Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Amsterdamse Impuls Vrijwilligersvervoer 2022 |
Citeertitel | Subsidieregeling Amsterdamse Impuls Vrijwilligersvervoer 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling loopt af op 30 juni 2024.
Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-03-2022 | nieuwe regeling | 01-03-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikelen 3 en 4 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013,
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Subsidieregeling Amsterdamse Impuls Vrijwilligersvervoer 2022
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 3 Doel van de subsidieregeling
Doel van deze regeling is het stimuleren van initiatieven die op basis van vrijwilligerswerk vervoer aanbieden voor Amsterdammers die minder mobiel zijn, waardoor de mobiliteit van Amsterdammers die minder mobiel zijn binnen hun woongebied verbeterd wordt, eenzaamheid wordt tegengegaan door het verbinden van bewoners en het faciliteren van ontmoetingen, alsmede de bekendheid van vrijwilligersvervoer in Amsterdam vergroot wordt.
Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond
Alleen initiatieven kunnen voor subsidie op grond van deze nadere subsidieregels in aanmerking komen.
Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag een plan overgelegd waarin het volgende is opgenomen:
Aldus vastgesteld in de vergadering van 1 maart 2022.
De burgemeester
Femke Halsema
De gemeentesecretaris
Peter Teesink
Toelichting bij de subsidieregeling
Deze subsidieregeling beoogt vrijwillige vervoersinitiatieven die gebruik maken van auto’s, buurtbussen en/of elektrische gehandicaptenvoertuigen te ondersteunen, om mensen die minder mobiel zijn te vervoeren van A naar B.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het AOV is bedoeld voor sociaal en recreatief vervoer en is bestemd voor inwoners van Amsterdam die niet in staat zijn zelfstandig, eigen of openbaar vervoer te gebruiken
De lijst van buurten is vastgelegd in de actualisatie bestuursopdracht ontwikkelbuurten 2019-2022, en te raadplegen via https://www.amsterdam.nl/bestuur-en-organisatie/volg-beleid/coalitieakkoord-uitvoeringsagenda/fijne-buurten/ontwikkelbuurten/.
De uitvoering van vrijwilligersvervoer door het initiatief tijdens de subsidieperiode wordt dus het ‘project’ genoemd.
In de praktijk zal dat veelal een gehandicaptenvoertuig, een personenauto of een buurtbus betreffen.
Artikel 3 Doel van de subsidieregeling
Met ‘Amsterdammers die minder mobiel zijn’ worden mensen bedoeld die moeite hebben om gebruik te maken van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld omdat ze hun been hebben gebroken, niet lang kunnen wachten, niet zo ver of snel kunnen lopen, slechtziend zijn of omdat ze bijvoorbeeld een mentale of verstandelijke beperking hebben, waardoor ze overprikkeld raken.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
De subsidieperiode bedraagt dus één jaar. Indien er vanwege coronamaatregelen niet gereden kan worden, kan deze periode worden verlengd, maximaal tot de periode waarin gereden kan worden één jaar bedraagt.
Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond
Met ‘uitvoering in één of meer ontwikkelbuurten’ wordt bedoeld dat een initiatief primair actief is in één of meer ontwikkelbuurten. Indien een project wordt uitgevoerd in een groot gebied wat zowel bestaat uit ontwikkelbuurten als niet ontwikkelbuurten, wordt het aantal ontwikkelbuurten waar het project wordt uitgevoerd gedeeld op het totaal aantal buurten waar het project wordt uitgevoerd. Dit getal wordt vermenigvuldigd met 50 en afgerond op een heel getal, om te komen tot een score.
Met ‘beschikbaar zijn’ van vrijwilligersinitiatieven wordt gekeken of een gebruiker in het gebied op het moment van aanvragen ook gebruik zou kunnen maken van een ander initiatief. Indien slechts in een deel van de buurten waarvoor het initiatief subsidie aanvraagt een ander initiatief beschikbaar is, wordt het aantal buurten waar nog geen initiatief beschikbaar is gedeeld op het totaal aantal buurten waar het project wordt uitgevoerd. Dit getal wordt vermenigvuldigd met 50 en afgerond op een heel getal, om te komen tot een score.
De gemeente maakt, op basis van data, een lijst van gebieden met een hoge en niet hoge gemiddelde loopafstand naar het openbaar vervoer. Indien het project wordt uitgevoerd in meerdere van deze gebieden, wordt het aantal gebieden waar een hoge gemiddelde loopafstand naar het openbaar vervoer is gedeeld op het totaal aantal gebieden waar het project wordt uitgevoerd. Dit getal wordt vermenigvuldigd met 50 en afgerond op een heel getal, om te komen tot een score.
In het vervoersplan (zie artikel 8) wordt het initiatief gevraagd aan te tonen dat er een behoefte is in het gebied. Dit wordt gespecificeerd door één of meerdere doelgroepen (zoals ‘ouderen’ of ‘mensen die slecht ter been zijn’) te benoemen, en te benoemen welke behoeftes zij hebben (zoals ‘naar de bakker’ of ‘naar de fysiotherapeut’). Ook wordt het initiatief gevraagd uit te leggen waarom deze doelgroep niet zelfstandig invulling kan geven aan deze vraag (bijvoorbeeld ‘niet iedereen kan nog fietsen op hoge leeftijd’). Dit kan kracht worden bijgezet middels echte voorbeelden.
Op termijn levensvatbaar zijn gaat over de mate waarin het initiatief op de langere termijn voldoende vrijwilligers aan zich kan binden en vrijwilligersvervoer kan blijven aanbieden, met of zonder subsidie. Een initiatief wat aantoonbaar kan maken dat het op termijn voldoende vrijwilligers kan binden, sponsoring kan aantrekken en de kosten van een rit laag kan houden, scoort veel punten.
Het rijden van extra ritten zal lineair gescoord worden tussen 0 (net zoveel of minder ritten dan vorig jaar) en 50 punten (twee keer zoveel ritten dan vorig jaar of meer). Indien een initiatief nieuw is, heeft het in het jaar ervoor weinig of geen ritten gereden. Dit betekent dat een nieuw initiatief hoog zal scoren op het aanbieden van ‘extra’ ritten. Uiteraard zal de gemeente in het vervoerplan toetsen of het aantal ritten realistisch is ingeschat.
Dit is een combinatie van verschillende aspecten van duurzaamheid: het gebruiken van bestaande voertuigen (om het wagenpark niet te laten groeien) en het gebruiken van uitstootvrije voertuigen (om klimaatverandering en luchtvervuiling tegen te dringen). Gezien in artikel 8 (1. d. iv.) wordt gespecificeerd dat minimaal één van deze twee verplicht is, worden alleen initiatieven die beide elementen hebben punten gegeven op dit criterium. Indien een initiatief gebruik maakt van een combinatie van voertuigen die wel en niet aan dit criterium voldoen, wordt het aantal voertuigen dat wel aan dit criterium voldoet gedeeld door het totaal aantal voertuigen en vermenigvuldigd met 50 en afgerond op een heel getal, om te komen tot een score.
Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
in het vervoersplan wordt het initiatief gevraagd uit te leggen waarom zij bestaansrecht heeft: wie heeft er baat bij het project, en wat is het effect daarvan? Zie ook artikel 6 (2. b. i). Daarnaast wordt gevraagd wat voor soort vervoer het initiatief aanbiedt, om te bepalen of het openbaar vervoer betreft en of er wordt gewerkt met ‘matches’. Voor beide situaties zijn namelijk aanvullende bepalingen.
In het communicatieplan wordt het initiatief gevraagd uit te leggen hoe zij haar doelgroep wil bereiken. Dit is cruciaal, omdat een initiatief alleen succesvol kan zijn als zij de doelgroep weet te bereiken. Hier wordt specifiek gevraagd naar allerlei vormen van communicatie: langs de deuren, flyers in een huis van de wijk, een website, telefoonnummer, et cetera.
In het langetermijnperspectief wordt het initiatief gevraagd uit te leggen hoe zij kunnen voortbestaan na de subsidieregeling. Initiatieven wordt gevraagd hoe zij op de lange termijn vrijwilligers kunnen blijven aantrekken en een organisatie in kunnen richten, gebruikers aan zich kunnen binden, de kosten beheersbaar kunnen houden en eigen opbrengsten zoals sponsorbijdragen kunnen genereren. Hierbij hoort ook een inschatting van de verwachtte afhankelijkheid van subsidie op de langere termijn.
Van de voertuigen dient in ieder geval gespecificeerd te worden wat de brandstofsoort (elektrisch, waterstof, benzine, diesel, LPG of anders) is en van welke bouwjaar ze zijn, zodat kan worden achterhaald of deze voertuigen gebruikt mogen worden. Indien er nog geen voertuig beschikbaar is, dient het initiatief in de subsidieaanvraag zo duidelijk mogelijk te specificeren wat voor voertuigen zij zullen gebruiken (bijv. ‘een elektrisch aangedreven, tweedehands Renault Zoë met een bouwjaar tussen 2014 en 2018’).
Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie
Met ‘herkenbaar’ wordt bedoeld dat een voertuig voor de gebruiker te herkennen is, bijvoorbeeld door het gebruik van een logo of stickers. Hiermee is de eerste stap met betrekking tot communicatie gezet, en dit voorkomt verwarring onder gebruikers. Hierop is een uitzondering voor voertuigen die niet gekocht, gehuurd of geleased zijn door het initiatief zijn, maar bijvoorbeeld in het bezit zijn van vrijwilligers, omdat het niet praktisch is dat een vrijwilliger zijn of haar auto moet bestickeren.
Met deze eis wordt bedoeld dat alle voertuigen moeten voldoen aan ten minste één van twee eisen:
De voertuigen hebben drie tot negen zitplaatsen, zijn al vóór het indienen van de subsidie aangeschaft én zijn toegelaten tot de Amsterdamse milieuzone. Op het moment van schrijven betekent dit laatste dat dieselvoertuigen alleen gebruikt mogen worden als zij een emissieklasse van 4 of hoger hebben, zie https://www.amsterdam.nl/parkeren-verkeer/milieuzone-amsterdam/. Dit geldt ook als een initiatief niet in de Amsterdamse milieuzone actief is. Op termijn is het mogelijk dat de eis bij de herziening van deze subsidieregeling wordt aangescherpt tot volledig elektrisch.
Voor het uitvoeren van een vorm van openbaar vervoer (bijvoorbeeld met een buurtbus) dient een ontheffing te worden aangevraagd bij de Vervoerregio (zie artikel 29 Wp2000). Indien het vervoer een vorm van openbaar vervoer betreft en deze ontheffing niet is verleend of er geen zicht is op het verlenen van deze ontheffing, mag het vervoer niet worden uitgevoerd. Hierom wordt er dan ook geen subsidie verleend.
Artikel 11 Aanvullende verplichtingen
De gemiddelde ritbijdrage mag niet hoger zijn dan driemaal de kosten van het openbaar vervoer, om te zorgen dat de initiatieven voldoende toegankelijk zijn voor Amsterdammers met een krappe of gemiddelde beurs. De reden dat het duurder mag zijn dan het openbaar vervoer is omdat het gebruik van een auto per kilometer duurder is dan het openbaar vervoer. Voor het openbaar vervoer wordt het voltarief van reizen op saldo van het GVB gebruikt, zie https://reisproducten.gvb.nl/nl/tarieven.
Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 12 Verantwoording subsidies
Een overzicht van de gereden ritten is van belang om te kunnen bepalen hoeveel ritten er zijn gereden, zodat de gemeente inzicht heeft in de kosten per rit. Daarnaast bieden herkomsten en bestemmingen op straatniveau inzicht in aard van de vervoersbewegingen, zonder de privacy in het geding te brengen.