Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harderwijk

Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen Harderwijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarderwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen Harderwijk
CiteertitelBeleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen Harderwijk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994
  2. artikel 18 van de Wegenverkeerswet 1994
  3. artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
  4. artikel 26 van de Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
  5. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-03-2022nieuwe regeling

22-02-2022

gmb-2022-94335

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen Harderwijk

Openbare parkeerruimte is vaak schaars en wordt gedeeld met veel verschillende gebruikers. Om tegemoet te komen aan de belangen van gehandicapten kan een gehandicaptenparkeerplaats worden gerealiseerd. Een gehandicaptenparkeerplaats is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dichtbij hun woning of andere bestemming te parkeren.

 

Bij het realiseren en gebruiken van een gehandicaptenparkeerplaats zijn de volgende wetsonderdelen in het bijzonder van toepassing:

  • -

    Wegenverkeerswet 1994 (WVW), artikelen 15 en 18;

  • -

    Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Babw), artikel 12;

  • -

    Algemene wet bestuursrecht (Awb), titel 4.3;

  • -

    Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), artikel 26.

Om een gehandicaptenparkeerplaats te realiseren, dient een verkeersbesluit te worden genomen. Een verkeersbesluit beantwoordt aan een van de doelstellingen zoals geformuleerd in artikel 2 WVW. Aan elk verkeersbesluit gaat een belangenafweging vooraf. Dat houdt een zekere mate van beoordelings-ruimte van de gemeente in. Deze beleidsregel geeft daar invulling aan.

 

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1.

    Gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats aangeduid met verkeersbord E6 van bijlage 1 van het RVV 1990. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen twee varianten, te weten:

    • a.

      Gehandicaptenparkeerplaats van algemeen belang: gehandicaptenparkeerplaats waar geen hoofdgebruiker is, maar meerdere gebruikers. Dergelijke gehandicaptenparkeerplaatsen komen bijvoorbeeld voor bij winkelcentra, gezondheidszorginstellingen, kerken, sociaal-culturele voorzieningen, et cetera.

    • b.

      Gehandicaptenparkeerplaats met een hoofdgebruiker: gehandicaptenparkeerplaats waar wel een hoofdgebruiker is. In de praktijk zijn dit vaak de gehandicaptenparkeer-plaatsen die worden aangevraagd bij een woonadres.

  • Beide varianten worden overigens wel op dezelfde wijze met verkeersbord E6 aangeduid, tenzij in deze beleidsregel anders is bepaald.

  • 2.

    Gehandicaptenparkeerkaart: Europese gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in de artikelen 26 lid 1 sub b en 86 van het RVV 1990 en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (7 september 2012; Staatscourant 2012 nummer 18705), onderscheiden in de volgende varianten:

    • a.

      Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders (GKP-B)

    • b.

      Gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers (GPK-P)

    • c.

      Gehandicaptenparkeerkaart voor zorginstellingen (GPK-I)

  • 3.

    Aanvraagadres: het adres van de woning, het bedrijf, de onderneming, et cetera, in welke nabijheid de aanvrager een gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt.

  • 4.

    Gebruiker: de hoofdgebruiker als bedoeld in lid 1 sub b.

  • 5.

    Voertuig: een motorvoertuig, gehandicaptenvoertuig of brommobiel.

  • 6.

    Parkeerplaats op eigen terrein:

    • a.

      Een oprit, welke de volgende afmetingen bevat:

      • i.

        Lengte: minimaal 6,00 meter;

      • ii.

        Lengte: minimaal 7,50 meter indien aan de achterzijde van het voertuig moet worden in- en uitgestapt, zoals bij een rolstoelbus;

      • iii.

        Breedte: minimaal 3,00 meter indien er een vrije strook naast de oprit aanwezig is om bijvoorbeeld het autoportier te openen;

      • iv.

        Breedte: minimaal 3,50 meter indien er geen vrije strook naast de oprit aanwezig is om bijvoorbeeld het autoportier te openen.

    • b.

      Een garage op het eigen erf of binnen een loopafstand van 100 meter van de woning, welke de volgende afmetingen bevat:

      • i.

        Lengte (inpandig): minimaal 6,00 meter;

      • ii.

        Lengte (inpandig): minimaal 7,50 meter indien aan de achterzijde van het voertuig moet worden in- en uitgestapt, zoals bij een rolstoelbus;

      • iii.

        Breedte (inpandig): minimaal 3,50 meter;

      • iv.

        Hoogte (inpandig): voldoende om het eigen voertuig dan wel het gezinsvoer-tuig waarover de aanvrager beschikt in de garage te kunnen parkeren.

    • c.

      Een plek in een parkeergarage of op een parkeerterrein die juridisch, feitelijk of planologisch is bestemd voor het adres van verzoeker en die niet voor openbaar verkeer is bedoeld.

  • 7.

    Verkeersbesluit: een besluit als bedoeld in artikel 15 WVW, op grond waarvan het verkeersbord als bedoeld onder b wordt geplaatst.

  • 8.

    Werknemer: iedere persoon die in enige arbeidsrechtelijke hoedanigheid werkzaam is voor een bedrijf, kantoor, onderneming of dergelijke.

  • 9.

    Werkgever: de persoon of het bedrijf voor wie de werknemer in enige arbeidsrechtelijke hoedanigheid werkzaam is.

  • 10.

    Gemeente: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk, in casu degene die volgens de gemeentelijke mandaatverordening bevoegdheid heeft gekregen.

Artikel 2 – Reservering van gehandicaptenparkeerplaatsen voor bepaalde voertuigen

  • 1.

    Gehandicaptenparkeerplaatsen worden niet voorzien van een reservering voor een bepaald voertuig als bedoeld in artikel 26 lid 1 sub c van het RVV 1990. Alle gehandicaptenparkeer-plaatsen zijn zodoende algemeen te gebruiken.

  • 2.

    In specifieke situaties kan – in geval van een gehandicaptenparkeerplaats met een hoofdgebruiker – van het onder lid 1 bepaalde worden afgeweken. Bijvoorbeeld als:

    • a.

      een gehandicaptenparkeerplaats voor inwerkingtreding van deze beleidsregels al was voorzien van een reservering voor een bepaald voertuig;

    • b.

      een gehandicaptenparkeerplaats is bedoeld voor een specifiek voertuig waarvoor een aangepast gehandicaptenparkeervak nodig is, zoals een rolstoelbus, waarbij dat voertuig vanwege maatvoering of gebruik niet op een andere parkeerplaats kan parkeren. De betreffende gehandicaptenparkeerplaats is op zodanige locatie gelegen dat de gemeente het wenselijk acht om deze expliciet te reserveren voor aanvrager om veelvuldig gebruik door derden te voorkomen;

    • c.

      een gehandicaptenparkeerplaats is gelegen in een autoluw gebied waar relatief veel niet-bewoners komen, bijvoorbeeld de binnenstad, waar de gemeente het wenselijk acht om een gehandicaptenparkeerplaats expliciet te reserveren voor aanvrager om veelvuldig gebruik door derden te voorkomen.

Artikel 3 – Toewijzingscriteria aanvrager met GPK-B

  • 1.

    De aanvrager komt in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats nabij het woonadres indien hij voldoet aan alle onderstaande eisen:

    • a.

      Aanvrager is in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven als inwoner van de gemeente Harderwijk;

    • b.

      Aanvrager beschikt over een eigen voertuig dan wel een gezinsvoertuig;

    • c.

      Aanvrager beschikt over een geldige GPK-B, welke nog minimaal 6 maanden geldig is na datum van de aanvraag;

    • d.

      Aanvrager beschikt over een geldig rijbewijs;

    • e.

      Aanvrager beschikt niet over een parkeerplaats op eigen terrein;

    • f.

      Uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er binnen 100 meter loopafstand van het aanvraagadres doorgaans sprake is van een hoge parkeerdruk (hoger dan 70%) en als gevolg daarvan onvoldoende parkeerplek voor aanvrager aanwezig is; of

    • g.

      Uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er binnen 100 meter loopafstand van het aanvraagadres doorgaans sprake is van onvoldoende parkeergelegenheid die aansluit bij de mindervaliditeit van de aanvrager;

    • h.

      Bij het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats komt de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer niet in het geding.

  • 2.

    De aanvrager komt in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats nabij het werkadres indien hij voldoet aan alle onderstaande eisen:

    • a.

      Aanvrager is werknemer bij een blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel in de gemeente Harderwijk ingeschreven onderneming;

    • b.

      Aanvrager beschikt over een eigen voertuig dan wel een gezinsvoertuig;

    • c.

      Aanvrager heeft minimaal een wekelijkse binding met het aanvraagadres;

    • d.

      Aanvrager beschikt over een geldige GPK-B, welke nog minimaal 6 maanden geldig is na datum van de aanvraag;

    • e.

      Aanvrager beschikt over een geldig rijbewijs;

    • f.

      Werkgever beschikt niet over een parkeerplaats op eigen terrein;

    • g.

      Werkgever heeft schriftelijk goedkeuring gegeven voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van zijn werknemer;

    • h.

      Uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er binnen 100 meter loopafstand van het aanvraagadres doorgaans sprake is van een hoge parkeerdruk (hoger dan 70%) en als gevolg daarvan onvoldoende parkeerplek voor aanvrager aanwezig is; of

    • i.

      Uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er binnen 100 meter loopafstand van het aanvraagadres doorgaans sprake is van onvoldoende parkeergelegenheid die aansluit bij de mindervaliditeit van de aanvrager;

    • j.

      Bij het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats komt de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer niet in het geding.

Artikel 4 – Toewijzingscriteria aanvrager met GPK-P of GPK-I

De aanvrager komt in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats nabij het woonadres of nabij het adres van de zorginstelling indien hij voldoet aan alle onderstaande eisen:

  • a.

    Aanvrager beschikt over een geldige GPK-P of GPK-I, welke nog minimaal 6 maanden geldig is na datum van de aanvraag;

  • b.

    Aanvrager beschikt over een eigen voertuig dan wel een gezinsvoertuig;

  • c.

    Indien houder van een GPK-P: de aanvrager is in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven als inwoner van de gemeente Harderwijk;

  • d.

    Aanvrager beschikt niet over een parkeerplaats op eigen terrein;

  • e.

    Uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er binnen 100 meter loopafstand van de woning van de aanvrager of van de zorginstelling doorgaans sprake is van een hoge parkeerdruk (hoger dan 70%) en als gevolg daarvan onvoldoende parkeer-plek voor aanvrager aanwezig is; of

  • f.

    Uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er binnen 100 meter loopafstand van het aanvraagadres doorgaans sprake is van onvoldoende parkeergelegenheid die aansluit bij de mindervaliditeit van de aanvrager;

  • g.

    Aanvrager heeft blijkens gemeentelijke analyse geen mogelijkheid om binnen 100 meter loopafstand van de woning of zorginstelling in- of uit het voertuig te (laten) stappen; of

  • h.

    Aanvrager kan niet alleen in of bij de woning of zorginstelling worden achtergelaten gedurende de periode dat de bestuurder het voertuig ophaalt en elders parkeert;

  • i.

    Bij het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats komt de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer niet in het geding.

Artikel 5 – Locatiebepaling

  • 1.

    De locatie van een gehandicaptenparkeerplaats wordt door de gemeente bepaald.

  • 2.

    De locatie van een gehandicaptenparkeerplaats sluit - met inachtneming van artikel 7 - zoveel als in betreffende praktijksituatie mogelijk is aan op de richtlijnen van het verkeerskundig kenniscentrum CROW.

  • 3.

    Een gehandicaptenparkeerplaats wordt niet aangelegd:

    • a.

      ter plaatse van een parkeerverbod of een verbod om stil te staan;

    • b.

      op minder dan vijf meter afstand van een kruispunt;

    • c.

      op gebiedsontsluitingswegen waar geen afzonderlijke parkeermogelijkheid aanwezig is;

    • d.

      in een voetgangersgebied;

    • e.

      voor een inrit of een uitrit;

    • f.

      op een parkeergelegenheid die alleen bestemd is voor een voertuigcategorie of groep voertuigen, anders dan personenauto’s;

    • g.

      op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

    • h.

      op een taxistandplaats;

    • i.

      op een parkeergelegenheid die gereserveerd is voor het opladen van elektrische voertuigen;

    • j.

      op alle andere locaties waar een gehandicaptenparkeerplaats onvoldoende verkeers-veilig is.

Artikel 6 – Weigeringsgronden

Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats te realiseren wordt geweigerd als:

  • 1.

    niet wordt voldaan aan hetgeen in deze beleidsregels bepaald is;

  • 2.

    er uit gemeentelijke verkeerskundige analyse blijkt dat er geen geschikte reguliere parkeerplaats aanwezig is om als gehandicaptenparkeerplaats aan te wijzen.

Artikel 7 – Realisatie gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Een gehandicaptenparkeerplaats wordt binnen de reeds aanwezige parkeervoorzieningen gerealiseerd. Met uitzondering van het plaatsen van het verkeersbord worden er geen infrastructurele of andere aanpassingen uitgevoerd.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de gemeente bepalen dat wel infrastructurele of andere aanpassingen worden uitgevoerd, als:

    • a.

      blijkt dat onvoldoende duidelijk is voor welk parkeervak of weggedeelte het verkeersbord E6 geldt. In dat geval kan de gemeente besluiten een nadere aanduiding aan te brengen, bijvoorbeeld markering op het wegdek.

    • b.

      de aanvrager gebruik maakt van een specifiek voertuig, bijvoorbeeld een rolstoelbus, of anderszins te maken heeft met een vorm van invaliditeit waarbij een regulier parkeervak onvoldoende ruimte biedt om het voertuig te parkeren en/of in en uit het voertuig te stappen.

  • 3.

    In geval van een gehandicaptenparkeerplaats bij een werkadres of een gehandicaptenparkeerplaats van algemeen belang wordt zo mogelijk een onderbord aangebracht onder verkeersbord E6, met daarop een tijdvenster conform de werktijden en/of bezoektijden.

Artikel 8 – Opheffen gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    De gemeente kan een ‘gehandicaptenparkeerplaats met een hoofdgebruiker’ opheffen, als:

    • a.

      de hoofdgebruiker hier zelf om vraagt;

    • b.

      de hoofdgebruiker is verhuisd;

    • c.

      de hoofdgebruiker is overleden;

    • d.

      de hoofdgebruiker niet meer beschikt over een geldig rijbewijs;

    • e.

      de hoofdgebruiker niet meer beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart;

    • f.

      de hoofdgebruiker niet meer werkzaam is op het aanvraagadres;

    • g.

      het bedrijf of instelling waarbij de gehandicaptenparkeerplaats is aangevraagd, is verhuisd of is opgehouden te bestaan;

    • h.

      de gehandicaptenparkeerplaats is gerealiseerd op grond van door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens en de gehandicaptenparkeerplaats niet zou zijn gerealiseerd indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend was geweest;

    • i.

      er om andere redenen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van deze beleidsregels.

  • 2.

    Wanneer blijkt dat de betreffende ‘gehandicaptenparkeerplaats met een hoofdgebruiker’ ook nadat de hoofdgebruiker de parkeerplaats niet meer gebruikt nog in regelmatige behoefte van andere gehandicaptenparkeerkaarthouder(s) voorziet, wordt de gehandicaptenparkeerplaats niet opgeheven.

Artikel 9 – ‘Meeverhuizen’ van een gehandicaptenparkeerplaats

Indien gebruiker vanwege verhuizing verzoekt een bestaande gehandicaptenparkeerplaats op te heffen en een nieuwe gehandicaptenparkeerplaats op een andere locatie te realiseren, wordt de aanvraag voor zowel opheffing als realisatie getoetst aan deze beleidsregels. Het ‘meeverhuizen’ van een gehandicaptenparkeerplaats is dus niet zondermeer aan de orde.

Artikel 10 – Kosten

  • 1.

    De kosten voor het realiseren of opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats zijn – indien van toepassing – opgenomen in de Legesverordening.

  • 2.

    De kosten die volgen uit het aanpassen van een parkeerplaats in het kader van artikel 7, tweede lid, komen voor rekening van de aanvrager indien deze aanpassingen voortkomen uit zijn verzoek.

Artikel 11 – Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager van deze beleidsregels afwijken voor zover onverkorte toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12 – Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van publicatie.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen Harderwijk.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 februari 2022.

de heer J.P. Wassens

secretaris

de heer H.J. van Schaik

burgemeester