Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsprotocol Integriteit 2022 |
Citeertitel | Uitvoeringsprotocol Integriteit 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2022 | nieuwe regeling | 17-02-2022 | 2849755 |
De raad van Alphen aan den Rijn,
gelezen het voorstel van de raadswerkgroep Gedragscode c.a. van 1 februari 2022,
Uitvoeringsprotocol Integriteit
Procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur
Een uitvoeringsprotocol over hoe te handelen bij een vermoeden van een integriteitsschending
De voorliggende procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur (hierna: Uitvoeringsprotocol Integriteit) zijn procedurele afspraken die wij – raadsleden, wethouders en burgemeester van de gemeente Alphen aan den Rijn 1 – met elkaar hebben gemaakt over een zorgvuldige handelwijze bij mogelijke integriteitsschendingen, zoals beschreven in de gedragscodes.2 Het Uitvoeringsprotocol biedt een routekaart voor alle politieke ambtsdragers wanneer zij twijfelen aan een eigen handeling of die van een ander. Daarnaast bieden de gemaakte procesafspraken ook het instrumentarium voor de burgemeester om zijn wettelijke taak als ‘hoeder van de integriteit’ uit te oefenen en een zorgvuldige procesgang – rekenschap gevende van alle geldende principes van hoor en wederhoor en proportionaliteit – van melding tot mogelijke sanctionering te garanderen.
Met de procesafspraken geven wij, de politieke ambtsdragers van de gemeente Alphen aan den Rijn, aan dat wij bepaalde principes delen: dat wij hechten aan zorgvuldigheid en goede omgangsvormen en dat wij bij het toezien op de naleving van de gedragscode en onderliggende wetgeving uitstijgen boven de partijpolitiek. Dit ter bescherming van iedere individuele politieke ambtsdrager en de geloofwaardigheid van de lokale politiek in Alphen aan den Rijn.
Het Uitvoeringsprotocol Integriteit is er ter ondersteuning van de politieke ambtsdragers, maar draagt tegelijk ook zorg voor de zorgvuldige omgang met vermoedens over ambtenaren uit de ambtelijke organisatie en leden van de griffie. Steeds duiden de procesafspraken wie het eerste aanspreekpunt is voor de politieke ambtsdragers en welke vervolgstappen (mogelijk) volgen. Op deze wijze is er steeds duidelijkheid over de te ondernemen stappen en de personen die aan zet zijn bij de verschillende stappen.
De gedragscodes van de raadsleden, de wethouders en de burgemeester vormen samen met het voorliggende Uitvoeringsprotocol Integriteit de basisstructuur van de bestuurlijk integriteit in Alphen aan den Rijn. Beide documenten zijn openbaar en door derden te raadplegen. Raadsleden, wethouders en de burgemeester ontvangen bij aantreden een exemplaar van beiden en tekenen voor ontvangst.
Met het oog op de zorgvuldige omgang met vermoedens bij het handelen van de burgemeester zal ook een exemplaar van het Uitvoeringsprotocol Integriteit aan de Commissaris van de Koning (hierna: CvdK) van de provincie Zuid-Holland worden aangeboden.
Het uitvoeringsprotocol is geen statisch product. De gemaakte procesafspraken zullen met enige regelmaat tegen het licht worden gehouden, steeds met het oog op het bevorderen van het goed functioneren van het gemeentebestuur. Eenmaal per bestuursperiode zullen de voltallige gemeenteraad en het college van B&W zich buigen over de geldende afspraken.
Onze gedragscodes voor raadsleden, wethouders en de burgemeester (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitsschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Over deze ondergrens zijn alle politieke partijen het eens; de kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming erdoor wordt gewaarborgd. Gegeven de brede overeenstemming over de morele minima uit de gedragscodes, is er geen enkele reden om de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie mag in de handhaving geen rol spelen. Gebeurt dat toch, dan is de kans groot dat er onrecht geschiedt. Uit het beginsel van onpartijdige handhaving volgt dat alle volksvertegenwoordigers en bestuurders de discipline moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitskwesties boven de partijen te staan.
2.Terughoudend met publiciteit
In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitsschendingen door politici kan het echter voorkomen dat er in de media al een veroordeling plaatsvindt voordat er onderzoek is gedaan – met als gevolg willekeur, schade aan (onschuldige?) individuele ambtsdragers en aantasting van de geloofwaardigheid van de politiek. Daarom is het zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Hieruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die erbij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk sprake blijkt te zijn van een integriteitsschending en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag, en heeft de burger er in principe recht op dat, de kwestie naar buiten worden gebracht.
3.Zorgvuldigheid tegenover de vermeende schender
Iedereen die mogelijk een integriteitsschending heeft begaan, heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de betreffende handeling is uitgevoerd. Heeft u er weet van dat iemand van plan is om iets te doen wat een integriteitsschending kan opleveren, dan wordt u geacht hem of haar daarvoor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politieke ambtsdrager die twijfelt, heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder de verdenking te staan van het plegen van een integriteitsschending, dan dient via een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een integriteitsonderzoek volgen waarin ook de context wordt meegenomen en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Een eventuele sanctie moet passend zijn en in verhouding staan tot de schending.
4.Bescherming van slachtoffers
Iedereen die mogelijk het slachtoffer is geworden van een interpersoonlijke schending – zoals discriminatie, pesten, seksuele intimidatie of seksueel geweld – heeft het recht om gehoord te worden, recht op een interventie om de schending stop te zetten als deze nog gaande is en recht op hulp, voor zover nodig.
Over de wettelijke verantwoordelijkheid van de burgemeester
Iedere politieke ambtsdrager, committeert zich aan de basisprincipes en de praktische afspraken die in Uitvoeringsprotocol Integriteit zijn vastgelegd. Zij doen dit omwille van de bescherming van de individuele politieke ambtsdrager en de geloofwaardigheid van de politiek.
Sinds 1 februari 2016 heeft de wetgever de rol van ‘hoeder van de integriteit’ belegd bij de burgemeester (gemeenwet artikel 170)3 . Hiermee werd een rol die de burgemeester in de praktijk al vervulde formeel in de wet vastgelegd. De wetgever liet echter na de burgemeester instrumenten aan te reiken om aan deze rol invulling te geven. Dat kon de wetgever ook niet doen, gegeven de positie van de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan.
Via de voorliggende Procesafspraken Integriteit krijgt de burgemeester alsnog bepaalde welomschreven taken en beslissingsbevoegdheden toebedeeld op basis waarvan hij/zij in geval van vermeende integriteitsschendingen zodanig kan optreden dat de zorgvuldigheid wordt gediend.
De wetgever heeft een rol vergelijkbaar aan die van de burgemeester belegd bij de Commissaris van de Koning (Provinciewet artikel 182). Dit artikel biedt ruimte aan de Commissaris om te adviseren en te bemiddelen in een gemeente indien daar de bestuurlijke integriteit in het geding is en de bestuurlijke verhoudingen er verstoord zijn.4
Het Uitvoeringsprotocol is opgezet als een routekaart voor politieke ambtsdragers die overwegen om een mogelijke integriteitsschending in het gemeentebestuur te bespreken en/of te melden. De route kent een eenvoudige basisstructuur, die vervolgens voor verschillende categorieën politieke ambtsdragers nader wordt uitgewerkt. Telkens gaat het om de vraag: ‘Wat doe ik nu?’
De basisstructuur van het proces ziet er zo uit:
Voor alle politieke ambtsdragers is een vraagbaak/vertrouwenspersoon beschikbaar. Een raadslid dat twijfelt over een handeling of overweegt een melding te doen, overlegt met de griffier. Een wethouder overlegt in zo’n geval met de gemeentesecretaris. Zij kunnen ook gebruik maken van eventueel aanwezige externe vertrouwenspersonen. De route is als volgt:
In de volgende vier hoofdstukken wordt de hierboven geschetste basisstructuur nader uitgewerkt in concrete procesafspraken. Elk hoofdstuk bestrijkt één fase: 1) bespreken en melden, 2) duiden en onderzoeken, 3) oordelen en sanctioneren, 4) evalueren en leren. Om de procesafspraken werkbaar te maken, wordt op punten afgeweken van de basisstructuur. Om een voor de hand liggend voorbeeld te noemen: als het de burgemeester zelf is die onder verdenking komt te staan, kan deze niet de rol van onderzoek verantwoordelijke op zich nemen.
Iedere politieke ambtsdrager kan voor de vraag komen te staan of een bepaalde handeling geoorloofd is. Daarom is het nodig dat de weg naar deskundig advies helder is. Het bespreken van twijfels en vragen hoort gemeengoed te zijn.
Indien de twijfels een voorgenomen handeling van een ander betreffen, is het belangrijk om tijdig met diegene in gesprek te gaan – dit ter bescherming van zowel de betrokkene zelf als de gemeentelijke bestuursorganen. Zeker als de mogelijk te plegen schending ernstig zou kunnen zijn, is aanspreken en waarschuwen geboden. De vertrouwenspersoon (d.w.z. de griffier of de gemeentesecretaris) en de externe vertrouwenspersonen zijn beschikbaar als vraagbaak en bieden ondersteuning. Indien nodig wordt ook de burgemeester ingeschakeld.
Als de vragen een reeds uitgevoerde handeling van een ander betreffen, vraagt de twijfelende politieke ambtsdrager altijd eerst de vertrouwenspersoon om advies: is deze handeling een schending? Als de twijfels aanhouden, is een melding bij de burgemeester de volgende stap. Eventueel doet degene die mogelijk een schending heeft gepleegd de melding zelf, na een gesprek met degene die de kwestie heeft aangekaart.
Het kan voorkomen dat er goede redenen zijn om het gesprek met de ander over een reeds uitgevoerde handeling niet aan te gaan. Voorbeelden zijn:
|
Sectie I:Route voor raadsleden
Een raadslid twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling
Het raadslid volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt het raadslid of de burgemeester dit in beginsel aan de gemeenteraad. Denk hierbij aan een korte stemverklaring bij mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling. In uitzonderlijke gevallen kan ervoor gekozen worden eerst de fractievoorzitters te informeren, die vervolgens beslissen of het voorliggende vraagstuk gedeeld dient te worden met de gehele gemeenteraad.
Een raadslid twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
Als het raadslid en de griffier er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de uitgevoerde handeling – gaan ze samen naar de burgemeester. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat er inderdaad sprake is van een schending, zal het raadslid in ieder geval het fractievoorzittersoverleg informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De burgemeester beoordeelt de zwaarte van de schending en maakt dit zwaarte-oordeel bekend aan het fractievoorzittersoverleg. Behalve bij de mildst mogelijke sanctie (‘binnenskamers aanspreken’, zie p. …) is het uiteindelijk aan de raad het eindoordeel te vellen en te besluiten over een eventuele sanctie (zie verder fase 3).
1.2Betreft: handelen van een collega-raadslid
1.3Betreft: handelen van een wethouder
Een raadslid twijfelt over een voorgenomen handeling van een wethouder
De wethouder volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de wethouder of de burgemeester dit in de collegevergadering en aan het fractievoorzittersoverleg. De fractievoorzitters beslissen vervolgens of het voorliggende vraagstuk gedeeld dient te worden met de gehele gemeenteraad.
1.4Betreft: handelen van de burgemeester
1.5Betreft: handelen van de griffier 5
Een raadslid twijfelt over een al uitgevoerde handeling van de griffier
Als de griffier erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt deze dit zelf bij de burgemeester en informeert ook de gemeenteraad hierover. Indien mogelijk zal de griffier de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De werkgeverscommissie beoordeelt of er daarnaast ook een sanctie nodig is (zie verder fase 3).
1.6Betreft: handelen van een ambtenaar uit de organisatie
Een raadslid twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een ambtenaar
Als de burgemeester daar reden toe ziet, informeert de burgemeester de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren. De gemeentesecretaris besluit, bijgestaan door de daartoe aangewezen adviseurs, bij een uitgevoerde handeling, of een melding wordt opgepakt. Communicatie met de melder verloopt steeds via de burgemeester. Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
Sectie 2:Route voor wethouders
Een wethouder twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling
De wethouder volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de wethouder of de burgemeester dit in de collegevergadering en aan het fractievoorzittersoverleg. In het fractievoorzittersoverleg wordt besloten of het voorliggende vraagstuk gedeeld dient te worden met de gehele gemeenteraad.
Een wethouder twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
Als de wethouder en de gemeentesecretaris er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de uitgevoerde handeling – gaan ze samen naar de burgemeester. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat er inderdaad sprake is van een schending, zal de wethouder in ieder geval het college en de gemeenteraad informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties, zonder dat de burgemeester eerst een zwaarte-oordeel heeft geveld (zie verder fase 3).
2.2Betreft: handelen van een raadslid
2.3Betreft: handelen van een collega-wethouder
2.4Betreft: handelen van de burgemeester
2.5Betreft: handelen van de griffier 6
Een wethouder twijfelt over een al uitgevoerde handeling van de griffier
Als de griffier erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt deze dit zelf bij de burgemeester en informeert ook de gemeenteraad hierover. Indien mogelijk zal de griffier de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De werkgeverscommissie beoordeelt of er daarnaast ook een sanctie nodig is (zie verder fase 3).
2.6Betreft: handelen van een ambtenaar uit de organisatie
Een wethouder twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een ambtenaar
Indien de burgemeester daar reden toe ziet, informeert de burgemeester de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren. De gemeentesecretaris besluit, bijgestaan door de daartoe aangewezen adviseurs, bij een uitgevoerde handeling, of een melding wordt opgepakt. Eventuele communicatie met de melder verloopt via de burgemeester. Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
Sectie 3:Route voor de burgemeester
De burgemeester twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
Bij aanhoudende twijfel gaat de burgemeester naar de CvdK. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat er inderdaad sprake is van een schending, zal de burgemeester in ieder geval de wethouders en de gemeenteraad informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties (zie fase 3).
3.2Betreft: handelen van een raadslid
3.3Betreft: handelen van een wethouder
3.4Betreft: handelen van de griffier 7
3.5Betreft: handelen van een ambtenaar uit de organisatie
De burgemeester twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een ambtenaar
De burgemeester informeert de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren. De gemeentesecretaris besluit, bijgestaan door de daartoe aangewezen adviseurs, bij een uitgevoerde handeling, of een melding wordt opgepakt. De gemeentesecretaris verzorgt de communicatie met de melder (de burgemeester). Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
Fase 2 – Duiden en onderzoeken
Hieronder wordt beschreven welke stappen worden gezet indien in fase 1 gebleken is dat er sprake is van een vermoeden van een integriteitsschending dat mogelijk onderzocht moet worden. De beoordeling van de melding vormt in elk traject een cruciaal moment. Een zorgvuldige afweging is geboden, aangezien tot het instellen van een formeel, persoonsgericht onderzoek niet overhaast mag worden overgegaan. Indien uit het vooronderzoek blijkt dat de melding onderzoekswaardig is, volgt er een objectief integriteitsonderzoek.
Stap 1:Duiding en vooronderzoek
1.1Betreft: handelen een raadslid, een wethouder of de griffier
Bij een melding van een mogelijke integriteitsschending door een raadslid, een wethouder of een griffiefunctionaris beoordeelt de burgemeester of er sprake is een onderzoekswaardige melding.8 Dit is het geval indien:
Om de onderzoekswaardigheid te kunnen bepalen vindt altijd een gesprek met de melder plaats. Daarna kan het vooronderzoek onder meer bestaan uit:
Ook een gesprek met degene op wie de melding betrekking heeft, zal deel uitmaken van het vooronderzoek. Een dergelijk gesprek vindt niet plaats indien de vermoedelijke schending ernstig is en een eventueel vervolgonderzoek in gevaar kan komen als de betrokkene in dit stadium op de hoogte wordt gesteld.
De burgemeester is eindverantwoordelijk voor het vooronderzoek. In de regel zal hij/zij ervoor kiezen zich te laten ondersteunen door een adviesgroep met specialisten die concrete taken uitvoeren. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld behoren:
Adviezen van ondersteuners aan de burgemeester worden bij voorkeur op schrift gesteld. Op basis hiervan brengt de burgemeester advies uit. Er zij vier mogelijke scenario’s te onderscheiden:
De burgemeester concludeert dat er geen grond is voor de verdenking dan wel dat de melding een kleinigheid betreft, onvoldoende betrouwbaar en concreet is en/of niet in redelijkheid onderzoekbaar is. De burgemeester informeert de melder hierover en, indien dat gepast is, ook degene op wie de melding betrekking had.
De burgemeester concludeert dat er grond is voor de verdenking, het vermoeden betreft een ernstige schending en het risico bestaat dat het informeren van de betrokkene het onderzoeksbelang zou schaden. In dit geval gelast de burgemeester een integriteitsonderzoek zonder de betrokkene daar bij aanvang van op de hoogte te stellen (zie stap 2: Integriteitsonderzoek, par 2.1).
Blijkt uit het vooronderzoek dat er sprake kan zijn van een strafbaar feit, dan kan de burgemeester hiervan aangifte doen bij de politie. Gaat het om een redelijk vermoeden van een ambtsmisdrijf, dan is de burgemeester hiertoe verplicht. 9
1.2Betreft: handelen van de burgemeester
Bij een melding van een mogelijke integriteitsschending door de burgemeester is de CvdK verantwoordelijk voor een zorgvuldige procesgang. De behandeling van de melding verloopt analoog aan het handelingsproces zoals beschreven onder 1.1 , waarbij de melding eerst wordt geduid en daarna desgewenst een vooronderzoek kan plaatsvinden. De CvdK is in dat geval eindverantwoordelijk voor een deugdelijk vooronderzoek. In de regel zal de CvdK er dan voor kiezen zich te laten ondersteunen door een adviesgroep van ondersteuners die in het kader van het vooronderzoek concrete taken uitvoeren. Hierin hebben minimaal de volgende gemeenteambtenaren zitting: de integriteitscoördinator en een senior jurist. Desgewenst kan de CvdK ook externe deskundigen inschakelen.
De CvdK beoordeelt de resultaten van het vooronderzoek. Er zijn dan vier mogelijkheden:
De CvdK concludeert dat er grond is voor de verdenking, het vermoeden betreft een ernstige schending en het risico bestaat dat het informeren van de betrokkene het onderzoeksbelang zou schaden. In dit geval gelast de CvdK een integriteitsonderzoek zonder de betrokkene daar bij aanvang van op de hoogte te stellen (zie stap 2: Integriteitsonderzoek, par 2.2).
Indien de verdenking van het plegen van een strafbaar feit de burgemeester betreft, is het de CvdK die aangifte doet.
2.1Betreft: handelen van een raadslid, een wethouder of de griffier
Als het vooronderzoek heeft geleid tot de conclusie dat een melding over een wethouder, een raadslid of een griffiefunctionaris onderzoekswaardig is, geeft de burgemeester – na al dan niet intern of extern deskundig advies te hebben ingewonnen – opdracht tot het uitvoeren van een integriteitsonderzoek. Tot het moment van openbaarmaking wordt geheimhouding opgelegd op alles wat met het onderzoek te maken heeft.
De onderzoeksopdracht wordt zo helder mogelijk geformuleerd en omvat ten minste de volgende zaken:
De burgemeester is eindverantwoordelijk voor het integriteitsonderzoek (in termen van kwaliteit, tijd en kosten). Concrete taken laat hij uitvoeren door:
In het kader van het onderzoek wordt in ieder geval degene geïnterviewd op wie de melding betrekking heeft. Daarnaast kan het onderzoek onder meer bestaan uit:
De burgemeester draagt er zorg voor dat alle personen gehoord in het onderzoek op voorhand voldoende zijn geïnformeerd zodat zij weten waar zij aan toe zijn, welke rechten zij hebben en welke instanties hen bij kunnen staan. 10
Het onderzoek mondt uit in een schriftelijk rapport. Nadat de burgemeester de conceptversie heeft gelezen, wordt deze ter inzage voorgelegd aan degene wiens handelen is onderzocht in het kader van hoor en wederhoor. Feitelijke onjuistheden worden indien vastgesteld aangepast in het rapport. De eventuele op- en aanmerkingen bij de inhoudelijke vaststellingen in het conceptrapport worden schriftelijk vastgelegd en als bijlage toegevoegd aan het definitieve rapport. Dat blijft (vooralsnog) geheim.
2.2Betreft: handelen van de burgemeester
Indien een onderzoekswaardige melding de burgemeester betreft, is het de CvdK die opdracht geeft tot het instellen van een integriteitsonderzoek. Het onderzoekstraject voltrekt zich verder analoog aan het proces zoals hierboven geschetst, met twee verschillen:
eventuele interne – zijnde niet van een extern onderzoeksbureau – professionele onderzoekers komen uit de provinciale ambtelijke organisatie en niet de eigen ambtelijke organisatie. Deze onderzoekers kunnen wel een beroep doen op de gemeentelijke organisatie voor het verkrijgen van relevante informatie;
Fase 3 – Oordelen en sanctioneren
Als is vastgesteld dat een politieke ambtsdrager een integriteitsregel heeft overtreden kan dit tot een sanctie leiden. Deze sanctie moet proportioneel zijn. Een te lichte sanctie bij een ernstige schending kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan van zowel individuele ambtsdragers als bestuursorganen. Hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte schending.
In ons democratisch bestel is het aantal formele sanctiemogelijkheden voor volksvertegenwoordigers beperkt. Echter, ook een publiekelijk geuite blijk van afkeuring door (een meerderheid binnen) de gemeenteraad over het feit dat een van de leden een regel heeft overtreden zal als een sanctie worden ervaren. Tegelijkertijd levert dit informatie op voor de burger, die bij volgende verkiezingen zijn stem moet bepalen.
Bij het bepalen van een passende sanctie spelen de aard van de schending en de context waarbinnen die heeft plaatsgevonden een belangrijke rol. Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming– zoals daadwerkelijke belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rond het gebruik van informatie – raken aan de kerntaak van de politieke ambtsdrager en zijn dus een vorm van machtsmisbruik. Bij dergelijke schendingen passen in de regel zwaardere sancties. Het onvoldoende voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling of corruptie levert ook een integriteitsschending op, maar een veel lichtere. De zuiverheid van de besluitvorming is hier niet in het geding en machtsmisbruik is niet aan de orde; wel wordt het vertrouwen in de politiek geschaad. Ook interpersoonlijke integriteitsschendingen zijn er in soorten en maten – van incidentele onheuse bejegening tot intimidatie en geweld.
Nadat de aard van de schending is vastgesteld, moeten zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart worden gebracht. Erkent de betrokkene dat hij/zij een schending heeft gepleegd? Was er sprake van naïviteit, van opzet of recidive? Is de politieke ambtsdrager onder druk gezet door partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel die is overtreden, hoe minder snel een bepaalde omstandigheid als verzachtend kan worden aangenomen.
Blijkt uit het integriteitsonderzoek dat er sprake kan zijn van een strafbaar feit, dan kan de burgemeester hiervan aangifte doen bij de politie. Gaat het om een redelijk vermoeden van een ambtsmisdrijf, dan is de burgemeester hiertoe verplicht. 11 Indien de verdenking de burgemeester betreft, is het de CvdK die aangifte doet.
Voor (benoemde of gekozen) politieke ambtsdragers en de griffier zijn er verschillende sancties die aan de orde kunnen zijn. Deze laten zich in drie categorieën verdelen: 1) politieke sancties opgelegd door de gemeenteraad; 2) sancties opgelegd door de eigen fractie/partij; 3) strafrechtelijke sancties. Overzicht van sanctiemogelijkheden:
|
3.1Betreft: handelen van een raadslid
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van een raadslid is afgerond, beoordeelt de burgemeester het definitieve onderzoeksrapport.
Als de conclusie luidt dat er geen schending is gepleegd, deelt de burgemeester de onderzoeksresultaten in principe alleen met het raadslid dat onder verdenking stond, de melder, de griffier en de fractievoorzitters. Eventueel kan de burgemeester er in overleg met het betrokken raadslid voor kiezen om de onderzoeksresultaten breder bekend te maken.
Als de conclusie luidt dat er wel een schending is begaan, spreekt de burgemeester (na al dan niet intern of extern advies te hebben ingewonnen) zijn oordeel uit over de zwaarte ervan, daarmee voorsorterend op het sanctie-oordeel van de gemeenteraad. In een vertrouwelijk overleg van de burgemeester en de fractievoorzitters wordt gesproken over: 1) het onderzoek en de resultaten daarvan, 2) het zwaarte-oordeel van de burgemeester, 3) de wijze waarop de onderzoeksresultaten en het zwaarte-oordeel van de burgemeester aan de raad zullen worden voorgelegd, 4) de wijze waarop de onderzoeksresultaten, het zwaarte-oordeel van de burgemeester en het raadsbesluit over een eventuele sanctie aan de burger zullen worden gecommuniceerd.
Vervolgens legt de burgemeester de onderzoeksresultaten voor aan de gemeenteraad, met daarbij een gemotiveerd zwaarte-oordeel. De raad vormt zich over dit alles een oordeel en neemt een besluit over een eventuele sanctie. Hierbij vermijdt de raad iedere partijpolitieke bevangenheid.
3.2Betreft: handelen van een wethouder
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van een wethouder is afgerond, neemt de burgemeester als eerste kennis van het definitieve onderzoeksrapport. Vervolgens stelt hij/zij het onderzoeksrapport ter beschikking aan de gemeenteraad, met daarbij een gemotiveerd zwaarte-oordeel over een eventueel vastgestelde schending. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties.
3.3Betreft: handelen van de burgemeester
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van de burgemeester is afgerond, neemt de CvdK als eerste kennis van het definitieve onderzoeksrapport. Vervolgens stelt de CvdK het onderzoeksrapport ter beschikking aan de gemeenteraad, zonder een zwaarte-oordeel te vellen over een eventueel vastgestelde schending. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties.
3.4Betreft: handelen van de griffier
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van de griffier is afgerond, neemt de burgemeester als eerste kennis van het definitieve onderzoeksrapport. Vervolgens stelt de burgemeester het onderzoeksrapport ter beschikking aan de werkgeverscommissie, die besluit over een eventuele sanctie.
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van een raadsadviseur of griffiemedewerker is afgerond, draagt de gemeentesecretaris ervoor zorg dat de burgemeester als eerste kennisneemt van het definitieve onderzoeksrapport. Vervolgens stelt de burgemeester het onderzoeksrapport ter beschikking aan de griffier, die besluit, na consultatie met de werkgeverscommissie, over een eventuele sanctie.
Raadsleden of wethouders maken gedurende hun politieke loopbaan hoogstens een beperkt aantal handhavingstrajecten mee, meestal zijdelings. De burgemeester en de griffier zullen meer ervaring opdoen, maar ook voor hen geldt: handhaven wordt nooit routine. Daarom is in de regel na afronding van een integriteitsvraagstuk een korte reflectie geboden – of de zaak nu al wordt afgerond na de beoordeling van een melding, nadat er vooronderzoek is verricht of pas na een integriteitsonderzoek dat al dan niet tot sanctionering heeft geleid.
Bij complexere en/of ernstige zaken krijgt deze terugblik het karakter van een meer formele (schriftelijke) evaluatie. Dan is doorgaans ook een vorm van nazorg geboden. Na een raadsvergadering waarin de uitkomsten van een integriteitsonderzoek naar het handelen van een raadslid of wethouder zijn besproken, kan de burgemeester een evaluatiegesprek met betrokkene inplannen.
Eens per jaar, wanneer de rapportages over ambtelijke integriteit in de raad komen, maken de griffier en de gemeentesecretaris, eventueel met hulp van interne of externe deskundigen, ter bespreking in de gemeenteraad en het college B&W een geanonimiseerd overzicht van de lessen die getrokken kunnen worden uit adviezen die zijn gegeven en uit de resultaten van vooronderzoek en integriteitsonderzoek. Dat gebeurt op een manier die geen link naar specifieke personen mogelijk maakt.
De afspraken in de Procesafspraken Integriteit alsmede de geldende gedragscodes worden eens per vier jaar door de fractievoorzitters, de griffier, de gemeentesecretaris, de burgemeester en de wethouders geëvalueerd, eventueel met hulp van deskundigen. Desgewenst worden de afspraken bijgesteld.
Samenvatting van rollen en taken
Bij alle bovenstaande stappen kan de burgemeester, indien hij/zij dat wenst, een beroep doen op interne of externe deskundigen.
Commissaris van de Koning (CvdK)
Bij alle bovenstaande stappen kan de CvdK, desgewenst, een beroep doen op interne of externe deskundigen.
Vormen een klankbord voor de burgemeester, vanaf het moment dat een integriteitskwestie betreffende een raadslid in de openbaarheid is gekomen dan wel vanaf het moment dat het integriteitsonderzoek is afgerond en de resultaten bekend zijn. Als het raadzaam lijkt, kan de burgemeester er ook voor kiezen om de fractievoorzitters reeds bij aanvang van het integriteitsonderzoek te informeren.
Indien een raadslid twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een raadsadviseur of griffiemedewerker, bespreekt het raadslid dit met de griffier, die hier het gemandateerd bevoegd gezag is. De griffier besluit, in overleg met de burgemeester – bij een uitgevoerde handeling – of een melding doorgezet moet worden naar de gemeentesecretaris in lijn met de geldende interne regeling voor alle ambtenaren. Op deze wijze kan de griffier als direct leidinggevende de zorgfunctie richting vermeende schender, mogelijke melder alsook de rest van de griffie vervullen, terwijl tegelijkertijd de zorgvuldigheid van het (voor)onderzoek geborgd is. Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Aangezien kwesties die individuele ambtenaren betreffen in de regel niet in de gemeenteraad komen is de griffier gemandateerd om over te gaan tot eventuele sanctionering.
Ook burgers, bedrijven of instanties kunnen twijfelen over het handelen van een politieke ambtsdrager. Als zij daarvan melding doen via de gemeentelijke klachtenprocedure of rechtstreeks bij de burgemeester, treedt fase 2 van het Uitvoeringsprotocol Integriteit in werking. De melder speelt in het traject verder geen rol; wel wordt hij geïnformeerd over wat er met de melding is gedaan. Ambtenaren die een melding over een politieke ambtsdrager overwegen, informeren de gemeentesecretaris voordat zij zich tot de burgemeester wenden. Als een klacht van een (oud)medewerker gaat over ongewenst gedrag van een politiek ambtsdrager dan heeft de gemeente de mogelijkheid om de klachtencommissie in te schakelen als bedoeld in de Klachtenregeling ongewenst gedrag.