiseren die toegankelijk is voor alle studenten, dus niet alleen leden, kunnen zij in aanmerking komen voor subsidie.
Voor een activiteit kan maar eenmaal per jaar subsidie worden aangevraagd. Indien een activiteit door bijvoorbeeld verschillende studentenverenigingen wordt georganiseerd, dient er maar één subsidieaanvraag gedaan te worden. Indien er toch meerdere aanvragen binnenkomen, zal er maar één in behandeling worden genomen, te weten de eerste die ingediend wordt.
Artikel 14A:3 Subsidiecriteria
Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 14A:4 Subsidiemethodiek
De subsidieregeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten is tweeledig. Speciale sportverenigingen zoals bedoeld in artikel 14A:1 lid 3 kunnen subsidie ontvangen op basis van het aantal leden (conform artikel 14A:4 lid 2 en 3) en de activiteiten die ze aanbieden (conform artikel 14A:4 lid 4 en 5).
-bij 2 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 2.500,--;
-bij 3 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.000,--;
-bij 4 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.500,-- en
-bij 5 of meer activiteiten per aanvrager bedraagt de subsidie maximaal € 4.000,--.
Artikel 14A:5 Subsidieaanvraag
De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenoverzicht, een begroting en een door het bestuur van de speciale sportvereniging ondertekende verklaring waaruit blijkt hoeveel sportende leden aan de betreffende gesubsidieerde activiteit deelnemen en of zij al dan niet inwoner van Zwolle zijn.
Artikel 15.1 Begripsbepalingen
Doel van deze verordening is om een bijdrage te leveren aan het doel van het Onderwijskansenbeleid: ‘De verbetering van onderwijskansen van kinderen met een (risico op een) onderwijsachterstand’. Hierbij ligt de focus op de subdoelen:
Deze verordening kent twee subsidiesoorten:
Artikel 15.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor:
Artikel 15.5 Toetsingscriteria aanvrager
Bij overschrijding van de subsidieplafonds genoemd in artikel 15.7, lid a tot en met lid f, wordt het totaalbedrag evenredig over de voor subsidie in aanmerking te nemen aanvragen verdeeld. Dat betekent dat de individuele voor subsidie in aanmerking te nemen aanvragen elk met een gelijk percentage worden gekort.
Artikel 15.19 Aanvraag tot subsidievaststelling
Artikel 15.21 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in dit hoofdstuk of de strikte toepassing hiervan versoepelen.
Artikel 15.22 Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 16.1.1 Begripsbepalingen
voorschoolse voorziening: een kinderopvanglocatie waar uitvoering gegeven worden van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;
VE peuteropvang: de opvang van een doelgroeppeuter waarbij aanvullend op de peuteropvang maximaal 640 uur extra over 2 jaar wordt aangeboden. De doelgroeppeuters worden een door het Nederlands Jeugdinstituut erkend gestructureerd programma van voorschoolse educatie aangeboden gericht op ontwikkelingsstimulering en ter voorbereiding op de basisschool conform het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Gebruik van een (nog) niet door Nederlands Jeugdinstituut erkend programma is mogelijk wanneer dit voldoende kan worden beargumenteerd en wanneer het programma van voorschoolse educatie voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
Doel van deze verordening is om een bijdrage te leveren aan de verbetering van onderwijskansen van (doelgroep)peuters zoals geformuleerd in het Onderwijskansenbeleid. Hierbij ligt de focus op de subdoelen:
Artikel 16.1.3 Subsidiabele activiteiten
PARAGRAAF 16.2 SUBSIDIE (VE) PEUTEROPVANG AAN EEN KINDCENTRUM MET VOORSCHOOLSE EDUCATIE
Een kindcentrum komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:
De subsidiebedragen en te verdelen uren ten behoeve van de peuters vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt van de volgende groepen ouders luiden als volgt:
Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief over 640 uur. De gemeente Zwolle subsidieert in dit geval de aanvulling tot het fiscaal maximumuurtarief en daarbovenop € 1,56 per uur over maximaal 640 uur.
De subsidiebedragen en te verdelen uren ten behoeve van de doelgroeppeuters vanaf de leeftijd 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt van de volgende groepen ouders luiden als volgt:
Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief over de eerste 640 uur. De gemeente subsidieert in dit geval € 1,56 per uur over de eerste 640 uur. 640 uur aanvullend op de eerste 640 uur is voor deze ouders gratis. De gemeente Zwolle subsidieert voor de aanvullende 640 uur het fiscaal maximumuurtarief met daarbovenop € 1,56.
Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief voor de eerste 640 uur. De gemeente Zwolle subsidieert in dit geval de aanvulling tot het fiscaal maximumuurtarief en daarbovenop € 1,56 per uur over de eerste 640 uur. 640 uur aanvullend op de eerste 640 uur is voor deze ouders gratis. De gemeente Zwolle subsidieert voor de aanvullende 640 uur het fiscaal maximumuurtarief met daarbovenop € 1,56.
PARAGRAAF 16.3 SUBSIDIE PEUTEROPVANG AAN EEN KINDCENTRUM ZONDER VOORSCHOOLSE EDUCATIE
Artikel 16.3.1 Toetsingscriteria aanvrager
Een kindcentrum komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:
PARAGRAAF 16.4 SUBSIDIE INZET 10 UUR PER DOELGROEPPEUTER DOOR PEDAGOGISCHE COACH/ BELEIDSMEDEWERKER
Artikel 16.4.1 Toetsingscriteria aanvrager
Een kindcentrum komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:
De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van een pedagogische coach/beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor maximaal 10 uur per doelgroeppeuter per kalenderjaar per kindcentrum met voorschoolse educatie. De inzet van de pedagogische coach/beleidsmedewerker is gericht op kwaliteitsverbetering van beroepskrachten en het aanbod van voorschoolse educatie op de locaties waar doelgroeppeuters aan deelnemen.
PARAGRAAF 16.5 SUBSIDIE EXTRA ONDERSTEUNING KINDCENTRUM
PARAGRAAF 16.6 SUBSIDIE THUISBEZOEKEN DOELGROEPPEUTERS
PARAGRAAF 16.7 SUBSIDIEAANVRAAG
PARAGRAAF 16.8 VASTSTELLING EN VERPLICHTINGEN
Artikel 16.8.1 Aanvraag tot subsidievaststelling
Bij de verantwoording van een subsidiebedrag boven € 100.000,- dient voorts over de volgende onderdelen een schriftelijke verklaring van een accountant te worden overlegd:
a. controle op minimaal 10% van de bij de vaststellingsaanvraag opgegeven aantallen of deze juist zijn;
b. controle bij minimaal 10% van de ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag of het inkomen juist is ingeschat en overeenkomt met de juiste ouderbijdrage per uur voor peuteropvang;
c. controle of bij de bewijsvoering van sub b er een inkomensverklaring aanwezig is;
d. controle van minimaal 10% van de doelgroeppeuters of het aantal contracturen overeenkomt met het op het kindcentrum ingeplande aantal uren per betreffende peuter.
De wijze waarop het kindcentrum samenwerkt met het primair onderwijs en de doorgaande lijn vormgeeft en borgt. De wijze waarop het kindcentrum ouderbetrokkenheid vormgeeft. De wijze waarop het kindcentrum samenwerkt met de jeugdgezondheidszorg en het sociaal wijkteam van de gemeente Zwolle. Er is in ieder geval periodiek contact over doelgroeppeuters en zorgkinderen.
Het kindcentrum toetst aan de hand van de Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een inkomensverklaring van de ouder(s), of een peuter in aanmerking komt voor subsidie. Als dit om aantoonbare reden niet mogelijk is, kan er ander bewijs van inkomen worden opgevraagd. Dit kan zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring of een verklaring van schuldsanering. Het kindcentrum houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde (VE) peuteropvang is gedaan en van bevindingen van deze toetsing. Het kindcentrum bewaart deze gegevens nog drie jaar (na afloop van het subsidiejaar) en stelt deze gegevens beschikbaar aan de gemeente als de gemeente hierop een controle wil uitvoeren. Het kindcentrum is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de door ouders geleverde gegevens. De Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag mag gedurende de gehele opvangperiode worden gebruikt, tenzij op verzoek van de ouder er een wijziging wordt verzocht.
PARAGRAAF 16.9 WEIGERINGSGRONDEN
PARAGRAAF 16.10 HARDHEIDSCLAUSULE
Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in dit hoofdstuk.
PARAGRAAF 16.11 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL
Artikel 22:1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Zwolse (semi-)amateurgezelschappen: statutair in Zwolle gehuisveste gezelschappen op het gebied van kunst en cultuur die volledig of voor het grootste deel uit amateurs bestaan.
De gemeente Zwolle stelt jaarlijks een budget beschikbaar dat is bedoeld om (semi-) amateurverenigingen en instellingen op het gebied van kunst en cultuur door middel van het toekennen van subsidie tegemoet te komen in de kosten van de kale zaalhuur van Zwolse Theaters en Hedon, wanneer zij kunst- en cultuuruitingen organiseren op een podium van Odeon, De Spiegel en/of Hedon.
Het subsidieplafond is vastgesteld op maximaal €25.000,-- per kalenderjaar. Wanneer het subsidieplafond van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft is bereikt, worden nieuwe subsidieaanvragen voor dat kalenderjaar geweigerd.
Onder Zwolse (semi-)amateurgezelschappen vallen ook (semi-)amateurgezelschappen die een professional inzetten voor een specifieke taak, zoals een dirigent bij een orkest.
Onder kunst- en cultuuruitingen wordt verstaan een eenmalige activiteit of openbare voorstelling van een of meer podiumkunsten gedurende een afgeronde periode.
Met "per activiteit” wordt bedoeld: de specifieke voorstelling of uitvoering waarvoor de zaal wordt gehuurd. Wanneer een bepaalde voorstelling bijvoorbeeld twee keer wordt opgevoerd en de zaal dus tweemaal hiervoor wordt gehuurd, dan geldt dat dit als één activiteit wordt beschouwd, waarvoor dus maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend. Ook een voorstelling waarbij sprake is van een repetitie of opbouw op de ene dag en de uitvoering/voorstelling op een andere dag wordt dan als één activiteit beschouwd, waarvoor dus in totaal maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend.
Met “een Zwolse koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst” wordt bedoeld een koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst waarbij meerdere Zwolse (semi-) amateurgezelschappen zijn aangesloten. Deze koepelorganisaties kunnen een subsidie aanvragen namens een Zwols (semi-)amateurgezelschap dat geen volledige rechtsbevoegdheid heeft. Ook hierop is een maximum van 2 keer per jaar per gezelschap van toepassing.
Verlening, dus toekenning, van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief lage subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om verenigingen en instellingen niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een te hoge financiële inzet vergt.
Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgeverschap en huurwoningen.
De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bi voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.
Aanvraag tot subsidievaststelling
De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het Verlening besluit, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het Vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, en een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening). In het geval van een koopwoning in particulier opdrachtgever schap dient tevens de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen te worden opgegeven en een kopie van de eigendomsakte te worden bijgevoegd
Besluit tot subsidievaststelling
Definitie energie neutrale woning: In het Nationaal Plan Bijna-Energie Neutrale Gebouwen (BENG) is bepaald dat een volledig energieneutraal gebouw een EPC = 0 heeft. De energieprestatiecoëfficiënt EPC wordt bepaald aan de hand van de norm NEN 7120: Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode (EPG), waarbij gebruik gemaakt kan worden van de voornorm NVN 7125 Energieprestatienorm Maatregelen op Gebiedsniveau (EMG). Kenmerken van deze bepalingsmethoden zijn:
Subsidiecriteria, artikel 25:4 Subsidiemethodiek Uit deze artikelen blijkt dat er sprake is van drie ‘perioden’, waarin de subsidie-eisen (EPC) achtereenvolgens zwaarder worden en de subsidiebedragen achtereenvolgens lager worden. Hiermee wordt een stimulans beoogd om plannen vroeg in te dienen. In combinatie met de eis dat de woningen binnen twee jaar na de subsidietoekenning (Toelating of Verlening, zie artikelen 25:6 en 25:7) gereed zijn moet hiervan een woningproductie verhogende werking uitgaan. Met de achtereenvolgende verzwaringen van de EPC-eis wordt bovendien in de pas gelopen met de periodieke aanpassingen van de EPC-eisen in het bouwbesluit. De verwachting is dat vanaf 1 januari 2015 alle nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan de eis dat de EPC 0,4 of lager is. Vanaf 1 juli 2014 geldt alleen nog een subsidie voor energie neutrale nieuwbouwwoningen met een GPR ≥ 8. Deze subsidie blijft bestaan tot de eerstvolgende aanpassing van de EPC in het Bouwbesluit na 1 januari 2015.
Lid 2: Hier is geregeld dat projecten waarvoor andere financiële bijdrage is verkregen, niet voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Nieuwbouwwoningen in aanmerkingkomen. Met die andere financiële bijdrage wordt gedoeld op ISV- BLS- of stadsvernieuwingsbijdragen, gemeentelijke cofinancieringsconstructies bij provinciale bijdragen, bijzondere grondexploitatieconstructies en dergelijke. In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Ruimte & Economie.
Omdat bij de vaststelling van de verordening het subsidieplafond nog niet bekend was, is er voor gekozen dat niet de raad maar het college het subsidieplafond vaststelt. Dit vereenvoudigt bovendien de procedure als er gedurende de looptijd van de regeling wijziging van het subsidieplafond nodig of mogelijk is. De werking van de subsidieregeling eindigt overigens zodra het subsidieplafond wordt overschreden.
Artikel 25:6 en 25:7 Toelichting op de twee Subsidieprocedures
Er is een belangrijk verschil tussen enerzijds projectmatig ontwikkelde koopwoningen en anderzijds koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en (complexen) huurwoningen. In artikel 25:6 is de volledige procedure voor projectmatige koopwoningen opgenomen In artikel 25:7 gaat het om de volledige procedure voor koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en voor huurwoningen.
Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen
Bij koopwoningen is de woningkoper (eigenaar-bewoner) de subsidiegerechtigde; hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Bij projectmatig te bouwen koopwoningen zijn de kopers op het aanvraagmoment echter nog niet bekend. Bij deze projectmatig ontwikkelde koopwoningen is daarom gekozen voor een systematiek waarbij de ontwikkelaar een (initiële)‘toelating’ tot de regeling aanvraagt/verkrijgt. Toelating betekent hier dat de subsidieverplichting wordt aangegaan en dat de woningen aan de gestelde criteria voldoen. De subsidiegerechtigden zijn echter nog niet bekend omdat doorgaans de woningen in dat stadium nog niet zijn verkocht. Na de oplevering van de woningen kunnen de eigenaar-bewoners dan op basis van dat toelatingsbesluit de subsidie opvragen (vaststellen en uitbetalen) Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningsdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 12: De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden gedaan door de eigenaar-bewoner, nadat hij in de woning is gaan wonen en zich op dat adres heeft laten inschrijven in het GBA (Gemeentelijke Basis Administratie, voorheen het bevolkingsregister). Die eerste bewoningsdatum moet bij de aanvraag worden opgegeven. Lid 13: Met de mee te zenden ‘kopie van de eigendomsakte’ wordt gedoeld op de notariële akte van de aankoop van de woning c.q. de levering van de grond.
Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en huurwoningen.
Bij koopwoningen in particulier opdrachtgever schap is de eigenaar-bewoner de subsidiegerechtigde. Hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor huurwoningen. De initiële aanvraag kan in deze gevallen dus dadelijk leiden tot een subsidieverlening. Dat is meer dan een ‘toelating’ zoals bij projectmatige koopwoningen. De subsidieverplichting kan op basis van die aanvraag worden aangegaan en de subsidiegerechtigde staat dan ook al vast. Na oplevering van de woningen kan de subsidie worden vastgesteld en uitbetaald. In beide gevallen geldt dat de aanvraag wordt ingediend nadat de omgevingsvergunning is verleend, dan zijn alle relevante duurzaamheidseigenschappen van de woning immers vastgelegd. De ontwikkelaar/opdrachtgever moet de woning realiseren overeenkomstig het plan waarvoor de omgevingsvergunning is afgegeven. Teneinde de woningproductiestimulans veilig te stellen (dit is een van de twee doelen van de subsidieregeling) is bepaald dat de woningen binnen twee jaar na de subsidieverlening moeten zijn opgeleverd. Zonder een dergelijke termijn zou de subsidieverplichting tot in lengte van jaren kunnen blijven bestaan, zonder dat de woning daadwerkelijk tot stand wordt gebracht. Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 11: Voor zowel koopwoningen van particuliere opdrachtgevers als voor huurwoningen geldt dat de aanvraag tot vaststelling moet worden gedaan na de oplevering van de woningen. Bij de koopwoningen kan dat worden aangetoond door de inschrijving in het GBA. Voor huurwoningen geldt dat de oplevering moet zijn gemeld aan de afdeling Toezicht en Handhaving. Daartoe wordt er bij de omgevingsvergunning een gereedmeldingsbriefje verstrekt; het is dus van belang dit gereedmeldingsbriefje daadwerkelijk in te zenden als de woningen zijn opgeleverd. (Overigens geldt ook alle opdrachtgevers (ook de ontwikkelaars van koopwoningen en particuliere opdrachtgevers) dat het de bedoeling is dat het gereedmeldingsbriefje wordt ingediend bij de oplevering.
HOOFDSTUK 26 ACTIVITEITENREGELING SCHOON ZWOLLE
Artikel 26.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Met deze subsidieregeling wordt beoogd om:
Artikel 26.3 Activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt
Artikel 26.4 Subsidie-criteria
Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 26.5 Subsidiemethodiek
De subsidie bedraagt maximaal € 20,00 per uur voor de inzet van een volwassene en maximaal € 10,00 per uur voor inzet van kinderen tot 18 jaar, gebaseerd op het aantal uur per aangevraagde activiteit in de gemeente Zwolle. Het aantal uren dient in de begroting per categorie weergegeven te worden. De genoemde tarieven worden gedurende de looptijd van de regeling niet geïndexeerd.
Aanvragen voor het subsidiejaar 2022 moeten uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar, zijnde het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, worden ingediend. Aanvragen voor de jaren daarna moeten uiterlijk 1 september voorafgaand aan het subsidiejaar, zijnde het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, worden ingediend.
Artikel 26.7 Beoordeling van de aanvragen
Artikel 26.8 Subsidieverlening & vaststelling
Artikel 26.10 Weigeringsgronden
Artikel 26.11 Nadere voorschriften
Het college van burgemeester en wethouders kan betreffende de in artikel 26.4 vermelde criteria nadere voorschriften vaststellen. Zie hiervoor ook de Algemene subsidieverordening Zwolle.
Artikel 26.12 Hardheidsclausule
Het college kan de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen en de doelstelling van deze verordening.
Artikel 26.13 Overgangsbepaling
Schriftelijke verzoeken om uitbetaling die betrekking hebben op inzameling van oud papier conform de oude Oud-papierregeling worden separaat afgehandeld.
Deze regeling kan worden aangehaald als “Hoofdstuk 26 ASV, Activiteitenregeling Schoon Zwolle”.
Artikel 28.1 Begripsbepalingen
In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; In de regio IJssel-Vecht voorkomend in twee vormen, namelijk 1) beschermd wonen 24/7 (begeleiding en toezicht is 24/7 beschikbaar op de locatie en in staat direct die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is) en 2) begeleid wonen (begeleiding vindt op afgesproken tijden plaats (planbare zorg) en is 24 uur per dag (telefonisch) oproepbaar en waar nodig binnen 30 minuten ter plaatse om die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is Er is hier ook regelmatig contact met de cliënt om na te gaan hoe het gaat met de cliënt (signalerende functie).
Extra jaarplek: jaarplek waarvoor subsidie wordt aangevraagd, maar die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar niet gesubsidieerd werd. De jaarplek moet voldoen aan de criteria genoemd in het voor het subsidiejaar geldende beoordelingskader voor extra jaarplekken, zoals bedoeld in artikel 28.8 lid 1.
Incidentele cliëntgebonden subsidie: subsidie die aan een aanbieder wordt verleend indien de maatwerkvoorziening beschermd wonen voor een bepaalde cliënt in 2021 of eerder is gestart en waarvoor een incidentele cliëntgebonden subsidie of een spoedplek subsidie is verleend. De incidentele cliëntgebonden subsidie wordt bevoorschot voor het gehele kalenderjaar.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 28.3 Subsidieaanvrager
Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening
Bij de subsidieaanvraag dient tevens een prognose te worden gegeven van de instroom van jongeren die in het subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar bereiken en in het subsidiejaar niet meer onder de Jeugdwet vallen en waarvoor aansluitend beschermd wonen bij de huidige aanbieder noodzakelijk is. Deze jongeren moeten beschikken over een toekenningsbeschikking voor beschermd wonen (Wmo), aansluitend op de aflopende toekenningsbeschikking op grond van de Jeugdwet. Voor deze cliënten wordt een overbruggingssubsidie 18-jarigen toegekend.
Indien een aanbieder reeds een incidenteel cliëntgebonden subsidie beschermd wonen of een subsidie voor een spoedplek ontvangt in 2021 én de toekenningsbeschikking van de betreffende cliënt eindigt in 2022 of later, mag voortzetting van deze incidentele cliëntgebonden subsidie voor het subsidiejaar 2022 worden aangevraagd. Voor deze cliënten wordt de cliëntgebonden incidentele subsidie bevoorschot voor het gehele kalenderjaar.
Artikel 28.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag
Indien de aanbieder of de accommodatie van een instelling, voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening, onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de politie of het Openbaar Ministerie, is het College bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek
Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden
De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 12 van de ASV Zwolle 2022, geweigerd worden indien:
a. naar het oordeel van het College de continuïteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd;
b. naar het oordeel van het College onvoldoende wordt aangetoond dat de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals nader omschreven in de bijlage Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen Wmo, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning;
c. de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 28.5 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning;
d. de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld;
e. de aanbieder zich niet heeft gehouden aan de gestelde eisen met betrekking tot aanvraag, tussenrapportage en verantwoording van de subsidie, in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of aan de inzet van de ondersteuning;
f. één of meerdere leden van de coöperatie niet voldoen aan de subsidie-eisen.
Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 3 en 4 - het subsidieplafond voor jaarplekken beschermd wonen overschrijdt, wordt bij de subsidieverlening voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen voor jaarplekken waarvoor ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Het College kan een subsidieplafond vaststellen voor extra jaarplekken beschermd wonen. Aanvragen die zijn ingediend worden beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in het voor dat kalenderjaar geldende beoordelingskader en kunnen gehonoreerd worden tot het maximum van het desbetreffende subsidieplafond.
Artikel 28.8 Beoordelingskader
Artikel 28.9 Subsidiemethodiek
De subsidie voor aanvragen van een overbruggingssubsidie 18-jarigen, zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 5 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:
het aantal dagen in een subsidiejaar vanaf de dag waarop de cliënt 18 jaar wordt tot einde van het lopende subsidiejaar, met de, door het college, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.
Artikel 28.10 Subsidievaststelling
De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten met als maximum het verleend subsidiebedrag en alleen wanneer de activiteiten geleverd zijn en voldaan is aan de subsidievereisten en met inachtneming van de duur van de betreffende toekenningsbeschikkingen voor beschermd wonen.
Mocht gedurende het subsidiejaar een spoedplaatsing nodig zijn terwijl geen jaarplek vrij is binnen de gesubsidieerde jaarplekken, kan aanvullend een spoedplek gecreëerd worden bij een van de aanbieders met structurele jaarplekken. Een spoedplaatsing en een spoedplek kan alleen op verzoek en ter beoordeling van de Centrale Toegang. Deze aanvullende plek bestaat maximaal tot de einddatum van de toekenningsbeschikking van de betreffende cliënt én indien er een structureel gesubsidieerde jaarplek vrijkomt tot maximaal het moment van vrijkomen van die plek.
Artikel 28.12 Hardheidsclausule
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.
Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening beschermd wonen.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.
Artikel 28.15 Overgangsbepaling
Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van beschermd wonen. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiering een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn en welke termijnen van toepassing zijn.
De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht beschermd wonen aan te bieden in de regio IJssel-Vecht. Een cliënt met een geldige toekenning van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht kan deze ondersteuning verzilveren via een pgb of in natura (zin). Deze verordening maakt verzilvering in natura mogelijk.
Artikel 28.3 Subsidieaanvrager
In artikel 28.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt aangegeven dat de aanbieder moet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle eisen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Zoals dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden. Deze wettelijke vereisten zijn nader uitgewerkt in de verordening maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening
In artikel 28.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven voor de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van hoofdstuk 1 van de algemene subsidieverordening gekozen voor 1 oktober als indieningstermijn.
In tegenstelling tot 2021, wordt bij de subsidieverlening van de structurele jaarplekken niet het aantal cliënten in mindering gebracht dat in 2022 of later een indicatie voor de Wet Langdurige zorg ontvangt. Mocht gedurende het kalenderjaar een cliënt die een structurele jaarplek beschermd wonen ontvangt uitstromen naar de Wet Langdurige Zorg, dan dient deze structurele jaarplek beschikbaar te blijven voor een Wmo plek beschermd wonen. Bij uitstroom van een client naar de Wet Langdurige Zorg, wordt deze plek dus opnieuw ingevuld door een client die beschikt over een geldige toekenningsbeschikking beschermd wonen van de GGD.
Bij het aantal structurele jaarplekken waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is het aantal cliënten dat in het komende subsidiejaar 18 jaar wordt en die niet meer onder de Jeugdwet valt en waarvoor aansluitend beschermd wonen bij de aanbieder noodzakelijk is, niet inbegrepen. Voor deze cliënten wordt een overbruggingssubsidie 18-jarigen aangevraagd. Voor het instromen op een plek beschermd wonen met een overbruggingssubsidie, dient de cliënt te beschikken over een geldige toekenningsbeschikking van de GGD aansluitend op het aflopen van de Jeugdwet toekenning. Indien deze 18 jarige kan instromen op een structurele jaarplek bij een aanbieder, gaat dat voor op het verlenen van een overbruggingssubsidie 18-jarigen. De overbruggingssubsidie wordt verleend voor de periode vanaf het moment dat de cliënt 18 wordt, tot einde van het subsidiejaar. Bij de subsidievaststelling wordt de subsidie vastgesteld ter hoogte van de werkelijke kosten van de ondersteuning gedurende de looptijd van de toekenningsbeschikking(en) van de GGD aan deze desbetreffende cliënt en zo lang er nog geen structureel gesubsidieerde jaarplek bij een aanbieder beschikbaar is.
Anders dan in 2021, wordt vanaf 2022 een incidentele cliëntgebonden subsidie bevoorschot voor het gehele kalenderjaar. Van aanbieders beschermd wonen wordt verwacht dat zij in hun subsidieaanvraag voor het komende kalenderjaar aangeven welke cliënten in 2021 een incidenteel cliëntgebonden subsidie of spoedsubsidie hebben ontvangen en waarvan de toekenningsbeschikking van de client eindigt in 2022 of later. Wanneer gedurende het subsidiejaar de toekenningsbeschikking van de client wordt verlengd, dient deze wijziging te worden doorgegeven aan zowel de GGD als het subsidieloket. Omdat de incidenteel cliëntgebonden subsidie vanaf 2022 voor het gehele kalenderjaar wordt voorschot, hoeft hiervoor vervolgens geen nieuwe incidentele cliëntgebonden subsidie te worden verleend.
Artikel 28.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag
Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt is het niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. In dit artikel is daarom de bevoegdheid opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en eventuele verbetermaatregelen naar tevredenheid van het College zijn uitgevoerd.
Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden
In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 van de algemene subsidieverordening Zwolle en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 28.6 lid 1 het mogelijk om aanvragen van aanbieders waarbij twijfel is over de kwaliteit van de ondersteuning of waarvan is gebleken dat ze ondersteuning bieden die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingeleverd bij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 28.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 28.3 lid 4 door het College zijn vastgesteld.
Indien er twijfel over de kwaliteit van de ondersteuning is of als er onvoldoende beeld over de kwaliteit van de ondersteuning is, bijvoorbeeld omdat het een nieuwe subsidieaanvrager betreft, kan het College ook beslissen tot het laten uitvoeren van een onderzoek door de toezichthouder Wmo (zie artikel 28.5).
Zorgaanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over onvoldoende kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties.
Lid 1c geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.
Lid 1d heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.
Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor beschermd wonen vastgesteld. Mocht het subsidieplafond voor plekken beschermd wonen naast de structurele jaarplekken worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort. Evenredig wil zeggen procentueel naar het maximaal te subsidiëren bedrag. Hierbij wordt rekening gehouden met de door het college vastgestelde tarieven voor een jaarplek beschermd wonen.
Artikel 28.8 Beoordelingskader
Deze aanvragen worden beoordeeld aan de hand van het door het College vastgestelde beoordelingskader voor het betreffende subsidiejaar. Met het beoordelingskader wordt maximaal gestuurd op de aansluiting van extra jaarplekken op de door het College geconstateerde ondersteuningsbehoefte.
Artikel 28.9 Subsidiemethodiek
De subsidiemethodiek wordt door het College vastgesteld. Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het College kan hiervoor nadere regels opstellen.
Artikel 28.10 Subsidievaststelling
De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten behorend bij de toekenningsbeschikking van de GGD die van toepassing is. De reeds verleende subsidie geeft daarbij het maximum aan. Bij de vaststelling van de subsidie wordt een bezettingspercentage van 97% geaccepteerd. Een lagere bezettingspercentage dan 97% moet worden toegelicht. Zonder aannemelijke uitleg of toelichting kan de subsidie bij vaststelling evenredig lager vastgesteld worden. Bijvoorbeeld: in het geval een bezetting van 95% gerealiseerd is, kan het College de subsidie op maximaal 95% van de verleende subsidie vaststellen.
Cliënten met een toekenningsbeschikking beschermd wonen kunnen op een structurele jaarplek geplaatst worden zodra een passende plek beschikbaar is. Als er geen plekken bij een aanbieder vrij zijn, worden cliënten op een wachtlijst geplaatst tot een structurele jaarplek vrijkomt. Om mogelijk te maken dat cliënten met een acute zorgvraag toch snel geplaatst kunnen worden bij een voor hen zorgvraag passende aanbieder wordt het mogelijk dat tijdelijk een spoedplek bij deze aanbieder gecreëerd wordt totdat de cliënt op een vrijkomende structurele jaarplek kan instromen. De beoordeling van spoed en passendheid van de zorgaanbieder is ter beoordeling aan de Centrale Toegang.
Artikel 28.12 Hardheidsclausule
Wanneer helemaal geen mogelijkheden zijn binnen de bestaande jaarplekken of geen beroep kan worden gedaan op de andere subsidiëringsmogelijkheden (zoals overbruggingssubsidie of subsidie spoedplek ) en er naar het oordeel van de Centrale Toegang sprake is van een ‘onwenselijke’ situatie ten aanzien van een specifieke cliënt, kan het College gebruik maken van de hardheidsclausule. Met het opnemen van de hardheidsclausule heeft het College de mogelijkheid een besluit te nemen over de gevallen waarin hoofdstuk 28 van deze verordening niet voorziet.
Hoofdstuk 29 Human capital agenda ontwikkelfonds regio Zwolle
Regio Zwolle is dé regio waar inwoners en bedrijven de ruimte krijgen voor groei. Om deze groei mogelijk te maken is het van belang dat elke inwoner zijn of haar talenten ontwikkelt en benut om samen een krachtige arbeidsmarkt te vormen. Daarmee wordt de regio steeds sterker en blijven minder mensen aan de kant staan. En wordt het voor bedrijven aantrekkelijker om te investeren. Op deze manier kan het welvaartsniveau voor iedereen stijgen.
Dat gaat niet vanzelf: om groeikansen voor de regio te kunnen benutten en uitdagingen – nu en in de toekomst – aan te kunnen, zijn voldoende en geschikte werknemers nodig, die beschikken over de vaardigheden en flexibiliteit om te kunnen omgaan met veranderingen op de arbeidsmarkt. Het is van belang dat iedereen de kans krijgt om te participeren op de arbeidsmarkt. Sinds 2017 werkt de regio, via de Human Capital Agenda, hierna te noemen HCA, aan het optimaliseren en transformeren van de werking van de arbeidsmarkt. De HCA gaat daarbij uit van de drie pijlers beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit.
Onderdeel van deze agenda is het Ontwikkelfonds Regio Zwolle. Met dit fonds wordt het stimuleren van investeringen in mensen (menselijk kapitaal) in de Regio Zwolle beoogd. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld om te investeren in de scholing en ontwikkeling van mensen ter bevordering van hun positie op (of naar) de arbeidsmarkt. Het Ontwikkelfonds onderscheidt verschillende routes, voor inwoners, individuele werkgevers en samenwerkende werkgevers. Deze verordening geeft de richtlijnen en criteria voor de inzet van dit fonds.
Artikel 29:1 Begripsomschrijvingen
Dagelijks Bestuur HCA: Het Dagelijks Bestuur bestaat uit een bestuurlijke afvaardiging van de Tafel van Regio Zwolle en wordt gevormd door vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, werkgevers en onderwijs. Het Dagelijks Bestuur HCA adviseert het college over subsidieaanvragen die op grond van deze verordening worden ingediend.
Erkende onderwijsinstelling en/of opleiding: Een onderwijsinstelling of opleiding die genoemd is op één van de drie lijsten van het ministerie van OCW met registeropleidingen voor mbo, hbo en WO, dan wel een Cedeo-, NRTO- of CRKBO-erkenning heeft. Het college kan andere branche specifieke opleidingen of branche specifieke certificeringen van opleidingen toestaan. De drie lijsten zijn te raadplegen via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hoger-onderwijs/vraag-en-antwoord/waar-vind-ik-een-overzicht-van-erkende-opleidingen.
KOERS-programma: KOERS staat voor kennis, onderzoek, expertise, resultaat en sturing. Binnen het KOERS-programma wordt ingezet op het verzamelen en monitoren van informatie, met als doel om het programma tijdig bij te kunnen sturen, en het doen van onderzoeken op het gebied van arbeidsmarkt en human capital om zo te kunnen komen tot impactvol arbeidsmarktbeleid.
Regionaal Ontwikkelfonds (hierna: Ontwikkelfonds): Dit fonds heeft als doel om investeringen in menselijk kapitaal te stimuleren in de Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld om te investeren in de scholing en ontwikkeling van mensen ter bevordering van hun positie op of naar de arbeidsmarkt.
Met deze subsidieverordening wordt beoogd de extra investeringen in scholing van werkgevers, eigenaren van een rechtsvorm, werknemers, werkzoekenden en voor jongeren en studenten die door omstandigheden geen regulier bekostigde opleiding kunnen volgen, te stimuleren door middel van het verstrekken van een subsidie.
Er zijn vijf routes waarbinnen subsidie kan worden aangevraagd:
Route 2 – Individuele werkgeversroute: Individuele werkgevers en/of eigenaren van een rechtsvorm kunnen voor zichzelf en/of voor één of meer van hun werknemers een aanvraag tot om-, her-, of bijscholing indienen, met als doel zich te ontwikkelen (leven lang ontwikkelen) en hun arbeidsmarktpositie te verbeteren.
Route 5 - Experimenteerroute: Samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen voor één of meerdere project(en) ten aanzien van om-, her-, of bijscholing, met als doel leven lang ontwikkelen en scholing binnen de sector te bevorderen. Deze projecten passen niet één-op-één in de routes 1 tot en met 4 maar voldoen wel aan het subsidiedoel van deze verordening.
Artikel 29:4 Vaststelling subsidieplafond
Artikel 29:5 Subsidiabele kosten
Artikel 29:6 Subsidieverlening
Artikel 29:7 Weigeringsgronden
Het college weigert de subsidie indien:
Artikel 29:9 Hoogte van de subsidie
Artikel 29:10 Subsidiecriteria inwonersroute
Artikel 29:11 Aanvraag tot vaststelling
Route 2 – Individuele werkgever
Artikel 29:12 Subsidieaanvraag
Artikel 29:13 Hoogte van de subsidie
Artikel 29:14 Subsidiecriteria
Artikel 29:15 Aanvraag tot vaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit de volgende stukken:
Financieel verslag: Het financieel verslag bestaat uit een totaaloverzicht van de gemaakte scholingskosten waarvoor subsidie is verstrekt. Het overzicht is voor akkoord ondertekend door de werkgever en/of eigenaar van de rechtsvorm. Daarnaast moeten kopieën van facturen en betalingsbewijzen worden ingeleverd. Er hoeft geen samenstellingsverklaring te worden overlegd.
Route 3 – Samenwerkingsverbanden
Artikel 29:16 Subsidieaanvraag
Subsidie kan worden aangevraagd door: een samenwerkingsverband van
één of meer bedrijven met een of meer scholen of erkende opleidingsinstituten, de deelnemers van het samenwerkingsverband hebben een geldige KvK inschrijving. De bedrijven en maatschappelijke organisaties van het samenwerkingsverband zijn fysiek gevestigd in een van de gemeenten die behoren tot Regio Zwolle en deelnemen aan het Ontwikkelfonds HCA.
Artikel 29:17 Hoogte van de subsidie
Artikel 29:18 Subsidiecriteria
Artikel 29:19 Aanvraag tot vaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit de volgende stukken:
Financieel verslag: Het financieel verslag bestaat uit een totaaloverzicht van scholingskosten waarvoor subsidie is verstrekt. Het overzicht is voor akkoord ondertekend door de penvoerder. Daarnaast moeten kopieën van facturen en betalingsbewijzen worden ingeleverd. Er hoeft geen samenstellingsverklaring of beoordelingsverklaring te worden overlegd.
Artikel 29:20 Subsidieaanvraag
Artikel 29:21 Hoogte van de subsidie
Artikel 29:22 Subsidiecriteria
Artikel 29:23 Aanvraag tot vaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit de volgende stukken:
Financieel verslag: Dit financieel verslag bestaat uit een totaaloverzicht van de gemaakte kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt. Het overzicht is voor akkoord ondertekend door de penvoerder. Daarnaast moeten kopieën van facturen en betalingsbewijzen worden ingeleverd. Er hoeft geen samenstellingsverklaring of beoordelingsverklaring te worden overlegd.
Artikel 29:24 Subsidieaanvraag
Artikel 29:25 Hoogte van de subsidie
Artikel 29:26 Subsidiecriteria
Artikel 29:27 Aanvraag tot vaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit de volgende stukken:
Financieel verslag: Het financieel verslag bestaat uit een totaaloverzicht van de gemaakte kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt. Het overzicht is voor akkoord ondertekend door de penvoerder. Daarnaast moeten kopieën van facturen en betalingsbewijzen worden ingeleverd. Er hoeft geen samenstellingsverklaring of beoordelingsverklaring te worden overlegd.
Artikel 29:28 Hardheidsclausule
Het college kan de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen en de doelstelling van deze verordening.
Artikel 29:29 Overgangsregeling
Artikel 29:31 Inwerkingtreding en citeertitel
Hoofdstuk 30 Subsidieverordening AED gemeente Zwolle 2020
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Witte vlek: locatie waarvan de AED-check van de Hartstichting (https://www.hartstichting.nl/aed) aantoont dat op betreffende postcode te weinig AED’s 24/7 aanwezig zijn (categorie rood) en waarbij zich binnen een straal van 500 meter vanaf de locatie waar de (gesubsidieerde) AED wordt aangebracht geen andere 24/7 beschikbare AED aanwezig is.
Het doel van de subsidie is de aanwezigheid van openbaar beschikbare AED’s ten behoeve van hartreanimatie te stimuleren en een betere spreiding hiervan in Zwolle te waarborgen.
Artikel 4 Subsidieverplichtingen
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie voor de aanschaf van een AED en/of een buitenkast ten behoeve van een AED bedraagt 35 procent van de aanschafkosten met een maximum bijdrage van €650,-- voor een AED inclusief een buitenkast en €300,-- voor een buitenkast.
Artikel 8 Subsidieverlening en –vaststelling
Subsidie wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan het gestelde in deze verordening.
Artikel 10 Inwerkingtreding en looptijd
Deze subsidieverordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft een looptijd tot en met 31 december 2024.
Deze subsidieverordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening AED gemeente Zwolle 2020
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 32.3 Subsidieaanvrager
Artikel 32.4 Aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 32.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag
Indien de aanbieder of de accommodatie van een instelling, voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening, onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de politie of het Openbaar Ministerie, is het College bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek
Indien College op basis van een onderzoek zoals bedoeld in lid 1 of 2 de aanbieder verzoekt een verbeterplan op te stellen en uit te voeren kan de beslissing op een subsidieaanvraag worden opgeschort tot het moment dat het verbeterplan is uitgevoerd en de genomen maatregelen als voldoende beoordeeld worden door het College.
Artikel 32.6 Aanvullende weigeringsgronden
De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 12 van de ASV Zwolle 2022, geweigerd worden indien
naar het oordeel van het College onvoldoende wordt aangetoond dat de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals nader omschreven in de bijlage Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen Wmo, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning.
c. de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 32.5 lid 1 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning;
d. de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.
e. de aanbieder zich niet heeft gehouden aan de gestelde eisen met betrekking tot aanvraag, tussenrapportage en verantwoording van de subsidie, in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en /of aan de inzet van de ondersteuning.
f. één of meerdere leden van een coöperatie niet voldoen aan eisen die in deze verordening worden gesteld aan een subsidieaanvraag.
Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals bedoeld in artikel 32.4 - het subsidieplafond overschrijdt, wordt bij de subsidieverlening voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen voor jaarplekken waarvoor ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Bij een bezettingspercentage van de jaarplekken lager dan 97% kan het College de subsidie lager vaststellen. Uitgangspunt daarbij is dat de subsidie in die gevallen evenredig met het gerealiseerde bezettingspercentage lager wordt vastgesteld.
Artikel 32.10 Hardheidsclausule
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.
Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening maatschappelijke opvang.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking
Toelichting Maatschappelijke opvang
Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke opvang. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiering een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn en welke termijnen van toepassing zijn.
De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht maatschappelijke opvang aan te bieden in de regio IJssel-Vecht. Een cliënt met een geldige toekenning van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht kan deze ondersteuning verzilveren via een pgb of in natura (zin). Deze verordening maakt verzilvering in natura mogelijk.
Artikel 32.3 Subsidieaanvrager
In artikel 32.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt aangegeven dat de aanbieder moet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle eisen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Zoals dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden. Deze wettelijke vereisten zijn nader uitgewerkt in de verordening maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 32.4 Aanvraag tot subsidieverlening
In artikel 32.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven voor de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van de algemene subsidieverordening gekozen voor 1 oktober als indieningstermijn.
Artikel 32.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag
Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt is het niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. In dit artikel is daarom de bevoegdheid opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en eventuele verbetermaatregelen naar tevredenheid van het College zijn uitgevoerd.
Artikel 32.6 Aanvullende weigeringsgronden
In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 van de algemene subsidieverordening Zwolle en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 32.6 lid 1 het mogelijk om aanvragen van aanbieders waarbij twijfel is over de kwaliteit van de ondersteuning of waarvan is gebleken dat ze ondersteuning bieden die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingeleverd bij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 32.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 32.3 lid 4 door het College zijn vastgesteld.
Indien er twijfel over de kwaliteit van de ondersteuning is of als er onvoldoende beeld over de kwaliteit van de ondersteuning is, bijvoorbeeld omdat het een nieuwe subsidieaanvrager betreft, kan het College ook beslissen tot het laten uitvoeren van een onderzoek door de toezichthouder Wmo (zie artikel 32.5).
Zorgaanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over onvoldoende kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties.
Lid 1c geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.
Lid 1d heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.
Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor maatschappelijk opvang vastgesteld. Mocht het subsidieplafond voor jaarplekken worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort. Evenredig wil zeggen procentueel naar het maximaal te subsidiëren bedrag.
Artikel 32.8 Subsidiemethodiek
De subsidiemethodiek wordt door het College vastgesteld. Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het College kan hiervoor nadere regels opstellen.
Artikel 32.9 Subsidievaststelling
De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten. De reeds verleende subsidie geeft daarbij het maximum aan. Bij de vaststelling van de subsidie wordt een bezettingspercentage van 97% geaccepteerd. Een lagere bezettingspercentage dan 97% moet worden toegelicht. Zonder aannemelijke uitleg of toelichting kan de subsidie bij vaststelling evenredig lager vastgesteld worden. Bijvoorbeeld: in het geval een bezetting van 95% gerealiseerd is, kan het College de subsidie op maximaal 95% van de verleende subsidie vaststellen.
Artikel 32.10 Hardheidsclausule
Wanneer helemaal geen mogelijkheden zijn binnen de bestaande jaarplekken of geen beroep kan worden gedaan op de andere subsidiëringsmogelijkheden (zoals overbruggingssubsidie of subsidie spoedplek) en er naar het oordeel van de Centrale Toegang sprake is van een ‘onwenselijke’ situatie ten aanzien van een specifieke cliënt, kan het College gebruik maken van de hardheidsclausule. Met het opnemen van de hardheidsclausule heeft het College de mogelijkheid een besluit te nemen over de gevallen waarin hoofdstuk 32 van deze verordening niet voorziet.
Hoofdstuk 34 Sociale activatie en herstel wetstechnische informatie
Deze verordening richt zich op de subsidiering van de algemene voorziening Sociale activatie en herstel. Doel van deze verordening is een algemene voorziening in stand houden ten behoeve van de doelgroep Sociale activatie en herstel om hen een zinvolle daginvulling te bieden.
Artikel 34:3 Subsidiale activiteiten
Het college kan subsidie verstrekken voor Sociale activatie en herstel, die bestaat uit één of meer van de volgende subsidiabele activiteiten met prestatie indicatoren per activiteit:
1. Begeleiding en activiteiten
Deze subsidiabele activiteit richt zich op;
begeleiding die waar mogelijk wordt gegeven door vrijwilligers en ervaringsdeskundigen die getraind zijn door professionals en door wie een professional geraadpleegd kan worden die bekend is met de doelgroep. Waar nodig ondersteunt de professional. De beschikbaarheid van een professional op het gebied van de beschreven doelgroep is een randvoorwaarde voor partijen die gaan deelnemen aan Sociale activatie en herstel.
Partijen kunnen zelfstandig of gezamenlijk een subsidieaanvraag indienen. Bij gezamenlijke aanvraag verwachten we dat een penvoerder de aanvraag en de verantwoording doet namens alle partijen. De penvoerder wordt hiervoor gemachtigd door de samenwerkende partij(en) en deze machtiging wordt bij de aanvraag gevoegd.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast, dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiëring krachtens deze verordening.
Na de uiterste indieningsdatum en ontvangst van de volledige aanvragen, genoemd in artikel 34:5, en voldaan is aan de subsidiecriteria, vindt rangschikking plaats van alle activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd per subsidiabele activiteit.
0 tot 40 punten voor de mate waarin de kosten van de activiteit in verhouding staan tot de omvang van het aantal deelnemers en de breedte van de doelgroep die wordt bereikt en/of het effect dat wordt verwacht. We letten hierbij op de mate van collectiviteit, inzet van vrijwilligers in verhouding tot professionals en gebruikmaking van bestaande locaties, activiteiten en voorzieningen;
Indien er bij een subsidiabele activiteit meerdere activiteiten zijn voorgesteld, dan vindt rangschikking van de activiteiten plaats op de score die zij hebben gekregen. De activiteit(en) die het hoogste scoort wordt als eerste geheel of gedeeltelijk toegekend om tot een samenhangend aanbod te komen. Voor de daaropvolgende activiteiten wordt subsidie uitsluitend geheel of gedeeltelijk toegekend als dat nodig is voor het bereiken van de breedte van de doelgroep(en).
Artikel 34:9 Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en in artikel 12 van de ASV Zwolle 2022, weigert het college de subsidie geheel of gedeeltelijk wanneer:
a. niet voldaan wordt aan het gestelde in deze verordening;
b. de aanvraag in onvoldoende mate bijdraagt of tegenstrijdig is met de beoogde doelstelling en beoogde resultaten;
c. het doelgroepbereik en/of het effect dat van de activiteiten verwacht wordt in verhouding tot het aangevraagde bedrag onvoldoende zijn;
d. de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag dan kan het college de subsidieaanvraag weigeren.
De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit de volgende stukken:
Artikel 34:11 Subsidieverplichtingen
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:37 en 4:70 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Zwolle is de ontvanger van subsidie verplicht om in aanvulling op de verantwoordingsverplichting onder artikel 1:11 Algemene subsidieverordening mee te werken aan monitoring en effectmeting, zoals genoemd in deze verordening onder artikel 34:5 lid 2.
Artikel 34:12 Hardheidsclausule
Het college kan de bepalingen in deze subsidieverordening in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen en de doelstelling van deze verordening.
Artikel 34:14 Inwerkingtreding
Deze subsidieverordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 september 2021.
College en raad willen de sociale basis versterken. Dat hebben ze afgesproken in de Hervormingsagenda. In maart is in de visie sociale basis vastgelegd hoe het eindplaatje, die sterke sociale basis in Zwolle er straks uitziet. Ook de weg daarna toe is beschreven: We willen de samenkracht versterken, onderweg leren van resultaat en de sociale basis samen met partners en inwoners vormgeven. Deze nota Sociale activatie en herstel is weer een volgende stap in dat proces. Met de nota beslissen raad en college om de sociale basis te versterken met een aanvullende vorm van ondersteuning voor inwoners: Sociale activatie en herstel. Hiermee dragen we bij aan het versterken van samenkracht, met name op ambitie 1: inwoners hebben sociale contacten en daginvulling, en ambitie 3: inwoners hebben gelijke kansen op een zelfredzaam leven.
Wat is er dan nieuw? Inwoners kunnen nu al op veel plekken terecht voor sociale contacten en daginvulling. Ze zijn bijvoorbeeld lid van een sportvereniging, of doen mee met activiteiten in een buurthuis, ze hebben werk, contacten via de buurt, de kerk, of zijn lid van een koor of een wandelclub. Veel inwoners vinden zelf hun weg hierin. Maar we zien dat het voor sommige inwoners moeilijk is om dat zelfstandig te regelen of dat er geen passende daginvulling is. Het gaat dan inwoners die een psychische kwetsbaarheid, gedragsproblematiek, niet aangeboren hersenletsel, autisme of een licht verstandelijke beperking hebben of om mensen die door een psychische of fysieke oorzaak in een periode van herstel zitten. Deze inwoners hebben moeite om zelfstandig tot betekenisvolle contacten en daginvulling te komen. Het verschil tussen niet-begeleide plekken in het voorveld en intensief begeleide dagbesteding is nu vrij groot. Deze inwoners hebben niet (de hele tijd) de intensieve begeleiding van dagbesteding nodig, maar kunnen nu nog niet zonder ondersteuning in de Sociale basis terecht. Ook ervaart een gedeelte van deze inwoners een drempel om naar dagbesteding te gaan, omdat het een stempel geeft. Terecht kunnen in het reguliere aanbod met een beetje ondersteuning waar nodig bevordert (het gevoel van) inclusie. We hebben daarom aanvullend aanbod nodig om een brug te slaan tussen de huidige voorzieningen en zwaardere ondersteuning te dichten.
Met dit nieuwe beleid regelen we dat deze mensen ondersteuning krijgen of activiteiten passend gemaakt worden voor hen, zodat ook zij sociale contacten en een betekenisvolle daginvulling hebben. Hiermee kunnen ze langer zelfstandig thuis blijven wonen en in periode van herstel herontdekken waar ze goed in zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor iemand met psychische klachten. Specialistische zorg vanuit de GGZ vindt steeds meer gewoon thuis plaats, zonder opname. Maar het kan best moeilijk zijn om met je psychische klachten toch een passend daginvulling te vinden. Met Sociale activatie en herstel wordt deze persoon ondersteund en gaat hij bijvoorbeeld naar een kleinschalige ontmoetingsruimte waar samen gekookt wordt en de begeleiding wordt geleerd met zijn klachten om te gaan. Ook een steeds groter worden groep mensen die niet langer in een instelling woont, maar begeleid thuis, kunnen we nu beter helpen omdat bijvoorbeeld de vrijwilligers van het wijkcentrum in de straat getraind zijn om beter om te gaan met mensen met een psychische kwetsbaarheid, waardoor deze groep zich meer thuis voelt. Of iemand herstelt van een ziekte, bijvoorbeeld een tia, en krijgt af en toe begeleiding van een getrainde vrijwilliger om, vaak opnieuw, sociale contacten te vinden of weer op te bouwen in de periode van herstel.
Wat we belangrijk vinden bij deze ondersteuning en begeleiding, de activiteiten, de heroriëntatie en de kennisoverdracht staat beschreven in de beleidsnota. Ook staat daarin welke budgetten beschikbaar gesteld worden. Tot slot is er een verordening: hier staat beschreven hoe we partijen in de stad plannen in kunnen dienen met hun voorstellen, hoe wij die beoordelen en hoe we tot subsidieverlening overgaan.
Artikel 34:1 Begripsomschrijving
In de verordening staat één begrip centraal: Sociale activatie en herstel.
Deze inwoners helpen we met het aanbrengen van structuur, het activeren/bevorderen van maatschappelijke participatie, het organiseren van ontmoeting om sociaal isolement te voorkomen en het ontwikkelen van sociale vaardigheden en/of het voorkomen van achteruitgang. Alle ondersteuning is gericht op meedoen in de samenleving. Deze groep inwoners heeft meer begeleiding nodig bij het vinden van daginvulling dan de inwoners die al van het bestaande aanbod in de sociale basis gebruik maken, bijvoorbeeld omdat de accommodatie prikkelarm moet zijn. Of omdat er af en toe begeleiding nodig is om deelnemers te blijven activeren of drempelvrees te overwinnen. Meestal zal het mogelijk zijn dat ze met wat begeleiding naar bestaande activiteiten in de sociale basis gaan, soms zijn aanvullende activiteiten een uitkomst. Deze inwoners kunnen naast deze voorziening - indien het SWT daar noodzaak toe ziet – ook nog de benodigde maatwerkvoorzieningen en aanvullende zorg ontvangen die zij nodig hebben.
Het bieden van aanvullende ondersteuning aan inwoners die niet zelfstandig zinvolle sociale contacten en daginvulling kunnen vinden, zodat deze inwoners een zinvolle daginvulling hebben, waardoor de zelfredzaamheid vergroot en minder zwaardere ondersteuning nodig is.
De gemeente beoogt met Sociale activatie en herstel de volgende maatschappelijke effecten, beoogde beleidsdoelstellingen en beoogde resultaten te bereiken:
Met Sociale activatie en herstel stimuleert de gemeente een inclusieve samenleving door de inzet op meer kennis en acceptatie van de beschreven doelgroep in buurten en wijken. Daarmee neemt het sociale kapitaal van Zwolle toe en wordt deze benut om de sociale cohesie te vergroten en overlast en onbegrip te verminderen. Dit draagt bij aan de leefbaarheid en veiligheid in de buurt.
Bevorderen van het proces van sociale activatie en herstel. De nadruk ligt voor de deelnemer op:
Voor vrijwilligers en organisaties ligt de doelstelling op het:
Met de inzet van Sociale activatie en herstel beogen we de volgende resultaten:
Artikel 34:3 Subsidiabele activiteiten
Op basis van de analyse voegen we ondersteuning toe aan de sociale basis, bestaande uit drie onderdelen. Hiermee ontstaat een samenhangend geheel dat aansluit bij de behoefte van de doelgroep. We zien in praktijk dat sommige partijen een aanbod doen op een specifiek onderdeel, anderen op alle drie. In de nadere uitwerking in de subsidieverordening hebben we daarom de mogelijkheid gegeven om zowel op één als op meerdere onderdelen in te schrijven. Ook is het mogelijk dat partijen samenwerken en een gezamenlijk aanvraag indienen, waarbij ieders expertise tot zijn recht komt.
Het bestaande aanbod in de stad voor inwoners die zonder ondersteuning hun weg vinden, wordt aangevuld met deze voorziening. Voor ouderen is een apart aanbod in de vorm van het samenwerkingsverband SamenOuderen en de algemene voorziening Goede dagen (dagbesteding). Dit geheel vormt een sterke sociale basis.
In de uitvoering van Sociale activatie en herstel gaan we uit van de menselijke maat, ook al beschrijven we in de doelgroepbeschrijving de beperking van inwoners om de inwoners die hieronder vallen af te bakenen. We kijken altijd naar de mens met al zijn mogelijkheden en talenten. Dat mensen zelf ondersteuning nodig hebben, neemt niet weg dat zij met hun daginvulling ook weer waardevol kunnen zijn voor anderen. In de sociale basis is al een enorme hoeveelheid aan organisaties actief, sommige gesubsidieerd door de gemeente, andere niet. Dat bestaande aanbod aan activiteiten en ontmoetingsplekken willen we gebruiken en waar nodig alleen opplussen met ondersteuning, zodat de doelgroep daar terecht kan. Het is dus uitdrukkelijk niet onze bedoeling om een heel nieuw aanbod aan activiteiten en plekken te ontwikkelen. Alleen als de bestaande activiteiten niet voldoen aan de behoefte van de doelgroep, kunnen er nieuwe activiteiten ontwikkeld worden. Activiteiten richten zich altijd op groepen. Uitgangspunt bij dit aanbod is dat het gebaseerd is op de interesse en behoefte van deelnemers en zoveel mogelijk door en met de deelnemers zelf georganiseerd wordt, waar nodig aangevuld met vrijwilligers en ervaringsdeskundigen, met professionals beschikbaar op de achtervang of dichterbij als dat nodig is. Bij het aanbod wordt rekening gehouden met cultuursensitiviteit. Ondersteuning en begeleiding zijn altijd gericht op zelfredzaamheid en daardoor zo kort als mogelijk en zo lang als nodig. Vanzelfsprekend past de geboden ondersteuning bij de vraag die de inwoner heeft. De geboden begeleiding en kennisoverdracht gebeurt waar mogelijk in groepen. Indien iemand individuele ondersteuning nodig heeft, dan is dit kortdurend en zoveel mogelijk ingevuld door een vrijwilliger of ervaringsdeskundige, met een professional waarop teruggevallen kan worden. Indien er zwaardere ondersteuning nodig is, dan wordt het SWT betrokken om te beoordelen of er een indicatie nodig is voor individueel maatwerk.
Het gaat hier om het creëren van de randvoorwaarden om bestaande (welzijn)activiteiten voor de doelgroep geschikt te maken, zodat deze inwoners komen tot sociale contacten en zinvolle daginvulling. Deelname leidt altijd tot één of meer van de beschreven beoogde resultaten. Alleen in het geval dat bestaande activiteiten niet voldoende aansluiten bij de doelgroep, worden (tijdelijk) aanvullende activiteiten georganiseerd.
Competentievergroting en organisaties
Het vergroten van kennis over de doelgroep bij bestaande organisaties, vrijwilligers en professionals om daarmee de juiste begeleiding te kunnen bieden, drempels weg te nemen, duidelijkheid te bieden en inwoners in een fase van herstel of met een psychische kwetsbaarheid zich welkom en begrepen te laten voelen. Hierbij wordt waar mogelijk en van meerwaarde, gebruik gemaakt van ervaringsdeskundigheid. Kennisoverdracht richt zich zo veel mogelijk op groepen.
Herontdekken van interesses en vaardigheden
De nadruk ligt op het (her)ontdekken van zinvolle daginvulling en het ontwikkelen en/of herontdekken van interesses en het versterken van (nieuwe) vaardigheden die bijdragen aan het meedoen in de maatschappij en de andere beschreven doelstellingen.
Het gaat hier om inwoners die door een impactvolle gebeurtenis in hun leven nog niet helder hebben wat ze kunnen en waar ze staan op de participatieladder of welke stappen ze daarop nog kunnen nemen. Begeleiding op dit onderdeel is dan ook specifiek bedoeld om weer te ontdekken waar iemand staat en wat er nog of weer mogelijk is op het gebied van meedoen of werk. Begeleiding op dit onderdeel is maximaal een jaar. Zodra weer helder is waar iemand staat, kan de inwoner gebruik maken van bestaande routes zoals een traject bij Tiem of vrijwilligerswerk.
Artikel 34:4 Subsidieontvanger
De gemeente stelt regels aan partijen die in aanmerking komen voor een subsidieaanvraag en kiest voor partijen die minimaal twee jaar actief zijn in de stad, de stad kennen en samenwerken met andere partners binnen het Sociaal Domein. Dit sluit aan bij de ambitie waarvoor Sociale activatie en herstel is bedoeld, namelijk om te komen tot een sterke Sociale basis, dicht bij de inwoners en bij voorkeur in de eigen wijk of buurt.
Sociale activatie en herstel is een nieuwe voorziening waaraan specifieke voorwaarden worden gesteld waaraan de aanvraag voor subsidie moet voldoen. Voor een uitgebreide toelichting verwijzen wij naar de Beleidsnota Sociale activatie en herstel, juni 2021.
Voor de bekostiging van Sociale activatie en herstel wordt een subsidieplafond ingesteld.
Jaarlijks wordt het subsidieplafond, voor de daaropvolgende jaren, met de begroting vastgesteld door het college.
Voor het verlenen van subsidie is een aantal criteria opgesteld waaraan de voorziening moet voldoen. Bij de beoordeling van de aanvraag toetsen wij of de criteria helder onderbouwd zijn in het aanbod en de aanpak daarvan. Partijen waarvan de aanvraag voldoet aan de subsidiecriteria worden vervolgens beoordeeld aan de hand van selectiecriteria om in aanmerking te komen voor subsidie.
Sociale activatie en herstel is bedoeld om te komen tot een sterke Sociale basis in de stad en bij voorkeur verspreid over de wijken en buurten waar behoefte is aan deze voorziening. We streven naar een samenhangend aanbod om de breedte van de doelgroep te kunnen bedienen. De verordening staat open voor bestaande- en nieuwe partijen die een zinvolle daginvulling kunnen bieden aan de genoemde doelgroepen. Voor de beoordeling van de aanvragen zijn selectiecriteria opgesteld en de rangschikking vindt plaats op basis van een puntenscore. De uitkomst van de puntenscore wordt verdeeld over het maximaal beschikbare subsidieplafond.
Artikel 34:9 Weigeringsgronden
Niet alle subsidieaanvragen komen in aanmerking voor verlening van subsidie. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Enerzijds omdat de aanvraag niet aansluit bij het gestelde in deze verordening en anderzijds omdat het subsidieplafond is bereikt.
Artikel 34:10 Subsidievaststelling
Voor de vaststelling van de subsidie levert u een activiteitenverslag en verantwoording van het plan van aanpak, met de daarbij behorende voorwaarden. Het is een nieuwe voorziening waarvan we willen leren en waar nodig kunnen bijstellen. Daarom vragen wij u ook om een toelichting te geven waarom u denkt dat uw aanbod een bijdrage heeft geleverd aan het maatschappelijk effect, de beoogde doelstellingen en de beoogde resultaten die de gemeente voor ogen heeft met Sociale activatie en herstel.
Hoofdstuk 35 Subsidiëring ondersteuning controles Corona Toegangsbewijs
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 4 In aanmerking komende kosten
Voor vergoeding komen de kosten in aanmerking die samenhangen met de ondersteuning van de controle op de coronatoegangsbewijzen. De bijdrage vergoedt kosten voor de inzet van werknemers en arbeidskrachten die coronatoegangsbewijzen controleren of de controle van coronatoegangsbewijzen bevorderen en vergemakkelijken. Te denken valt aan de inzet van gastheren, -vrouwen of beveiligers die de toepassing van artikel 6.30 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 ondersteunen in concrete gevallen (compliance assistance). Enkel kosten voor activiteiten die plaatsvinden in de periode van 22 september 2021 tot en met 31 december 2021 komen voor vergoeding in aanmerking.
Subsidieplafond en hoogte van de subsidie
Het college is bevoegd om na besteding van subsidiebudget zoals genoemd in lid 1 een nieuw subsidieplafond vast te stellen in het geval er door het Rijk in 2022 en daaropvolgende jaren aanvullende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de subsidiëring van ondersteuning bij controles op het CTB.
Voor subsidie vanuit de regeling komen de volgende kosten ter ondersteuning van de naleving in aanmerking:
Voor subsidie vanuit deze verordening komen de volgende kosten niet in aanmerking:
Aanvragen moeten worden gedaan via het digitale aanvraagformulier ‘Ondersteuning controles CTB’ waarop is vermeld welke stukken moeten worden overlegd. Aanvragen die niet volgens het digitale aanvraagformulier worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
Procedure en beoordeling aanvraag
Het college is bevoegd nieuwe indieningsdata voor subsidieaanvragen op grond van deze regeling vast te stellen ingeval er in 2022 en daaropvolgende jaren aanvullende financiële middelen door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor subsidiëring van ondersteuning bij controles op het Corona Toegangsbewijs.
Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In alle gevallen waarin deze subsidieregeling niet of niet voldoende voorziet, beslist het College.