HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- -
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort;
- -
de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);
- -
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);
- -
onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;
- -
raad: raad van de gemeente Zandvoort;
- -
subsidieregeling: nadere subsidieregels die krachtens delegatie op grond van artikel 156 Gemeentewet door het college zijn vastgesteld;
- -
Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).
Artikel 2. Reikwijdte verordening
- 1.
Het college is bevoegd subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen binnen de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen:
- a.
- b.
openbare orde en veiligheid;
- c.
verkeer, vervoer en waterstaat;
- d.
- e.
- f.
- g.
sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;
- h.
- i.
- j.
ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.
- 2.
Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.
- 3.
Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen en daardoor het belang met het oog waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.
- 4.
Indien het college subsidie verstrekt waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van extern door de gemeente ontvangen subsidiegelden, kan het college besluiten van deze verordening af te wijken en de regelgeving van de externe subsidieverstrekker van toepassing verklaren.
Artikel 3. Bevoegdheden college
- 1.
Het college is belast met het beslissen op subsidieaanvragen op grond van deze verordening en subsidieregelingen als bedoeld in het tweede lid en op subsidieaanvragen op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
- 2.
Het college kan subsidieregelingen vaststellen waarin de subsidiabele activiteiten zijn omschreven en de overige regels worden gesteld die nodig zijn voor het verstrekken van de betreffende subsidies.
- 3.
Het college is daarnaast bevoegd andere subsidieregelingen vast te stellen:
- a.
voor zover deze verordening daartoe de mogelijkheid biedt;
- b.
ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik;
- c.
met het oog op de accountantscontrole op de rekening en verantwoording door de subsidieontvanger.
- 4.
Het college is bevoegd toezichthouders aan te wijzen als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.
- 5.
Het college is bevoegd subsidieplafonds en de wijze waarop deze worden verdeeld, vast te stellen. De subsidieplafonds mogen de budgetten die de raad in de begroting beschikbaar stelt, niet overschrijden.
- 6.
Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.
- 7.
Het college is bevoegd subsidie te verlenen voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Het voorbehoud wordt in de verleningsbeschikking gemaakt.
Artikel 4. Staatssteunregels
- 1.
Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
- 2.
In subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.
- 3.
Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.
- 4.
Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
- 5.
Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.
HOOFDSTUK 2. AANVRAGEN EN SUBSIDIEVERLENING
Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens
- 1.
De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
- a.
een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;
- b.
de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd, hoe de activiteiten aan die doestellingen bijdragen, in het bijzonder in de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente, haar ingezetenen en de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;
- c.
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van alle inkomsten waaronder ook de bij andere bestuursorganen, private organisaties en natuurlijke personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.
- d.
indien van toepassing bij een aanvraag voor een subsidie voor een bepaald tijdvak, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.
- e.
als de aanvrager een onderneming is:
- i.
een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
- ii.
een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);
- 3.
Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over:
- a.
een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten; en
- b.
het jaarverslag en de jaarrekening van het voorgaande jaar voor zover de rechtspersoon daarover beschikt.
- 4.
Het college is bevoegd meer of andere dan, of slechts enkele van de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.
Artikel 6. Aanvraagtermijn
- 1.
Een aanvraag om een subsidie voor één of meer kalenderjaren, wordt uiterlijk 31 augustus voorafgaand aan het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.
- 2.
Een aanvraag om subsidie voor één of meer boekjaren die niet gelijk zijn aan kalenderjaren, wordt uiterlijk vier maanden voorafgaand aan het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.
- 3.
Een aanvraag om subsidie voor een jaarlijks terugkerende activiteit, wordt uiterlijk 31 augustus in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit plaatsvindt, ingediend.
- 4.
Een aanvraag om een andere subsidie, wordt minimaal acht weken voor aanvang van de activiteit ingediend.
- 5.
Het college kan besluiten een na de uiterste datum ingediende aanvraag alsnog in behandeling te nemen. Dit geldt niet voor subsidieaanvragen die volgens een tendersysteem worden beoordeeld.
- 6.
Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen dan vermeld in het eerste tot en met vierde lid stellen voor het indienen van een aanvraag.
Artikel 7. Beslistermijn
- 1.
Het college beslist op een aanvraag om subsidie voor een tijdvak van één of meer kalenderjaren, uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan dat tijdvak.
- 2.
Het college beslist op een aanvraag om subsidie voor één of meer boekjaren die niet gelijk zijn aan kalenderjaren, binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
- 3.
Het college beslist op een aanvraag om subsidie voor een jaarlijks terugkerende activiteit, uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit plaatsvindt.
- 4.
Het college beslist op andere aanvragen om subsidie binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
- 5.
Bovengenoemde beslistermijnen kunnen voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.
- 6.
Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen stellen voor het beslissen op een aanvraag om subsidie als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid.
- 7.
Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd tot drie weken nadat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.
Artikel 8. Weigeringsgronden
- 1.
Onverminderd artikel 4:25, tweede lid, artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, weigert het college de subsidie:
- a.
als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;
- b.
als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
- 2.
Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
- a.
subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of
- b.
de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.
- 3.
Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie weigeren als:
- a.
de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;
- b.
niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
- c.
de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;
- d.
er op een toereikende wijze reeds anders in de activiteiten wordt voorzien;
- e.
de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift dan wel de activiteiten in strijd zouden zijn met de wet;
- f.
dit bij subsidieregeling is bepaald;
- g.
de subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente of de gestelde doelen;
- h.
de activiteiten zijn gericht op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;
- i.
de activiteiten in strijd zijn met het algemeen belang of de openbare orde.
- j.
de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.
Artikel 9. Samenvoeging subsidieaanvragen
Indien een subsidieaanvrager voor één en hetzelfde subsidietijdvak meerdere subsidies heeft aangevraagd, kunnen deze subsidieaanvragen worden samengevoegd en afgehandeld als ware het één subsidieaanvraag voor een bedrag gelijk aan de optelsom van de subsidieaanvragen afzonderlijk.
HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 10. Meldingsplicht
- 1.
De subsidieontvanger meldt het college schriftelijk, zodra dit aannemelijk is, dat:
- a.
de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht;
- b.
niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan;
- c.
aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten.
- 2.
De subsidieontvanger van een subsidie van € 100.000 of meer, informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:
- a.
besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;
- b.
relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
- c.
wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.
Artikel 11. Inrichting administratie
- 1.
De administratie dient zodanig te zijn ingericht, dat het college op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.
- 2.
De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van de datum van ontvangst van de beslissing tot vaststelling van de subsidie, tenzij het college hiervoor een langere termijn stelt.
Artikel 12. Tussentijdse rapportage
Bij subsidies vanaf € 100.000 kan het college de subsidieontvanger verplichten tussentijdse rapportages over te leggen omtrent de verrichte activiteiten, de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten en het naleven van de verplichtingen.
Artikel 13. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
- 1.
De ontvanger van een subsidie vanaf € 250.000 voor een bepaald tijdvak, behoeft de toestemming van het college voor de volgende handelingen:
- a.
het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
- b.
het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;
- c.
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie.
- 2.
Het college is bevoegd overige doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht aan de subsidieontvanger op te leggen.
- 3.
Het college is bevoegd bij subsidieregeling niet-doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen.
HOOFDSTUK 4. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 14. Verantwoording subsidies tot en met € 10.000
- 1.
Subsidies tot en met € 10.000 stelt het college direct vast.
- 2.
Het college kan voor specifieke subsidies of categorieën subsidies bepalen dat aan vaststelling van een subsidie tot en met € 10.000 per jaar, een besluit tot verlening vooraf gaat. In dat geval dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.
- 3.
In geval van een besluit tot verlening voorafgaand aan de vaststelling, legt het college in de verleningsbeschikking vast op welk moment de aanvraag tot vaststelling wordt ingediend en op welke wijze moet worden aangetoond dat de activiteiten zijn verricht, de verplichtingen zijn nageleefd en rekening en verantwoording wordt afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.
- 4.
In geval van een directe vaststelling, is de subsidieontvanger verplicht in het kader van een steekproef aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd, kan het college op grond van artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht de vaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.
- 5.
De verplichting uit artikel 11, tweede lid, is van toepassing op subsidies die het college direct vaststelt, ten behoeve van de steekproef die het college periodiek ter controle uitvoert.
Artikel 15. Verantwoording subsidies groter dan € 10.000 tot en met € 100.000 per jaar
- 1.
Indien de subsidieverlening gemiddeld per jaar meer dan € 10.000 tot en met € 100.000 bedraagt, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verrichten van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.
- 2.
Op verzoek van de aanvrager kan uitstel worden verleend voor het indienen van een aanvraag tot vaststelling tot 26 weken na afloop van het boekjaar of tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.
- 3.
De aanvraag tot vaststelling bevat een activiteitenverslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.
- 4.
Het college kan bepalen dat meer, andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.
- 5.
De verplichting uit artikel 11, tweede lid, is van toepassing op verleende subsidies tot en met
€ 100.000 euro per jaar, ten behoeve van de steekproef die het college periodiek ter controle uitvoert.
Artikel 16. Verantwoording subsidies groter dan € 100.000 per jaar
- 1.
In geval van subsidieverlening van meer dan € 100.000 per jaar of per activiteit, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
- a.
uiterlijk 4 maanden na afloop van het boekjaar waarop de aanvraag tot vaststelling betrekking heeft of na afloop van het jaar waarin de jaarlijks terugkerende activiteit heeft plaatsgevonden;
- b.
uiterlijk 4 maanden na het verrichten van de activiteiten, wanneer de subsidie niet voor een bepaald tijdvak is verleend.
- 2.
In geval van een meerjarige subsidieverlening van gemiddeld meer dan € 100.000 per boekjaar, dient de subsidieontvanger jaarlijks een aanvraag tot vaststelling in, uiterlijk 4 maanden na afloop van het betreffende boekjaar.
- 3.
Op verzoek van de aanvrager kan uitstel worden verleend voor het indienen van een aanvraag tot vaststelling tot 26 weken na afloop van het boekjaar of tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.
- 4.
De aanvraag tot vaststelling bevat:
- a.
een activiteitenverslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- b.
een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
- c.
een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant en volgens het door het college vastgestelde verantwoording- en accountantscontroleprotocol.
- d.
de jaarstukken van het afgelopen boekjaar in geval van subsidieverlening van meer dan € 250.000 per jaar.
- 5.
Het college kan bepalen dat meer, andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.
- 6.
Indien de subsidieverlening meerdere subsidies betreft kan worden volstaan met één controleverklaring als bedoeld in het vierde lid, aanhef onder c.
Artikel 17. Termijn vaststelling subsidie
- 1.
Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, de subsidie vast.
- 2.
Deze termijn kan voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.
HOOFDSTUK 5. OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen
- 1.
Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college een standaardberekeningswijze van deze tarieven voorschrijven.
- 2.
Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.
Artikel 19. Egalisatiereserve
- 1.
De ontvanger van een subsidie voor een bepaald tijdvak van € 100.000 of meer per jaar, vormt een egalisatiereserve zoals bedoeld in artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht ten behoeve van de door de gemeente Zandvoort gesubsidieerde activiteiten en maakt deze egalisatiereserve inzichtelijk in de administratie.
- 2.
De ontvanger van een subsidie voor een bepaald tijdvak van minder dan € 100.000 of meer per jaar kan een egalisatiereserve vormen mits het college hiervoor bij de verleningsbeschikking toestemming heeft gegeven.
- 3.
De egalisatiereserve die is opgebouwd uit de door het college verstrekte subsidie, wordt in een subsidietijdvak uitsluitend besteed aan activiteiten waarvoor de subsidie in dat tijdvak is verleend en die niet kunnen worden bekostigd uit de subsidie die is verleend ten behoeve van dat tijdvak.
- 4.
De egalisatiereserve wordt gevormd door een toevoeging bij een positief eindresultaat en een onttrekking bij een negatief eindresultaat. Het eindresultaat is de som van de werkelijke bijdragen van derden, de eigen bijdrage en de door het college verleende subsidie verminderd met de werkelijke kosten met betrekking tot activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en die werkelijk zijn verricht.
- 5.
De besteding van de egalisatiereserve wordt verantwoord met de aanvraag tot vaststelling zoals bedoeld in artikel 16, vierde lid.
- 6.
De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van het door het college voor dat jaar verleende subsidiebedrag.
- 7.
De maximale toevoeging aan de egalisatiereserve is het bedrag dat aan de egalisatiereserve kan worden toegevoegd zonder de maximale omvang daarvan te overschrijden. De maximale onttrekking aan de egalisatiereserve is het bedrag van die reserve.
- 8.
De egalisatiereserve bedraagt maximaal 25% van het laatst door het college vastgestelde subsidiebedrag per jaar. De egalisatiereserve bedraagt ten laagste € 0.
- 9.
Voor zover het voor de toevoeging beschikbare bedrag hoger is dan de maximale toevoeging, kan dat bedrag bij de vaststelling in mindering gebracht op de subsidie.
Artikel 20. Vergoeding vermogensvorming
- 1.
In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.
- 2.
De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.
- 3.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.
- 4.
Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.
- 5.
Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het eerste lid geen vergoeding verschuldigd.
Artikel 21. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen een artikel van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 5, artikel 8, eerste en tweede lid en artikel 8, derde lid, onder j, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 22. Intrekking
De Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016 ingaande 20 december 2016 wordt ingetrokken.
Artikel 23. Overgangsbepalingen
- 1.
Aanvragen tot verlening van subsidie die zijn ingediend voor het jaar 2022 worden afgedaan volgens de bepalingen van deze verordening.
- 2.
Aanvragen tot vaststelling van subsidies die zijn verleend voor inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgende de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016 ingaande 29 december 2016.
- 3.
Bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag krachtens de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016 ingaande 29 december 2016 worden afgedaan met toepassing van de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016 ingaande 29 december 2016.
Artikel 24 Omhangen
Regelingen die zijn vastgesteld op grond van artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016 berusten op artikel 3 van de onderhavige verordening. Het betreft de volgende regelingen:
- -
Uitvoeringsregeling Corona Stimuleringssubsidie Zandvoort
- -
Uitvoeringsregeling Sportstimulering
- -
Subsidieregeling (VVE) – Peuteropvang en Onderwijskansen
- -
Uitvoeringsregeling vergoeding kosten Verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor vrijwilligersorganisaties die werken met minderjarigen en mensen met een verstandelijke beperking
Artikel 25. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 26. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2022.