Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enschede

Participatieverordening gemeente Enschede 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnschede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening gemeente Enschede 2022
CiteertitelParticipatieverordening gemeente Enschede 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpParticipatie;

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 150 van de Gemeentewet
  3. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-06-2023Wijz. art 10; Toelichting onder wijk- en dorpsdemocratie;

26-06-2023

gmb-2023-283928

11-03-202230-06-2023Nieuwe regeling

07-03-2022

gmb-2022-106395

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening gemeente Enschede 2022

De Raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van het college van 25 januari 2022;

 

b e s l u i t

 

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

vast te stellen

 

Participatieverordening gemeente Enschede 2022

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de betrokkenheid van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijke initiatieven en beleid en de rol van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere belanghebbenden.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Participatie: Het deelnemen van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden aan de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) publieksinitiatieven van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving.

  • b.

    Inwonerparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid en plannen. Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;

  • c.

    Publieksinitiatief: Initiatieven van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden met een met een overwegend maatschappelijke component, of een combinatie daarvan.

  • d.

    Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan publieksinitiatieven van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

  • e.

    Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

  • f.

    Uitdaagrecht: het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en/of goedkoper uit te kunnen voeren;

  • g.

    Bestuursorgaan: afhankelijk van de situatie wordt hiermee bedoeld de gemeenteraad, burgemeester of het college van burgemeester en wethouders.

  • h.

    Participatieladder: de verschillende niveaus van participatie als bedoeld in artikel 4:1 b van deze verordening.

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening heeft als doel de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de relatie tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel niet toegepast:

    • a.

      als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten of indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • b.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente.

  • 3.

    Participatie, inspraak en uitdaagrecht wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben.

  • 4.

    Het bestuursorgaan geeft inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken en dorpen, zodat inwoners tijdig invloed kunnen uitoefenen.

  • 5.

    Het bestuursorgaan, voor te bereiden door het college van burgemeester en wethouders, neemt elk jaar een participatieparagraaf op in de begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.

  • 6.

    Deze verordening is niet van toepassing op participatie, inspraak of andere inbreng en initiatieven van inwoners, lokale ondernemers of maatschappelijke organisaties die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures. Een uitzondering hierop is de Omgevingswet: in hoofdstuk 7 van deze verordening wordt in enkele bepalingen vastgelegd hoe de regels over participatie in de Omgevingswet worden uitgewerkt.

 

 

Hoofdstuk 2 Inwonerparticipatie

Artikel 4. Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van een proces voor de vaststelling van een visie, beleid, plan, programma of project vast of en op welke manier Inwonerparticipatie wordt toegepast. Het bestuursorgaan stelt met het oog hierop een handreiking voor participatie op. Indien inwonerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit:

      • 1)

        Informeren. Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden worden geïnformeerd;

      • 2)

        Raadplegen. Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden worden geraadpleegd;

      • 3)

        Adviseren. Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden adviseren het gemeentebestuur;

      • 4)

        Co-produceren. Inwoners, organisaties, bedrijven, andere belanghebbenden en gemeente beslissen samen;

      • 5)

        Inwoners beslissen (mee). Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden mogen beslissen (evt. binnen kaders);

        of een combinatie van deze niveaus;

    • c.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor de participatie;

    • d.

      de te betrekken doelgroepen, de wijze waarop verschillende groepen bewoners worden benaderd en de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de kosten van het participatieproces;

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces, zoals bedoeld in artikel 4:1 onder b niveaus 2 tot en met 5 van deze verordening, bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      Het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming

    • b.

      Het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij politieke besluitvorming.

    • c.

      Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van de op grond van lid 1 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in artikel 5, maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

 

 

Hoofdstuk 3 Inspraak

Artikel 7. Inspraakprocedure

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 3.

    Inspraak wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden.

  • 4.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij het bestuursorgaan een andere inspraakprocedure vaststelt.

  • 5.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de inspraakreacties of zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze inspraakreacties of zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 6.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

 

 

Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie

Artikel 8. Toepassen Overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie kan toegepast worden indien naar het oordeel van het bestuursorgaan het publieksinitiatief bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2.

    Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en constructieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

  • 3.

    De gemeenteraad kan jaarlijks, naast de bestaande wijkbudgetten, een budget ter beschikking stellen voor ideeën en initiatieven uit de samenleving.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners.

    • b.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

    • c.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht loopt of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • d.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 5.

    Indien het bestuursorgaan besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kunnen zij besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 6.

    Het bestuursorgaan informeert de indieners van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

 

 

Hoofdstuk 5 Uitdaagrecht

Artikel 9. Toepassen Uitdaagrecht

  • 1.

    De gemeente biedt inwoners, maatschappelijke initiatieven en lokale bedrijven de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

  • 2.

    Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college van burgemeester en wethouders ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en/of goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener ;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn;

  • 3.

    Elk voorstel wordt getoetst aan de in lid 2 van dit artikel genoemde onderdelen.

  • 4.

    Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het bestuursorgaan de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken (over o.a. de taken, het resultaat, het budget, de looptijd en de periodieke evaluatie) worden vastgelegd in een overeenkomst. De gemeente kan op verschillende manieren faciliteren:

    • a.

      Materieel: menskracht, locaties, geld, praktische ondersteuning.

    • b.

      Formeel: regelgeving, vergunningen, richtlijnen, monitoren en meten.

    • c.

      Informeel: verbinden, inspireren, aandacht geven en communiceren.

  • 5.

    Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het voorstel voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden, of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk vindt.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders geeft aan de indieners binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de indiener gestuurd.

 

 

Hoofdstuk 6 Dorps- en wijkdemocratie

Artikel 10. Dorps- en wijkdemocratie

  • 1.

    Een wijkorgaan is een structureel georganiseerde bewonersgroep in dorpen, wijken of in het landelijk gebied die samenwerkingspartner is van de gemeente en andere partners. Het wijkorgaan behartigt het algemeen belang van het werkgebied en draagt bij aan meer zeggenschap (wijkdemocratie) van inwoners over hun eigen woon- en leefomgeving.

  • 2.

    De gemeente kent drie niveaus voor samenwerking met wijkorganen:

    • a.

      Niveau 1 (basisniveau): De gemeente informeert het wijkorgaan vroegtijdig over plannen die betrekking hebben op het werkgebied van het wijkorgaan en nodigt het wijkorgaan uit om deel te nemen aan het wijkradenoverleg van het stadsdeel en de stadsdeelcommissie.

    • b.

      Niveau 2 (uitvoerend niveau): Naast de samenwerking zoals vermeld onder sub a nodigt de gemeente het wijkorgaan uit om te adviseren over de uitvoering van plannen in het werkgebied en mee te denken over wie nog meer betrokken moet worden. De gemeente nodigt het wijkorgaan uit deel te nemen aan het wijkradenoverleg van het stadsdeel en actief bij te dragen aan de agendavorming van de stadsdeelcommissie.

    • c.

      Niveau 3 (beleidsvormend niveau): Naast de samenwerking zoals vermeld onder sub a en sub b nodigt de gemeente het wijkorgaan uit om mee te denken en te adviseren over beleidsvorming binnen de gemeente.

  • 3.

    Stadsdeelmanagement heeft naast de functie van het eerste contact op inhoud ook een ondersteunende en coachende rol richting de wijkorganen. Die rol omvat:

    • a.

      het voeren van een jaarlijkse gesprek met het wijkorgaan voorafgaand aan de subsidieaanvraag;

    • b.

      stimuleren van meer inwoners die zich willen binden aan het wijkorgaan en ondersteunen van bewonersgroepen in wijken waar geen wijkorgaan is;

    • c.

      schakel zijn tussen ambtelijke organisatie en wijkorganen en meedenken over de plek van het wijkorgaan in participatietrajecten.

  • 4.

    In wijken waar geen wijkorgaan is, kunnen inwoners, bewonersgroepen of verenigingen, buurthuis, ondernemers meedenken of meepraten bij planvorming. Dat kan op de wijze zoals bepaald in deze Participatieverordening.

 

 

Hoofdstuk 7 Omgevingswet

Artikel 11. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden een “handreiking participatie voor initiatieven Omgevingswet” op voor participatie bij initiatieven die effect hebben op de fysieke leefomgeving.

  • 2.

    De gemeente volgt de principes van de “handreiking participatie voor initiatieven Omgevingswet” en de “handreiking participatie” (art. 4:1) bij de toepassing van instrumenten uit de Omgevingswet:

    • a.

      de omgevingsvisie,

    • b.

      het programma,

    • c.

      het omgevingsplan en wijzigingen daarvan, wanneer dit nodig is om een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling mogelijk te maken, en

    • d.

      de omgevingsvergunning, wanneer deze nodig is voor een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling.

  • 3.

    Voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarvoor het college bevoegd gezag is, stelt de gemeenteraad een lijst vast met categorieën van gevallen waarvoor participatie verplicht is.

 

 

Hoofdstuk 8 Evaluatie en monitoring

Artikel 12. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per raadsperiode geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe aan de raad een participatieverslag.

  • 2.

    Dit verslag beschrijft de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, de rolinvulling door raad en college, de kosten, het resultaat van de participatie en de belangrijkste ervaringen. Het verslag bevat tevens informatie over bewonersinitiatieven, toegekende budgetten en over de werking van het uitdaagrecht.

  • 3.

    De gemeenteraad bespreekt het participatieverslag.

 

 

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13. Intrekken oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Enschede 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 14. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 13 genoemde verordening van toepassing.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente Enschede 2022.

 

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Enschede, gehouden op 7 maart 2022.

De griffier, de voorzitter,

R.M. Jongedijk R.W. Bleker

Toelichting

De gemeente Enschede wil de kennis en ervaring van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden inzetten bij beleid, vanaf agendavorming tot beleidsontwikkeling, besluitvorming, uitvoering en evaluatie van het beleid. Daarnaast stimuleert de gemeente Enschede dat inwoners samen het initiatief nemen om hun straat, wijk of stad mooier, veiliger en socialer kunnen maken. Zij biedt Enschedese inwoners zoveel mogelijk ruimte voor inwonersinitiatieven.

Deze verordening regelt het betrekken van inwoners bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

 

Aanleiding

Met de voorgenomen wijziging van art 150 Gemeentewet ontstaat voor gemeenten de plicht om de inspraakverordening om te bouwen naar een participatieverordening. Het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ regelt dat het decentraal bestuur inwoners in staat stelt te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Zie voor het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting: https://www.internetconsultatie.nl/participatieverordening.

 

Aanpak

Deze Participatieverordening is gebaseerd op gesprekken met de commissie Enschede Akkoord, het college van burgemeester en wethouders, betrokken ambtenaren en inwoners in de periode november 2020-oktober 2021. Deze Participatieverordening van de gemeente Enschede bouwt voort op:

• Inspraakverordening 2006

• Regeling Wijkorganen 2008

• nota Nieuw Enschedees Welzijn (2016)

• Enschede Akkoord (2017)

• Concept Nota Enschede beslist

• Rekenkameronderzoek burgerparticipatie ‘Leren participeren’ (2017)

• Motie ‘Versnelling en verander’ (2020)

De genoemde motie ‘Versnelling en verander’ is ingediend op initiatief van de Groep Versteeg met als doel om transparantie, inspraak en meebeslissen te versterken. In deze bepalingen zijn deze thema’s verwerkt: ‘transparantie in art. 3:5, inspraak in artikel 7 en meebeslissen in art. 5:1.c. Ook is gebruik gemaakt van het gedachtegoed uit de concept-nota ‘Enschede Beslist’, hoewel deze nota niet formeel is vastgesteld. De verordening is mede gebaseerd op de eerste proeve van een model-Participatieverordening op basis van het VNG-traject ‘Spelregels lokale democratie’ (januari 2020).

 

Bestuursorgaan

In de verordening wordt regelmatig gesproken over ‘het bestuursorgaan’. De gemeente heeft drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Indien expliciet een van deze bestuursorganen wordt bedoeld, dan wordt dit ook als zodanig benoemd. Indien de tekst rept over ‘het bestuursorgaan’, dan is het afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling rond dit thema welk bestuursorgaan bedoeld wordt. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. In gelijke zin geldt dit voor het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

 

Publieksinitiatief

In art. 2:1.c wordt een publieksinitiatief gedefinieerd als een maatschappelijk initiatief van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden, of een combinatie daarvan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om initiatieven van inwoners om een speeltuintje in de buurt te realiseren, of een gezamenlijke buurttuin. Dit wordt in het artikel over Overheidsparticipatie nader uitgewerkt. Niet gedoeld wordt op initiatieven van particulieren of projectontwikkelaars, die bijvoorbeeld een bepaalde bouwlocatie willen ontwikkelen. Deze initiatieven zijn vooral gericht op het privébelang van de indiener. In het hoofdstuk over de Omgevingswet staan enkele relevante bepalingen voor de laatstgenoemde groep initiatiefnemers.

 

Reikwijdte

Art. 3:3 bepaalt: Participatie, inspraak en uitdaagrecht wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben. Deze bepaling is met name opgenomen om de scope van de participanten te beperken tot organisaties die lokaal actief zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat landelijke belangengroepen niet kunnen deelnemen aan participatieprocessen in Enschede, tenzij er sprake is van een lokale afdeling. Het betekent ook dat er sprake moet zijn van een lokaal belang voor partijen die een beroep doen op het Uitdaagrecht. Indien bijvoorbeeld een commercieel bureau zou aangeven dat zij het proces van vergunningverlening van de gemeente zouden willen overnemen, dan is er onvoldoende sprake van lokale activiteit of een lokaal belang. Verder is de schaal van het project bepalend voor het aantal te betrekken inwoners. Bij zaken die een straat of buurt betreffen, worden alleen die inwoners uitgenodigd, maar bij zaken die de stad als geheel raken is de kring van betrokkenen ook groter.

Artikel 3:6 bepaalt: Deze verordening is niet van toepassing op participatie of andere initiatieven van inwoners, lokale ondernemers of maatschappelijke organisaties die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures. Denk hierbij aan de verdeling van wijkbudgetten op basis van de Subsidieverordening wijkbudgetten, de bewonersadviesraad in het sociaal domein, andere gemeentelijke adviescommissies, al dan niet op grond van artikel 84 Gemeentewet etc.

Deze verordening is afgezien van artikel 11 in Hoofdstuk 7 (ook) niet van toepassing op de voorbereiding van instrumenten in de Omgevingswet. Dat zijn omgevingsvisie, programma, omgevingsplan en omgevingsvergunning.

 

Inzicht bieden in gemeentelijke plannen

In art. 3:4 wordt het volgende bepaald: Het bestuursorgaan geeft inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken, opdat inwoners tijdig invloed kunnen uitoefenen. Dit artikel bevat een inspanningsverplichting op het gebied van actieve openbaarheid, zodat inwoners goed in staat zijn om een rol te vervullen in processen van inwonerparticipatie. Voor inwoners is het van belang om zicht te hebben op de analyses en beleidsopties die ontwikkeld worden voor hun directe leefomgeving, zodat bewoners met kennis van zaken invloed kunnen uitoefenen. De precieze uitwerking van deze bepaling is maatwerk. Het artikel kan ook gelezen te worden in het licht van de inspanningsverplichting zoals is opgenomen in art. 3.1 van de Wet open overheid (Woo), welke per 1 mei 2022 in werking treedt, waarin bepaald wordt dat overheden gehouden zijn om informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, handhaving en evaluatie actief openbaar te maken, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is.

 

Start participatieproces

Artikel 4 bevat bepalingen over de start van een participatieproces. Art 4:1 bepaalt dat het bestuursorgaan bij de start van elk participatieproces vaststelt op welke manier inwonerparticipatie wordt toegepast. In de praktijk zal moeten uitwijzen of daadwerkelijk bij elk proces het bevoegde bestuursorgaan het besluit moet nemen of dat het kan worden gemandateerd. Mandatering zou logisch en praktisch zijn aangezien participatieprocessen op den duur routinematig gaan worden, als onderdeel van onze samenlevingsgerichte werkwijze.

In de startnotitie wordt een participatieparagraaf opgenomen. Het gaat hierbij om een participatieparagraaf over een concreet participatieproces. Deze bepaling dwingt het bestuursorgaan om bij de start van een participatieproces goed na te denken en de hoofdlijnen van het participatieproces in 1 of 2 A4 kort en bondig weer te geven. Uit veel evaluaties blijkt dat het vaak aan de voorkant mis kan gaan.

De beslissing of er wel of niet inwonerparticipatie wordt toegepast zal vaak bij de wethouder liggen (formeel het college van burgemeester en wethouders). In zaken waarbij de raad beslissingsbevoegd is, ligt deze keuze bij de raad. In de praktijk zullen ambtenaren vanuit hun expertise advies uitbrengen wanneer een participatieproces wenselijk wordt geacht.

Bij de start wordt ook het niveau van participatie bepaald: informeren, consulteren, adviseren, samenwerken of meebeslissen. Bij deze verschillende niveaus kunnen vervolgens weer verschillende vormen worden toegepast. Zo kan consultatie plaatsvinden via een huis-aan-huis enquête, maar ook via een digitale raadpleging. ‘Meebeslissen’ kan door een buurt een eigen budget te geven, maar kan ook vorm krijgen via bijvoorbeeld een referendum. Het is niet goed mogelijk om precies vooraf aan te geven welke activiteiten zich lenen voor bijvoorbeeld adviseren en welke voor meebeslissen. Maatwerk is daarbij nodig; soms moet het algemeen belang ook zwaarder wegen. Als hulpmiddel gaan we werken met de methode Relevant Gesprek®, als onderdeel van het Actieplan Samenlevingsgericht werken zoals door het college van burgemeester en wethouders op 7 december 2021 vastgesteld. De methode wordt opgenomen in een gemeentebrede handreiking waarin wordt vastgelegd hoe de gemeente omgaat met participatie.

Art. 4:1.c bepaalt: het bevoegde bestuursorgaan stelt de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor het participatieproces vast. Nieuwe inzichten kunnen ertoe leiden dat er aanvullende kaders worden gesteld of bestaande kaders worden bijgesteld. Het tussentijds bijsturen gebeurt op beargumenteerde wijze en de deelnemers worden hierover zo snel mogelijk geïnformeerd

 

Kosten participatie

Het is belangrijk dat er aan de voorkant ook helderheid is over de kosten voor het organiseren van participatie. Bij participatie over projecten zullen deze kosten onderdeel uitmaken van het projectbudget. Vanuit de wijkbudgetten is het mogelijk om kleine initiatieven van inwoners te ondersteunen en honoreren. Indien er door inwoners een aanvraag wordt gedaan waarvoor een groter budget nodig is, vergt dit afzonderlijke besluitvorming door burgemeester en wethouders en/of de gemeenteraad.

 

Besluitvorming

Na het doorlopen van de stappen uit de methode Relevant Gesprek® wordt duidelijk welk participatieproces aan de orde zal zijn. Art. 5 bepaalt dat het bestuursorgaan vervolgens aan de voorkant aangeeft op welke wijze de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming. Dit biedt een antwoord op een regelmatig gehoorde kritiek dat het vaak onhelder is wat er met de inbreng van inwoners gebeurt. Het is wenselijk om inwoners helderheid te geven wat er met hun inbreng gaat gebeuren (verwachtingsmanagement).

 

Inspraak

Deze bepalingen zijn hetzelfde als de bepalingen uit de Inspraakverordening 2006.

Art. 7:1 bepaalt: Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Tenzij er een wettelijke regeling is die een bepaalde inspraakprocedure voorschrijft. Denk aan inspraak op grond van de Omgevingswet.

Het begrip ‘gemeentelijk beleid’ dient hierbij breed geïnterpreteerd te worden. Het kan ook gaan om inspraak over de uitvoering van gemeentelijk beleid. Denk aan het ontwerp van een fietsverbinding of de herinrichting van de openbare ruimte. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht. In art. 7:3 wordt bepaald dat inspraak wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden. Zie voor een nadere definitie van belanghebbenden art. 1, lid 2 van de Awb. Het verslag van de inspraak voldoet aan de bepalingen van de AVG.

Verschil raadplegen en inspraak: Participatie gaat over meedenken of meedoen in het voortraject van beleidsvorming en projectvorming. Wanneer het beleids- of projectvoorstel klaar is, is in een aantal gevallen inspraak op dit voorstel mogelijk. De filosofie die we hierbij hanteren is dat er geen onnodige dubbele inspraak moet plaatsvinden. Zo zal de mate van participatie van invloed zijn op de mate van inspraak en vice versa.

 

Overheidsparticipatie

Artikel 8 bevat bepalingen over ‘Overheidsparticipatie’. Van overheidsparticipatie is sprake indien er een initiatief komt uit de samenleving (voor bijvoorbeeld een skatebaan of een speeltuin) en de overheid daarin participeert. Het college van burgemeester en wethouders is het bestuursorgaan dat bevoegd is om te reageren op initiatieven uit de samenleving. In de praktijk is deze bevoegdheid deels gedelegeerd aan wijkraden op grond van de Verordening wijkbudgetten en gemandateerd aan stadsdeelmanagers en wijkregisseurs. Daarnaast bestaan initiatieven uit de stad die we ondersteunen in het kader van wederopbloei tijdens en na de coronalockdowns (kracht van de stad).

Art 8:3 bepaalt: De gemeenteraad kan, naast de bestaande wijkbudgetten, jaarlijks een budget ter beschikking stellen voor ideeën en initiatieven uit de samenleving. Deze bepaling is aanvullend op de Verordening wijkbudgetten en de daarbij horende gelden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het in 2021 ingestelde Fonds Wederopbloei.

 

Uitdaagrecht

De bepalingen uit dit artikel bieden houvast in het geval een bestuursorgaan wordt uitgedaagd. Hoewel de normen deels ook een open karakter hebben. De afweging om in te gaan op de uitdaging zal altijd maatwerk met zich brengen. Naast de afwegingscriteria in dit artikel, zal ook worden gekeken naar practices elders in den lande en (juridische) aandachtspunten uit het onderzoek van de universiteit Leiden uit 2019, in opdracht van de minister van BZK https://kennisopenbaarbestuur.nl/media/256217/right-to-challenge-eindrapport-universiteit-leiden.pdf.

 

Dorps- en wijkdemocratie

In dit artikel hebben we opgenomen hoe wij samenwerken met wijkorganen. Dit artikel is de opvolger van de Regeling wijkorganen en de Notitie wijkorganen en adviesafspraken. Het juridisch kader over subsidiering van de Wijkorganen is geregeld in de Subsidieverordening wijkorganen. Nadere informatie over de samenwerking is opgenomen in een Handreiking samenwerken met wijkorganen.

 

Omgevingswet

Ook in de Omgevingswet wordt het belang van vroegtijdige participatie gehuldigd, dat is: voorafgaand aan de formele procedure. In de Omgevingswet wordt onder participatie het volgende verstaan:

Het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

De Omgevingswet stimuleert gemeenten om participatiebeleid te maken. We doen dat door het kader voor participatie in deze verordening in art 11 vast te leggen, via (1) het opstellen van een “handreiking participatie voor initiatieven Omgevingswet”, en (2) voor alle meer beleidsmatige ontwikkelingen aan te sluiten bij de “handreiking participatie” die gemeentebreed wordt opgesteld. Denk daarbij aan de omgevingsvisie, programma’s en het omgevingsplan als het om een meer beleidsmatige wijziging daarvan gaat. De beide handreikingen helpen ook om goed te kunnen motiveren hoe de gemeente in de verschillende ontwikkelingen is omgegaan met participatie. Deze “motiveringsplicht” is ook in de wet vastgelegd.

In algemene zin laat de Omgevingswet veel ruimte voor lokaal maatwerk op het gebied van participatie. Voor een goed overzicht geven we hierna nog een samengevat beeld van bepalingen over participatie die al in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Omgevingsregeling zijn opgenomen. Het bepaalde in artikel 11 van deze participatieverordening, inclusief dit deel van de toelichting, vormt de beleidsmatige uitwerking van dit hogere kader.

• Als na participatie een ontwerp omgevingsvisie, ontwerp programma of ontwerp wijziging omgevingsplan is vastgesteld kan een ieder over dit ontwerp een zienswijze indienen. De zienswijze wordt betrokken bij de vaststelling (afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht).

• Het bevoegd gezag geeft bij de verplichte kennisgeving van een omgevingsplan (art. 16.29 Omgevingswet) aan hoe de participatie wordt vormgegeven (art. 10.2, lid 1 Omgevingsbesluit).

• Bij het vaststellen van een omgevingsvisie (art. 10.7 Omgevingsbesluit), programma (art. 10.8 Omgevingsbesluit) of omgevingsplan(art 10.2, lid 2 Omgevingsbesluit), of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij participatie door de gemeenteraad verplicht is gesteld wordt aangegeven:

o hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken,

o wat de uitkomsten van het participatieproces waren en

o in hoeverre de participatie heeft geleid tot aanpassing van het betreffende initiatief .

• Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 Awb van toepassing te verklaren (art. 16.65, lid 4). In die procedure hebben belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze over een ontwerp van het besluit te geven.

• In een aanvraagformulier voor een omgevingsvergunning moet door initiatiefnemers worden aangegeven of en zo ja hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken en wat daarvan de resultaten zijn (art. 16.55, lid 2 en lid 6 Omgevingswet en art. 7.4 Omgevingsregeling).

• De gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, in behandeling wordt genomen. In artikel 11:3 van deze verordening wordt bepaald dat de gemeenteraad gebruik gaat maken van deze bevoegdheid. De gemeenteraad zal een besluit nemen waarin een lijst van gevallen wordt vastgesteld waarvoor de participatieplicht geldt.

 

Evaluatie

Artikel 12:3 bepaalt dat de gemeenteraad minimaal eenmaal per raadsperiode een bespreking wijdt aan de wijze waarop de gemeente participatieprocessen heeft georganiseerd, inclusief processen van overheidsparticipatie en uitdaagrecht. De precieze vorm is nader overeen te komen. Het kan daarbij zinvol zijn indien dit vorm krijgt in een gesprek met vertegenwoordigers van de verschillende betrokken actoren (gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders, inwoners en ambtenaren).