Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nissewaard

Verordening maatschappelijke ondersteuning in beschermde woonvormen Zuid-Hollandse Eilanden 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNissewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning in beschermde woonvormen Zuid-Hollandse Eilanden 2022
CiteertitelVerordening beschermde woonvormen ZHE 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2023artikel 1.1, 1.2, 2.1, 2.2, 2.3, 4.1, 11.3, 11.4, 11.5, 11.6

28-06-2023

gmb-2023-275050

23.R.00078
11-03-202201-01-202201-07-2023nieuwe regeling

23-02-2022

gmb-2022-104568

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning in beschermde woonvormen Zuid-Hollandse Eilanden 2022

De raad van de gemeente Nissewaard;

 

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 januari 2022;

 

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

gezien het advies van de Regionale Adviesraad beschermd wonen en opvang van 7 januari 2022;

 

gezien het advies van de commissie Sociaal domein van 10 februari 2022 ;

 

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning in beschermde woonvormen Zuid-Hollandse Eilanden 2022.

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

  • a.

    beschermde woonvorm

    beschermd wonen of geclusterd wonen.

  • b.

    beschermd wonen

    wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen of een verstandelijke beperking, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • c.

    centrumgemeente

    Gemeente Nissewaard.

  • d.

    college

    college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente.

  • e.

    geclusterd wonen

    zelfstandig wonen op een woonadres in de gemeente Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Nissewaard of Voorne aan Zee in de nabijheid van een zorgaanbieder die zowel gepland als ongepland toezicht en begeleiding biedt, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen of een verstandelijke beperking, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • f.

    wet

    Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • g.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die in dit artikel niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Reikwijdte

In afwijking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nissewaard 2023 bevat deze verordening bepalingen voor de maatwerkvoorziening beschermde woonvorm.

HOOFDSTUK 2 TOEGANGSPROCEDURE

Artikel 2.1 Landelijke toegankelijkheid

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening beschermd wonen is landelijk toegankelijk. Dat betekent dat de cliënt in elke gemeente van Nederland een melding kan doen voor beschermd wonen. Nederlandse gemeenten hebben hierover nadere afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in de Handreiking en beleidsregels landelijke toegang beschermd wonen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze zijn ook voor de centrumgemeente onverkort van toepassing.

  • 2.

    Indien het college van een gemeente van buiten de regio Zuid-Hollandse Eilanden een cliënt bovenregionaal wil plaatsen in een maatwerkvoorziening beschermd wonen binnen de regio Zuid-Hollandse Eilanden, dient hiervoor de procedure te worden gehanteerd zoals beschreven in de in het eerste lid genoemde Handreiking en beleidsregels. Dit betekent dat de toegang tot deze voorzieningen altijd moet verlopen via de centrumgemeente.

  • 3.

    Indien een cliënt wordt geplaatst in een maatwerkvoorziening beschermd wonen binnen de regio Zuid-Hollandse Eilanden zonder dat deze een geldige beschikking heeft van de centrumgemeente, dan kan de centrumgemeente niet verantwoordelijk worden gesteld voor de kosten van deze maatwerkvoorziening in dat jaar of daaropvolgende jaren.

  • 4.

    Een maatwerkvoorziening geclusterd wonen is niet landelijk toegankelijk. geclusterd wonen is uitsluitend toegankelijk voor cliënten die op het moment van indicatiestelling, volgens de BRP, inwoner zijn van één van de vier gemeenten op de Zuid-Hollandse Eilanden.

Artikel 2.2 Melding

  • 1.

    De melding wordt gedaan door of namens de cliënt bij het college van de gemeente waar hij woont.

  • 2.

    De melding vindt plaats op de door het college van deze gemeente voorgeschreven wijze.

  • 3.

    Het college van deze gemeente bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk (per post of e-mail).

  • 4.

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, wordt de melding direct gedaan bij het college indien de inwoner op het moment van de melding nog aanspraak maakt op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm, residentiële jeugdzorg, intramurale Wlz-zorg, forensische zorg of klinische ggz-behandeling.

  • 5.

    Indien lid 4 van toepassing is en er toch een melding wordt gedaan bij het college van de gemeente waar cliënt woont, dan kan de melding worden doorgestuurd naar het college voor verdere afhandeling.

Artikel 2.3 Eerste screening door gemeente waar de melding wordt gedaan

  • 1.

    Het college van de gemeente waar de melding wordt gedaan is verantwoordelijk voor het uitvoeren van een eerste screening.

  • 2.

    In deze eerste screening wordt een lichte toets uitgevoerd om te bepalen of de inwoner als gevolg van psychische of psychosociale problematiek of een licht verstandelijke beperking zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving en inwoner met voorliggende voorzieningen en lokale maatwerkvoorzieningen (inclusief begeleid wonen) onvoldoende ondersteund kan worden in zijn zelfredzaamheid.

  • 3.

    Indien de situatie van de inwoner naar het oordeel van het college van de gemeente waar de melding wordt gedaan voldoet aan de omschrijving in lid 2, wordt de melding voorzien van het daarbij opgestelde verslag ingediend als een melding beschermde woonvorm bij de centrumgemeente Nissewaard.

  • 4.

    Indien de situatie van inwoner naar het oordeel van het college van de gemeente waar de melding is gedaan niet voldoet aan de omschrijving in lid 2, wordt de melding van inwoner door dit college verder afgehandeld.

  • 5.

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, wordt geen eerste screening uitgevoerd indien de inwoner op het moment van de melding aanspraak maakt op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm, intramurale Wlz-zorg, residentiële jeugdzorg of klinische ggz-behandeling. In die gevallen wordt direct een onderzoek uitgevoerd als omschreven in artikel 2.4.

Artikel 2.4 Onderzoek door centrumgemeente

  • 1.

    Na ontvangst van een melding beschermde woonvorm is het college van de centrumgemeente verantwoordelijk voor het uitvoeren van het onderzoek in de zin van artikel 2.3.2 van de wet.

  • 2.

    De meldingen beschermde woonvorm worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst. Hiervan wordt alleen afgeweken indien cliënt zich bevindt in een schrijnende situatie met een risico op escalatie die niet op andere wijze kan worden opgelost dan middels een snel besluit over de aanspraak op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm. Of dit het geval is, is ter beoordeling door het college van de centrumgemeente.

  • 3.

    Het onderzoek als bedoeld in het eerste lid bestaat uit een dossieronderzoek, een vraagverhelderingsgesprek en in sommige gevallen een aanvullend onderzoek.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente vraagt voor het dossieronderzoek aan de cliënt alle gegevens en bescheiden te verschaffen die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, tenzij het college daarover al beschikt.

  • 5.

    Het vraagverhelderingsgesprek betreft een persoonlijk gesprek met de cliënt en, indien van toepassing, de vertegenwoordiger. Daarnaast kunnen bij dit gesprek aanwezig zijn de mantelzorger(s), naaste personen uit het sociale netwerk, onafhankelijk cliëntondersteuner, huidige zorgverlener, aandachtsfunctionaris beschermde woonvormen van de gemeente waar cliënt woont.

  • 6.

    Het vraagverhelderingsgesprek als bedoeld in het vijfde lid kan ook gebruikt worden om cliënt te vragen om bescheiden zoals bedoeld in het vierde lid, die nodig zijn voor het dossieronderzoek.

  • 7.

    Een aanvullend onderzoek is nodig als het college van de centrumgemeente op basis van het dossieronderzoek en het vraagverhelderingsgesprek de aanspraak op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm niet kan beoordelen. Het kan bestaan uit het opvragen van medisch advies, het laten uitvoeren van een diagnostisch onderzoek of een multidisciplinair overleg met bij de inwoner betrokken professionals.

  • 8.

    Het college van de centrumgemeente is bevoegd om, indien dit van belang is voor het onderzoek, zich te laten adviseren door een daartoe geschikte instantie.

Artikel 2.5 Medewerking cliënt

  • 1.

    Het college is, onverminderd artikel 2.3.8 van de wet, in ieder geval bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm:

    • a.

      de cliënt op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      de cliënt op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te laten bevragen of onderzoeken.

  • 2.

    De cliënt is verplicht medewerking te verlenen aan de oproep als bedoeld in het eerste lid onder a en de bevraging of onderzoek als bedoeld in het eerste lid onder b.

  • 3.

    Indien de cliënt geen gehoor geeft of kan geven aan de oproep op een door het college te bepalen plaats en tijdstip te verschijnen, dan kan een huisbezoek plaatsvinden.

  • 4.

    Indien de cliënt niet meewerkt aan een huisbezoek als bedoeld in het derde lid, kan het college besluiten de melding niet in behandeling te nemen op grond van artikel 2.3.8, lid 3 van de wet.

Artikel 2.6 Onderzoeksverslag

  • 1.

    Het college stelt een onderzoeksverslag op en verstrekt deze aan de cliënt en, indien van toepassing, de vertegenwoordiger.

  • 2.

    Het onderzoeksverslag bevat de bevindingen uit het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4:

    • de aanwezige problematiek op de leefgebieden naar aard, intensiteit en zwaarte

    • de ondersteuningsbehoefte op de leefgebieden naar aard, intensiteit en zwaarte

    • de resultaten die behaald moeten worden op de leefgebieden en de periode die hiervoor nodig is

    • de daarop gebaseerde conclusie ten aanzien van de noodzaak voor een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm.

  • 3.

    Indien cliënt of vertegenwoordiger opmerkingen of aanvullingen heeft, worden deze toegevoegd aan het onderzoeksverslag. Het college verstrekt het aangepaste onderzoeksverslag aan de cliënt of vertegenwoordiger binnen een week na ontvangst van de opmerkingen of aanvullingen.

  • 4.

    De cliënt of vertegenwoordiger dient het definitieve onderzoeksverslag binnen twee weken na ontvangst ondertekend terug te sturen. Daarbij dient de cliënt of vertegenwoordiger aan te geven of hij akkoord is met het verslag en of hij een aanvraag wil indienen.

Artikel 2.7 Aanvraag

Indien de cliënt het onderzoeksverslag ondertekend heeft teruggestuurd met daarin aangegeven dat hij een aanvraag wil indienen, geldt het ondertekende onderzoeksverslag als aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.3.5. van de wet.

Artikel 2.8 Cliëntondersteuning

Het college van de gemeente waar de melding wordt gedaan is verantwoordelijk voor het informeren van cliënten en hun mantelzorgers op de mogelijkheid zich gedurende de procedure desgewenst te laten bijstaan door een onafhankelijk cliëntondersteuner en het bieden van deze cliëntondersteuning.

HOOFDSTUK 3 BEOORDELING AANSPRAAK

Artikel 3.1. Wijze van beoordeling aanspraak

Het college beoordeelt de aanspraak op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm op basis van de inhoud van het onderzoeksverslag als bedoeld in artikel 2.6.

Artikel 3.2 Criteria voor beoordeling aanspraak op maatwerkvoorziening beschermde woonvorm

  • 1.

    Het college toetst elke aanvraag voor een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm aan de volgende criteria:

    • a.

      De cliënt is 18 jaar of ouder;

    • b.

      De cliënt heeft de Nederlandse nationaliteit of verblijft legaal in Nederland;

    • c.

      De cliënt is bekend met psychiatrische, psychische of psychosociale problematiek of een licht verstandelijke beperking (IQ 50-85). Ten aanzien van de problematiek moet altijd sprake zijn van een actuele diagnose door een daartoe gekwalificeerde professional waarbij als uitgangspunt geldt dat de diagnose op de datum van de melding beschermde woonvorm bij het college niet ouder mag zijn dan 2 jaar. Indien de diagnose ouder is, dient in de aanvraag te worden onderbouwd dat de geconstateerde problematiek of beperking sindsdien ongewijzigd is;

    • d.

      Cliënt is niet in staat om, eventueel met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van personen uit het eigen sociaal netwerk, algemene of voorliggende voorzieningen zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving of zelfstandig te wonen;

    • e.

      De belemmeringen waardoor cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving of zelfstandig te wonen, zijn niet op te lossen met een (voorliggende) voorziening op grond van de Zorgverzekeringswet, Jeugdwet, Wet langdurige zorg, Wet forensische zorg of Wet verplichte ggz;

    • f.

      De belemmeringen die cliënt ondervindt bij het zich handhaven in de samenleving of zelfstandig wonen zijn niet van kortdurende aard maar wel tijdelijk, dat wil zeggen dat er een reëel perspectief op herstel is;

    • g.

      Cliënt heeft onplanbare professionele ondersteuning of toezicht nodig die 24 uur per dag en 7 dagen per week op afroep beschikbaar of direct aanwezig is;

    • h.

      De cliënt wil en accepteert een ondersteuningstraject uitgaande van zijn (on)mogelijkheden, gericht op het realiseren van een situatie waarin hij weer op eigen kracht zelfstandig kan wonen en participeren in de samenleving.

  • 2.

    Specifiek voor een arrangement geclusterd wonen gelden aanvullend de volgende criteria:

    • a.

      De cliënt is zelf in staat hulp in te roepen en te beoordelen of zijn hulpvraag urgent is, dan wel zijn hulpvraag uit te stellen. Het is voldoende als de onplanbare professionele ondersteuning op afroep bereikbaar en indien nodig binnen 15 minuten beschikbaar is;

    • b.

      De client is in staat om, al dan niet met begeleiding, de financiële verplichtingen behorende bij zelfstandige huisvesting structureel na te komen.

    • c.

      De cliënt heeft gemiddeld minimaal 7 en maximaal 12 uur planbare individuele ondersteuning nodig per week. Gaat het om meer dan 12 uur in de week, dan is de cliënt aangewezen op een maatwerkvoorziening beschermd wonen intensiteit 2, 3 of 4. Gaat het om minder dan 7 uur per week, dan is de cliënt aangewezen op een voorliggende voorziening in de vorm van ambulante ondersteuning te verstrekken door het college van de gemeente waar de cliënt woont.

  • 3.

    Specifiek voor een arrangement beschermd wonen intensiteit 1 t/m 4 gelden aanvullend de volgende criteria:

    • a.

      de cliënt heeft verblijf binnen een accommodatie van een instelling nodig waar onplanbare professionele ondersteuning of toezicht 24 uur per dag en 7 dagen per week, direct aanwezig is;

    • b.

      de cliënt heeft gemiddeld minimaal 10 uur planbare individuele ondersteuning nodig per week.

  • 4.

    Het college kan een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm weigeren als de cliënt in staat wordt geacht om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, of met gebruikmaking van een voorliggende voorziening, te voorzien in zijn ondersteuningsbehoefte maar de cliënt, mantelzorger of sociale netwerk dit weigert.

Artikel 3.3 Criteria voor beoordeling aanspraak op Dagbesteding

Het college beoordeelt of een cliënt aanvullend op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm in aanmerking komt voor een toeslag voor Dagbesteding op basis van de volgende criteria:

  • De cliënt is niet in staat tot het verrichten van reguliere arbeid of het volgen van een opleiding;

  • De cliënt heeft geen vrijwilligerswerk, daginvulling of dagstructurering;

  • De cliënt heeft baat bij dagbesteding voor het vergroten van zijn zelfredzaamheid op bepaalde leefgebieden.

Artikel 3.4 Criteria voor beoordelen aanspraak op (rolstoel)vervoer dagbesteding

Het college beoordeelt of een cliënt aanvullend op een toeslag voor Dagbesteding in aanmerking komt voor een toeslag voor (rolstoel)vervoer dagbesteding op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Cliënt heeft geen mogelijkheden en middelen om zich te vervoeren van en naar de locatie van dagbesteding;

  • b.

    Er is een vastgestelde (medische) noodzaak voor door de aanbieder georganiseerd (rolstoel)vervoer van en naar de locatie van dagbesteding.

Artikel 3.5 Criteria voor beoordelen aanspraak op gezinstoeslag

  • 1.

    Indien een cliënt aanspraak maakt op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm en één of meer kinderen tot 18 jaar heeft die elke week (gedeeltelijk) inwonend zijn, kan cliënt in aanmerking komen voor een gezinstoeslag.

  • 2.

    Het betreft een vaste tegemoetkoming voor de zorgaanbieder van een maatwerkvoorziening beschermde woonvormen die is bedoeld voor het faciliteren van de afstemming tussen zorgaanbieder en de jeugdhulpprofessional(s) die actief betrokken is/zijn bij de ondersteuning van de jeugdige(n) in het gezin van de cliënt.

  • 3.

    Het college beoordeelt of een cliënt in aanmerking komt voor een gezinstoeslag op basis van de volgende criteria:

    • a.

      kind(eren) van de cliënt maken onderdeel uit van het ondersteuningsplan;

    • b.

      er zijn één of meer jeugdhulpverleners actief in het gezin van de cliënt.

HOOFDSTUK 4 VASTSTELLEN ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE EN ZORGTOEWIJZING

Artikel 4.1 Maatstaf voor vaststellen ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    Indien een cliënt aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm en eventuele toeslagen, stelt het college vervolgens de ondersteuningsbehoefte vast aan de hand van drie objectieve maatstaven:

    • a.

      De belemmeringen die de cliënt verhinderen zich te handhaven in de samenleving of zelfstandig te wonen;

    • b.

      De met behulp van de maatwerkvoorziening en eventuele toeslagen door de cliënt te bereiken resultaten;

    • c.

      De mate van voorspelbaarheid en risico van het gedrag van de cliënt.

Artikel 4.2 Wijze van vaststellen ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    De ondersteuningsbehoefte wordt per leefgebied vastgesteld. De leefgebieden zijn:

    • a.

      Inkomen

    • b.

      Dagbesteding of werk

    • c.

      Huisvesting

    • d.

      Gezinsrelaties

    • e.

      Geestelijke gezondheid

    • f.

      Fysieke gezondheid

    • g.

      Zelfzorg

    • h.

      Sociaal netwerk

    • i.

      Maatschappelijke participatie

    • j.

      Contact met justitie

  • 2.

    Bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte wordt gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidmatrix (ZRM) als instrument:

    • a.

      Per leefgebied wordt in het ondersteuningsplan aangegeven welke belemmering de cliënt ervaart, welk gedrag hij laat zien en welke vorm van ondersteuning daarbij past: stimuleren, oefenen, aanleren, toezicht houden op, begeleiden bij, reguleren of overnemen.

    • b.

      Per leefgebied wordt in het ondersteuningsplan aangegeven welke resultaten bereikt moeten worden binnen welke periode. In de beleidsregels behorend bij deze verordening zijn per leefgebied de te bereiken resultaten vastgesteld. De resultaten zijn dusdanig beschreven dat duidelijk is wat het specifieke doel is.

  • 3.

    Op basis hiervan wordt bepaald welke maatwerkvoorziening beschermde woonvorm in welke intensiteit en omvang met welke eventuele toeslagen nodig is, evenals de duur van de af te geven beschikking.

  • 4.

    Een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm kan op grond van de wet géén behandeling bieden. Als een bewoner ook behandeling nodig heeft, moet hij daarvoor aanspraak maken op de Zorgverzekeringswet, eventueel met behulp van de zorgaanbieder.

Artikel 4.3 Zorgtoewijzing

  • 1.

    Na het bepalen van de best passende plek voor een cliënt op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels artikel 3.12, wordt een beschikking afgegeven.

  • 2.

    Als de best passende plek niet beschikbaar is ten gevolge van een gebrek aan plek in de beoogde accommodatie of het cluster, dan ontvangt de cliënt een wachtlijstbeschikking. De cliënt wordt hiermee op de wachtlijst geplaatst voor de betreffende aanbieder en locatie.

  • 3.

    Indien een cliënt al gebruik maakt van een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm maar wil veranderen van zorgaanbieder en de gewenste zorgaanbieder heeft een tekort aan plekken, dan komt de cliënt op de wenswachtendenlijst.

  • 4.

    Gedurende de periode dat de cliënt op de wachtlijst staat, is de huidige zorgaanbieder van de cliënt verantwoordelijk voor het continueren van de ondersteuning en het eventuele verblijf. Indien het zorg betreft op grond van de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg of Wet forensische zorg geschiedt dit conform de in het betreffende kader gemaakte landelijke afspraken voor continuering van zorg.

  • 5.

    Indien de ondersteuning, bedoeld in lid 4, verstrekt wordt door het college van de gemeente waar de cliënt woont, dan wordt door de colleges overlegd over welke ondersteuningsomvang nodig is totdat de cliënt geplaatst kan worden in een beschermde woonvorm.

  • 6.

    Indien de cliënt op het moment van melding zoals bedoeld in artikel 2.2 nergens in zorg is, dan is het college van de gemeente waar de cliënt woont verantwoordelijk voor het bieden van eventueel benodigde ambulante ondersteuning totdat de cliënt geplaatst is in een beschermde woonvorm.

  • 7.

    Is plaatsing van de cliënt op de best passende plek niet realiseerbaar binnen een termijn die door het college voor deze cliënt aanvaardbaar wordt geacht, dan wordt in overleg met de cliënt overgegaan tot:

    • plaatsing op een eveneens passende plek bij een aanbieder die geen wachtlijst heeft, of

    • tijdelijke plaatsing op een minder passende plek die wel beschikbaar is, daaronder ook begrepen geclusterd wonen, waarna cliënt later alsnog geplaatst wordt op de best plassende plek, of

    • plaatsing op een passende plek in een accommodatie buiten de regio, indien de situatie van de cliënt dat noodzakelijk maakt.

  • 8.

    Wanneer een cliënt aanspraak maakt op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm en bij de zorgtoewijzing de aan hem toegekende passende voorziening weigert, dan geeft het college alsnog een beschikking af zodat de cliënt hiertegen in bezwaar kan gaan.

Artikel 4.4 Ondersteuningsplan

  • 1.

    Het ondertekende onderzoeksverslag als bedoeld in artikel 2.6 vormt deel 1 van het ondersteuningsplan van de cliënt.

  • 2.

    Deel 2 van het ondersteuningsplan wordt opgesteld door de beoogde zorgaanbieder en beschrijft welke activiteiten op welke locatie(s) zullen worden verricht om de resultaten te bereiken die zijn benoemd in deel 1 van het ondersteuningsplan evenals de tijdsspanne die daaraan door de aanbieder wordt verbonden. Deel 2 van het ondersteuningsplan is alleen geldig als het voor akkoord is ondertekend door de cliënt.

  • 3.

    Na goedkeuring van het door de cliënt ondertekende deel 2 van het ondersteuningsplan, wordt de beschikking door het college afgegeven. Deel 1 en deel 2 van het ondersteuningsplan maken onlosmakelijk onderdeel uit van de beschikking.

  • 4.

    De zorgaanbieder kan alleen zorg declareren op grond van een geldige beschikking.

HOOFDSTUK 5 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 5.1 Wijze van aanvraag leveringsvorm Pgb

  • 1.

    Een aanvraag voor leveringsvorm Pgb kan pas worden ingediend nadat uit de onderzoeksfase is gebleken dat de cliënt aanspraak maakt op een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm en dient te worden ingediend vóórdat de beschikking wordt afgegeven aangezien hierin ook de leveringsvorm wordt gespecificeerd.

  • 2.

    Voorafgaand aan het beoordelen van een aanvraag voor leveringsvorm Pgb wordt er door de centrale Toegang altijd een gesprek gevoerd met de cliënt of wettelijk vertegenwoordiger waarin wordt toegelicht welke rechten en plichten zijn verbonden aan het verkrijgen van een Pgb.

  • 3.

    De cliënt of wettelijk vertegenwoordiger kan bij het college een aanvraag doen voor leveringsvorm Pgb door het opstellen en indienen van een Pgb-plan op de manier zoals in de beleidsregels is vastgesteld.

Artikel 5.2 Criteria voor toekenning van leveringsvorm Pgb

  • 2.

    In verbijzondering van artikel 2.3.6, lid 2 van de wet dient de cliënt of wettelijk vertegenwoordiger in zijn aanvraag het volgende te motiveren om in aanmerking te komen voor een Pgb:

    • a.

      Op welke voorziening in natura de inwoner zich heeft georiënteerd en waarom deze niet passend zijn bij zijn situatie;

    • b.

      welke zorg de inwoner gaat inkopen met het Pgb, bij welke zorgaanbieder en tegen welke kosten;

    • c.

      welke resultaten hiermee op de door de centrale Toegang bepaalde leefgebieden worden gerealiseerd tijdens de looptijd van de indicatie;

    • d.

      een onderbouwing dat deze zorg veilig, doeltreffend, cliëntgericht zal worden verstrekt én van goede kwaliteit is.

  • 3.

    Een Pgb informele hulp is alleen mogelijk bij een maatwerkvoorziening geclusterd wonen.

  • 4.

    Een Pgb informele hulp wordt alleen verstrekt indien de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt én de cliënt of wettelijk vertegenwoordiger onderbouwd heeft gemotiveerd dat dit tot betere, effectievere ondersteuning leidt die aantoonbaar doelmatiger is.

Artikel 5.3 Criteria voor afwijzing leveringsvorm Pgb

  • 1.

    Een cliënt of wettelijk vertegenwoordiger die niet in staat is om zijn hulpvraag en belangen te behartigen of niet in staat is om, eventueel met behulp van zijn sociaal netwerk, de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren komt niet aanmerking voor een Pgb. Dat is het geval indien sprake is van minimaal één van onderstaande omstandigheden:

    • een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • een vastgestelde verstandelijke beperking;

    • een vastgestelde blijvende cognitieve stoornis;

    • een actieve verslaving, zoals alcohol, drugs en gokken;

    • de Nederlandse taal in woord of geschrift onvoldoende machtig zijn;

    • vastgestelde fraude of onrechtmatigheid met een Pgb in het verleden;

    • problematische schulden waarvoor nog geen betalingsregeling is getroffen;

    • langdurig verblijf in het buitenland;

    • de wettelijk vertegenwoordiger kan geen Verklaring Omtrent Gedrag overleggen op minimaal de functieaspecten ‘Geld’ en ‘Zakelijke transacties’.

  • 2.

    Naast de in lid 1 genoemde afwijzingscriteria kunnen er in individuele gevallen andere redenen zijn een Pgb niet toe te kennen. Het toekennen van een Pgb vereist altijd een individuele afweging. Om een Pgb af te wijzen op contra-indicatie, moet er een feitelijke onderbouwing zijn waarop het afwijzingsbesluit is gebaseerd. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

Artikel 5.4 Bepalen hoogte van het Pgb

  • 1.

    De hoogte van een Pgb formele zorg is gelijk aan het tarief wat aan cliënt in rekening wordt gebracht door de door hem gecontracteerde zorgaanbieder, tot maximaal het tarief dat de gemeente hanteert voor de gecontracteerde voorziening in natura.

  • 2.

    Voor het bepalen van de hoogte van een Pgb informele zorg wordt uitgegaan van het minimumuurloon inclusief vakantiebijslag en vakantie-uren zoals bedoeld in de Wet minimumloon voor een persoon van 21 jaar of ouder bij een werkweek van 36 uur.

HOOFDSTUK 6 BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 6.1 Eigen bijdrage

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm.

  • 2.

    De bijdrage is gelijk aan het maximumbedrag uit het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

HOOFDSTUK 7 VOORTIJDIGE BEËINDIGING VAN DE BESCHIKKING

Artikel 7.1 Afwezigheid cliënt in beschermd wonen

  • 1.

    Geplande en ongeplande afwezigheid gedurende minimaal twee etmalen van een cliënt met een maatwerkvoorziening beschermd wonen moeten door de zorgaanbieder worden gemeld aan het college.

  • 2.

    Wanneer een cliënt met een maatwerkvoorziening beschermd wonen als gevolg van opname in een andere zorginstelling of verblijf in detentie langer dan 42 aangesloten dagen (6 weken) afwezig is, wordt zijn beschikking opgeschort. Dat wil zeggen dat zijn plek in de accommodatie niet langer hoeft te worden vrijgehouden.

  • 3.

    Indien cliënt binnen 14 dagen wederom afwezig is zoals bedoeld in lid 2, wordt deze tweede periode van afwezigheid opgeteld bij de eerste periode.

  • 4.

    Indien een cliënt buiten zijn schuld zijn plek in een accommodatie voor beschermd wonen kwijt raakt als gevolg van het bepaalde in lid 1 t/m 3, dan kan deze bovenaan de wachtlijst geplaatst worden mits zijn indicatie op het moment van terugkeer nog geldig is.

  • 5.

    Een cliënt met een maatwerkvoorziening beschermd wonen mag in totaal maximaal 28 dagen (4 weken) per kalender jaar afwezig zijn in verband met vakantie. Als deze maximale periode wordt overschreden, dan wordt zijn beschikking opgeschort. Dat wil zeggen dat zijn plek niet langer hoeft te worden vrijgehouden.

  • 6.

    Een cliënt met een maatwerkvoorziening beschermd wonen wordt geacht minimaal vijf etmalen per week in de accommodatie van de instelling te verblijven. Als blijkt dat de cliënt structureel, gedurende minimaal 10 weken, minder dan vijf etmalen in de accommodatie verblijft, dan leidt dit tot het opnieuw toetsen op de noodzaak voor beschermd wonen.

Artikel 7.2 Wijziging in ondersteuning

  • 1.

    De zorgaanbieder dan wel de cliënt of vertegenwoordiger meldt zo spoedig mogelijk aan het college alle wijzigingen in de benodigde of geboden ondersteuningsvorm, -intensiteit of arrangementsonderdelen (bijvoorbeeld stopzetten dagbesteding). De cliënt wordt dan opnieuw geïndiceerd, dit kan leiden tot aanpassing van of beëindiging van de beschikking.

  • 2.

    Indien de wijziging een gevolg is van structurele weigering door de cliënt van de geboden ondersteuning, kan dit leiden tot toeleiding naar een andere aanbieder of stopzetting van de indicatie.

HOOFDSTUK 8 BESTRIJDING MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK

Artikel 8.1 Fraudepreventie

  • 1.

    Het college informeert cliënten over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik daarvan.

  • 2.

    Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen beschermde woonvormen en Pgb’s met het oog op de beoordeling van de rechtmatigheid daarvan.

Artikel 8.2 Controle

  • 1.

    Het college kan onderzoek doen naar de rechtmatigheid van een verstrekte maatwerkvoorziening beschermde woonvorm en kan daarbij onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college kan daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor de aanspraak op deze maatwerkvoorziening onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan onderzoek doen naar de reden van de beëindiging van de aanspraak op een verstrekte maatwerkvoorziening beschermde woonvorm en op basis daarvan besluiten nemen met betrekking tot de rechtmatigheid van deze maatwerkvoorziening en de wederzijds tussen het college en de cliënt resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 3.

    Periodiek wordt, al dan niet steekproefsgewijs, onderzocht of de verstrekte maatwerkvoorzieningen beschermde woonvorm in natura en Pgb’s worden gebruikt respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt en of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een cliënt of wettelijk vertegenwoordiger, als op de ondersteuning door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de cliënt, bezoek aan de locatie waar de cliënt ondersteuning krijgt en gesprekken met de aanbieder.

  • 4.

    Voor de onderzoeken als bedoeld in dit artikel geldt zowel voor de aanbieder als voor de cliënt een verplichting tot het verlenen van medewerking. Indien er niet meegewerkt wordt kan dit gevolgen hebben voor de verstrekking.

Artikel 8.3 Handhaven

  • 1.

    Het college kan handhavend optreden na een inspectierapport van de verantwoordelijke inspectie zoals de Inspectie gezondheidzorg en jeugd (IGJ) of de GGD Rotterdam-Rijnmond of na een rechtmatigheidsonderzoek door de door het college op grond van de wet aangewezen toezichthouder.

  • 2.

    Indien er plaatselijke regelgeving van kracht is omtrent handhaving, vindt handhaving door het college conform deze regelgeving plaats.

Artikel 8.4 Terugvordering

Het college kan bij geconstateerd misbruik of oneigenlijk gebruik overgaan tot terugvordering.

HOOFDSTUK 9 KWALITEIT EN EFFECTIVITEIT

Artikel 9.1 Kwaliteitseisen aan de zorgaanbieder

Naar het oordeel van het college is de kwaliteit van een zorgaanbieder gewaarborgd indien aan de volgende eisen wordt voldaan:

  • a.

    de zorgaanbieder levert verantwoorde ondersteuning op basis van goed zorgverlenerschap. Als norm van goed zorgverlenerschap gelden de leveringsvoorwaarden, kwaliteitskaders en beroepscodes van de betreffende beroepsgroep (bijvoorbeeld GGZ, VG, welzijn, zorgboerderijen);

  • b.

    de zorgaanbieder is ingeschreven in het AGB-register en de informatie in deze registratie is juist en actueel;

  • c.

    de zorgaanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of handelsregister in het land waar de formele zorgverlener is gevestigd en een BTW nummer heeft;

  • d.

    de zorgaanbieder voldoet aan een kwaliteitsbeleid dat minimaal voldoet aan de eisen die het Keurmerkinstituut stelt aan ISO 9001 voor de Ondersteuning of HKZ gehandicaptenondersteuning of HKZ geestelijke gezondheidsondersteuning of HKZ Kleine organisaties of het keurmerk Federatie Landbouw en Ondersteuning of Kwaliteitsregister Jeugd;

  • e.

    de zorgaanbieder voorziet in en handelt conform de landelijke minimale eisen voor het waarborgen van veilige ondersteuning. Dit betreffen: een veiligheidsmanagementsysteem, een systeem ter waarborging van een veilig medicatiebeleid, een geïmplementeerd calamiteitenplan, meldingen incidenten patiënten (MIP), meldingen Incidenten Medewerkers en de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld;

  • f.

    de zorgaanbieder werkt volgens de landelijk geldende professionele standaarden, gericht op de benodigde deskundigheid in relatie tot de cliënten;

  • g.

    de zorgaanbieder werkt met voldoende gekwalificeerd personeel om de continuïteit van ondersteuning te garanderen. Het personeel is minimaal MBO niveau 4 of HBO geschoold in Zorg en Welzijn. Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) geregistreerde medewerkers (of zelfstandigen) zijn ingeschreven in het landelijk register;

  • h.

    de zorgaanbieder hanteert de Governance code zorg;

  • i.

    alle door de zorgaanbieder ingezette personeelsleden en vrijwilligers zijn in het bezit van een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en medewerkers worden bij hun aanstelling getoetst op de vergewisplicht en het tuchtrecht;

  • j.

    alle door de zorgaanbieder ingezette personeelsleden en vrijwilligers hebben aan de gemeente een actieve signaleringsplicht ten aanzien van veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de inwoner aan meer of andere zorg;

  • k.

    alle door de zorgaanbieder ingezette personeelsleden en vrijwilligers houden alles geheim wat hij weet over degene aan wie hij ondersteuning levert, behoudens datgene wat uit wettelijk voorschrift of vanuit zijn taak noodzaakt tot het doen van mededelingen.

Artikel 9.2 Kwaliteitseisen aan de maatwerkvoorziening beschermde woonvorm

  • 1.

    Naar het oordeel van het college is de kwaliteit van een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm gewaarborgd indien aan de volgende eisen wordt voldaan:

    • a.

      De voorziening is doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht

    • b.

      De voorziening is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp

    • c.

      De voorziening is veilig

    • d.

      De voorziening wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid o.b.v de professionele standaard

    • e.

      De voorziening wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt

  • 2.

    Voor de uitwerking van de eisen a t/m e uit het eerste lid houdt het college het actuele Toezichtskader Wmo van de GGD Rotterdam Rijnmond aan.

Artikel 9.3 Aanvullende kwaliteitseisen aan maatwerkvoorzieningen beschermd wonen

Aanvullend op artikel 9.2 is naar het oordeel van het college de kwaliteit van een geleverd arrangement beschermd wonen gewaarborgd indien aan de volgende eisen wordt voldaan:

  • a.

    Cliënten zijn gehuisvest in een accommodatie van de zorgaanbieder, welke voldoet aan zowel de lokale gemeentelijke ruimtelijke en veiligheidseisen, als aan de landelijk gestelde huisvestingseisen van zorgvoorzieningen, rekening houdend met de ondersteuningsintensiteit van de cliënten.

  • b.

    Brandpreventieve maatregelen zijn door zorgaanbieder aantoonbaar genomen en er dient een brandmeldinstallatie (BMI) aanwezig te zijn.

  • c.

    Er is sprake van een kwalitatief verantwoorde woonsituatie die voldoet aan bouwkundige en functionele maatstaven en bereikbaarheid. Bij aanwezigheid van gemeenschappelijke ruimten betreft dit een gezamenlijke woonkamer, keuken of sanitair.

  • d.

    Cliënten hebben minimaal een eigen slaap- en leefkamer die wat betreft oppervlakte, veiligheid en functionaliteit voldoen aan de minimale wettelijke normen.

  • e.

    Cliënten zijn niet gehuisvest in vakantiehuizen, caravans, chalets of andere onderkomens waar geen toestemming is voor permanente bewoning.

Artikel 9.4 Controle op kwaliteit en effectiviteit

  • 1.

    Periodiek onderzoekt de toezichthouder, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte maatwerkvoorzieningen beschermde woonvorm in natura en Pgb’s voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de cliënt, bezoek aan de locatie waar de cliënt ondersteuning krijgt en gesprekken met de aanbieder.

  • 2.

    Het college beoordeelt aan de hand van het ingevulde Pgb-plan, of desgevraagd aan de hand van de door het college opgevraagde bescheiden, of de kwaliteit en veiligheid van de maatwerkvoorziening beschermde woonvorm voldoende is gegarandeerd.

  • 3.

    Het college maakt met de zorgaanbieder afspraken over de invulling van de zorg in een ondersteuningsplan per cliënt. Dit plan wordt door de aanbieder op een met het college afgesproken frequentie tussentijds geëvalueerd. Op basis van de resultaten beoordeelt het college of de voorziening voldoet aan de in deze verordening gestelde kwaliteitseisen.

  • 4.

    De zorgaanbieder meet periodiek de cliënttevredenheid en het college en de cliënt desgevraagd inzicht in de resultaten van dit onderzoek.

  • 5.

    Het college kan via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde, laten toetsen of een middels een Pgb bekostigde zorgverlener en de door deze zorgverlener conform het Pgb-plan geboden ondersteuning, voldoen aan de in deze verordening gestelde kwaliteitseisen.

HOOFDSTUK 10 KLACHTENAFHANDELING EN MEDEZEGGENSCHAP

Artikel 10.1 Regeling voor klachtenafhandeling

  • 1.

    Iedere aanbieder van een voorziening heeft een regeling voor afhandeling van klachten van cliënten.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.

Artikel 10.2 Regeling voor medezeggenschap

  • 1.

    Iedere aanbieder van een voorziening organiseert medezeggenschap voor cliënten via het instellen van een cliëntenraad. De cliëntenraad heeft hierbij de rechten, zoals vastgelegd in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

  • 2.

    Iedere aanbieder van een voorziening betrekt de cliëntraad aantoonbaar bij de voorbereiding, de uitvoering, evaluatie van de kwaliteitsmeting en het vervolgtraject in de kwaliteitsverbeteringen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders.

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11.1 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening en de daarop gebaseerde regels, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Het college kan ten aanzien van het bepaalde in deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 11.2 Evaluatie

Evaluatie van het door het college gevoerde beleid vindt plaats via de reguliere P&C-cyclus van het college, middels twee tussenrapportages en de jaarrekening.

Artikel 11.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 1 dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2022.

Artikel 11.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening beschermde woonvormen ZHE 2022”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nissewaard op 23 februari 2022.

De griffier,

mr. S.J.M. Mackay

De voorzitter,

mr. F. van Oosten

TOELICHTING OP DE VERORDENING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Definities

 

Lid e:

 

Een cliënt die een maatwerkvoorziening geclusterd wonen ontvangt, woont in een zelfstandige woning die de cliënt of het huishouden waartoe hij behoort huurt van een zorgaanbieder, woningcorporatie of andere verhuurder dan wel in eigendom heeft. De woning bevindt zich binnen de afgesproken aanrijtijd van een vestiging van de zorgaanbieder van wie de cliënt intensieve ondersteuning ontvangt die zowel gepland als ongepland wordt geboden en die 24 uur per dag, 7 dagen per week op afroep beschikbaar is indien nodig.

 

 

Hoofdstuk 3 Beoordeling aanspraak

 

Artikel 3.2 Criteria voor beoordeling aanspraak op maatwerkvoorziening beschermde woonvorm

 

Lid 1, d en e:

 

De wet verplicht gemeenten ervoor zorg te dragen dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Het begrip maatwerkvoorziening geeft al aan dat deze voorziening op de individuele persoon is toegesneden, er wordt naar gestreefd om iedere cliënt op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. In bijlage 2 van de Beleidsregels beschermde woonvormen ZHE 2022 zijn per leefgebied de meest voorkomende resultaten benoemd en uitgewerkt.

 

De wet is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. Onder de eigen verantwoordelijkheid wordt verstaan het vermogen van een cliënt om op eigen kracht dan wel met de hulp van mantelzorgers, personen uit het sociale netwerk en gebruikelijke hulp de problemen zelf op te lossen. Oplossingen die een cliënt zelf redelijkerwijs kan realiseren op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid gaan vóór op de verstrekking van een maatwerkvoorziening. Ook als de benodigde resultaten kunnen worden bereikt met voorliggende oplossingen zoals bijvoorbeeld individuele begeleiding zonder verblijf, begeleiding groep zonder verblijf, of algemene voorzieningen, is een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm of één van de hieraan gekoppelde toeslagen niet nodig.

 

Een voorliggende voorziening is een voorziening op grond van een andere wet die voor gaat op verstrekking van een maatwerkvoorziening voor zover deze:

 

  • een passende en toereikende oplossing biedt of

  • de kosten van een bepaalde voorziening als niet noodzakelijk heeft aangemerkt.

Bij voorliggende voorzieningen kan onder andere gedacht worden aan toegekende voorzieningen op grond van de Wet langdurige zorg, Wet forensische zorg, Jeugdwet en Zorgverzekeringswet. Er moet in elke individuele situatie wel beoordeeld worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is. Is dat niet het geval, dan moet alsnog een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm worden geboden. Als de kosten van een bepaalde voorziening in een andere wet als niet noodzakelijk zijn aangemerkt, dan wordt daarbij aangesloten en geen voorziening verstrekt op grond van de wet.

 

Lid 1, f:

 

Het gaat bij beschermde woonvormen om het bieden van een veilige en stabiele woonomgeving, met als doel de cliënt weer in staat te stellen zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. Het is een maatwerkvoorziening die tijdelijk van aard is en die gericht is op duurzame uitstroom naar zelfstandig wonen of wonen met lichtere vormen van ondersteuning. De ondersteuning is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid, woonvaardigheden, participatie en het sociaal functioneren, alsook op het voorkomen van verwaarlozing, overlast en gevaar voor zichzelf en anderen.

 

Lid 2 en 3:

 

Geclusterd wonen is bedoeld voor personen van 18 jaar of ouder met psychische of psychosociale problemen of een licht verstandelijke beperking die tijdelijk niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving of zelfstandig te wonen. Het gaat om personen bij wie tijdelijk op participatie gerichte ondersteuning in de directe nabijheid nodig is, die geleverd wordt in de eigen woonomgeving. Deze personen zijn (nog) niet in staat of hebben (nog) onvoldoende regie om alle sociale en organisatorische aspecten rondom het zelfstandig functioneren in hun woning en woonbuurt te verzorgen. Wel zijn zij in staat om, soms met enige begeleiding, hun financiële woonverplichtingen na te komen. Er is aantoonbare noodzaak tot beschikbaarheid van onplanbare professionele begeleiding en/of toezicht die niet altijd uitstelbaar is tot de volgende dag en daarom 24 uur per dag, 7 dagen per week aanwezig kan zijn als de cliënt dat nodig heeft.

 

Beschermd wonen intensiteit 1 t/m 4 is bedoeld voor personen van 18 jaar of ouder met psychische of psychosociale problemen of een licht verstandelijke beperking die tijdelijk niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving of zelfstandig te wonen. Het gaat om personen bij wie tijdelijk op participatie gerichte ondersteuning binnen een beschermende woonomgeving in een accommodatie van een instelling of in een wooninitiatief nodig is. Deze personen zijn (nog) niet in staat of hebben (nog) onvoldoende regie om alle sociale, organisatorische en financiële aspecten rondom het zelfstandig bewonen van een woning te verzorgen. Er is aantoonbare noodzaak tot onplanbare professionele begeleiding en/of toezicht die 24 uur per dag, 7 dagen per week direct bij of in de accommodatie aanwezig is.

 

Lid 4:

 

Indien de cliënt geen gebruik wenst te maken van voorliggende voorzieningen, terwijl die wel wettelijk verankerd of feitelijk aanwezig zijn, kan dat leiden tot het niet verstrekken van een maatwerkvoorziening.

 

 

Hoofdstuk 4 Vaststellen ondersteuningsbehoefte

 

Artikel 4.3 Zorgtoewijzing

 

Maatwerkvoorzieningen dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend als de meest goedkope maatwerkvoorziening te zijn. Wel geldt daarbij dat het gaat om in aanvaardbare mate compenseren. De ondersteuning gaat dus niet zo ver dat de gemeente rekening kan en moet houden met alle wensen van de cliënt. Als er naast een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm ook een andere maatwerkvoorziening passend wordt geacht, dan zal door de gemeente gekozen worden voor het verstrekken van de goedkoopste passsende maatwerkvoorziening. Indien de cliënt toch de duurdere voorziening wil, komen de meerkosten van die duurdere voorziening voor rekening van de cliënt. In dergelijke situaties kan de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een persoonsgebonden budget.

 

 

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

 

Artikel 5.2 en 5.3 Criteria voor toekenning en afwijzing van leveringsvorm Pgb

 

Een Pgb voor een maatwerkvoorziening beschermde woonvorm wordt alleen verstrekt indien een cliënt of wettelijk vertegenwoordiger voldoet aan de criteria voor Pgb én er geen contra-indicaties zijn voor het verstrekken van een Pgb. Indien de cliënt en/of vertegenwoordiger naar het oordeel van de centrale Toegang niet voldoet aan de criteria of er sprake is van één of meerdere contra-indicaties, wordt er geen Pgb verstrekt maar ontvangt de cliënt de beschikte zorg in de vorm van zorg in natura.

 

 

Hoofdstuk 8 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

 

Artikel 8.4 Terugvordering

 

Die beslissing tot terugvordering vereist een belangenafweging, bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Welke belangen precies een rol spelen en hoe die dienten te worden afgewogen tegen het algemeen belang van een rechtmatige besteding van gemeenschapsgelden is sterk afhankelijk van de te beoordelen situatie.

 

Het besluit tot herziening c.q. intrekking en beëindiging van het recht op de voorziening en de daaraan gekoppelde terugvordering biedt geen executoriale titel, met uitzondering van de terugvordering op grond van artikel 2.4.1. van de wet (als cliënt opzettelijke onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt). Er is sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldige betaling, voor welke het Burgerlijk Wetboek, boek 6, artikel 203 en verder, de wettelijke basis biedt.

 

 

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

 

Artikel 11.1 Hardheidsclausule

 

De individuele omstandigheden van de cliënt, zoals zijn persoonskenmerken en behoeften, kunnen het in bijzondere gevallen noodzakelijk maken om ten gunste van de cliënt gemotiveerd af te wijken van de verordening of hieraan verbonden beleidsregels. Er kan worden afgeweken van de regels, als toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze regels te dienen doelen, volgens artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.