Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING regelende het toezicht op beleggingsinstellingen en administrateurs |
Citeertitel | Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Landsbesluit kosten toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs
Landsbesluit administratieve boete beleggingsinstellingen en administrateurs
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-07-2019 | artikel 7, 10 | 17-06-2019 |
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK III Het vergunningsstelsel voor beleggingsinstellingen
Het is een ieder verboden in of vanuit Sint Maarten gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling waaraan geen vergunning is verleend door de Bank, te vragen of te verkrijgen dan wel rechten van deelneming in een dergelijke beleggingsinstelling aan te bieden.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op de aanbieding van rechten van deelneming door natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.
De Bank verleent een beleggingsinstelling, op verzoek, een vergunning indien de aanvrager aantoont dat de beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, voldoen aan de bij algemeen verbindende voorschriften van de Bank te stellen eisen met betrekking tot:
Deze voorschriften houden tevens in dat het dagelijks beleid van de beleggingsinstelling door niet minder dan twee natuurlijke personen wordt bepaald en dat, indien aanwezig, de Raad van Commissarissen uit ten minste drie leden bestaat.
De Bank kan aan een aanvrager een vergunning verlenen indien de aanvrager aantoont dat redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan aan eisen gesteld bij of krachtens het eerste en tweede lid, en hij tevens aantoont dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende bereikt zijn. De Bank kan een besluit als hiervoor bedoeld wijzigen of intrekken, indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.
Aan een vergunning kunnen te allen tijde beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, indien feiten en omstandigheden die betrekking hebben op degene voor wie de vergunning geldt dit vereisen.
Een beleggingsinstelling waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verleend en de bewaarder, zijn gehouden aan het bepaalde in artikel 4, eerste en tweede lid, alsmede aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de vergunning te blijven voldoen.
Als bewaarder mag slechts optreden een rechtspersoon die in belangrijke mate zijn bedrijf maakt van het bewaren en administreren van beleggingsobjecten ten behoeve van derden.
§ 3 Rapportage aan de Bank en voorschriften voor beleggingsinstellingen
Iedere beleggingsinstelling is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening ten minste bevattend een balans en een verlies- en winstrekening met bijbehorende toelichting over het afgelopen boekjaar in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. Hierbij dienen ook een verklaring van de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de directiebrieven te zijn gevoegd.
De vorm waarin de in het tweede lid bedoelde staten moeten worden opgemaakt, de achtereenvolgende tijdstippen waarop zij betrekking hebben, en de termijnen binnen welke zij moeten worden ingediend, worden door de Bank bepaald na overleg met de representatieve organisaties, indien deze zijn aangewezen conform artikel 31.
De Bank kan de beleggingsinstelling van bepaalde hoofdafdelingen, onderscheidenlijk onderafdelingen geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid. Aan de ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden. De beleggingsinstelling is gehouden aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de ontheffing, bedoeld in de eerste volzin, te blijven voldoen.
De Bank kan bepalen dat de jaarrekening van een beleggingsinstelling van een bepaalde hoofdafdeling, onderscheidenlijk onderafdeling, die niet voldoet aan de definitie van grote vennootschap, bedoeld in afdeling 4 van titel 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt beoordeeld, onderscheidenlijk gecontroleerd door een andere deskundige dan de externe deskundige.
De Bank kan nadere algemeen verbindende voorschriften vaststellen met betrekking tot het publiceren van de in de eerste volzin bedoelde jaarrekening en de wijze waarop de publicatie dient te geschieden. Op de voorschriften, bedoeld in dit artikel, is artikel 9, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
De Bank heeft verordenende bevoegdheid voor het stellen van regels omtrent de invoering, uitvoering en handhaving door vergunninghouders van passende procedures voor controle, communicatie en andere te treffen maatregelen ter uitvoering van deze landsverordening. De Bank stelt bij verordening ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande beleggingsinstellingen en de daaraan verbonden bewaarders algemeen verbindende voorschriften vast met betrekking tot:
De Bank kan ter uitvoering van aanbevelingen en regelingen van internationale of intergouvernementele organisaties, bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische en organisatorische aard uitvaardigen ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande instellingen.
De Bank kan op verzoek van de beleggingsinstelling besluiten dat de beleggingsinstelling of de bewaarder, niet hoeft te voldoen aan alle krachtens het eerste lid vastgestelde voorschriften, indien de beleggingsinstelling aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken, indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.
De minister kan in het geval dat de algemeen verbindende voorschriften in strijd zijn met het recht en de Bank de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, weigeren de goedkeuring te verlenen. Het besluit tot onthouding van goedkeuring is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.
Indien een door de Bank vastgestelde verordening naar het oordeel van de minister in strijd is met het recht, kan de regering de verordening geheel of gedeeltelijk vernietigen wegens strijd met het recht, de Raad van Advies gehoord. Het landsbesluit tot vernietiging is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.
De externe deskundige die op grond van artikel 8, eerste lid, de jaarrekening van een beleggingsinstelling van een verklaring moet voorzien en die op grond van artikel 8, vierde lid, onderdeel b, de staten van een verklaring moet voorzien, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:
Bij een melding als bedoeld in het eerste lid zendt de externe deskundige onverwijld aan de Bank een afschrift van zijn rapport, de directiebrieven en de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring bij de jaarrekening, respectievelijk van enig van de periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij deze staten een verklaring van een externe deskundige nodig heeft geacht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht, geeft de externe deskundige de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en de voornoemde stukken.
Op de externe deskundige die naast zijn werkzaamheden voor de beleggingsinstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het derde lid, van overeenkomstige toepassing, indien de beleggingsinstelling dochtermaatschappij is van die andere onderneming of instelling dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de beleggingsinstelling.
De externe deskundige die op grond van het eerste of derde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten. De beperkingen kunnen uitsluitend worden gesteld ten aanzien van de reikwijdte van de vrijstelling.
§ 5 De intrekking van de vergunning
De Bank trekt de vergunning in, indien:
de structuur van de groep waarvan de beleggingsinstelling deel uitmaakt zodanig wordt gewijzigd dat de Bank of de instantie van het land van herkomst die met het toezicht op beleggingsinstellingen is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht, onderscheidenlijk geconsolideerd toezicht kan uitoefenen op de beleggingsinstelling; of,
Het besluit tot intrekking van de vergunning en indien de Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van adequate werking van de financiële markten, ook de redenen voor de intrekking, worden zo spoedig mogelijk nadat dit besluit onherroepelijk is geworden, digitaal gepubliceerd op de website van de Bank. De Bank kan, indien zij dit in het belang van de positie van de beleggers op de financiële markten acht, het besluit, alsmede de redenen voor de intrekking eveneens op andere door haar te bepalen wijze bekendmaken. De kosten van de laatstbedoelde bekendmaking komen ten laste van de betrokken beleggingsinstelling.
De Bank kan ten aanzien van het beleggingsfonds waaraan op grond van artikel 4 een vergunning is verleend ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid, indien de werkzaamheden van het fonds worden voortgezet in een besloten kring. Aan een ontheffing kunnen in het belang van de deelnemers beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
HOOFDSTUK IV Het vergunningsstelsel voor administrateurs
De Bank verleent aan een administrateur een vergunning op aanvraag, indien de aanvrager aantoont te voldoen aan de bij algemeen verbindende voorschriften van de Bank te stellen eisen met betrekking tot:
Deze voorschriften houden tevens in dat het dagelijks beleid van de administrateur door ten minste twee natuurlijke personen wordt bepaald en dat, indien aanwezig, de raad van commissarissen uit ten minste drie leden bestaat.
De Bank kan de aanvrager verzoeken, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, de aanvraag binnen 30 dagen aan te vullen. De termijn voor het geven van een vergunning, bedoeld in artikel 2, vierde lid, wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
De Bank kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, indien zij van oordeel is dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
De Bank kan de aanvrager een vergunning verlenen, indien de aanvrager aantoont dat redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens het eerste lid, en de aanvrager tevens aantoont dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken, indien de omstandigheden waaronder het besluit is genomen, zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.
Aan de vergunning kunnen te allen tijde beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, indien feiten en omstandigheden die betrekking hebben op degene voor wie de vergunning geldt dit vereisten.
§ 3 Rapportage aan de Bank en voorschriften voor administrateurs
Iedere administrateur is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening ten minste bevattende een balans en een verlies- en winstrekening met bijbehorende toelichting over het afgelopen boekjaar in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. Hierbij dienen ook een verklaring van de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de directiebrieven te zijn gevoegd.
De Bank kan een administrateur van bepaalde hoofdafdeling, onderscheidenlijk onderafdeling ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid. Aan de ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden. De administrateur is gehouden aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de ontheffing, bedoeld in de eerste volzin, te blijven voldoen.
De Bank kan bepalen dat de jaarrekening van een administrateur van bepaalde hoofdafdeling, onderscheidenlijk onderafdeling, die niet voldoet aan de definitie van grote vennootschap, bedoeld in afdeling 4 van titel 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt beoordeeld, onderscheidenlijk gecontroleerd door een andere deskundige dan de externe deskundige.
De Bank kan ter uitvoering van aanbevelingen en regelingen van internationale of intergouvernementele organisaties, bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische en organisatorische aard uitvaardigen ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande administrateurs.
De Bank kan op verzoek van de administrateur besluiten dat hij niet hoeft te voldoen aan alle krachtens het eerste lid vastgestelde voorschriften, indien hij aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken, indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.
Bij een melding als bedoeld in het eerste lid zendt de externe deskundige onverwijld aan de Bank een afschrift van zijn rapport, de directiebrieven en de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring bij de jaarrekening, respectievelijk van enig van de periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij de staten een verklaring nodig heeft geacht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht, geeft de externe deskundige de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en de voornoemde stukken.
Op de externe deskundige die naast zijn werkzaamheden voor de administrateur ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing indien de administrateur dochtermaatschappij is van die andere onderneming of instelling dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de administrateur.
De externe deskundige die op grond van het eerste of derde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Een administrateur dient te allen tijde te bewaken dat binnen de beleggingsinstellingen waarvoor hij administratieve diensten verricht voldoende deskundigheid aanwezig is en dat de bestuurders die de beleggingsinstellingen vertegenwoordigen of het beleid van de beleggingsinstellingen bepalen, alsmede anderen die het beleid mede bepalen, integer zijn conform de voorschriften van de Bank. De administrateur dient tevens er voor zorg te dragen dat in redelijkheid de beleggingsinstellingen waarvoor hij administratieve diensten verricht niet in overtreding zijn van de op hen rustende wettelijke verplichtingen.
Aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten. De beperkingen kunnen uitsluitend worden gesteld ten aanzien van de reikwijdte van de vrijstelling.
§ 5 De intrekking van de vergunning
De Bank trekt de vergunning in, indien:
de structuur van de groep waarvan de administrateur deel uitmaakt zodanig wordt gewijzigd dat de Bank of de instantie van het land van herkomst die met het toezicht op administrateurs is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht, onderscheidenlijk geconsolideerd toezicht kan uitoefenen op de administrateur; of,
HOOFDSTUK V Het register voor beleggingsinstellingen en administrateurs
De Bank houdt een register voor beleggingsinstellingen en administrateurs, waarvan de inrichting in twee hoofdafdelingen als volgt is vastgesteld:
De Bank kan de hoofdafdelingen onderverdelen in onderafdelingen voor de door de Bank te onderscheiden categorieën beleggingsinstellingen en administrateurs.
Een beleggingsinstelling of administrateur waaraan krachtens artikel 3, respectievelijk artikel 14 een vergunning is verleend, wordt door de Bank per gelijke datum als waarop de vergunning is verleend, door de Bank ingeschreven in het register. Inschrijving in meer dan een hoofdafdeling onderscheidenlijk onderafdeling vindt niet plaats.
HOOFDSTUK VI Geheimhoudingsplicht en uitwisseling van gegevens of inlichtingen betreffende beleggingsinstellingen en administrateurs
Gegevens of inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde omtrent afzonderlijke beleggingsinstellingen, bewaarders, of administrateurs zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens of inlichtingen die van een instantie als bedoeld in artikel 28 zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd en zijn geheim.
Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze landsverordening verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 28 ontvangen, of van gegevens of inlichtingen bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van haar taak of door deze landsverordening wordt geëist.
De Bank kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, ter handhaving van een gezonde financiële sector aangifte doen van een vermoeden van een strafbaar feit. In de gevallen waarin door de Bank aangifte is gedaan dan wel in de gevallen waarin de Bank wordt geroepen om als getuige of deskundige op te treden, kan de Bank in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen verschaffen.
De Bank kan, in afwijking van het eerste lid, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties inlichten, indien zij bij de uitoefening van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak feiten ontdekt die duiden op een vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme.
De Bank kan, in afwijking van artikel 25, periodiek met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak mededeling doen van de voornaamste gegevens, mits deze niet worden herleid tot afzonderlijke beleggingsinstellingen of afzonderlijke administrateurs. Met schriftelijke toestemming van de beleggingsinstelling of de administrateur die het aangaat, worden gegevens met betrekking tot afzonderlijke beleggingsinstellingen of administrateurs wel gepubliceerd.
Voor zover de Bank gegevens of inlichtingen van een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie heeft ontvangen, verstrekt de Bank deze gegevens niet aan een ander buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie tenzij de buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
Indien een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie aan de Bank die de gegevens of inlichtingen op grond van het eerste of tweede lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de Bank dat verzoek slechts in:
indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste lid of tweede lid; of voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze landsverordening voorzien vanuit Curaçao met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en,
De Bank kan, in afwijking van artikel 25, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verstrekken aan het openbaar ministerie, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging, die zij heeft verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, voor zover deze gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Bank van belang zijn of zouden kunnen zijn voor onderzoeken dan wel de nog in te stellen onderzoeken van het openbaar ministerie, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging.
De Bank verstrekt tevens, in afwijking van artikel 25, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van de artikelen 26 en 42 van de Landsverordening Algemene Rekenkamer. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De Bank kan ten behoeve van de uitoefening van haar taak op grond van dit hoofdstuk van een beleggingsinstelling, bewaarder of administrateurs gegevens of inlichtingen vorderen, indien dat voor de vervulling van de taak van een buitenlandse toezichthoudende instantie nodig is. Artikelen 28, eerste lid, en 35, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Op verzoek van een buitenlandse toezichthoudende instantie kan de Bank gegevens of inlichtingen vragen aan of onderzoek instellen of doen instellen bij een ieder die ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht valt of behoort te vallen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij over gegevens of inlichtingen beschikt die van belang kunnen zijn voor de verzoekende instantie.
Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in artikel 28a, tweede lid, wordt ingesteld, verleent alle medewerking die nodig is voor een goede uitvoering van dat onderzoek, met dien verstande dat degene bij wie het onderzoek wordt ingesteld en die niet ingevolge deze landsverordening onder toezicht staat, slechts is gehouden tot het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.
De Bank is bevoegd, in het kader van toezichtuitoefening onderzoeken van buitenlandse instanties die met het toezicht op beleggingsinstellingen of administrateurs zijn belast, toe te laten bij in hier te lande gevestigde beleggingsinstellingen of administrateurs die onder geconsolideerd toezicht staan van genoemde toezichthouders. De Bank zal in voorkomend geval tevoren voorwaarden stellen aan onderscheidenlijk aanwijzingen geven voor de uitvoering van deze toezichtwerkzaamheden. De functionarissen van de buitenlandse instanties die met het toezicht op beleggingsinstellingen of administrateurs zijn belast, zijn gehouden de aanwijzingen van de Bank stipt te volgen.
HOOFDSTUK VII Bepalingen van bijzondere aard betreffende beleggingsinstellingen en administrateurs
De Bank kan bepalen dat een vergunning op grond van deze landsverordening wordt geweigerd of ingetrokken, of dat aan de vergunning beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden, dan wel dat de eerder gestelde beperkingen en gegeven voorschriften worden gewijzigd, indien:
De hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen wordt zodanig vastgesteld dat de totale jaarlijkse opbrengst van het in rekening te brengen bedrag ten hoogste gelijk is aan de kosten die de Bank in dat jaar maakt ter zake van de behandeling van de aanvragen onderscheidenlijk het toezicht dat de Bank uitoefent ingevolge deze landsverordening.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, gehoord de Bank en de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 31, eerste lid, nadere regels gesteld omtrent de kostendoorberekening en de grondslagen waarop die is gebaseerd en wordt de hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen vastgesteld. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt naar directe en indirecte kosten.
Voor zover het bedrag, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn wordt betaald, stuurt de Bank aan betrokkene een schriftelijke aanmaning om binnen twee weken na dagtekening van de aanmaning het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het vijfde lid bedoelde termijn is verstreken, en verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het bedrag, voor zover dat niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het zevende lid wordt ingevorderd.
HOOFDSTUK VIIA Last onder dwangsom, bestuurlijke boete, geldschulden en verjaring
De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 3, eerste lid, 5a, 6, 7, tweede lid, 8, eerste lid, tweede lid, en vijfde lid, laatste volzin, 8a, eerste lid, 8b, eerste lid, 9, vierde lid, 9b, eerste tot en met derde lid, 9c, vierde lid, 13, 14, 16a, 16b, 17, eerste lid, tweede lid en vijfde lid, laatste volzin, 18, zevende lid, 18a, eerste tot en met derde lid, 18b, vierde lid, 20, 28a, derde lid, 28b, tweede en derde lid, 33, tweede lid, 34, derde lid, onderdeel a, 35, vijfde lid, of 36, derde lid, een last onder dwangsom opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Indien een last onder dwangsom is opgelegd kan de Bank op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn, of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijk onmogelijkheid voor die overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
In afwijking van artikel 32gg, eerste lid, verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom door verloop van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
Geen last onder dwangsom kan worden opgelegd voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de beslissing op het hoger beroep tegen de beschikking tot invordering van de dwangsom verwijzen naar de Bank, overeenkomstig artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak , indien behandeling door de Bank gewenst is.
Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 3, eerste lid, 5a, 6, 7, tweede lid, 8, eerste lid, tweede lid, en vijfde lid, laatste volzin, 8a, eerste lid, 8b, eerste lid, 9, vierde lid, 9b, eerste tot en met derde lid, 9c, vierde lid, 13, 14, 16a, 16b, 17, eerste lid, tweede lid en vijfde lid, laatste volzin, 18, zevende lid, 18a, eerste tot en met derde lid, 18b, vierde lid, 20, 25, tweede lid, 28a, derde lid, 28b, tweede en derde lid, 33, tweede lid, 34, derde lid, onderdeel a, 35, vijfde lid, of 36, derde lid, een bestuurlijke boete opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de hoogte en de wijze van bepaling van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen, worden bepaald. Een op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, of, indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet van de kredietinstelling in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.
De Bank stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen. De Bank kan beslissen om bepaalde stukken van kennisneming uit te zonderen in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend.
Deze paragraaf is van toepassing op geldschulden die voortvloeien uit de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete.
Behoudens ingeval artikel 32c toepassing vindt, geschiedt de betaling binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
HOOFDSTUK VIII Uitvoering, toezicht en opsporing
Indien de beleggingsinstelling waaraan een vergunning is verleend of de bewaarder, respectievelijk de administrateur niet blijkt te voldoen aan de bij of krachtens deze landsverordening gestelde eisen, regels, beperkingen of voorschriften, kan de Bank aan de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur een aanwijzing geven om binnen een door haar te stellen termijn daaraan alsnog te voldoen.
Indien bijzondere gebeurtenissen een adequate functionering van de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur in gevaar brengen, kan de Bank:
indien naar haar oordeel versterking van de organen van de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur dit wenselijk maken deze bij aangetekende brief aanzeggen dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen;
de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur bij aangetekende brief aanzeggen dat zij zal overgaan tot publicatie van de bijzondere gebeurtenissen die een adequate functionering van de beleggingsinstelling, de bewaarder, of de administrateur in gevaar brengen. Deze publicatie geschiedt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst, alsmede in één of meer dagbladen ter keuze van de Bank. Bij de publicatie wordt, indien de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur zulks verlangt, tevens de correspondentie bekendgemaakt, die naar aanleiding van de bijzondere gebeurtenissen tussen de Bank en de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur is gevoerd; of,
wanneer zij zulks in het belang acht van de positie van de beleggers op de financiële markten, met de representatieve organisatie van beleggingsinstellingen en bewaarders, of administrateurs, bedoeld in artikel 31, eerste lid, dienaangaande in overleg treden. De Bank doet de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur mededeling van het overleg.
Indien de Bank meent dat de bijzondere gebeurtenissen onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt, kan zij de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur bij aangetekende brief aanzeggen dat zij onmiddellijk uitvoering geeft aan de onderdelen a en c van het eerste lid. Deze aanzegging wordt eerst van kracht nadat de Bank de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur in de gelegenheid heeft gesteld binnen een door de Bank te stellen termijn haar of zijn mening over de onmiddellijke uitvoering te geven.
Met betrekking tot de aanzegging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, is het volgende van toepassing:
voor schade ten gevolge van handelingen welke zijn verricht in strijd met een aanzegging als bedoeld in het eerste lid zijn degenen, die deze handelingen als orgaan van de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur verrichten, persoonlijk aansprakelijk tegenover de beleggingsinstelling, de bewaarder, of de administrateur. De beleggingsinstelling, de bewaarder, of de administrateur kan de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist, dat de vereiste goedkeuring ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn;
de aanzegging blijft van kracht totdat de in het eerste lid bedoelde omstandigheden niet langer aanwezig zijn, doch voor ten hoogste twee jaar. De Bank kan deze termijn verlengen telkens voor ten hoogste één jaar. Van zodanige verlenging doet de Bank aan de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur mededeling per aangetekende brief. De verlenging wordt terstond van kracht en daaraan behoort gevolg te worden geven niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening;
de Bank trekt in ieder geval de maatregel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, in zodra zij van oordeel is dat de bijzondere gebeurtenis, bedoeld in het eerste en tweede lid, deze maatregel niet langer noodzakelijk maakt. Zij stelt de beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur van de intrekking bij aangetekende brief in kennis.
De Bank kan slechts wanneer haar beslissing tot publicatie van de bijzondere gebeurtenissen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onherroepelijk is geworden, tot publicatie overgaan. Indien na de publicatie de bijzondere gebeurtenissen zich niet meer voordoen geeft de Bank hiervan op dezelfde wijze als bij de voorafgaande publicatie kennis.
De kosten en beloning van de door de Bank aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de kosten van de bekendmakingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het vierde lid, laatste volzin, komen ten laste van de betrokken beleggingsinstelling, de bewaarder of de administrateur.
De Bank kan zich bij het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 35, eerste lid, doen bijstaan dan wel een zodanig toezicht geheel doen uitvoeren door een door de Bank aan te wijzen externe deskundige of andere deskundigen. De Bank kan de kosten die hiermee verband houden geheel of gedeeltelijk doorberekenen aan de betrokken beleggingsinstelling of de administrateur. Artikel 35 is van overeenkomstige toepassing.
Indien het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 35, eerste lid, dan wel bepaalde werkzaamheden in het kader van een zodanig toezicht door de Bank aan een externe deskundige of aan een andere deskundige worden opgedragen, is deze verplicht zijn bevindingen rechtstreeks en schriftelijk aan de Bank te rapporteren en na verkregen toestemming van de Bank een afschrift daarvan aan de betrokken beleggingsinstelling of de administrateur te zenden.
Met de opsporing van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Landscourant.
HOOFDSTUK VIIIA Openbaarmaking van overtredingen
De Bank kan, in afwijking van artikel 25, eerste en tweede lid, teneinde de naleving van deze landsverordening te bevorderen ter openbare kennis brengen het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift.
Indien het doel van het door de Bank uit te oefenen toezicht op de naleving van deze landsverordening zulks bepaaldelijk vordert en zich daartegen geen zwaarwegende belangen verzetten, waaronder die van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, kan de Bank de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd ter openbare kennis brengen.
Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Bank zijn handelen of nalaten op grond van artikel 37a ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
De beschikking om op grond van artikel 37a een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:
Tenzij de bevordering van de naleving van deze landsverordening geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 37a een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar of beroep is ingesteld, op het bezwaar of beroep is beslist.
De beschikking om op grond van artikel 37a een feit ter openbare kennis te brengen treedt in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking op grond van artikel 37e wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.
De bevoegdheid om op grond van artikel 37a een feit ter openbare kennis te brengen vervalt indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.
Handelen in strijd met de voorschriften, gegeven bij of krachtens de artikelen 3, eerste lid, 5a, 6, 7, tweede lid, 8, eerste lid, tweede lid, en vijfde lid, laatste volzin, 8a, eerste lid, 8b, eerste lid, 9, vierde lid, 9b, eerste tot en met derde lid, 9c, vierde lid, 13, 14, 16a, 16b, 17, eerste, tweede en vijfde lid, laatste volzin, 18, zevende lid, 18a, eerste tot en met derde lid, 18b, vierde lid, 20, 25, tweede lid, 28a, derde lid, 28b, tweede en derde lid, 33, tweede lid, 34, derde lid, onderdeel a, 35, vijfde lid, of 36, derde lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste één jaar en een geldboete van de vijfde categorie dan wel met één van deze straffen.