Beleidsregel ondergrondse afvalinzameling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

• -

  Aansluiting: een perceel waar op basis van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

• -

  Afvalstoffenverordening: de Afvalstoffenverordening gemeente Hoeksche Waard 2019

• -

  College: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard

• -

  Directeur: de directeur van RAD HW B.V.

• -

  Locatie: plaats in de openbare ruimte voor een of meer ondergrondse afvalcontainers

• -

  Loopafstand: de afstand gemeten vanaf de rand van een perceel tot aan de rand van een inzamelvoorziening

• -

  Perceel: een perceel waar een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt (op grond van artikel 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer)

Locatiecriteria

• -

  De loopafstand van een perceel tot de dichtstbijzijnde ondergrondse container bedraagt in de kernen maximaal 200 meter.

• -

  De ondergrondse containers zijn zodanig geplaatst dat er geen belemmering van de verkeersveiligheid ontstaat. (zichthinder)

• -

  De ondergrondse containers zijn zodanig geplaatst dat de doorgang op het trottoir ook voor rolstoelen, rollators, scootmobiels en kinderwagens niet wordt belemmerd.

• -

  De ondergrondse containers worden zodanig geplaatst dat deze ook bereikbaar zijn voor minder validen.

• -

  De ondergrondse containers worden zodanig geplaatst dat er bij lediging minimale verkeershinder en oponthoud ontstaat.

• -

  Ondergrondse containers worden zodanig geplaatst dat de inzamelvoertuigen veilig kunnen stoppen om de containers op een veilige manier te kunnen ledigen.

• -

  Ondergrondse containers worden zoveel mogelijk bij of naast eventuele bestaande (ondergrondse) inzamelvoorzieningen geplaatst.

• -

  De afstand tussen een locatie en de rijweg is in verband met de maximale reikwijdte van de kraan van het inzamelvoertuig, niet meer dan 4 meter.

• -

  De afstand tussen een locatie (rand van de container) en de dichtstbijzijnde gevel is minimaal 2 meter. De directeur is bevoegd om hiervan in bijzondere situaties maximaal 50 cm af te wijken.

• -

  Bomen worden ontzien bij het aanwijzen van locaties, er worden in principe geen bomen gekapt.

• -

  Het aanwijzen van locaties ten koste van parkeerplaatsen wordt zoveel mogelijk voorkomen.

• -

  Voor het plaatsen van containers worden geen kabels en leidingen verlegd. Vooraf wordt hiernaar onderzoek verricht. Indien desondanks tijdens de plaatsing blijkt dat een kabel of leiding aanwezig is waardoor het plaatsen van de ondergrondse container niet mogelijk is wordt een alternatieve locatie voor de ondergrondse container gezocht. De directeur is bevoegd deze locatie vast te stellen.

• -

  In situaties waarbij het plaatsen van een ondergrondse container niet mogelijk is kan (tijdelijk) een bovengrondse dan wel een semi-ondergrondse voorziening met een toegangssysteem worden geplaatst.

Gebruikerscriteria

• -

  Het uitgangspunt is aansluiting van minimaal 40 aansluitingen per ondergrondse container.

• -

  Het college geeft aan de directeur het mandaat om op grond van de Afvalstoffenverordening (artikel 4 lid 2 en artikel 10 lid 4) gebruikers van percelen aan te wijzen die gebruik maken van een ondergrondse container.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2020.

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel ondergrondse afvalinzameling”