Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Damoclesbeleid gemeente Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDamoclesbeleid gemeente Ede
Citeertitel
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-11-2017nieuwe regeling

25-10-2017

Gemeenteblad 2017, 188664

876158

Tekst van de regeling

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Ede

 

De burgemeester van de gemeente Ede;

gelet op artikel 13b Opiumwet

besluit vast te stellen de: Damoclesbeleid Gemeente Ede

Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met de aanwezigheid van hennepkwekerijen in woningen en lokalen en/of de handel van middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet vanuit genoemde locaties. Artikel 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen op illegale verkooppunten van middelen als bedoeld in de Opiumwet. De bevoegdheid wordt tevens ingezet tegen een handelshoeveelheid hennepteelt.

Vanuit de gedachte dat uitsluitend een integrale aanpak een einde kan maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van hennepkwekerijen – niet alleen in de gemeente Ede, maar in heel de provincie Gelderland als ook in Overijsel - hebben de betrokken partners in 2014 besloten tot het ondertekenen van het ‘Convenant integrale aanpak van ongewenste hennepkwekerijen Oost-Nederland’ (hierna te noemen: hennepconvenant Oost). Het doel van deze samenwerking is het nemen van preventieve- en repressieve maatregelen om gevaarlijke situaties te beëindigen, activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen te voorkomen en te bestrijden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten te verbeteren en gevoelens van onveiligheid weg te nemen. Daarbij heeft de samenwerking tevens tot doel om het oneigenlijke gebruik van woonruimte, het oneigenlijk gebruik van uitkeringen en het illegaal aftappen van elektriciteit te verhalen op de overtreder. Iedere convenantpartner heeft hierbij zijn eigen taken en verantwoordelijkheden.

Om helder weer te geven wat de rol is van iedere convenantpartner is het ‘Uitvoeringsprotocol Hennep Gelderland-Midden’ (hierna te noemen: uitvoeringsprotocol) opgesteld door de werkgroep hennep. De integrale tekst van het uitvoeringsprotocol is opgenomen in bijlage II. Dit uitvoeringsprotocol hoort als onderlegger bij het hennepconvenant Oost en beschrijft de processtappen in de aanpak van hennepteelt in de voorfase, ontruimingsfase en nafase. Naast de taken van de partners in het hennepconvenant Oost, beschrijft dit protocol ook de taken van de partners onder het RIEC convenant in de integrale aanpak van georganiseerde hennepteelt.

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet, het betreft hier een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het gebruik van deze bevoegdheid geen verplichting is. Het opstellen van beleid is aldus wenselijk om te formuleren onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de gemeente is in het hennepconvenant Oost opgenomen dat zij beschikt over een beleidsregel die betrekking heeft op de hierboven genoemde bevoegdheid van de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ingeval van overtreding van de Opiumwet.

In de nu voorliggende beleidsregels staat de rol van de gemeente Ede beschreven en worden de kaders geschetst van de bestuursdwangbevoegdheid die de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet heeft.

Deze beleidsregel heeft tot doel:

  • de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;

  • te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het bestrijden van handel in drugs en herhaling van deze ongewenste situatie die in strijd is met de Opiumwet te voorkomen;

  • kenbaar te maken aan de ‘(potentiele) overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

2. Reikwijdte artikel 13b Opiumwet

 

Artikel 13b van de Opiumwet is toepasbaar op:

  • voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven (gebouwen zoals bergingen, loodsen, garages, schuren, stallen enzovoort kunnen deel uitmaken van bijbehorende erven);

  • niet voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen en bedrijfsruimten (gebouwen zoals bergingen, loodsen, garages, schuren, stallen enzovoort kunnen deel uitmaken van bijbehorende erven).;

  • woningen en bijbehorende erven.

 

De tekst van het artikel luidt als volgt:

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

 

Volgens de jurisprudentie volgt uit het woord ‘daartoe’ in artikel 13b Opiumwet, dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs de bevoegdheid ontsluit tot toepassing ervan. Het is niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk worden verhandeld. Waar in dit beleid wordt gesproken over drugshandel of handel wordt ook gedoeld op hennepplantages, -knipperijen, –drogerijen en dergelijke.

 

3. Algemene uitgangspunten

3.1 Onderscheid harddrugs en softdrugs

In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van hard- en softdrugs. De

activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en crimineler milieu. Een snellere en langere sluitingstijd is bij handel in de middelen zoals genoemd op lijst I om die reden is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

 

 

3.2 Handelshoeveelheden

Voor wat betreft het bepalen van de handelshoeveelheid wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM. Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. De volgende hoeveelheden worden niet als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, maar als handelshoeveelheid gezien:

  • 1.

    harddrugs: meer dan 0,5 gram (voor GHB een hoeveelheid van meer dan 5 ml)

  • 2.

    softdrugs anders dan hennepplanten: meer dan 0,5 gram

  • 3.

    hennepplanten: meer dan 5 planten

3.3 Huurwoningen van een woningbouwvereniging

Indien drugs worden aangetroffen in een huurwoning van een woningbouwvereniging, zal de beleidsregel in beginsel niet worden toegepast. In die gevallen loopt de procedure buiten de gemeente om en zal de woningbouwvereniging overgaan tot het opstarten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder(s) van de woning.

3.4 Verwijtbaarheid van betrokken personen

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de openbare orde te herstellen door de handel in of vanuit een lokaal of woning beëindigd te houden. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. De persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt speelt in beginsel geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet waarin de burgemeester kan optreden. In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. In het algemeen zal echter het proces-verbaal van de politie als bewijs van het feitencomplex worden gehanteerd.

3.5 Onderscheid woningen en lokalen

Handel in drugs vanuit lokalen en woningen, dan wel in of daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en de algemene maatschappelijke rust volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen en gebouwen en drugshandel in woningen. Zo zal de sluiting van een woning de betrokkenen veel harder treffen dan de sluiting van bijvoorbeeld een café of loods. De bewoners worden immers dakloos. De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. Het bevoegd bestuursorgaan verstaat in het kader van onderhavige beleidsregel onder woning een voor bewoning bedoelde ruimte (blijkend uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Hieronder worden bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, etc. verstaan.

3.6 Uitgangspunt waarbij sprake is van softdrugs: eerste overtreding een waarschuwing, tweede overtreding toepassen van bestuursdwang (sluiting)

Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij een eerste overtreding, waarbij sprake is van een handelshoeveelheid softdrugs wordt in beginsel een waarschuwing opgelegd. Bij een tweede overtreding zal overgegaan worden tot het toepassen van bestuursdwang. Bij het aantreffen van een handelshoeveelheid harddrugs wordt direct overgegaan tot sluiting.

Lokalen, (on)bewoonde woningen en bijbehorende erven bij aantreffen handelshoeveelheid softdrugs

(On)bewoonde woningen en lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs gewaarschuwd bij een eerste overtreding. Bij een tweede overtreding zal overgegaan worden tot het toepassen van bestuursdwang. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt.

Lokalen, (on)bewoonde woningen en bijbehorende erven bij aantreffen handelshoeveelheid harddrugs

Bij het aantreffen van een handelshoeveelheid wordt in beginsel direct overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang. Dit vanwege de ernst van de overtreding en het gevaar (voor de omgeving) wat hiermee gepaard gaat.

3.7 Verzwarende omstandigheden

Als er verzwarende feiten of omstandigheden zijn, kan dat ook betekenen dat bijvoorbeeld een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten. Bij het bepalen van de sanctie wordt rekening gehouden met de feiten en omstandigheden van de situatie. De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, staan in de onderstaande indicatorenlijst benoemd. De indicatorenlijst heeft alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van één of enkele indicatoren kan worden aangenomen dat er verzwarende omstandigheden zijn. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden gesteld in dit beleid. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. De opsomming is niet limitatief.

 

Indicatorenlijst:

  • Signalen die duiden op de bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote sommen geld, weegschaal, assimilatiepomp ed.;

  • Er is sprake van diefstal van stroom;

  • Er is sprake van drugshandel met minderjarigen;

  • Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit en/of munitie als bedoeld in de wet Wapens en Munitie;

  • Antecedenten bij eigenaren of gebruikers (hierbij moet met name gedacht worden aan de antecedenten t.a.v. de Opiumwet, of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal;

  • Er is sprake van eerdere overtreding(en) van de Opiumwet op andere locaties;

  • Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • De mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor de omwonenden;

  • De mate van overlast

  • Aannemelijkheid dat behalve de locatie nog één of meer locaties betrokken zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt of;

  • Overige feiten en omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

3.8 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals vastgesteld in het onderhavige beleid (art. 4:84 Awb, de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid). Afwijken kan dus indien het toepassen van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die volgens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan dan leiden tot het toepassen van een minder zware sanctie dan de sanctie die normaal zou worden opgelegd.

4. Stappenplan

 

Het hieronder opgenomen stappenplan fungeert als hulpmiddel voor het lokale bestuur bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet. Het is de afweging van de burgemeester om in een concreet geval te bepalen of artikel 13b Opiumwet moet worden toegepast en hoe invulling aan de toepassing van bestuursdwang wordt gegeven. In beginsel zal bij een eerste overtreding, als het gaat om softdrugs, een waarschuwing worden afgegeven. Bij een tweede overtreding, of ingeval van het aantreffen van harddrugs wordt er overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Naar gelang de aard van de overtreding kan, zoals hierboven aangegeven, van deze stappen worden afgeweken, mits dit voldoende wordt gemotiveerd. De zwaarte van de bestuurlijke stappen is vastgelegd in de handhavingsmatrix, zoals opgenomen onder paragraaf 5.2. Deze matrix maakt onverkort onderdeel uit van deze beleidsregel.

De volgende stappen staan hieronder uitgewerkt:

  • 1.

    voorbereiding;

  • 2.

    belangenafweging;

  • 3.

    motivering sluitingsbevel;

  • 4.

    bekendmaking sluitingsbevel;

  • 5.

    feitelijke sluiting;

  • 6.

    kostenverhaal;

  • 7.

    heropening.

1. Voorbereiding

De politie kan aan de hand van een melding (bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem), een klacht van derden of door eigen onderzoek illegale drugshandel vanuit een woning of een lokaal constateren. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel worden door de politie aan de gemeente (de burgemeester) verstrekt in de vorm van een zogenaamd hennepbericht. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners, eigenaar of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester overgaan tot sluiting van de woning of lokaal. De casus kan in de lokale driehoek besproken worden. De overtreding moet voldoende concreet beschreven zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld. In tegenstelling tot het strafrecht is in het bestuursrecht niet aangegeven wanneer er sprake is van voldoende wettig bewijs. Of een zaak 'bewijstechnisch' rond is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden van het concrete geval.

 

Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de stappen die door politie tijdens de voorbereiding worden gezet, wordt verwezen naar de onderdelen ‘Voorfase’ en ‘Ontruimingsfase’ die zijn opgenomen in het uitvoeringsprotocol.

2. Belangenafweging

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4: 8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

3. Motivering sluitingsbevel

De gemeente, de politie, het OM en eventueel andere partijen werken op grond van de lokale beleidsregels samen en treden ook gezamenlijk op tegen niet-gedoogde verkooppunten. Zij maken daarbij gebruik van een mix van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en eventueel civielrechtelijke maatregelen die in zwaarte oplopen. Als de burgemeester besluit tot sluiting over te gaan, zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering betrekt de burgemeester een aantal factoren. De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand: gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning. Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particuliere verhuurder kunnen worden ontbonden en is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende. In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel zal zijn.

4. Bekendmaking last onder bestuursdwang

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder zoals huurders of gebruikers, en de rechthebbende op het gebruik van de zaak en aan de aanvrager (artikel 5:24 lid 3 Awb).

 

De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

  • sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • welk pand is gesloten;

  • waarom tot sluiting is overgegaan (proportionaliteit, subsidiariteit);

  • de termijn van de sluiting;

  • de spoedeisendheid van de sluiting;

  • Kostenverhaal

  • dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

5. Feitelijke sluiting

Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van verzegeling (artikel 5:28 Awb) worden geëffectueerd. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de verschillende stappen wordt verwezen naar het onderdeel ‘Nafase’, zoals opgenomen in het uitvoeringsprotocol.

Verplichte registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) onroerende zaken wordt de sluiting van het pand binnen vier dagen ingeschreven in de landelijke voorziening. Door deze inschrijving is voor een ieder inzichtelijk welke beperkingen er op een stuk grond of een gebouw rusten.

Verbod betreden gesloten woning of lokaal

Op grond van artikel 2:41 van de Algemene plaatselijke verordening Ede (Apv) is het verboden een gesloten woning of lokaal te betreden. De tekst van dit artikel luidt als volgt:

 

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

 

6. Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt. Kostenverhaal kan plaatsvinden bij dwangbevel (artikel 5:26 Awb). Betrokkene kan tegen het dwangbevel in verzet gaan bij de rechtbank. Na verzet bij de rechtbank bestaat vervolgens de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging, de gemeente kan hiervan ontheffing vragen (artikel 5:26 lid 4). Voordat de kosten per dwangbevel worden ingevorderd, zal eerst geprobeerd kunnen worden de kosten te innen via het versturen van een nota en eventueel betalingsherinneringen.

7. Heropening

Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt zo mogelijk opnieuw of voor het eerste een sluitingsbevel uitgevaardigd waarbij een zwaardere sanctie zal volgen.

 

5. Handhavingsmatrix

5.1 Richtlijnen

In onderstaande tabellen wordt de sanctionering weergegeven bij overtreding van de Opiumwet. De zwaarte van de sanctie sluit aan bij de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt groter zal zijn. De maatregelen genoemd in de tabellen geven een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester zoals in dit beleid benoemd, gemotiveerd afwijken van het beleid en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel.

Onderstaande tabellen zijn van toepassing op situaties waarin een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen.

 

 

 

A. Handhavingsrichtlijn drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of op bij zodanige lokalen behorende erven en onbewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven

 

Lijst II (softdrugs)

Lijst I (harddrugs)

1e overtreding

Waarschuwende brief

Sluiting van 6 maanden

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting van 6 maanden

Sluiting van 12 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting van 12 maanden

Sluiting van 24 maanden

B. Handhavingsrichtlijn drugshandel in bewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven

 

Lijst II (softdrugs)

Lijst I (harddrugs)

1e overtreding bij bewoonde woning

Waarschuwende brief

Sluiting van 6 maanden

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting van 6 maanden

Sluiting van 12 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting van 12 maanden

Sluiting van 24 maanden

6. Citeertitel

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Damoclesbeleid gemeente Ede.

7. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregel treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

Vastgesteld op 25 oktober 2017

Burgemeester van Ede,

mr. L. J. Verhulst