Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalten

Beleidsregels voor tijdelijke bewoning van recreatieobjecten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor tijdelijke bewoning van recreatieobjecten
CiteertitelBeleidsregels voor tijdelijke bewoning van recreatieobjecten in de gemeente Aalten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpRuimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-01-2022nieuwe regeling

13-01-2022

Gemeenteblad 2022, 27093

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor tijdelijke bewoning van recreatieobjecten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten;

gelet op het bepaalde in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregels voor tijdelijke bewoning van recreatieobjecten.

1 Inleiding

Op 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. Deze wet biedt onder andere de mogelijkheid om met een reguliere omgevingsvergunning af te wijken van het geldende bestemmingsplan of beheersverordening.

Dat is mogelijk op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo wanneer een activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en valt in de bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) aangewezen gevallen. Die AmvB is het Bor. In Bijlage II van dit Bor is daarvoor in artikel 4 een aantal categorieën van gevallen omschreven. Dit artikel 4 wordt ook wel de ‘kruimellijst’ genoemd.

Vanaf 2008 zijn de bestemmingsplannen in de gemeente Aalten geactualiseerd. Er is geen behoefte gevoeld voor het opstellen van aparte beleidsregels, omdat de planregels in zijn algemeenheid voldoende actueel zijn.

Gelet op de situatie op de woningmarkt is die behoefte er nu wel en in het bijzonder ten aanzien van het tijdelijk toestaan van bewoning van recreatieve verblijfsobjecten. Met het oog daarop zijn beleidsregels opgesteld.

2. Afwijkingsbeleid

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat besluiten, waaronder ook beslissingen op verzoeken om omgevingsvergunning vallen, op zorgvuldige wijze tot stand moeten komen. Artikel 4:82 Awb regelt dat de gemeente beleidsregels kan vaststellen voor de uitoefening van de gemeente toekomende bevoegdheden. Via deze beleidsregels geeft het gemeentebestuur van Aalten aan hoe in zijn algemeenheid met verzoeken om omgevingsvergunning ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo zal worden omgegaan, voor wat betreft het tijdelijk bewonen van recreatieobjecten.

Het via een omgevingsvergunning afwijken van een bestemmingsplan is geen verplichting, maar een bevoegdheid met een belangenafweging per geval, waarbij moet worden gemotiveerd of een activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

2.1 Afwijken van het afwijkingsbeleid

De gemeente kan, en moet soms zelfs, afwijken van gestelde beleidsregels, mits goed gemotiveerd. Dit is met name aan de orde als de toepassing van de beleidsregels wegens bijzondere (en in deze beleidsregels onvoorziene) omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doel. Deze zogeheten ‘hardheidclausule’ is geregeld in artikel 4:84 Awb en opgenomen in de beleidsregels.

3 Toelichting op de beleidsregels

 

3.1 Toepassingsbereik beleidsregels

Artikel 2.7 Bor jo artikel 4 bijlage II Bor maakt in enkele categorieën van gevallen onderscheid tussen mogelijkheden binnen en buiten de bebouwde kom.

Deze beleidsregels hebben specifiek betrekking op een gebruikswijziging van een bestaand gebouw (recreatieobject) en het bijbehorende aansluitende terrein (artikel 4, lid 11 van Bijlage II van het Bor) ten behoeve van tijdelijke bewoning.

Voor de begrenzing van de bebouwde kommen is in deze beleidsregels aansluiting gezocht bij de begrenzing van het bestemmingsplannen voor de bebouwde kommen. Deze beleidsregels zijn van toepassing op het gebied dat is opgenomen in het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied 2015’ van de gemeente Aalten en de daarop betrekking hebbende veeg- en/of wijzigingsplannen.

Planschade

Hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) omvat een schaderegeling waarbij burgemeester en wethouders degene die in de vorm van inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden (planschade) vanwege een planologisch besluit, op aanvraag een tegemoetkoming toekent voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van aanvrager behoort te blijven.

Een omgevingsvergunning die met toepassing van 2.12, eerste lid onder a, onder 2° van de Wabo met toepassing van artikel 4, Bijlage II van het Bor wordt verleend is een planologisch besluit waaruit planschade kan voortvloeien.

De gemeente wenst in die gevallen (het risico op) die planschade niet voor zijn rekening te laten. Daartoe zal met aanvrager een planschadeovereenkomst worden gesloten die ertoe strekt dat eventuele planschade en met daarmee samenhangende kosten voor rekening van aanvrager blijven. Uitsluitend met een getekende overeenkomst is voor de gemeente de (economische) uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning op dit punt voldoende gewaarborgd en daarmee een algemene voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning met toepassing van de kruimellijst.

In situaties waarin het risico op planschade op voorhand is uitgesloten kan worden besloten af te zien van het sluiten van een overeenkomst. Dit is ter beoordeling van de gemeente en mede afhankelijk van de aard en omvang van de aanvraag enerzijds en de bestaande planologische mogelijkheden anderzijds.

Specifieke toetsingscriteria per afwijkingscategorie

Naast de algemene uitgangspunten en toetsingscriteria hebben wij per afwijkingscategorie een specifiek afwegingskader waarin is vastgelegd aan welke activiteiten binnen een categorie onder welke voorwaarden kan worden meegewerkt aan een omgevingsvergunning.

Bewoning van niet voor bewoning bestemde gebouwen

Het bewonen van ‘niet voor bewoning bestemde gebouwen’ is niet toegestaan. Ook niet als dat maar voor een beperkte periode is. Het gaat hier bijvoorbeeld om het bewonen van recreatiewoningen, stacaravans,

Er zijn echter situaties denkbaar waarbij behoefte is aan een tijdelijke oplossing. Bijvoorbeeld in situaties waarin:

  • 1.

    vanwege een verbouwing of calamiteit een woning tijdelijk niet bewoonbaar is;

  • 2.

    sprake is van een overbruggingsperiode tussen de verkoop van de ene woning en de oplevering van de andere woning;

  • 3.

    gevallen waarin als gevolg van een echtscheiding, beëindiging van een geregistreerd partnerschap of andere vorm van ontbinding van een duurzame relatie behoefte is aan tijdelijke woonruimte.

In dergelijk situaties kan een tijdelijke woonruimte uitkomst bieden.

Bewoning van recreatieobjecten

Regelmatig wordt als gevolg van één van de genoemde urgentiesituaties voor een (tijdelijke) oplossing gekeken naar het tijdelijk bewonen van een recreatieobject (bungalow, stacaravan e.d.). Recreatieobjecten die langdurig worden bewoond, worden dan aan het recreatieve gebruik onttrokken. In zijn algemeenheid is dat vanwege het recreatieve beleid in de gemeente niet gewenst. Bovendien is het leefpatroon van een bewoner volledig anders dan dat van een recreant, waardoor het recreatieve product als zodanig minder aantrekkelijk wordt voor recreanten.

Recreanten, eigenaren van recreatieobjecten, parkbeheerders en ook de gemeente worden hierdoor onnodig benadeeld. Dat geldt in het bijzonder op de recreatieparken. Tot slot is het een onwenselijke situatie dat recreatieobjecten voor langere tijd worden verhuurd, omdat ook de bevordering van recreatie in de gemeente een doel op zich.

Gelet op de gespannen woningmarkt en de problemen die bepaalde doelgroepen ondervinden, wordt het tijdelijk bewonen van recreatiewoningen toegestaan voor de duur van maximaal 1½ jaar.

Daarnaast wordt als voorwaarde gesteld dat het betreffende recreatieobject voorafgaand ten minste 1 jaar niet is gebruikt voor tijdelijke bewoning. Dit om te voorkomen dat feitelijk permanente bewoning plaatsvindt door opeenvolgende tijdelijke bewoners en een recreatieobject in werkelijkheid langdurig aan de recreatieve functie onttrokken is en blijft. Daarnaast gelden een aantal specifieke voorwaarden die zijn gericht op het bestendigen van de tijdelijkheid en vindbaarheid van bewoners (registratie).

De doelgroepen die in aanmerking komen voor een tijdelijke afwijking voor het bewonen van een recreatieobject zijn primair ingezetenen van de gemeente, waarbij vanwege een echtscheiding, beëindiging van een geregistreerd partnerschap of andere vorm van ontbinding van een duurzame relatie behoefte is aan tijdelijke woonruimte. Daarnaast voor (toekomstige) ingezetenen die vanwege ver- of herbouw van een woning op deze locatie geen tijdelijke woonruimte kunnen of willen realiseren en wel behoefte hebben aan een alternatieve tijdelijke woonruimte.

Op recreatieparken mogen slechts een beperkt aantal recreatieobjecten gelijktijdig (tijdelijk) mogen worden bewoond. Het aantal is gerelateerd aan het aantal recreatieobjecten op een park. Hoofdregel is dat op een park ten hoogste twee woningen mogen worden bewoond. Indien het park een omvang heeft van méér dan 100 recreatieobjecten dan mogen ten hoogste vier van deze opstallen worden bewoond.

Op de wijze wordt bevorderd dat de recreatieve functie van een recreatiepark in overwegende mate in stand blijft.

Onder een recreatiepark wordt in deze beleidsregels geen zgn. kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015 verstaan.

4. Beleidsregels

 

4.1Motivering en onderbouwing

Een aanvraag dient te zijn voorzien van een motivering waaruit blijkt met welk doel de aanvraag wordt gedaan en welke gevolgen dit heeft voor de omgeving. Door aanvrager dient daarbij in voorkomende situaties tevens inzichtelijk te zijn gemaakt wat de gevolgen zijn van het beoogde planologisch strijdig gebruik voor de ruimtelijke ordening. Hiertoe dient aanvrager een ruimtelijke onderbouwing in waarin dit is verantwoord. Daarbij wordt ten minste rekening gehouden met en ingegaan op de algemene en specifieke bepalingen van deze beleidsregels. De aard en omvang van de aangevraagde activiteit zijn bepalend voor de inhoud en noodzaak van de ruimtelijke onderbouwing. Dit is ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

4.2. Planschade

Door burgemeester en wethouders wordt per aanvraag de afweging gemaakt of wordt overgegaan tot het sluiten van een planschade overeenkomst.

4.3. Specifieke bepalingen

 

4.3.1 Het gebruiken van een recreatieobject voor bewoning.

Voor toepassing van 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo jo artikel 2.7 van het Bor jo artikel 4, onder 11 in bijlage II van het Bor komen in aanmerking:

  • a.

    het tijdelijke bewonen van een (legaal gebouwd/geplaatst) recreatieobject door (een huishouden van) een inwoner van de gemeente Aalten, vanwege een echtscheiding, beëindiging van een geregistreerd partnerschap of andere vorm van ontbinding van een duurzame relatie, met dien verstande dat:

    • I.

      de omgevingsvergunning voor maximaal 1½ jaar wordt verleend en niet zal worden verlengd;

    • II.

      het recreatieobject in de voorafgaande periode tenminste 1 jaar niet voor bewoning is gebruikt;

    • III.

      recreatieobject naar het oordeel van het gemeentebestuur aan redelijke eisen van bewoonbaarheid voldoet (aannemelijk dat voldaan wordt aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor tijdelijke of bestaande bouw voor de gebruiksfunctie wonen of logies);

    • IV.

      betrokkene zich op het tijdelijke adres in laat schrijven in de Basisregistratie personen (BRP);

    • V.

      de tijdelijkheid gegarandeerd is middels een huurovereenkomst, met een contractduur van ten hoogste 1½ jaar, tussen betrokkene en de eigenaar van het recreatieobject;

    • VI.

      op een recreatiepark maximaal twee recreatieobjecten gelijktijdig voor bewoning mogen worden gebruikt;

    • VII.

      in afwijking van het bepaalde onder VI de bewoning van maximaal vier recreatieobjecten op een recreatiepark kan worden toegestaan, indien het gaat om een park met tenminste 100 recreatieobjecten;

    • VIII.

      de aanvrager van de eigenaar en/of de exploitant van het recreatiepark én de eigenaar van het recreatieobject toestemming dient te hebben voor het bewonen van het recreatieverblijf, ingeval de aanvraag geen betrekking heeft op een eigen recreatieobject op eigen grond.

  • b.

    het tijdelijke bewonen van een (legaal gebouwd/geplaatst) recreatieobject door (het huishouden van) een (toekomstig) inwoner van de gemeente Aalten ter overbrugging van een periode tussen het verlaten van de oude woning en het betrekken van de nieuwe woning (bestaande bouw dan wel nieuwbouw) bij verhuizing of ingeval van verbouw van de bestaande woning, met dien verstande dat:

    • I.

      de nieuwe woning zich bevindt in de gemeente Aalten;

    • II.

      de verhuisdatum plaatsvindt binnen 1½ jaar na de datum van de aanvraag van de omgevingsvergunning;

    • III.

      de omgevingsvergunning voor maximaal 1½ jaar wordt verleend en niet zal worden verlengd;

    • IV.

      het recreatieobject in de voorafgaande periode tenminste 1 jaar niet voor bewoning is gebruikt;

    • V.

      het recreatieverblijf naar het oordeel van het gemeentebestuur aan redelijke eisen van bewoonbaarheid voldoet (aannemelijk is dat voldaan wordt aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor tijdelijke of bestaande bouw voor de gebruiksfunctie wonen of logies);

    • VI.

      betrokkene zich op het tijdelijke adres in laat schrijven in de Basisregistratie personen (BRP);

    • VII.

      de tijdelijkheid gegarandeerd is middels een huurovereenkomst, met een contractduur van ten hoogste 1½ jaar, tussen betrokkene en de eigenaar van het recreatieobject;

    • VIII.

      I. op een recreatiepark maximaal twee recreatieobjecten gelijktijdig voor bewoning mogen worden gebruikt;

    • IX.

      in afwijking van het genoemde onder VI de bewoning van maximaal vier recreatieobjecten op een recreatiepark kan worden toegestaan, indien het gaat om een park met tenminste 100 recreatieobjecten;

    • X.

      de aanvrager van de eigenaar en/of de exploitant van het recreatiepark én de eigenaar van het recreatieobject toestemming dient te hebben voor het bewonen van het recreatieverblijf, ingeval de aanvraag geen betrekking heeft op een eigen recreatieobject op eigen grond.

5. Slotbepalingen

 

5.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

5.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

5.3 Titel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels voor tijdelijke bewoning van recreatieobjecten in de gemeente Aalten.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten d.d.13 januari 2022

De secretaris,

A.J.M. Gildhuis,

De burgemeester,

A.B. Stapelkamp