Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kaag en Braassem

Regeling Parkeervoorzieningen voor mensen met een handicap 2022 gemeente Kaag en Braassem

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKaag en Braassem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling Parkeervoorzieningen voor mensen met een handicap 2022 gemeente Kaag en Braassem
CiteertitelRegeling parkeervoorzieningen voor mensen met een handicap 2022 gemeente Kaag en Braassem
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-03-2022nieuwe regeling

22-02-2022

gmb-2022-90590

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling Parkeervoorzieningen voor mensen met een handicap 2022 gemeente Kaag en Braassem

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Disclaimer: de terminologie die hier wordt gebruikt, is zoveel mogelijk gebaseerd op basis van VN-verdrag Handicap. Daar waar het niet aangepast kan worden – door bijvoorbeeld begrippen in wetgeving – zijn wij ons als gemeente ervan bewust dat woorden als ‘gehandicapten’ niet ideaal zijn.

 

Inleiding

Tot de parkeervoorzieningen voor mensen met een handicap worden gerekend:

  • -

    een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders (GPK-B)

  • -

    een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers (GPK-P)

  • -

    een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders en passagiers (GPK-Combi)

  • -

    een gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen (GPK-I)

  • -

    een (op kenteken) gemarkeerde parkeerplaats voor mensen met een handicap (GPP)

Wettelijk kader

Gehandicaptenparkeerkaart

Voor de parkeerkaarten zijn er landelijke criteria vastgelegd. Deze hanteren wij in deze regeling. Gemeenten mogen geen eigen normenkader hanteren als het gaat om toetsing van de aanvraag. Zie de huidige landelijke Regeling gehandicaptenparkeerkaart op https://wetten.overheid.nl/BWBR0012625/2013-01-01

 

Het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) bepaalt dat de parkeerkaart aan een persoon met handicap kan worden verstrekt door het college van B&W van de gemeente waar hij of zij als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven. Zie huidige landelijke BABW op https://wetten.overheid.nl/BWBR0004826/2021-07-01/#HoofdstukIV_Artikel49

 

Deze twee regelingen zijn leidend. In deze regeling wordt er verdere uitleg gegeven.

 

Gehandicaptenparkeerplaats

Voor de parkeerplaatsen zijn er geen landelijke criteria vastgelegd. Gemeenten mogen hierin wel een eigen normenkader hanteren.

Hoofdstuk 2 Gehandicaptenparkeerkaarten

 

In artikel 3 van de Europese Richtlijn staat:

‘Overwegende dat het gebruik van een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer voor veel mensen met een handicap het enige middel vormt om zich met het oog op hun maatschappelijke en beroepsintegratie zelfstandig te verplaatsen; dat het dienstig is dat aan deze mensen met een handicap die in het bezit zijn van een parkeerkaart voor mensen met een handicap, onder bepaalde voorwaarden en met inachtneming van de verkeersveiligheid wordt toegestaan hun auto te parkeren zonder daarna nog grote afstanden te hoeven afleggen; dat het dienstig is dat mensen met een handicap in de gehele Gemeenschap gebruik kunnen maken van de faciliteiten die door de parkeerkaart voor mensen met een handicap worden geboden overeenkomstig de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkenen zich bevinden’

 

De doelstelling van de parkeerkaart is primair om mensen met beperkingen in staat te stellen algemene voorzieningen (overheidsinstellingen, gezondheidszorginstellingen, publieke gebouwen, winkels) te bereiken. Algemeen uitgangspunt bij de toekenning van een parkeerkaart is dan ook de (sociaal-medische) noodzaak om de afstand van de auto tot algemene voorzieningen zo kort mogelijk te houden. Het begrip ‘zelfstandig verplaatsen’ impliceert dat de parkeerkaart primair is bedoeld voor bestuurders van een auto. Voor passagiers is de parkeerkaart over het algemeen minder noodzakelijk, omdat zij immers door de bestuurder ergens worden afgezet waarna de auto elders (verderop) kan worden geparkeerd. Daartoe kan en mag kortdurend gebruik gemaakt worden van een voor gehandicapten gereserveerde parkeerplaats. Er geldt namelijk geen stop- maar een parkeerverbod.

 

Advies

In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart wordt aangegeven dat het geneeskundig onderzoek nodig is voordat er eventueel een parkeerkaart wordt afgegeven. In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart wordt tevens aangegeven dat een medische keuring achterwege gelaten kan worden bij verlengingsaanvragen waarbij de medisch adviseur in het eerste advies heeft aangegeven dat de indicatie permanent is. Dit voorkomt voor de aanvrager – in het kader van het terugdringen van de administratieve lasten voor de inwoner – een onnodige en vaak dure keuring in gevallen waarin die keuring geen toegevoegde waarde heeft en leidt voor de gemeente tot een efficiënt werkproces.

 

Criteria voor een parkeerkaart

Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurder

Bij de aanvrager voor een gehandicaptenkaart bestuurder is sprake van:

  • -

    Men moet aantoonbaar een loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor men

    • -

      (met de gebruikelijke loophulpmiddelen) in redelijkheid niet meer dan 100 meter achtereen zelfstandig kan lopen; of

    • -

      permanent rolstoelgebonden is,

  • -

    en men moet een rijbewijs hebben en zelf in een motorvoertuig op meer dan twee wielen of een brommobiel rijden.

De regeling voorziet ook in een aanvullend artikel (artikel 1 lid 1 onder d: hardheidsclausule) op grond waarvan in uitzonderlijke gevallen een positief advies over een GPK gerechtvaardigd kan zijn op basis van (zwaarwegende) aantoonbare beperkingen, anders dan loopbeperkingen.

 

Gehandicaptenparkeerkaart voor passagier

Bij de aanvrager voor een gehandicaptenkaart passagier is sprake van:

  • -

    Men moet aantoonbaar langdurig een loopbeperking hebben, waardoor men

    • -

      (met de gebruikelijke loophulpmiddelen) in redelijkheid niet meer dan 100 meter achtereen zelfstandig kan lopen; of

    • -

      permanent rolstoelgebonden is,

  • -

    en men moet altijd hulp nodig hebben van de bestuurder om van deur tot deur te reizen.

De regeling voorziet ook in een aanvullend artikel (artikel 1 lid 1 onder d: hardheidsclausule) op grond waarvan in uitzonderlijke gevallen een positief advies over een GPK gerechtvaardigd kan zijn op basis van (zwaarwegende) aantoonbare beperkingen, anders dan loopbeperkingen.

 

Gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen

Bij de aanvrager voor een gehandicaptenkaart instelling is sprake van instellingen die regelmatig passagiers vervoeren die aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. Instellingen die beroep op deze parkeerkaarten kunnen doen staan op de site over de Toelating zorginstellingen www.wtzi.nl. Het bestuur van de instelling kan de aanvraag doen.

 

Het aantal te verstrekken parkeerkaarten is afhankelijk van het aantal bewoners in relatie met het aantal voertuigen dat de instelling tot haar beschikking heeft voor het vervoer van die bewoners. Hoofdzakelijk zal het gaan om “busjes” die de instelling heeft voor collectief vervoer. De parkeerkaart mag evenwel ook worden gebruikt voor het individueel vervoer. De directeur van de instelling dient er uitdrukkelijk op te worden gewezen dat bij misbruik van de kaart deze door de gemeente ongeldig kan worden verklaard (art. 53, derde lid, BABW).

 

Loopbeperking

De basis voor toekenning van een parkeerkaart is voor zowel bestuurders als passagiers een loopafstand die als gevolg van een medische aandoening is beperkt tot minder dan 100 meter. In principe gaat het in de medische beoordeling om het vaststellen van de oorzaak, aard, ernst en prognose van een fysieke loopbeperking. Dit is feitelijk alleen het geval indien sprake is van een locomotore of energetische stoornis of een ernstige psychiatrische aandoening in de vorm van een conversiestoornis.

 

Indien sprake is van een loopbeperking anders dan door de hiervoor genoemde stoornissen zal een beroep gedaan moeten worden op de hardheidsclausule. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gedragsstoornissen of andere psychische problematiek dan een conversiestoornis. Bij het vaststellen van de loopbeperking dient te worden uitgegaan van onbelast lopen (dus zonder iets te dragen). Indien de loopafstand tijdens dragen korter is, dient toch de loopafstand zonder belasting te worden bepaald.

 

Gebruik loophulpmiddel

Bij de beoordeling van de loopbeperking dient als uitgangspunt te worden genomen dat, als aannemelijk is dat iemand met een loophulpmiddel meer dan 100 meter aaneen kan lopen, de geschatte loopafstand mét hulpmiddel bepalend is voor het bepalen van het recht op de parkeervoorziening.

 

Rolstoelgebruik

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen:

  • 1.

    Permanente rolstoelgebondenheid (de aanvrager kan niet zelfstandig staan of lopen en kan hooguit met steun of hulp via stand een transfer maken), en

  • 2.

    Rolstoelgebruik buitenshuis (de aanvrager kan in en om de woning wel zelfstandig, al dan niet met een loophulpmiddel, lopen, maar maakt buiten voor langere afstanden gebruik van een rolstoel).

Alleen in het eerste geval komt de aanvrager conform Regeling gehandicaptenparkeerkaart artikel 1.1.c. altijd in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart, zowel als bestuurder als passagier (in de regeling wordt hierin namelijk geen onderscheid gemaakt). Ook diegenen die met een rolstoel enkele kilometers achtereen zelfstandig kunnen rijden komen dus (forfaitair) in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurder én passagier.

 

Voor de tweede categorie rolstoelgebruikers geldt dit niet. De aanvrager die vanwege een loopbeperking minder dan 100 meter kan lopen en voor langere afstanden een rolstoel gebruikt, kan voor het overbruggen van de afstand van (in ieder geval) 100 meter gebruik maken van de rolstoel die door de begeleider/bestuurder wordt geduwd. Desnoods kan, indien er geen andere parkeermogelijkheden zijn, de aanvrager, mits hiertegen geen medische inhoudelijke bezwaren bestaan, ergens worden afgezet (bijvoorbeeld op een invalidenparkeerplaats), in de rolstoel worden geholpen en voorts gezeten in de rolstoel even wachten terwijl de auto elders wordt geparkeerd.

 

Continue begeleiding als extra voorwaarde parkeerkaart passagiers

In de regeling wordt als extra voorwaarde voor passagiers gesteld dat zij, naast een loopbeperking van langdurige aard, voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder. Deze continue afhankelijkheid moet een uiting zijn van een aandoening of gebrek.

 

Continue begeleiding kan ook geïnterpreteerd worden als de noodzaak van continu toezicht en oppassing, met andere woorden: de aanvragende passagier kan niet (even) alleen gelaten worden omdat zich dan ernstige medische of psychische problemen kunnen voordoen. Het moet over het algemeen mogelijk zijn om na het afzetten van een passagier binnen 10 minuten de auto elders op het parkeerterrein te parkeren en weer terug te lopen naar de plek waar de passagier is uitgestapt. Hieruit volgt dat continue begeleiding vereist dat betrokkene niet langer dan circa 10 minuten (in een onbekende omgeving) alleen gelaten kan worden. Deze beperking kan samenhangen met zowel een somatische als een psychische aandoening of gebrek. In dit geval zou dus plaats zijn voor de parkeerkaart.

 

Indien een passagier gebruik kan maken van een rolstoel of rollator en die ook tot zijn/haar beschikking heeft of kan hebben (Wmo- of Wlz-voorziening) leidt dit niet automatisch tot de medische noodzaak voor een gehandicaptenparkeerkaart. De rolstoel kan ter beschikking gesteld zijn vanuit de Wmo voor sociale activiteiten. Het enkele feit dat de persoon met handicap niet of slecht in staat is zelfstandig deze rolstoel voort te bewegen, maar daarbij een beroep moet doen op een begeleider, is op zich geen reden om te spreken van de noodzaak van continue begeleiding. De loopafstand moet ernstig beperkt zijn. Er moet ook begeleiding nodig zijn bij in- en uitstappen.

 

Ook het feit dat de persoon met een beperking geen 10 minuten aaneen staand kan wachten (zonder adequaat hulpmiddel) is op zich geen reden voor toekenning van een gehandicaptenparkeerkaart. De inwoner met handicap kan in dat geval worden gewezen op het gebruik van een hulpmiddel (ic. rollator of rolstoel).

 

Indien de passagier een ernstige loopstoornis heeft met verhoogd risico op vallen door zelfs kleine oneffenheden, kan hij/zij gewezen worden op gebruik van een rolstoel. Het ontbreken van een rolstoel op zich kan geen reden zijn om een positieve indicatie voor een gehandicaptenparkeerkaart af te geven.

 

Kinderen

Voor kinderen gelden bijzondere voorwaarden bij de beoordeling, omdat in de regeling als voorwaarde wordt gesteld dat sprake is van een loopbeperking van langdurige aard als gevolge van ‘een aandoening of gebrek’. Omdat geen duidelijke leeftijdgrens is vast te stellen waarboven een kind zich buitenshuis kan verplaatsen (ook in een onbekende omgeving), zal in het kader van de beoordeling van een gehandicaptenparkeerkaart in ieder individueel geval moeten worden vastgesteld of er op grond van de objectiveerbare beperkingen sprake is van een (medische of psychosociale) noodzaak voor continue begeleiding.

 

Beperkingen in- en uitstappen

Bestuurders die weliswaar meer dan 100 meter aaneen kunnen lopen, maar als gevolg van een medisch probleem ernstige beperkingen hebben met het in- en uitstappen aan de bestuurderszijde van een auto, zijn aangewezen op een extra brede parkeerplaats. In die gevallen kan gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule (het betreft immers een ander probleem dan een loopprobleem).

 

Passagiers die hulp nodig hebben bij het in en uitstappen van een auto maar niet volledig rolstoelafhankelijk zijn en niet continu zijn aangewezen op hulp van de bestuurder, komen niet in aanmerking voor een parkeerkaart. Een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats kan en mag gebruikt worden om tijdelijk te stoppen terwijl de passagier met handicap wordt geholpen bij het uitstappen. Daarna zal de bestuurder de auto elders moeten parkeren.

 

Geldigheidsduur

De parkeerkaarten zijn per definitie maximaal vijf jaar geldig. De kaarten kunnen ook voor kortere perioden worden afgegeven, bijvoorbeeld in geval van:

  • -

    Tijdelijke invaliditeit korter dan zes maanden kan geen kaart geadviseerd worden;

  • -

    Een situatie waarin de prognose nog onbekend is, daarin wordt een periode tussen de zes maanden en vier jaar geadviseerd;

  • -

    Beperkte geldigheid van het rijbewijs, voor de duur van de geldigheid van het rijbewijs;

  • -

    Als iemand tijdelijk in Nederland verblijft. De geldigheid is dan tot het termijn van verblijf.

Gebruik

Op de parkeerkaarten wordt geen kenteken weergegeven, maar een foto en de naam van de eigenaar van de kaart. (Op de parkeerkaart voor instellingen moet de naam van de instelling en de naam van de directeur (van de nevenvestiging) worden vermeld. De kaart moet ook door die directeur worden getekend. Een pasfoto is niet nodig.) De kaarten zijn dus persoonsgebonden en niet voertuiggebonden. Hierdoor kan de kaarteigenaar van auto wisselen of een auto lenen, zonder dat hij daarvoor wijzigingen op de kaart hoeft aan te brengen.

 

Na afloop van de geldigheidsduur van de parkeervoorziening moet de inwoner in kwestie een nieuwe aanvraag indienen. De houder van de parkeerkaart of -plaats dient zelf voor een tijdige aanvraag zorg te dragen. De gemeente stuurt wel 6 weken voor afloop van de geldigheid een brief aan de inwoner, waarin hij wordt geattendeerd op het verstrijken van de geldigheid.

 

Indien een vervolgaanvraag wordt ingediend, vindt een herbeoordeling plaats. Redenen:

  • -

    Medisch technologische ontwikkelingen waardoor verbetering in de gezondheidssituatie kan optreden;

  • -

    Nieuwe ontwikkelingen in de voorzieningen voor mensen met een handicap, waardoor de noodzaak tot het hebben van een parkeerkaart minder is geworden;

  • -

    Voorkomen misbruik kaarten door derden.

Sancties misbruik

Op grond van het bepaalde in artikel 50 van het BABW is het verboden misbruik te laten maken van de parkeerkaart. Misbruik van de parkeervoorzieningen kan niet worden beboet, omdat hiertoe in de wet de koppeling van regeling met sanctiebepalingen in de Wegenverkeerswet ontbreekt. Als enige sanctie kan de gehandicaptenparkeerkaart en/of –plaats worden ingenomen. Onterecht parkeren op gemarkeerde parkeerplaatsen is verboden en kan wel worden beboet.

 

Op de kaart wordt geen kenteken weergegeven, daarmee is de kaart een waarde object en diefstalgevoelig. Immers is parkeren in veel grote steden, maar ook in kleine plaatsen, duur en de kaart is in elke auto bruikbaar. Sinds 2011 is er een registratie van alle GPK’s operationeel. De VNG roept gemeente op om hier gebruik van te maken. Op deze manier kan fraude met GPK’s voorkomen worden. Dit wordt ook door de gemeente Kaag en Braassem bijgehouden. De gemeente meldt de kaart bij het Nationaal Parkeer Register (NPR). De inwoner die de kaart krijgt wordt hierover geïnformeerd. Wanneer een inwoner de kaart kwijtraakt of deze gestolen wordt, wordt dit door de inwoner gemeld bij de gemeente. De gemeente blokkeert de kaart in het NPR en de kaart wordt hiermee ongeldig.

 

Procedure

Iedereen kan een gehandicaptenkaart aanvragen in de gemeente waar de aanvrager staat ingeschreven in de BRP. Aan een persoon die niet als ingezetene is ingeschreven in de BRP kan, overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het CBR een parkeerkaart worden verstrekt.

 

Na ontvangst van de aanvraag vraagt de gemeente advies aan de keurende instantie. De gemeente neemt een besluit op basis van het medische advies. Dit wordt vastgelegd in een beschikking. Afhandeltermijnen (acht weken) en vormvereisten zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De gehandicaptenparkeerkaart wordt ten slotte persoonlijk overhandigd.

 

Legeskosten

Voor de behandeling van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart dient de inwoner te betalen, de zogenaamde leges, óók als de kaart niet wordt toegekend. Voorts brengen het vervaardigen van de kaart en de medische advisering kosten met zich mee. Bij de gemeente Kaag en Braassem is het één bedrag voor alle handelingen. Dit bedrag kan jaarlijks wijzigen.

 

Hardheidsclausule

Conform artikel 1.1.d. komen ‘bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben’ ook in aanmerking voor een GPK. Het is daarmee een standaard onderdeel van de beoordeling. Dit in tegenstelling tot andere vormen van hardheidsclausules, waarbij de uitzonderingen niet in de primaire beoordeling worden betrokken.

 

Uitgangspunt bij toepassing van de hardheidsclausule is dat het moet gaan om ‘andere beperkingen dan loopbeperkingen’ die leiden tot een participatieprobleem en dichtbij parkeren noodzakelijk maken. Daarbij kunnen naast ziekte of gebrek ook sociale of sociaaleconomische factoren een rol spelen, bijvoorbeeld behoud van zelfstandigheid of werk.

Hoofdstuk 3 Gemarkeerde gehandicaptenparkeerplaats (GPP)

 

De aanleg van een gereserveerde parkeerplaats bestaat uit de volgende voorzieningen:

  • 1.

    Een (met een kruis gemarkeerd) parkeervak.

  • 2.

    Een verkeersbord E6 én een kentekenbord.

Verkeersbord model E6

 

De parkeerplaats is nodig voor auto’s en brommobielen. Voor een gesloten buitenwagen, invalidenwagen, is geen gehandicaptenparkeerkaart of gemarkeerde parkeerkaart nodig. Deze mogen op de stoep geparkeerd worden.

De afmetingen van een parkeervak worden opgenomen in het LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte).

 

Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats

Mensen kunnen voor de parkeerplaats in aanmerking komen, wanneer zij voldoen aan de volgende medische en verkeerstechnische criteria:

 

A. Medische criteria

  • 1.

    ten gevolge van een aandoening of een gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen; en/of

  • 2.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek permanent rolstoelgebonden zijn.

Personen, die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders, voldoen automatisch aan deze medische criteria. In de praktijk wordt de regel gehanteerd dat men een gehandicaptenparkeerkaart moet hebben om voor een parkeerplaats in aanmerking te komen.

 

B. Verkeerstechnische criteria

  • -

    de aanvrager moet zelf over een auto beschikken;

  • -

    de aanvrager moet zelf in die auto rijden;

  • -

    de aanvrager beschikt zelf niet over een geschikte parkeer- of stallingruimte bij of nabij zijn woonadres;

  • -

    de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg mag niet worden verstoord door de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats.

Voldoet de aanvrager wel aan de medische criteria, om als persoon met een handicap te kunnen worden aangemerkt, maar niet aan de verkeerstechnische criteria, dan wordt het verzoek om een parkeerplaats afgewezen.

 

Criteria voor een gemarkeerde GPP voor passagiers

Voor passagiers bestaat ook de mogelijkheid om, in hele uitzonderlijke situaties, een gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen:

  • -

    De belanghebbende moet dan wel voldoen aan de criteria voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    De belanghebbende moet permanent aangewezen zijn op vervoer per rolstoel;

  • -

    Het kenteken van het voertuig waarvoor een parkeerplaats wordt aangevraagd, moet geregistreerd staan op het huisadres van belanghebbende;

  • -

    De gezondheidstoestand van een inwonende partner of huisgenoot speelt ook een rol. Er wordt gekeken of hij/zij de belanghebbende kan begeleiden bij het in- en uitstappen van een voertuig;

  • -

    De aanvrager beschikt zelf niet over geschikte parkeer- of stallingruimte bij of nabij het woonadres;

  • -

    De verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg mag niet worden verstoord door de aanleg van de parkeerplaats.

Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van de parkeerplaats is verbonden aan een geldige gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders. Zolang iemand in het bezit is van een geldige parkeerkaart voor bestuurders, heeft hij recht op een parkeerplaats. Dit betekent dat een parkeerplaats minimaal zes maanden geldig is. De geldigheid verandert niet bij de vervanging van een auto. Deze vervanging dient wel tijdig aan de gemeente te worden doorgegeven.

 

Opheffen gehandicaptenparkeerplaats

Een parkeerplaats kan worden opgeheven, wanneer:

  • -

    de houder is overleden;

  • -

    de houder geen gebruik meer maakt van een auto;

  • -

    de houder is verhuisd naar een straat waar wel voldoende parkeergelegenheid is;

  • -

    er sprake is van gewijzigde omstandigheden van medische aard;

  • -

    na vijfjaarlijkse controle is gebleken dat de aanvrager niet langer in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerplaats.

Procedure

Personen, die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders, voldoen automatisch aan de medische criteria. In de praktijk wordt de regel gehanteerd dat men een gehandicaptenparkeerkaart moet hebben om voor een parkeerplaats in aanmerking te komen.

 

Na ontvangst van de aanvraag zal de gemeente een besluit maken. Samen met de inwoner wordt een locatievoorstel en de mogelijkheden besproken en beoordeeld. Naar aanleiding daarvan wordt er een parkeerplaats toegewezen. Degene aan wie de parkeerplaats is toegewezen, kan alleen zelf het onderbord aanvragen. Dit gaat in de praktijk gemakkelijk (via bijvoorbeeld www.kentekenplaat.nl). Vervolgens moeten zij de kentekenplaat inleveren bij de buitendienst van Kaag en Braassem (Veenderveld). De buitendienst zorgt voor de verdere plaatsing van het kentekenbord bij de beoogde gehandicaptenparkeerplaats.

 

Legeskosten

Voor de behandeling van een aanvraag voor een parkeerplaats dient de inwoner te betalen, de zogenaamde leges, óók als de plaats niet wordt toegekend. Bij de gemeente Kaag en Braassem is het één bedrag voor alle handelingen. Dit bedrag kan jaarlijks wijzigen.

 

Verhuizing

Indien een houder van een parkeerplaats gaat verhuizen, doet hij dit schriftelijk een verzoek aan de gemeente. De administratie van de gemeente beoordeelt of het een verhuizing binnen of buiten de gemeente betreft en zet daarna de benodigde vervolgacties uit.

 

Verhuizing binnen de gemeente

Bij een verhuizing binnen de gemeente zorgt de buitendienst voor de verwijdering van de parkeerplaats. Voor een aanleg van een parkeerplaats op de nieuwe locatie, is een nieuwe aanvraag nodig. De reden hiervoor is dat er bij de nieuwe locatie onderzocht wordt of een parkeerplaats nodig zal zijn.

 

Verhuizing buiten de gemeente

Bij een verhuizing buiten de gemeente zorgt de buitendienst voor de verwijdering van de parkeerplaats.

 

Regeling

Deze regeling is geen statisch geheel. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, jurisprudentie, ontwikkelingen op het gebied van loophulpmiddelen en ontwikkelingen binnen de gemeentelijke organisatie worden hierin vertaald. Bij de versie van 2022 is gebruik gemaakt van de informatie vanuit de VNG: https://vng.nl/files/vng/faq-gehandicaptenparkeerkaart-2015.pdf