Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING regelende het toezicht op het trustwezen |
Citeertitel | Landsverordening toezicht trustwezen |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Landsbesluit kosten toezicht trustwezen
Landsbesluit administratieve boete trustwezen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-07-2019 | artikel 24, 28 | 17-06-2019 |
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 10% van het nominaal kapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 10% van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling;
toezichthoudende instantie: een overheidsinstantie respectievelijk een van overheidswege aangewezen instantie die belast is met het toezicht op financiële markten of op rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die op die markten werkzaam zijn, alsmede een overheidsinstantie, respectievelijk een van overheidswege aangewezen instantie die belast is met het toezicht op de naleving van wettelijke regelingen ter zake van de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme.
HOOFDSTUK 2 Toegestane verlening van beheersdiensten
De Bank kan besluiten om in de gevallen, genoemd in het zesde lid, de ontheffing niet in te trekken. Indien de Bank besluit om de ontheffing niet in trekken, worden aan de ontheffing nieuwe beperkingen en voorschriften verbonden dan wel de reeds aan de ontheffing verbonden beperkingen en voorschriften gewijzigd.
HOOFDSTUK 3 De vergunningen voor trustkantoren en de daarbij behorende bijlagen
De Bank verleent een vergunning voor het werkzaam zijn als trustkantoor. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezond trustwezen, alsmede ter bescherming van de belangen van de buitengaatse ondernemingen of toekomstige buitengaatse ondernemingen.
Indien de bestuurder of de plaatselijke vertegenwoordiger van een internationale kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 , of van een verzekeraar als bedoeld in het Landsbesluit bijzondere vergunningen verzekeringsbedrijf, of van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs krachtens deze landsverordening vergunning plichtig is, behoeft deze bestuurder of plaatselijke vertegenwoordiger geen vergunning of ontheffing krachtens de Landsverordening toezicht trustwezen aan te vragen.
Aan een aanvrager die zulks verzoekt, kan een vergunning worden verleend onder de voorwaarde dat het bedrijf zich zal beperken tot of zich zal onthouden van het verlenen van diensten aan buitengaatse ondernemingen met bepaalde kenmerken. De voorschriften, bedoeld in het tweede lid, worden door de Bank afgestemd op de opgelegde beperkingen.
De Bank kan aan een aanvrager een vergunning verlenen, indien de aanvrager aantoont dat redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan aan één of meer van de eisen gesteld krachtens de voorschriften, bedoeld in het derde lid en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.
Bij de aanvraag worden voorts overgelegd:
indien de aanvrager een rechtspersoon is: een uittreksel van de inschrijving van de aanvrager in het handelsregister, alsmede de door een notaris gewaarmerkte tekst van de geldende statuten, de namen en de adressen van de aandeelhouders, en de namen en de adressen van de personen die anders dan als bestuurder of middellijke of onmiddellijke aandeelhouder het beleid van de aanvrager bepalen of mede bepalen;
indien de aanvrager een maatschap is: het onder a en b bedoelde met betrekking tot ieder van de maten, ook de eventuele commanditaire vennoten, alsmede een door een notaris gewaarmerkt afschrift van de maatschapovereenkomst waaruit blijkt het doel van de maatschap en de onderlinge taakverdeling van de maten.
De aanvraag wordt afgewezen indien de aanvrager niet of onvoldoende heeft aangetoond dat hij aan de in artikel 3 gestelde vereisten voldoet, wanneer de Bank redenen heeft om aan zijn integriteit te twijfelen of wanneer de Bank het niet aannemelijk acht dat de aanvrager voornemens is hetgeen in artikel 12 is voorgeschreven nauwgezet na te leven.
De Bank kan besluiten de aanvraag niet in behandeling nemen, indien zij van oordeel is dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Een trustkantoor waaraan krachtens artikel 3, eerste lid, een vergunning is verleend, is gehouden aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, alsmede aan de beperkingen gesteld bij en de voorschriften verbonden aan de vergunning te blijven voldoen.
De Bank trekt de vergunning in, indien:
de structuur van de groep waarvan het trustkantoor deel uitmaakt zodanig wordt gewijzigd dat de Bank of de instantie van het land van herkomst die met het toezicht op verleners van beheersdiensten is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht, onderscheidenlijk geconsolideerd toezicht kan uitoefenen op het trustkantoor; of,
de vergunninghouder, de natuurlijke personen of de rechtspersonen die staan vermeld op een bijlage als bedoeld in artikelen 6 en 7, alsmede één van de beleidsbepalende of de medebeleidsbepalende personen van het betreffende trustkantoor niet of niet meer voldoen aan de bij of krachtens deze landsverordening of de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties opgelegde verplichtingen.
Het besluit tot intrekking van de vergunning en, indien de Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezonde financiële sector, het monetair beleid of het deviezenverkeer, de redenen voor de intrekking, worden zo spoedig mogelijk nadat dit besluit onherroepelijk is geworden, digitaal gepubliceerd op de website van de Bank. De Bank kan, indien zij dit in het belang van de klanten van het trustkantoor acht, het besluit, alsmede de redenen voor de intrekking, bedoeld in de eerste volzin, eveneens op andere door haar te bepalen wijze bekendmaken. De kosten van de laatstbedoelde bekendmaking komen ten laste van het betrokken trustkantoor.
De vergunninghouder waarvan de vergunning is ingetrokken en het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden, is verplicht haar werkzaamheden als trustkantoor volgens de door de Bank te stellen voorwaarden, procedure en termijn af te wikkelen. De Bank kan daarbij de uitoefening van de bevoegdheid van het trustkantoor om over haar waarden te beschikken beperken of haar verbieden om, anders dan met schriftelijke machtiging van de Bank, over deze waarden te beschikken.
De vergunninghouder die bezwaar of beroep heeft aangetekend tegen de weigering van de Bank om de vergunning in te trekken, is verplicht hangende de behandeling van het bezwaar of beroep haar bedrijf voort te zetten met inachtneming van de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, alsmede de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de vergunning.
§ 2. Bijlagen bij de vergunning
Bij het verzoek tot plaatsing van een naam op deze bijlage, verklaart de vergunninghouder de wijze waarop het bedrijf van de rechtspersoon in dat van de vergunninghouder is geconsolideerd of op welke andere wijze de werkzaamheden van de rechtspersoon in het toezicht op de vergunninghouder zullen worden betrokken.
Bij het verzoek tot plaatsing worden voorts overgelegd een uittreksel van de inschrijving in het handelsregister alsmede de door een notaris gewaarmerkte tekst van de geldende statuten, de namen en de adressen van de aandeelhouders en de namen en de adressen van de personen die anders dan als bestuurder of onmiddellijke aandeelhouder het beleid van de rechtspersoon bepalen of mede bepalen.
Plaatsing op de bijlage wordt geweigerd indien de Bank van oordeel is dat de werkzaamheden van de natuurlijke of rechtspersoon niet of onvoldoende betrokken zullen worden in het toezicht op de vergunninghouder of indien niet wordt voldaan aan de door de Bank te stellen voorschriften met betrekking tot deskundigheid en integriteit.
Een trustkantoor waaraan krachtens artikel 3 een vergunning is verleend, wordt door de Bank per gelijke datum als waarop de vergunning is verleend, door de Bank ingeschreven in het register. Eveneens worden de bijlagen, bedoeld in de artikelen 6 en 7, en de wijzigingen daarin door de Bank in het register ingeschreven bij het desbetreffende trustkantoor.
De Bank heeft verordenende bevoegdheid voor het stellen van regels omtrent de invoering, uitvoering en handhaving door vergunninghouders van passende procedures voor controle, communicatie en andere te treffen maatregelen ter uitvoering van deze landsverordening. De Bank stelt bij verordening ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande trustkantoren en natuurlijke personen met een ontheffing algemeen verbindende voorschriften vast met betrekking tot:
De Bank kan ter uitvoering van aanbevelingen en regelingen van internationale of intergouvernementele organisaties, bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische en organisatorische aard uitvaardigen ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande trustkantoren en natuurlijke personen met een ontheffing.
De minister kan in het geval dat de algemeen verbindende voorschriften in strijd zijn met het recht en de Bank de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, weigeren de goedkeuring te verlenen. Het besluit tot onthouding van goedkeuring is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.
Indien een door de Bank vastgestelde verordening naar het oordeel van de minister in strijd is met het recht, kan de regering de verordening geheel of gedeeltelijk vernietigen wegens strijd met het recht, de Raad van Advies gehoord. Het landsbesluit tot vernietiging is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.
HOOFDSTUK 4 Verplichte informatievergaring en rapportage door de verleners van beheersdiensten
§ 1. Verplichte informatievergaring door de verleners van beheersdiensten
De Bank kan bij verordening algemeen verbindende voorschriften vaststellen ten aanzien van de wijze waarop de verleners van beheersdiensten uitvoering geven aan verplichtingen, bedoeld in het eerste lid. De verleners van beheersdiensten zijn verplicht zich te houden, alsmede zich te blijven houden aan deze voorschriften. De Bank draagt zorg voor de openbaarmaking van deze voorschriften, daaronder begrepen de plaatsing ervan in het Afkondigingsblad, met vermelding van de datum van uitgifte.
Wanneer een verlener van beheersdiensten met betrekking tot een buitengaatse onderneming waaraan hij beheersdiensten verleent niet of niet meer kan beschikken over bijgewerkte gegevens als bedoeld in artikel 12, dient hij onverwijld de dienstverlening te staken. Hij kan daarop de Bank verzoeken toe te staan de dienstverlening voort te zetten.
Een verlener van beheersdiensten die de dienstverlening staakt op grond van hetgeen in een van de voorgaande leden van dit artikel is bepaald, kan door belanghebbenden of derden niet aansprakelijk worden gesteld voor daaruit voortvloeiende schade, tenzij er sprake is van opzet of grove schuld van de verlener van beheersdiensten.
Een verlener van beheersdiensten is verplicht onverwijld aan de Bank te melden:
wanneer hij aanwijzingen heeft dat een of meer personen en entiteiten die zijn aangewezen in of bij een landsbesluit of ministeriële regeling ter uitvoering van de artikelen 4 en 5 van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten, de bron of een van de bronnen zijn van kapitaal, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, of aanspraken kunnen maken, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b.
Een verlener van beheersdiensten overlegt vóór 30 oktober van ieder jaar aan de Bank een gecertificeerde verklaring in een door de Bank te bepalen vorm inhoudende dat onderzoek is gedaan naar de beschikbaarheid van de in artikel 12 genoemde gegevens, alsmede naar andere gegevens die de Bank in het kader van toezichtuitoefening noodzakelijk acht.
De verklaring van de verlener van beheersdiensten, bedoeld in het eerste lid stelt ook dat de verlener van beheersdiensten met betrekking tot iedere buitengaatse vennootschap waaraan hij beheersdiensten verleent, beschikt over de in artikel 12 bedoelde gegevens. Indien dit niet zonder voorbehoud kan worden verklaard, wordt zulks in de verklaring nader toegelicht onder opgave van de buitengaatse ondernemingen waarop het voorbehoud betrekking heeft.
Ieder trustkantoor of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening, ten minste bevattend een balans en een winst- en verliesrekening met bijbehorende toelichting, over het afgelopen boekjaar, in een door de Bank vast te stellen vorm, bij de Bank in te dienen. Hierbij worden ook een verklaring van een externe deskundige en de directiebrieven gevoegd.
De Bank kan een trustkantoor of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en het tweede lid. Aan de ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
Het trustkantoor of de rechtspersoon is gehouden aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de ontheffing, bedoeld in de eerste volzin, te blijven voldoen.
De Bank kan bepalen dat de jaarrekening van een trustkantoor of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, die niet voldoen aan de definitie van grote vennootschap, bedoeld in afdeling 4 van titel 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt beoordeeld, onderscheidenlijk gecontroleerd door een andere deskundige dan de externe deskundige.
De externe deskundige die op grond van artikel 17, eerste lid, de jaarrekening van een trustkantoor of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van een verklaring moet voorzien en die op grond van artikel 17, derde lid, onderdeel b, de staten van een verklaring moet voorzien, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:
Bij een melding als bedoeld in het eerste lid zendt de externe deskundige onverwijld aan de Bank een afschrift van zijn rapport, de directiebrieven en de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring bij de jaarrekening, respectievelijk van enig van de periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij die staten een verklaring van een externe deskundige nodig heeft geacht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht, geeft de externe deskundige de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en de voornoemde stukken.
Op de externe deskundige die naast zijn werkzaamheden voor het trustkantoor ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing indien het trustkantoor dochtermaatschappij is van die andere onderneming of instelling dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van het trustkantoor.
De externe deskundige die op grond van het eerste of derde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
De Bank kan tegen de aanstelling of handhaving van een externe deskundige bezwaar maken, indien de externe deskundige naar haar oordeel niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de hem toevertrouwde taak met betrekking tot het trustkantoor of de rechtspersoon met ontheffing, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, naar behoren zal vervullen.
Hoofdstuk 4a Bepalingen van bijzondere aard
De Bank kan aan een trustkantoor waaraan een vergunning is verleend, onderscheidenlijk een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, die niet voldoet aan de bij of krachtens deze landsverordening opgelegde verplichtingen, een aanwijzing geven om binnen een door de Bank te stellen termijn alsnog aan die verplichtingen te voldoen. Handelen in strijd met deze aanwijzing is verboden.
Indien bijzondere gebeurtenissen een adequate functionering van een trustkantoor of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, in gevaar brengen, kan de Bank:
indien naar haar oordeel versterking van de organen van het trustkantoor of de rechtspersoon dit wenselijk maken, het trustkantoor of de rechtspersoon bij aangetekende brief aanzeggen, dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van dat trustkantoor of die rechtspersoon hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen. Het trustkantoor of de rechtspersonen, bedoeld in de eerste lid, zijn verplicht de door de Bank aangewezen personen alle medewerking te verlenen, respectievelijk de opdrachten van deze personen uit te voeren;
het trustkantoor of de rechtspersoon bij aangetekende brief aanzeggen, dat de Bank zal overgaan tot publicatie van de bijzondere gebeurtenissen die een adequate functionering van dat trustkantoor of die rechtspersoon, in gevaar brengen. Deze publicatie geschiedt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst, alsmede in één of meer dagbladen ter keuze van de Bank. Bij de publicatie wordt, indien het trustkantoor of de rechtspersoon zulks verlangt, tevens de correspondentie bekendgemaakt, die naar aanleiding van de bijzondere gebeurtenissen tussen de Bank, het trustkantoor of de rechtspersoon, is gevoerd; of,
wanneer zij zulks in het belang acht van de buitengaatse of toekomstige buitengaatse ondernemingen met de representatieve organisatie, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, waartoe het trustkantoor of de rechtspersoon behoort, dienaangaande in overleg treden. De Bank doet het trustkantoor of de rechtspersoon mededeling van het overleg.
Indien de Bank van oordeel is dat de bijzondere gebeurtenissen onverwijld ingrijpen noodzakelijk maken, kan zij het trustkantoor of de rechtspersoon bij aangetekende brief aanzeggen dat zij onmiddellijk uitvoering zal geven aan de onderdelen a en c van het eerste lid. Deze aanzegging wordt eerst van kracht nadat de Bank het trustkantoor of de rechtspersoon in de gelegenheid heeft gesteld binnen een door de Bank te stellen termijn zijn of haar mening over de onmiddellijke uitvoering te geven.
Met betrekking tot de aanzegging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, is het volgende van toepassing:
de door de Bank aangewezen personen oefenen hun bevoegdheden uit gedurende ten hoogste twee jaar na verzending van de aanzegging. De Bank is bevoegd deze termijn telkens voor ten hoogste één jaar te verlengen. Van zodanige verlenging doet de Bank het trustkantoor of de betrokken rechtspersoon met een ontheffing mededeling per aangetekende brief. De verlenging wordt terstond van kracht en daaraan dient gevolg te worden gegeven niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening;
voor schade ten gevolge van handelingen welke verricht zijn in strijd met de aanzegging, zijn degenen die deze handelingen als orgaan van het trustkantoor of de rechtspersoon met een ontheffing verrichten, persoonlijk aansprakelijk tegenover dat trustkantoor of die rechtspersoon. Het betrokken trustkantoor of de betrokken rechtspersoon kunnen de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist dat de vereiste goedkeuring ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn;
zodra de Bank van oordeel is de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, als gevolg van de bijzondere gebeurtenissen niet langer noodzakelijk zijn, trekt zij die maatregelen in. Zij stelt het betrokken trustkantoor of de betrokken rechtspersoon van de intrekking bij aangetekende brief in kennis.
De Bank kan slechts wanneer haar beslissing tot publicatie van de bijzondere gebeurtenissen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onherroepelijk is geworden, tot publicatie overgaan. Indien na de publicatie de bijzondere gebeurtenissen zich niet meer voordoen, zal de Bank hiervan op dezelfde wijze als bij de voorafgaande publicatie kennis geven.
De kosten en beloning van de door de Bank aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de kosten van de bekendmakingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en vierde lid, laatste volzin, komen ten laste van het betrokken trustkantoor of de betrokken rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b.
De Bank ziet erop toe dat een ieder die beheersdiensten verleent, daartoe bevoegd is op grond van artikel 2.
De Bank ziet erop toe dat een ieder die bevoegd is tot het verlenen van beheersdiensten over de in artikel 12 bedoelde gegevens beschikt en dat bij het vergaren en bijhouden van die gegevens de in het tweede lid van dat artikel bedoelde regels zijn nagekomen.
De Bank kan zich bij het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 20, eerste lid, doen bijstaan dan wel een zodanig toezicht geheel doen uitvoeren door een door de Bank aan te wijzen externe deskundige of andere deskundigen. De Bank kan de kosten die hiermee verband houden geheel of gedeeltelijk doorberekenen aan het betrokken trustkantoor of de betrokken rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b. Artikel 20 is van overeenkomstige toepassing.
Indien het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 20, eerste lid, dan wel bepaalde werkzaamheden in het kader van een zodanig toezicht door de Bank aan een externe deskundige of aan een andere deskundige worden opgedragen, is deze verplicht zijn bevindingen rechtstreeks en schriftelijk aan de Bank te rapporteren en na verkregen toestemming van de Bank een afschrift daarvan aan het betrokken trustkantoor of de betrokken rechtspersoon te zenden.
De Bank is tevens bevoegd in het kader van toezichtuitoefening toestaan dat buitenlandse instanties die met het toezicht op verleners van beheersdiensten zijn belast, onderzoek doen bij in Sint Maarten gevestigde verleners van beheersdiensten die onder geconsolideerd toezicht staan van genoemde toezichthouders. De Bank stelt in voorkomend geval tevoren voorwaarden aan en geeft aanwijzingen ten aanzien van de uitvoering van deze toezichtwerkzaamheden. De functionarissen van de buitenlandse instanties, die een onderzoek als bedoeld in de eerste volzin verrichten, zijn gehouden de aanwijzingen van de Bank stipt te volgen.
Met de opsporing van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.
De aanvrager van een vergunning of een ontheffing als bedoeld in artikel 2, derde lid, zijn ter zake van de aanvraag voor een vergunning of een ontheffing aan de Bank een bedrag verschuldigd. De Bank brengt het bedrag, voor zover mogelijk, direct na ontvangst van de aanvraag, bij beschikking in rekening.
De hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen wordt zodanig vastgesteld dat de totale jaarlijkse opbrengst van het in rekening te brengen bedrag ten hoogste gelijk is aan de kosten die de Bank in dat jaar maakt ter zake van de behandeling van de aanvragen onderscheidenlijk het toezicht dat de Bank uitoefent ingevolge deze landsverordening.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, gehoord de Bank en de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, nadere regels gesteld omtrent de kostendoorberekening en de grondslagen waarop die is gebaseerd en wordt de hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen vastgesteld. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt naar directe en indirecte kosten.
Voor zover het bedrag, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn wordt betaald, stuurt de Bank aan betrokkene een schriftelijke aanmaning om binnen twee weken na dagtekening van de aanmaning het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het vijfde lid bedoelde termijn is verstreken, en verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het bedrag, voor zover dat niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het zevende lid wordt ingevorderd.
De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 4a, 5, zesde tot en met achtste lid, 11, vierde lid, 11c, 11d, eerste lid, 12, eerste en tweede lid, 13, eerste lid, eerste volzin, 15, 16, eerste lid, 17, eerste lid, tweede lid, en vijfde lid, laatste volzin, 17a, eerste tot en met derde lid, 17b, vierde lid, 17c, laatste volzin, 17d, derde lid, onderdeel, a, 20, vijfde lid, 20a, derde lid, 24a, derde lid, en 24b, tweede lid, een last onder dwangsom opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Indien een last onder dwangsom is opgelegd kan de Bank op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn, of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijk onmogelijkheid voor die overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
In afwijking van artikel 22w, eerste lid, verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom door verloop van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
Geen last onder dwangsom kan worden opgelegd voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de beslissing op het hoger beroep tegen de beschikking tot invordering van de dwangsom verwijzen naar de Bank, overeenkomstig artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak, indien behandeling door de Bank gewenst is.
Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 4a, 5, zesde tot en met achtste lid,11, vierde lid, 11c, 11d, eerste lid, 12, eerste en tweede lid, 13, eerste lid, eerste volzin, 14, eerste lid, 15, 16, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, en vijfde lid, laatste volzin, 17a, eerste tot en met derde lid, 17b, vierde lid, 17c, laatste volzin, 17d, derde lid, onderdeel a, 20, vijfde lid, 20a, derde lid, 23, tweede lid, 24a, derde lid, en 24b, tweede lid, een bestuurlijke boete opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de hoogte en de wijze van bepaling van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen, worden bepaald. Een op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, of, indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet van de kredietinstelling in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.
De Bank stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen. De Bank kan beslissen om bepaalde stukken van kennisneming uit te zonderen in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend.
Deze paragraaf is van toepassing op geldschulden die voortvloeien uit de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete.
Behoudens ingeval artikel 21c toepassing vindt, geschiedt de betaling binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
HOOFDSTUK 6 Geheimhouding en strafbepalingen
Gegevens of inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde omtrent afzonderlijke verleners van beheersdiensten zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens of inlichtingen die van een instantie als bedoeld in artikel 24 zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd en zijn geheim.
Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of van krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze landsverordening verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 24 ontvangen, of van gegevens of inlichtingen bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze landsverordening wordt geëist.
De Bank kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, ter handhaving van een gezond trustwezen aangifte doen van een vermoeden van een strafbaar feit. In de gevallen waarin door de Bank aangifte is gedaan dan wel in de gevallen waarin de Bank wordt opgeroepen om als getuige of deskundige op te treden, kan de Bank in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen verschaffen.
De Bank kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, met gebruikmaking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, mededelingen doen, mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke verleners van beheersdiensten. Met schriftelijke toestemming van de verlener van beheersdiensten die het aangaat, worden de gegevens of inlichtingen met betrekking tot afzonderlijke verleners van beheersdiensten wel gepubliceerd.
De Bank kan, in afwijking van het eerste lid, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties inlichten, indien zij bij de uitoefening van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak feiten ontdekt die duiden op een vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme.
Voor zover de Bank gegevens of inlichtingen van een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie heeft ontvangen, verstrekt de Bank deze gegevens niet aan een ander buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie tenzij de buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
Indien een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie aan de Bank die de gegevens of inlichtingen op grond van het eerste of tweede lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de Bank dat verzoek slechts in:
indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste tweede of lid, of voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze landsverordening voorzien vanuit Sint Maarten met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en,
De Bank kan tevens, in afwijking van artikel 23, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verstrekken aan het openbaar ministerie, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging, die zij heeft verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, voor zover deze gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Bank van belang zijn of zouden kunnen zijn voor onderzoeken dan wel de nog in te stellen onderzoeken van het openbaar ministerie, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging.
De Bank verstrekt tevens, in afwijking van artikel 23, eerste en tweede lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van de artikelen 26 en 42 van de Landsverordening Algemene Rekenkamer. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De Bank kan ten behoeve van de uitoefening van haar taak op grond van dit hoofdstuk van een verleners van beheersdiensten gegevens of inlichtingen vorderen, indien dat voor de vervulling van de taak van een buitenlandse toezichthoudende instantie nodig is. De artikelen 20, tweede lid, tot en met vijfde lid, en 24, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Op verzoek van een buitenlandse toezichthoudende instantie kan de Bank gegevens of inlichtingen vragen aan of onderzoek instellen of doen instellen bij een ieder die ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht valt of behoort te vallen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij over gegevens of inlichtingen beschikt die van belang kunnen zijn voor de verzoekende instantie.
Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt ingesteld, verleent aan de in het eerste lid bedoelde functionaris alle medewerking die nodig is voor een goede uitvoering van dat onderzoek, met dien verstande dat degene bij wie het onderzoek wordt ingesteld en die niet ingevolge deze landsverordening onder toezicht staat, slechts is gehouden tot het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.
Opzettelijk handelen in strijd met enig voorschrift, gegeven bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 4a, 5, zesde tot en met achtste lid, 11, vierde lid, 11c, 11d, eerste lid, 12, eerste lid, tweede lid, en 13, eerste lid, eerste volzin, 14, eerste lid, 15, 16, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, vijfde lid, laatste volzin, 17a, eerste tot en met derde lid, 17b, vierde lid, 17c, laatste volzin, 17d, derde lid, onderdeel, a, 20, vijfde lid, 20a, derde lid, 23, tweede lid, 24a, derde lid, en 24b, tweede lid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en een geldboete van de zesde categorie dan wel met één van deze straffen.
Hoofdstuk 6a Openbaarmaking van overtredingen
De Bank kan, in afwijking van artikel 23, eerste en tweede lid, teneinde de naleving van deze landsverordening te bevorderen ter openbare kennis brengen het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift. Indien het doel van het door de Bank uit te oefenen toezicht op de naleving van deze landsverordening zulks bepaaldelijk vordert en zich daartegen geen zwaarwegende belangen verzetten, waaronder die van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, kan de Bank de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd ter openbare kennis brengen.
Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Bank zijn handelen of nalaten op grond van artikel 25a ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
De beschikking om op grond van artikel 25a een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:
Tenzij de bevordering van de naleving van deze landsverordening geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 25a een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort, totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar of beroep is ingesteld, op het bezwaar of beroep is beslist.
De beschikking om op grond van artikel 25a een feit ter openbare kennis te brengen treedt in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking op grond van artikel 25e wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.
De bevoegdheid om op grond van artikel 25a een feit ter openbare kennis te brengen vervalt, indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.