Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Beleidsregel bijzondere bijstand levensonderhoud jongmeerderjarigen en wonen met zorg gemeente Overbetuwe 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bijzondere bijstand levensonderhoud jongmeerderjarigen en wonen met zorg gemeente Overbetuwe 2022
CiteertitelBeleidsregel bijzondere bijstand levensonderhoud jongmeerderjarigen en wonen met zorg gemeente Overbetuwe 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 35 van de Participatiewet
  3. artikel 12 van de Wet werk en bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-03-202201-10-2021nieuwe regeling

01-03-2022

gmb-2022-103503

20BWB00030

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand levensonderhoud jongmeerderjarigen en wonen met zorg gemeente Overbetuwe 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

 

gelezen het advies van de Participatieraad van 26 januari 2022;

 

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op artikel(en) 35 en 12 van de Participatiewet;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de

 

Beleidsregel bijzondere bijstand levensonderhoud jongmeerderjarigen en wonen met zorg gemeente Overbetuwe 2022

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe;

    • b.

      jongerennorm : de bijstandsnormen conform artikel 20 van de wet;

    • c.

      jongmeerderjarigen : jongeren in de leeftijd van 18 tot 21 jaar.

    • d.

      de wet : de Participatiewet;

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Zelfstandig wonende jongeren

  • 1.

    In het geval dat een jongmeerderjarige zelfstandig woont kan recht op aanvullende bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud bestaan.

  • 2.

    Het college past voor een jongmeerderjarige de jongerennorm toe die, op grond van de wet van toepassing is op alleenstaanden van 21 jaar en ouder die zelfstandig wonen.

Artikel 3. Jongeren in een inrichting

  • 1.

    In het geval dat een jongmeerderjarige in een inrichting verblijft kan recht op bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud bestaan.

  • 2.

    Het college past voor een jongmeerderjarige de jongerennorm toe die, op grond van de wet van toepassing is op personen van 21 jaar en ouder die in een inrichting verblijven.

Artikel 4. Wonen met zorg

  • 1.

    Een inwoner die gebruik maakt van wonen met zorg en die zelf verantwoordelijk is voor betaling van huur en levensonderhoud wordt gezien als zelfstandig wonend.

  • 2.

    In geval een inwoner woont met zorg past het college de norm toe als bedoeld in artikel 21 van wet.

Artikel 5. Criteria voor de toekenning van bijzondere bijstand

De volgende criteria ten aanzien van de kosten worden gehanteerd en in onderstaande volgorde:

  • 1.

    De kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd doen zich voor/ zijn aantoonbaar.

  • 2.

    De kosten zijn in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk.

  • 3.

    De kosten vloeien voort uit bijzondere individuele omstandigheden.

  • 4.

    De kosten kunnen niet worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Artikel 6. Onderhoudsplicht ouders

De aanvraag van een jongmeerderjarige wordt afgewezen indien niet aannemelijk is gemaakt dan wel aantoonbaar dat de hulp is ingeroepen van ouders om bij te dragen aan het levensonderhoud.

Artikel 7. Afwezigheid van draagkracht bij ouders

Van ouders van jongmeerderjarigen wordt verwacht dat zij naar vermogen een bijdrage leveren aan het levensonderhoud van jongmeerderjarigen. Het college gaat voor onderstaande categorieën personen uit van de afwezigheid van de mogelijkheid om bij te dragen aan het levensonderhoud omdat er geen draagkracht uit inkomen aanwezig is:

  • a.

    personen met een uitkering op grond van de wet;

  • b.

    personen met een IOAW- of IOAZ-uitkering;

  • c.

    personen met een inkomen van maximaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm uit een andere inkomstenbron, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 8. Draagkrachtberekening

  • 1.

    Bij ouders met een meerinkomen boven 120% van de bijstandsnorm worden de volgende componenten in mindering gebracht op het meer inkomen

    • a.

      10% van de norm voor elk ander kind waarvoor de ouder zorg draagt;

    • b.

      woonkosten boven de normhuur plus de huurtoeslag, zoals bepaald in de Wet op de huurtoeslag;

    • c.

      woonkosten bij hypotheek: woonkosten boven de normhuur plus de hypotheekrenteaftrek van de belastingdienst;

    • d.

      de ziektekostenpremie boven de zorgtoeslag

  • 2.

    Van het meer inkomen dat resteert na toepassing van het eerste lid wordt 35% in aanmerking genomen als beschikbare draagkracht waarmee in het levensonderhoud van de jongmeerderjarige kan worden voorzien.

  • 3.

    Het bedrag dat door toepassing van het tweede lid als draagkracht wordt aangemerkt wordt in mindering gebracht op te verstrekken bijzondere bijstand aan de jongmeerderjarige.

  • 4.

    Bij een draagkracht uit inkomen van minder dan € 25 per maand wordt geen bedrag in mindering gebracht op te verstrekken bijzondere bijstand aan de jongmeerderjarige.

  • 5.

    Draagkracht wordt eenmalig vastgesteld. De periode van geldigheid eindigt van rechtswege bij het beëindigen van de bijzondere bijstand of het bereiken van de 21-jarige leeftijd van de jongmeerderjarige.

Artikel 9. Afzien van draagkrachtberekening

In de onderstaande situaties wordt afgezien van een draagkrachtberekening van ouders om de hoogte van bijzondere bijstand te bepalen:

  • a.

    indien naar het oordeel van het college aannemelijk is gemaakt door de aanvrager dat er sprake is van een verstoorde verhouding;

  • b.

    inden de jongmeerderjarige naar het oordeel van het college niet meer thuis kan wonen;

  • c.

    indien de jongmeerderjarige langer dan 2 jaar zelfstandig woont;

  • d.

    indien de jongmeerderjarige in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

  • e.

    indien de aanvraag wordt ingediend door een jongmeerderjarige die binnen 6 maanden vanaf datum van de aanvraag 21 jaar oud is;

Artikel 10. Ouders die wel kunnen maar niet willen bijdragen aan levensonderhoud

Het college verhaalt de bijzondere bijstand of een deel ervan bij de ouders indien:

  • a.

    na toepassing van de draagkrachtberekening blijkt dat er draagkracht bij ouders aanwezig is en;

  • b.

    de ouder(s) naar oordeel van het college onwillig zijn om deze bijdrage te leveren.

Artikel 11. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan ten gunste van de jongmeerderjarige afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.

  • 2.

    In gevallen, die de uitvoering van deze beleidsregel betreffen, waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12. Citeertitel en ingangsdatum

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel bijzondere bijstand levensonderhoud jongmeerderjarigen en wonen met zorg gemeente Overbetuwe 2022.

  • 2.

    De beleidsregel treedt in werking de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot 1 oktober 2021

Aldus besloten in de vergadering van 1 maart 2022

Burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

P. Breukers.

de burgemeester,

R.P. Hoytink-Roubos .

Toelichting

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Participatiewet.

 

Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende en de hiervoor geldende draagkrachtperiode alsmede bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan de genoemde belanghebbenden.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen van de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht. De begripsbepalingen sluiten aan bij wat wettelijk gangbaar is zover dat niet is beschreven.

 

Artikel 2. Zelfstandig wonende jongeren

 

Lid 1

Het college bepaalt in het individuele geval of er recht bestaat op aanvullende bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud. Dit lid is opgesteld als een kan bepaling om tot uitdrukking te brengen dat het geen vanzelfsprekendheid is dat aanvullende bijstand wordt toegekend.

 

Lid 2

Voor jongmeerderjarigen wordt de norm toegepast die van toepassing is voor alleenstaanden van 21 jaar en ouder.

 

Artikel 3. Jongeren in een inrichting

 

Lid 1

In het geval dat een jongmeerderjarige in een inrichting verblijft kan recht op bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud bestaan.

 

Lid 2

Het college past voor een jongmeerderjarige de norm toe die, op grond van de wet van toepassing is op personen van 21 jaar en ouder die in een inrichting verblijven.

 

Voor jongmeerderjarigen in een inrichting wordt de norm toegepast die van toepassing is voor alleenstaanden van 21 jaar en ouder. Hiervoor is gekozen om rechtsongelijkheid weg te nemen.

 

Artikel 4. Wonen met zorg

Door de verschillende woonvormen en de evenzo verschillende aangeboden en bijbehorende

arrangementen is het lastig om te bepalen welke bijstandsnorm zou moeten worden toegepast. Om zoveel mogelijk rechtsgelijkheid te creëren wordt bij het bepalen van de bijstandsnorm gekeken of iemand zelf verantwoordelijk is voor huur en levensonderhoud. Op het moment dat daar sprake van is, neemt het college aan dat er sprake is van zelfstandig wonen. Ook als er sprake is van een situatie waarbij wonen in combinatie met zorg een rol speelt.

Artikel 5. Criteria voor de toekenning van bijzondere bijstand.

De in dit artikel gehanteerde criteria geven inzicht en houvast bij het bepalen van kosten die voor vergoeding via bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voor inwoners en behandelaren van aanvragen is transparant welke elementen worden betrokken en in welke volgorde beoordeling van elk van de elementen plaatsvindt.

 

Artikel 6. Onderhoudsplicht ouders

In beginsel ligt de onderhoudsplicht bij de ouders van de jongmeerderjarige die een aanvraag indient voor bijzondere bijstand. Van de aanvrager wordt verlangd dat aantoonbaar de hulp van ouders is ingeroepen in het voorzien van de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. Dit is van belang en onderdeel bij het bepalen van eventueel aanwezige draagkracht bij ouder(s).

 

Artikel 7. Afwezigheid van draagkracht bij ouders

De onderhoudsplicht ligt in beginsel bij de ouders. In bepaalde gevallen is te voorzien en zonder onderzoek aannemelijk dat ouders financieel niet in staat zijn om te voldoen aan de onderhoudsplicht. In dit artikel zijn de situaties opgenomen waarin van personen (ouder(s)) wordt aangenomen dat er geen draagkracht aanwezig om te voldoen aan de onderhoudsplicht.

 

Artikel 8. Draagkrachtberekening

 

Lid 1

Bij een inkomen boven 120% van de bijstandsnorm wordt aangenomen dat er financiële ruimte bestaat om bij te dragen aan het levensonderhoud van een jongmeerderjarige. In de bijbehorende leden sub a t/m d van dit artikel is beschreven waarover de ouder(s) zelf moeten beschikken om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien. Het betreft kosten voor gangbare en essentiële lasten.

 

Lid 2

In dit artikel wordt geregeld dat het inkomen van de ouder(s) dat overblijft na toepassing van het eerste lid in aanmerking komt om te voorzien in het levensonderhoud van de jongmeerderjarige. 35% is een gangbaar en acceptabel percentage dat van het restinkomen kan worden gebruikt voor het levensonderhoud van eigen kinderen.

 

Lid 3

In dit lid wordt de systematiek van de Participatiewet toegepast. Van het bedrag (bijstandsnorm) dat aan de jongmeerderjarige kan worden toegekend, wordt de draagkracht van de ouders in mindering gebracht.

 

Lid 4

Als de toegepaste draagkrachtberekening uitkomt op een bedrag lager dan € 25 wordt geen bedrag in mindering gebracht op de bijstand van de jongmeerderjarige. In dergelijke gevallen wordt de voorkeur gegeven om aan de jongmeerderjarige de volledige norm toe te kennen.

 

Lid 5

Vanwege administratieve lastenverlichting wordt de draagkracht eenmalig vastgesteld. De geldigheid van de draagkrachtberekening is gekoppeld aan de periode dat recht bestaat op bijzondere bijstand. He recht eindigt vanzelf op het moment dat de jongmeerderjarige 21 wordt of als er daarvoor niet meer wordt voldaan aan de eisen om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen.

 

Artikel 9. Afzien van draagkrachtberekening

Afzien van de draagkrachtberekening betekent effectief dat er wordt overgegaan tot bijstandsverstrekking. Door het afwegingskader vast te leggen in een beleidsregel is transparantie beoogd. De in dit artikel genoemde situaties zijn gebaseerd op de praktijkervaringen in Overbetuwe en de positieve effecten (door toepassing daarvan) voor de jongmeerderjarigen.

 

Sub a

Indien sprake is van een verstoorde verhouding is in de praktijk gebleken dat het belang van de jongmeerderjarige, om verder te kunnen met zijn/haar leven, groter is dan het verkrijgen en afdwingen van de wettelijk rechten bij de ouder(s).

 

Sub b

Hiervoor is gekozen omdat in de praktijk veelal blijkt dat iemand die niet meer thuis kan wonen een verstoorde verhouding met de ouder(s) heeft. Ook in dit geval wordt een hoger belang gehecht aan de mogelijkheid van de jongmeerderjarige om ver te kunnen met zijn/haar leven op een gangbaar inkomensniveau.

 

Sub c

indien de jongmeerderjarige langer dan 2 jaar zelfstandig woont is veelal geen sprake meer van een afhankelijkheidsrelatie tussen de jongmeerderjarige en ouder(s). In de praktijk komt dit niet vaak voor. Veelal is de oorzaak van de vroege zelfstandigheid gelegen in situaties die beschreven zijn in sub a en sub b.

 

Sub d

In de praktijk is gebleken dat in dergelijke situaties een combinatie aanwezig zal zijn van situaties beschreven in sub a en sub b.

 

Sub e

Ten behoeve van het verlichten van administratieve lasten is ervoor gekozen om jongmeerderjarigen die bijna 21 zijn op aanvraag bijzondere bijstand te verlenen en voor deze korte periode niet te onderzoeken of er draagkracht bij de ouders is.

 

Artikel 10. Ouders die wel kunnen maar niet willen bijdragen aan levensonderhoud

Via dit artikel wordt beschreven in welke gevallen het college actief over gaat tot geheel of gedeeltelijk verhaal van de toegekende bijzondere bijstand voor de jongmeerderjarige.

 

Sub a

De bepaling van eventuele draagkracht wordt gedaan door het toepassen van de berekeningswijze die in artikel 8 wordt beschreven.

 

Sub b

Voor het bepalen van onwilligheid van ouders is geen standaard formule vastgelegd. Onwilligheid van ouders kan op verschillende manieren (direct of indirect) tot uiting komen. Indien uit de omstandigheden van het specifieke geval wordt aangenomen dat er sprake is van onwilligheid zal worden omschreven en onderbouwd hoe het college tot dat oordeel is gekomen.

 

Dit artikel wordt toegepast als er aan beide elementen wordt voldaan.

 

Artikel 11. Hardheidsclausule

Met deze beleidsregels wordt beoogd zoveel mogelijk duidelijkheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen. Het is niet uitgesloten dat er zich situaties voordoen, waarin strikte toepassing van deze regels onrecht zou doen aan de bedoeling van de bijzondere bijstandsverlening. In uitzonderlijke gevallen moet de mogelijkheid bestaan om af te wijken van de hier neergelegde regels. Uiteraard zal het besluit in een dergelijk geval ook de motivering moeten omvatten, waarom in de situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

 

Artikel 12. Citeertitel en ingangsdatum

 

Lid 1

Dit behoeft geen nadere toelichting.

 

Lid 2

Deze beleidsregel geeft weer hoe de gemeente wil omgaan met de bijstandsnormen voor jongmeerderjarigen (zelfstandig dan wel thuiswonend of verblijvend in een inrichting of wonend met zorg). Door het toepassen van terugwerkende kracht corrigeert het college de ontstane rechtsongelijkheid, doordat het vooruitlopend op deze beleidsregel vanaf 1 oktober 2021 al op deze manier is gaan werken.