Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regels inzake het toezicht op het bank- en kredietwezen |
Citeertitel | Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-07-2019 | artikel 40, 41 | 17-06-2019 |
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat een onderneming of instelling waarop de in het eerste lid, onderdeel c, genoemde definitie van toepassing is, niet als een kredietinstelling in de zin van deze landsverordening wordt aangemerkt indien de belangen die deze landsverordening beoogt te beschermen, naar het oordeel van de minister reeds op andere wijze afdoende worden beschermd of niet in het gedrang komen of zijn.
HOOFDSTUK II Het vergunningsstelsel
Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid kunnen door de Bank te allen tijde beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezond bank- en kredietwezen alsmede ter bescherming van de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de kredietinstelling.
De aanvraag wordt niet als zodanig beschouwd en door de Bank niet in behandeling genomen, indien zij niet de volgende gegevens en bescheiden bevat, dan wel de Bank na toepassing van haar bevoegdheden krachtens artikel 4, zesde lid, en artikel 5, niet beschikt over voldoende gegevens inzake:
de laatste drie jaarrekeningen van het moederbedrijf, voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een externe deskundige inhoudende de verklaring dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de omvang en de samenstelling van het vermogen van de onderneming of instelling en van het resultaat over het desbetreffende boekjaar;
De Bank verleent de vergunning, tenzij:
zij op grond van de voornemens of de antecedenten van één of meer personen die het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen, van oordeel is dat met het oog op de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de integriteit van één van deze personen niet buiten twijfel staat;
zij van oordeel is dat de deskundigheid van één of meer personen die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort, voor zover zij tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming bepalen of mede bepalen, onvoldoende is om het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen;
zij op grond van de voornemens of antecedenten van één of meer personen die het beleid van de onderneming of instelling of van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort, bepalen of mede bepalen en tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen, van oordeel is dat met het oog op de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de integriteit van één van deze personen niet buiten twijfel staat;
De Bank kan besluiten dat een kredietinstelling niet hoeft te voldoen aan één of meer van de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, indien deze aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken, indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.
De Bank kan besluiten de vergunning niet te verlenen indien zij gronden heeft om aan te nemen dat de onderneming of instelling de vergunning heeft aangevraagd om zich te onttrekken aan de regelgeving inzake het toezicht op het bank- en kredietwezen in een andere staat dan wel indien de structuur van de groep waarvan de kredietinstelling deel uitmaakt zodanig is dat de Bank onvoldoende adequaat en effectief toezicht kan uitoefenen op de kredietinstelling.
De Bank kan besluiten de vergunning niet te verlenen indien zij van oordeel is dat het verlenen van de gevraagde vergunning in strijd is of zou kunnen zijn met de ontwikkeling of instandhouding van een gezond bank- en kredietwezen onderscheidenlijk ten nadele van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de kredietinstellingen zou kunnen zijn.
De Bank kan besluiten de vergunning niet te verlenen indien naar het oordeel van de Bank, de Bank of de instantie van het land van herkomst van de betrokken onderneming of instelling die met het toezicht op kredietinstellingen is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht op geconsolideerde basis kan uitoefenen.
De Bank is bevoegd bij iedere onderneming of instelling die een verzoek heeft ingediend tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid alle inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen, die zij meent nodig te hebben ter verificatie van de juistheid en volledigheid van de bij de aanvraag gevoegde informatie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a tot en met j.
§ 2 Het verschaffen van inlichtingen
De aanvragende onderneming of instelling is verplicht de Bank of degene die in haar opdracht de inlichtingen inwint, zoveel mogelijk behulpzaam te zijn en desgevraagd inzage in en afschriften van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers te verschaffen als door de Bank noodzakelijk wordt geacht in het kader van de vergunningsprocedure.
Een kredietinstelling waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verleend, is gehouden aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, alsmede aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de vergunning te blijven voldoen.
De Bank heeft verordenende bevoegdheid voor het stellen van regels omtrent de invoering, uitvoering en handhaving door vergunninghouders van passende procedures voor controle, communicatie en andere te treffen maatregelen ter uitvoering van deze landsverordening. De Bank stelt bij verordening ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande kredietinstellingen algemeen verbindende voorschriften vast met betrekking tot:
De Bank kan ter uitvoering van aanbevelingen en regelingen van internationale of intergouvernementele organisaties, bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische en organisatorische aard uitvaardigen ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande kredietinstellingen.
De minister kan in het geval dat de algemeen verbindende voorschriften in strijd zijn met het recht en de Bank de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, weigeren de goedkeuring te verlenen. Het besluit tot onthouding van goedkeuring is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.
Indien een door de Bank vastgestelde verordening naar het oordeel van de minister in strijd is met het recht, kan de regering de verordening geheel of gedeeltelijk vernietigen wegens strijd met het recht, de Raad van Advies gehoord. Het landsbesluit tot vernietiging is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.
De Bank kan bij overtreding van artikel 2, eerste lid, of van artikel 45, eerste en tweede lid, dan wel in het geval dat in strijd wordt gehandeld met de voorschriften of beperkingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, of met de in artikel 45, vierde en vijfde lid, bedoelde beperkingen respectievelijk voorschriften, een openbare waarschuwing uitvaardigen, indien nodig onder vermelding van de overwegingen die tot die waarschuwing hebben geleid.
De Bank kan tevens voor het feit dat een ondernemer, onderneming of instelling het woord “bank”, “krediet” of “spaar” en vertalingen of vormen daarvan bezigt in strijd met artikel 44 of het feit dat een onderneming of instelling handelt in strijd met artikel 45 een openbare waarschuwing uitvaardigen.
Indien blijkt dat het bedrijf van een kredietinstelling wordt uitgeoefend zonder een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt op aanwijzing van de Bank, onverminderd het bepaalde in artikel 50, de uitoefening van dat bedrijf onmiddellijk gestaakt en worden onder toezicht van de Bank de verrichte handeling of handelingen, voor zover de Bank zulks mogelijk acht, binnen een door de Bank te stellen termijn, ongedaan gemaakt. De Bank kan, indien daartoe wordt verzocht, alsnog vergunning verlenen om het bedrijf van een kredietinstelling uit te oefenen.
Indien het bedrijf van een kredietinstelling zonder een vergunning wordt uitgeoefend door een vennootschap opgericht naar Sint Maartens recht, kan de Bank, onverminderd het bepaalde in artikel 50, aan de rechter in eerste aanleg ontbinding van de vennootschap vorderen, wanneer deze na een aanwijzing van de Bank als bedoeld in het eerste lid, het bedrijf van een kredietinstelling blijft uitoefenen. Op een ontbonden verklaring zijn de bepalingen in titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de ontbinding van een rechtspersoon, van overeenkomstige toepassing.
§ 3 Het intrekken van de vergunning
De Bank trekt de vergunning in, indien:
de structuur van de groep waarvan de kredietinstelling deel uitmaakt zodanig wordt gewijzigd dat de Bank of de instantie van het land van herkomst die met het toezicht op kredietinstellingen is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht, onderscheidenlijk geconsolideerd toezicht kan uitoefenen op de kredietinstelling; of,
De Bank kan de vergunning intrekken, indien:
de kredietinstelling niet beschikt over een verklaring omtrent de getrouwheid dan wel die verklaring een andere inhoud heeft dan dat de jaarrekening van de instelling een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de kredietinstelling en van het resultaat over het desbetreffende boekjaar.
Het besluit tot intrekking van de vergunning en, indien de Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezond bank- en kredietwezen, ook de redenen voor de intrekking, worden zo spoedig mogelijk nadat dit besluit onherroepelijk is geworden, digitaal bekend gemaakt op de website van de Bank. De Bank kan, indien zij dit in het belang van de crediteuren van de kredietinstelling nodig acht, het besluit, alsmede de redenen voor de intrekking, bedoeld in de eerste volzin, eveneens op andere door haar te bepalen wijze bekendmaken. De kosten van de laatstbedoelde bekendmaking komen ten laste van de betrokken kredietinstelling.
De Bank zegt de kredietinstelling waarvan een vergunning is ingetrokken en die tegen het besluit tot intrekking bezwaar of beroep heeft aangetekend, per aangetekende brief aan dat vanaf het tijdstip van intrekking van de vergunning alle of bepaalde organen van de kredietinstelling hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, welke aanzegging terstond van kracht wordt. Met betrekking tot deze aanzegging is het bepaalde in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b, d en e, van overeenkomstige toepassing. Het is de kredietinstelling verboden in strijd met de aanzegging van de Bank te handelen.
De kredietinstelling waarvan de vergunning is ingetrokken en het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden, is verplicht haar werkzaamheden als kredietinstelling af te wikkelen conform de door de Bank vast te stellen voorwaarden, procedure en termijn. De Bank kan daarbij de uitoefening van de bevoegdheid van de kredietinstelling om over haar waarden te beschikken beperken of haar verbieden om - anders dan met schriftelijke machtiging van de Bank - over deze waarden te beschikken.
De kredietinstelling die bezwaar of beroep heeft aangetekend tegen de weigering van de Bank haar vergunning in te trekken zet, hangende de behandeling van het bezwaar of beroep, haar bedrijf voort met inachtneming van de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde algemeen verbindende voorschriften alsmede de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de vergunning.
Er is een register van kredietinstellingen, waarvan de inrichting in twee afdelingen als volgt is vastgesteld:
De Bank kan de afdelingen onderverdelen in onderafdelingen voor door de Bank te onderscheiden categorieën kredietinstellingen en internationale kredietinstellingen. Het register bevat voorts één of meerdere bijlagen waarin natuurlijke personen en kredietinstellingen met een ontheffing als bedoeld in artikel 45, worden ingeschreven.
Elke inschrijving in het register wordt binnen twee weken na de dag van de inschrijving, digitaal bekend gemaakt op de website van de Bank. In de maand januari van elk jaar publiceert de Bank een afschrift van het register naar de stand per 31 december van het voorafgaande jaar digitaal op haar website.
Iedere persoon als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub b, van een kredietinstelling, van wie in redelijkheid kan worden aangenomen, dat hij over inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, beschikt, is ook na beëindiging van zijn dienstverband bij die kredietinstelling, verplicht deze inlichtingen na daartoe per aangetekende brief door de Bank te zijn gevraagd, aan de Bank te verstrekken.
De vorm waarin de in het eerste lid bedoelde staten moeten worden opgemaakt, de achtereenvolgende tijdstippen waarop zij betrekking moeten hebben, en de termijnen waarbinnen zij moeten worden ingediend, worden door de Bank bepaald na overleg met de representatieve organisaties. De staten kunnen voor elke afdeling of onderafdeling van het register verschillend zijn.
Iedere kredietinstelling is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening, ten minste bevattend een balans en een winst- en verliesrekening met bijbehorende toelichting, over het afgelopen boekjaar, in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. Hierbij worden ook een verklaring van een externe deskundige en de directiebrieven gevoegd.
De externe deskundige die op grond van het eerste lid de jaarrekening van een kredietinstelling van een verklaring moet voorzien en die op grond van artikel 14, derde lid, onderdeel b, de staten van een verklaring moet voorzien, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:
Bij een melding als bedoeld in het tweede lid zendt de externe deskundige onverwijld aan de Bank een afschrift van zijn rapport, de directiebrieven en de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring bij de jaarrekening, respectievelijk van enig van de periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij die staten een verklaring van een externe deskundige nodig heeft geacht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht, geeft de externe deskundige de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en de voornoemde stukken.
Op de externe deskundige die naast zijn werkzaamheden voor de kredietinstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het tweede lid, van overeenkomstige toepassing indien de kredietinstelling dochtermaatschappij is van die andere onderneming of instelling dan wel indien die andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de kredietinstelling.
De externe deskundige die op grond van het tweede of vierde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
De Bank kan de kredietinstellingen van bepaalde afdelingen, onderscheidenlijk onderafdelingen van het register geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden. De kredietinstelling is verplicht aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de ontheffing, bedoeld in de eerste volzin, te blijven voldoen.
De Bank kan bepalen dat de jaarrekening van een kredietinstelling van een bepaalde afdeling, onderscheidenlijk onderafdeling van het register, die niet voldoet aan de definitie van grote vennootschap, bedoeld in afdeling 4 van titel 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt beoordeeld, onderscheidenlijk gecontroleerd door een andere deskundige dan de externe deskundige.
De Bank is bevoegd bij iedere onderneming of instelling waarin een kredietinstelling een gekwalificeerde deelneming heeft dan wel bij iedere onderneming of instelling die een gekwalificeerde deelneming heeft in een kredietinstelling, alle inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen die zij nodig acht ter uitoefening van het toezicht op geconsolideerde basis.
HOOFDSTUK V De reikwijdte van het toezicht
De Bank houdt toezicht op kredietinstellingen ter uitvoering van de haar krachtens de artikelen 3, eerste lid, en 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, van het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten opgelegde taak, alsmede in het belang van de liquiditeit, solvabiliteit en integriteit van de kredietinstellingen.;
De Bank kan, ter uitvoering van de taken, haar opgelegd in de artikelen 3, eerste lid, en 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, van het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten, aan de kredietinstellingen bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische of organisatorische aard geven inzake:
Indien de Bank tekenen opmerkt van een ontwikkeling met betrekking tot de monetaire situatie dan wel de betalingsbalans, welke ontwikkeling naar haar oordeel de adequate uitvoering van de taak haar opgelegd in de artikelen 3, eerste lid, en 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel a van het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten in gevaar brengt of zou kunnen brengen, pleegt zij met de betrokken representatieve organisaties overleg inzake de door de betrokken categorieën kredietinstellingen in verband met die ontwikkeling te volgen gedragslijn.
Indien het overleg binnen een door de Bank in verband met de aard van de ontwikkeling, bedoeld in het eerste lid, aanvaardbare geachte termijn leidt tot overeenstemming tussen de Bank en de betrokken representatieve organisaties inzake de te volgen gedragslijn, doch naar het oordeel van de Bank geen voldoende mate van medewerking wordt verkregen van een of meer van de betrokken afzonderlijke kredietinstellingen, kan de Bank aan die afzonderlijke kredietinstellingen algemeen verbindende voorschriften voor hun bedrijfsvoering geven. Deze algemeen verbindende voorschriften kunnen uitsluitend inhouden, dat de betrokken afzonderlijke kredietinstellingen de gedragslijn dienen te volgen waaromtrent overeenstemming bestaat tussen de Bank en de betrokken representatieve organisaties. Deze algemeen verbindende voorschriften alsmede de inhoud van de te volgen gedragslijn worden door de Bank bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de betrokken kredietinstellingen.
Indien het overleg binnen een door de Bank in verband met de aard van de ontwikkeling, bedoeld in het eerste lid, aanvaardbaar geachte termijn niet leidt tot overeenstemming tussen de Bank en de betrokken representatieve organisaties, kan de Bank de betrokken categorie van kredietinstellingen algemeen verbindende voorschriften voor haar bedrijfsvoering geven. Deze algemeen verbindende voorschriften dienen door de minister te worden goedgekeurd.
Algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in het derde lid kunnen voor onderscheidene groepen van kredietinstellingen verschillend zijn. Algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in het derde lid kunnen ook indien zij tussentijds zijn gewijzigd, niet langer gelden dan gedurende ten hoogste een jaar na de dag van hun eerste publicatie in de Landscourant, behoudens de bevoegdheid van de Bank om de geldigheidsduur na verkregen goedkeuring van de minister eenmaal te verlengen voor een termijn, overeenkomende met ten hoogste de oorspronkelijke geldigheidsduur.
§ 3 Bedrijfseconomisch toezicht
De Bank kan een kredietinstelling geheel of gedeeltelijk ontheffing van de in het tweede lid bedoelde voorschriften verlenen, mits de solvabiliteit of liquiditeit alsmede de administratieve organisatie van de kredietinstelling naar het oordeel van de Bank anderszins voldoende zijn gewaarborgd. De Bank kan aan de ontheffing beperkingen stellen of voorschriften verbinden.
Indien de Bank constateert dat een kredietinstelling waaraan een vergunning is verleend de bij of krachtens deze landsverordening of de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties opgelegde verplichtingen niet naleeft of andere tekenen ontwaart van een ontwikkeling die naar haar oordeel de solvabiliteit of liquiditeit van de kredietinstelling dan wel de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de kredietinstelling anderszins in gevaar brengt of zou kunnen brengen, verzoekt de Bank de kredietinstelling bij aangetekende brief de nodige maatregelen te nemen. Zo nodig doet de Bank haar verzoek vergezeld gaan van een aanwijzing om ten aanzien van met name aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen. Handelen in strijd met deze door de Bank opgelegde maatregelen dan wel aanwijzing is verboden.
Indien naar het oordeel van de Bank onvoldoende, niet of niet binnen de door haar vastgestelde termijn aan haar verzoek als bedoeld in het eerste lid gevolg is gegeven, kan de Bank:
de kredietinstelling bij aangetekende brief aanzeggen dat vanaf een door haar te bepalen tijdstip alle of bepaalde organen van de kredietinstelling hun bevoegd heden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen;
de kredietinstelling bij aangetekende brief aanzeggen dat zij zal overgaan tot publicatie van de maatregelen en de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid. Deze publicatie geschiedt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst, alsmede in één of meer dagbladen ter keuze van de Bank. Bij de publicatie wordt, indien de kredietinstelling zulks verlangt, tevens de correspondentie bekendgemaakt die naar aanleiding van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, tussen de Bank en de kredietinstelling is gevoerd;
Indien de Bank bij een kredietinstelling tekenen ontwaart van een ontwikkeling die naar haar oordeel onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt, kan zij in afwijking van het eerste lid, de kredietinstelling aanzeggen dat zij onmiddellijk uitvoering geeft aan de onderdelen a of c van het tweede lid. Deze aanzegging wordt eerst van kracht nadat de Bank de kredietinstelling in de gelegenheid heeft gesteld binnen een door de Bank te stellen termijn haar mening over de onmiddellijke uitvoering te geven.
Met betrekking tot de aanzegging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid, is het volgende van toepassing:
de door de Bank aangewezen personen oefenen hun bevoegdheden uit gedurende ten hoogste twee jaren na verzending van de aanzegging. De Bank is bevoegd deze termijn telkens voor ten hoogste één jaar te verlengen. Van zodanige verlenging doet de Bank aan de kredietinstelling mededeling per aangetekende brief. De verlenging wordt terstond van kracht en daaraan behoort gevolg te worden gegeven niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening;
voor schade ten gevolge van handelingen verricht in strijd met de aanzegging, zijn degenen die deze handelingen als orgaan van de kredietinstelling verrichten, persoonlijk aansprakelijk tegenover de kredietinstelling. De kredietinstelling kan de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist dat de vereiste goedkeuring ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn; en,
zodra de Bank van oordeel is dat de solvabiliteit of de liquiditeit van de kredietinstelling, de integere bedrijfsvoering van de kredietinstelling of andere belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de kredietinstelling niet langer gevaar lopen, deelt zij de kredietinstelling per aangetekende brief mee dat de betrokken organen van de kredietinstelling hun bevoegdheden weer onbeperkt kunnen uitoefenen.
De Bank kan slechts wanneer haar beslissing tot publicatie van de maatregelen en de gedragslijn, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onherroepelijk is geworden, tot publicatie overgaan. Indien de kredietinstelling na de publicatie alsnog voldoet aan de maatregelen en de gedragslijn, bedoeld in het eerste lid, dan wel indien deze maatregelen of gedragslijn door de Bank worden ingetrokken, geeft de Bank hiervan op dezelfde wijze als bij de voorafgaande publicatie kennis.
§ 4 Overige bepalingen inzake het toezicht
Indien blijkt dat een kredietinstelling een handeling als omschreven in het eerste lid heeft verricht zonder toestemming van de Bank, is die instelling onverminderd het bepaalde in de artikelen 46 en 50 gehouden op aanwijzing van de Bank de handeling voor zover mogelijk ongedaan te maken, tenzij de Bank, daartoe verzocht door de betrokken kredietinstelling, alsnog toestemming verleent.
Indien blijkt dat een handeling als omschreven in het tweede lid, is verricht zonder toestemming van de Bank, is diegene die de handeling heeft verricht, verplicht onverminderd het bepaalde in artikel 50 de handeling voor zover mogelijk ongedaan te maken, tenzij de Bank daartoe verzocht alsnog toestemming verleent.
De Bank is bevoegd, in het kader van het de toezichtuitoefening onderzoeken van buitenlandse instanties die met het toezicht op kredietinstellingen zijn belast, toe te laten bij in Sint Maarten gevestigde kredietinstellingen die onder geconsolideerd toezicht staan van genoemde toezichthouders. De Bank zal in voorkomend geval tevoren voorwaarden stellen aan onderscheidenlijk aanwijzingen geven voor de uitvoering van deze toezichtswerkzaamheden. De functionarissen van de buitenlandse instanties die met het toezicht op kredietinstellingen zijn belast, zijn gehouden de aanwijzingen van de Bank stipt te volgen.
Een kredietinstelling is verplicht onverwijld een besluit tot algehele of gedeeltelijke liquidatie dan wel tot ontbinding of verkoop, direct of indirect, van haar bedrijf in Sint Maarten schriftelijk aan de Bank mede te delen en een zodanig besluit onder toezicht en volgens de aanwijzingen van de Bank uit te voeren.
HOOFDSTUK VI Noodregeling en faillissement
Bij het uitspreken van een noodregeling machtigt het Gerecht de Bank tot overdracht van de verbintenissen van de kredietinstelling welke zij in de uitoefening van haar bedrijf als kredietinstelling tot het ter beschikking verkrijgen van gelden heeft aangegaan of van een deel daarvan, respectievelijk tot gehele of gedeeltelijke liquidatie van het bedrijf van de kredietinstelling of tot de herstructurering van het bedrijf van de kredietinstelling. Zolang het de Bank nog niet is gebleken dat de kredietinstelling een negatief eigen vermogen heeft, strekt de machtiging mede tot vereffening van het vermogen van de kredietinstelling.
Wanneer een verzoek van de Bank tot het uitspreken van de noodregeling aanhangig is tegelijk met een verzoek of vordering tot faillietverklaring, wordt de behandeling van het verzoek of de vordering tot faillietverklaring geschorst totdat op het verzoek van de Bank is beschikt. Indien het Gerecht de noodregeling uitspreekt, vervalt het verzoek of de vordering tot faillietverklaring van rechtswege.
De Bank kan personen machtigen alle of een deel van de bevoegdheden uit te oefenen, die zij ingevolge het eerste lid heeft. De Bank kan het Gerecht verzoeken een beloning voor de gemachtigden vast te stellen. De Bank maakt de naam en woonplaats van een door haar gemachtigde alsook de intrekking van een machtiging bekend in de Landscourant. De naam en de woonplaats van een door de Bank gemachtigde, alsook de intrekking van de machtiging worden door de Bank ter inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel aangeboden.
Het uitspreken van de noodregeling heeft tot gevolg dat de kredietinstelling niet kan worden genoodzaakt tot nakoming van zijn schulden die vóór de uitspraak zijn ontstaan, noch tot nakoming van zijn schulden, na de uitspraak ontstaan. Aangevangen executies worden geschorst en gelegde beslagen vervallen. Artikel 32 van het Faillissementsbesluit 1931 is van overeenkomstige toepassing op de in de eerste volzin bedoelde schulden.
Met betrekking tot schuldvergelijking en schuldoverneming vinden de artikelen 224 en 225 van het Faillissementsbesluit 1931 overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de schuldenaar van de kredietinstelling die zijn schuld wil vergelijken met een schuldvordering aan order of toonder, gehouden is te bewijzen dat hij reeds op het ogenblik van de uitspraak waarbij het verzoek tot machtiging werd toegewezen, te goeder trouw eigenaar was van het order- of toonderpapier.
Met betrekking tot wederkerige overeenkomsten in het algemeen en tot termijnzaken, overeenkomsten van huurkoop, huurovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten in het bijzonder, waarbij de kredietinstelling ten aanzien waarvan de machtiging is verleend, partij is, vinden de artikelen 226, 226a, 227, 227a, 228 en 229 van het Faillissementsbesluit 1931 overeenkomstige toepassing.
Zodra overdracht van rechten en verplichtingen krachtens de in artikel 28, tweede lid, bedoelde machtiging heeft plaatsgevonden, maakt de Bank deze overdracht en, indien handelingen door haar zijn verricht krachtens de in het eerste lid bedoelde bijzondere machtiging, die handelingen bekend in de Landscourant en in ten minste twee door het Gerecht aan te wijzen dagbladen. De Bank kan, indien zij dit in het belang van de crediteuren van de kredietinstelling nodig acht, de bedoelde overdracht en handelingen tevens op andere wijze bekendmaken.
Een overdracht van rechten en verplichtingen ingevolge dit hoofdstuk mag geen nadeel toebrengen aan de rechten van de overblijvende schuldeisers.
Voor de toepassing van de artikelen 2:150 en 2:331 van het Wetboek van Strafrecht wordt met faillissement gelijkgesteld de rechtstoestand waarin een kredietinstelling verkeert zolang op deze de noodregeling van kracht is.
Na afloop van de noodregeling, inhoudende geheel of gedeeltelijke liquidatie van het bedrijf, worden de overgebleven gelden van de vorderingen van de niet verschenen dan wel niet gevonden crediteuren, alsmede de gelden van de crediteuren die de hen toegekende gelden niet in ontvangst hebben willen nemen, gestort in de consignatiekas. Twintig jaar na de datum van storting in de consignatiekas vervallen de gestorte gelden aan de openbare rechtspersoon Curaçao of de openbare rechtspersoon Sint Maarten, afhankelijk van de plaats van vestiging van het bedrijf. De overgebleven gelden van een bedrijf dat op Curaçao is gevestigd vervallen aan Curaçao en de overgebleven gelden van een bedrijf dat op Sint Maarten is gevestigd vervallen aan Sint Maarten.
De Bank dient een verzoek tot faillietverklaring van de kredietinstelling in, indien haar blijkt dat de kredietinstelling een negatief eigen vermogen heeft en hetzij het met de noodregeling te bereiken doel niet is of niet meer kan worden verwezenlijkt, hetzij, indien niet tevoren de noodregeling werd uitgesproken, geen redelijk vooruitzicht meer bestaat dat het met de noodregeling te bereiken doel alsnog kan worden verwezenlijkt.
De noodregeling houdt van rechtswege op van kracht te zijn in geval de kredietinstelling in staat van faillissement wordt verklaard. Alsdan, en indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen een maand na het intrekken van de noodregeling gelden de volgende bepalingen:
een beroep op schuldvergelijking kan in afwijking van artikel 49 van het Faillissementsbesluit 1931 slechts worden gedaan indien de schuldvordering en de schuldplichtigheid beide zijn ontstaan vóór het tijdstip waarop de beschikking, houdende het uitspreken van de noodregeling uitvoerbaar is geworden dan wel voortvloeien uit een handeling vóór dat tijdstip met de gefailleerde verricht;
HOOFDSTUK VII Depositobeschermingssysteem
De Bank pleegt overleg met de betrokken representatieve organisaties over de invoering van een regeling omtrent een garantie voor schuldvorderingen van rekeninghouders tot een bepaald maximumbedrag op een ingevolge artikel 11 geregistreerde kredietinstelling, niet zijnde een internationale kredietinstelling, tegen het risico dat zodanige kredietinstelling haar verplichtingen met betrekking tot die schuldvorderingen niet nakomt. De aard van de te garanderen schuldvorderingen, de soorten rekeninghouders alsmede het maximum te garanderen bedrag worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaald.
De regeling, bedoeld in het eerste lid onderscheidenlijk tweede lid, is bindend voor alle geregistreerde kredietinstellingen, niet zijnde internationale kredietinstellingen. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan echter worden bepaald dat de regeling niet van toepassing is op een of meerdere kredietinstellingen.
HOOFDSTUK VIII Geheimhoudingsverplichting
Gegevens of inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde omtrent afzonderlijke ondernemingen en instellingen zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens of inlichtingen die van een instantie als bedoeld in artikel 41 zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd en zijn geheim.
Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of van krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze landsverordening verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 41, ontvangen, of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze landsverordening wordt geëist.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is de Bank bevoegd ter handhaving van een gezond bank- en kredietwezen aangifte te doen van een vermoeden van een strafbaar feit. In de gevallen waarin door de Bank aangifte is gedaan, dan wel in de gevallen waarin de Bank wordt opgeroepen om als getuige of deskundige op te treden, is de Bank bevoegd in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen te verschaffen met dien verstande dat het een strafzaak betreft.
In afwijking van het eerste en tweede lid is de Bank bevoegd met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, mededelingen te doen mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke kredietinstellingen. Met schriftelijke toestemming van de kredietinstelling die het aangaat, worden de gegevens of inlichtingen met betrekking tot afzonderlijke kredietinstellingen wel gepubliceerd.
De Bank is bevoegd, indien zij dit in het belang van een doelmatig toezicht en de ontwikkeling van een gezond bank- en kredietwezen noodzakelijk acht, de aandacht van alle kredietinstellingen uit een of meer afdelingen van het register te vestigen op een getotaliseerde, zeer omvangrijke kredietverlening aan één bepaalde kredietnemer door een aantal niet nader gespecificeerde kredietinstellingen. De kredietinstellingen zijn verplicht een zodanige mededeling geheim te houden.
De Bank is, in afwijking van het eerste lid, bevoegd Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties in te lichten, indien zij bij de uitoefening van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak feiten ontdekt die duiden op een vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme.
Voor zover de Bank gegevens of inlichtingen van een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie heeft ontvangen, verstrekt de Bank deze gegevens niet aan een ander buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie tenzij de buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
Indien een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie aan de Bank die de gegevens of inlichtingen op grond van het eerste of tweede lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de Bank dat verzoek slechts in:
indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste lid of derde lid of voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze landsverordening voorzien vanuit Sint Maarten met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en,
De Bank kan tevens, in afwijking van artikel 40, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verstrekken aan het openbaar ministerie, het Meldpunt, bedoeld in artikel 2, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging, of de instellingen belast met de uitvoering van het bepaalde in artikel 39, die zij heeft verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Bank van belang zijn of zouden kunnen zijn voor onderzoeken, dan wel de nog in te stellen onderzoeken van het openbaar ministerie, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging.
De Bank verstrekt tevens, in afwijking van artikel 40, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van de artikelen 26 en 42 van de Landsverordening Algemene Rekenkamer. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De Bank kan ten behoeve van de uitoefening van haar taak op grond van dit hoofdstuk van een kredietinstelling of degenen met een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 45, vierde respectievelijk vijfde lid, gegevens of inlichtingen vorderen, indien dat voor de vervulling van de taak van een buitenlandse toezichthoudende instantie nodig is. Artikel 41, eerste lid, en 49a, tweede tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Op verzoek van een buitenlandse toezichthoudende instantie kan de Bank gegevens of inlichtingen vragen aan of een onderzoek instellen of doen instellen bij een ieder die ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht valt of behoort te vallen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij over gegevens of inlichtingen beschikt die van belang kunnen zijn voor de verzoekende instantie.
Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt ingesteld, verleent alle medewerking die nodig is voor een goede uitvoering van dat onderzoek, met dien verstande dat degene bij wie het onderzoek wordt ingesteld en die niet ingevolge deze landsverordening onder toezicht staat, slechts is gehouden tot het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.
HOOFDSTUK VIIIa Openbaarmaking van overtredingen
De Bank kan, in afwijking van artikel 40, eerste en tweede lid, teneinde de naleving van deze landsverordening te bevorderen, ter openbare kennis brengen het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift. Indien het doel van het door de Bank uit te oefenen toezicht op de naleving van deze landsverordening zulks bepaaldelijk vordert en zich daartegen geen zwaarwegende belangen verzetten, waaronder die van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, kan de Bank de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd ter openbare kennis brengen.
Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Bank zijn handelen of nalaten op grond van artikel 41c ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
De beschikking om op grond van artikel 41c een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:
Tenzij de bevordering van de naleving van deze landsverordening geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 41c een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar of beroep is ingesteld, op het bezwaar of beroep is beslist.
De beschikking om op grond van artikel 41c een feit ter openbare kennis te brengen, treedt in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking op grond van artikel 41g wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.
De bevoegdheid om op grond van artikel 41c een feit ter openbare kennis te brengen vervalt, indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.
HOOFDSTUK IX Bijzondere verplichtingen voor kredietinstellingen
Een kredietinstelling is verplicht alle brieven, bescheiden en informatiedragers inzake haar bedrijf alsmede de boeken inzake het mutatieverloop op alle door de kredietinstelling aan te houden rekeningen ten name van zowel haarzelf als van derden met de daarbij behorende brieven, bescheiden en andere informatiedragers gedurende ten minste tien jaren te bewaren.
HOOFDSTUK X Bepalingen van bijzondere aard
Over het beleid inzake het toezicht op het bank- en kredietwezen pleegt de Bank overleg met de representatieve organisaties zo vaak als zij dit nodig acht, doch ten minste eenmaal per jaar.
Behoudens de kredietinstellingen die zijn ingeschreven in de afdelingen van het register, bedoeld in artikel 11, eerste lid, is het een ondernemer, onderneming of instelling verboden om het woord "bank", "krediet" of "spaar" en vertalingen of vormen daarvan te gebruiken in hun naam of bij de uitoefening van hun bedrijf, tenzij zulks in zodanige samenhang geschiedt, dat daaruit duidelijk blijkt, dat de onderneming of instelling geen kredietinstelling is.
Het is een verlener van kredieten die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 11, of een bijlage van dat register, verboden om de kredietnemer bij het aangaan van een kredietovereenkomst te verplichten een andere overeenkomst betreffende een financieel product of financiële dienst aan te gaan.
De aanvrager van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of een ontheffing als bedoeld in artikel 45, vierde lid, is ter zake van de aanvraag aan de Bank een bedrag verschuldigd. De Bank brengt het bedrag, voor zover mogelijk direct na ontvangst van de aanvraag, bij beschikking in rekening.
De hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen wordt zodanig vastgesteld dat de totale jaarlijkse opbrengst van het in rekening te brengen bedrag ten hoogste gelijk is aan de kosten die de Bank in dat jaar maakt ter zake van de behandeling van de aanvragen onderscheidenlijk het toezicht dat de Bank uitoefent ingevolge deze landsverordening.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, gehoord de Bank en de representatieve organisaties, nadere regels gesteld omtrent de kostendoorberekening en de grondslagen waarop die is gebaseerd en wordt de hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen vastgesteld. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt naar directe en indirecte kosten.
Voor zover het bedrag, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn wordt betaald, stuurt de Bank aan betrokkene een schriftelijke aanmaning om binnen twee weken na dagtekening van de aanmaning het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het vijfde lid bedoelde termijn is verstreken, en verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het bedrag, voor zover dat niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het zevende lid wordt ingevorderd.
HOOFDSTUK Xa Last onder dwangsom, bestuurlijke boete, geldschulden en verjaring
De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 5, 6, 6a, vierde en vijfde lid, 9, zesde lid, laatste volzin, zevende en achtste lid, 10, derde lid, 12, 13, 14, eerste, derde en vierde lid, laatste volzin, 15, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, laatste volzin, 15a, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, laatste volzin, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, 23, eerste en tweede lid, 24, vierde lid, 26, 30, derde lid, 41a, tweede lid, 41b, tweede en derde lid, 44, eerste lid, 45, eerste tot en met derde lid, vierde lid, laatste volzin en vijfde lid, laatste volzin, 49a, derde lid, en 49b, tweede en derde de lid, een last onder dwangsom opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Indien een last onder dwangsom is opgelegd kan de Bank op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn, of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijk onmogelijkheid voor die overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
In afwijking van artikel 48hh, eerste lid, verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom door verloop van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
Geen last onder dwangsom kan worden opgelegd voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de beslissing op het hoger beroep tegen de beschikking tot invordering van de dwangsom verwijzen naar de Bank, overeenkomstig artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak , indien behandeling door de Bank gewenst is.
Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 5, 6, 6a, vierde en vijfde lid, 9, zesde lid, laatste volzin, zevende en achtste lid, 10, derde lid, 12, 13, 14, eerste, derde en vierde lid, laatste volzin, 15, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, laatste volzin, 15a, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, laatste volzin, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, 23, eerste en tweede lid, 24, vierde lid, 26, 30, derde lid, 41a, tweede lid, 41b, tweede en derde lid, 42, 44, eerste lid, 45, eerste tot en met derde lid, vierde lid, laatste volzin, en vijfde lid, laatste volzin, 49a, derde lid, en 49b, tweede en derde de lid, een bestuurlijke boete opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de hoogte en de wijze van bepaling van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen, worden bepaald. Een op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, of, indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet van de kredietinstelling in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.
De Bank stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen. De Bank kan beslissen om bepaalde stukken van kennisneming uit te zonderen in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend.
Deze paragraaf is van toepassing op geldschulden die voortvloeien uit de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete.
Behoudens ingeval artikel 48c toepassing vindt, geschiedt de betaling binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
HOOFDSTUK XII Toezicht, opsporing en strafbepalingen
De Bank kan zich bij het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 49a, eerste lid, doen bijstaan dan wel een zodanig toezicht geheel doen uitvoeren door een door de Bank aan te wijzen externe deskundige of andere deskundigen. De Bank kan de kosten die hiermee verband houden geheel of gedeeltelijk doorberekenen aan de betrokken kredietinstelling. Artikel 49a is van overeenkomstige toepassing.
Indien het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 49a, eerste lid, dan wel bepaalde werkzaamheden in het kader van een zodanig toezicht door de Bank aan een externe deskundige of aan een andere deskundige worden opgedragen, is deze verplicht zijn bevindingen rechtstreeks en schriftelijk aan de Bank te rapporteren en na verkregen toestemming van de Bank een afschrift daarvan aan de betrokken kredietinstelling te zenden.
Met de opsporing van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.
Handelen in strijd met enig voorschrift, gegeven bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 5, 6, 6a, eerste en derde lid, 9, zesde lid, laatste volzin, zevende en achtste lid, 10, derde lid, 12, 13, 14, eerste lid, 15, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, laatste volzin, 15a, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, laatste volzin, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, 23, eerste en tweede lid, 24, vierde lid, 26, 30, derde lid, 40, tweede lid, 41, derde lid, 41b, tweede en derde lid, 42, 44, eerste lid, 45, eerste tot en met derde lid, vierde lid, laatste volzin, en vijfde lid, laatste volzin, 49a, derde lid, en 49b, tweede en derde lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste één jaar en geldboete van de vijfde categorie dan wel met één van beide straffen.