Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Raalte

BESLUIT VAN DE GEMEENTEAMBTENAAR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING DOWR HOUDENDE REGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRaalte
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBESLUIT VAN DE GEMEENTEAMBTENAAR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING DOWR HOUDENDE REGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022
CiteertitelBELEIDSREGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022
Vastgesteld doorgeattribueerde functionaris
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 231, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht
  6. artikel 24 van de Invorderingswet 1990
  7. Besluit proceskosten bestuursrecht
  8. Besluit tarieven in strafzaken 2003
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2022nieuwe regeling

25-02-2022

gmb-2022-90581

Tekst van de regeling

Intitulé

BESLUIT VAN DE GEMEENTEAMBTENAAR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING DOWR HOUDENDE REGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022

BESLUIT VAN DE GEMEENTEAMBTENAAR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING DOWR HOUDENDE REGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022

 

De gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b en onderdeel c Gemeentewet van de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (belastingsamenwerking DOWR),

overwegende dat:

- het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht;

- bij het bepalen van de wegingsfactor wordt aangesloten bij het door het Hof Arnhem-Leeuwarden, Hof Den Haag en Hof Den Bosch gezamenlijk uitgebracht richtsnoer dat vanaf 11 november 2021 gehanteerd wordt voor beslissingen over de (proces)kostenvergoeding (ECLI:NL:GHSHE:2021:3315)

gelet op het bepaalde in artikel 1:3, vierde lid, 4:81, 7:15 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 24 Invorderingswet, de artikelen van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de onderdelen A, B en C in de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003;

 

Besluit vast te stellen de

‘BELEIDSREGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022’

 

Artikel 1 Doel beleidsregels

Met deze beleidsregels wordt een nadere invulling gegeven aan het toepassen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Vooropgesteld wordt dat ingevolge artikel 7:15 lid 2 en lid 3 Awb (a) de belanghebbende moet hebben verzocht om een vergoeding, (b) het verzoek moet zijn gedaan vóórdat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist en (c) dat de kosten uitsluitend worden vergoed voor zover het besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

In de bijlage bij het Bpb, onderdeel C1, is bepaald dat het gewicht van de zaak tot uiting kan worden gebracht in wegingsfactoren. Bij het bepalen van de wegingsfactor wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het richtsnoer van de gerechtshoven. Om het toepassen van deze wegingsfactoren consistent en transparant te doen plaatsvinden zijn deze beleidsregels opgesteld.

 

Artikel 2 Wegingsfactoren

  • 1.

    Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Bpb, wordt in de bezwaarfase een zaak in beginsel aangemerkt als gemiddeld, tenzij een zaak als (zeer) licht dan wel (zeer) zwaar dient te worden aangemerkt.

    Een zaak wordt aangemerkt als:

    • A.

      zeer licht (0,25) indien de inspanning van de beroepsmatige derde en bewerkelijkheid van de zaak van geringe omvang is te achten. Daarvan is sprake indien:

      • 1.

        het bezwaarschrift alleen een verkeerde tenaamstelling betreft;

      • 2.

        het bezwaarschrift alleen een verkeerde adresaanduiding betreft;

      • 3.

        het bezwaarschrift alleen een verkeerde belanghebbende betreft;

      • 4.

        het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;

      • 5.

        bij alle evidente tel- en rekenfouten en daarmee gelijk te stellen misslagen.

    • B.

      licht (0,5) als de complexiteit van de zaak als laag is aan te merken. Daarvan is sprake:

      • 1.

        als het geschil beperkt is tot het antwoord op de vraag of de hoorplicht is geschonden en de zaak daarom wordt teruggewezen naar het bestuursorgaan;

      • 2.

        als het geschil beperkt is tot het antwoord op de vraag of het verzoek om een dwangsom moet worden toegewezen;

      • 3.

        als het verschil beperkt is tot de hoogte van de in bezwaar en/of beroep toegekende PKV;

      • 4.

        in parkeerbelastingzaken;

      • 5.

        in zaken waarbij de inzet van het geschil een zeer gering financieel belang betreft (hierbij wordt aangeknoopt bij een bedrag van € 15,00). Waarderingsgeschillen ingevolge de Wet WOZ vallen hier niet onder, al kan het daarmee gemoeide financiële belang gering zijn;

      • 6.

        bij kwesties die voor de rechtsbijstandverlener slechts eenvoudige en beperkte werkzaamheden van beperkte duur meebrengen;

    • C.

      gemiddeld (1) als de complexiteit van de zaak als gemiddeld is aan te merken;

    • D.

      zwaar (1,5) als de complexiteit van de zaak als meer dan gemiddeld is aan te merken. Daarvan is sprake:

      • 1.

        bij zaken die zich duidelijk onderscheiden in belang en in complexiteit en aard van de door de  rechtsbijstandverlener verrichte werkzaamheden en

      • 2.

        als meerdere WOZ-beschikkingen in één biljet zijn opgenomen en de aan die waarderingen ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zodanig verschillen dat ze een afzonderlijke behandeling vergen en daarmee de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener meer dan gemiddeld complex maken.

    • E.

      zeer zwaar (2) als de complexiteit van de zaak als hoog is aan te merken;

Artikel 3 Vergoedingen deskundigenrapport

  • 1.

    In bezwaarprocedures over waardebeschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken wordt de vergoeding voor een door een deskundige opgemaakt taxatierapport gebaseerd op de in dit artikel vermelde tijdsbesteding en uurtarieven. Het taxatierapport dient te zijn opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken.

  • 2.

    Een taxatiekaart wordt niet aangemerkt als een verslag als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskostenvergoeding;

  • 3.

    Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende tijdsbesteding:

    • a)

      1 uur voor een administratief taxatierapport;

      Onder een administratief taxatierapport wordt verstaan dat er geen uitpandige of inpandige taxatie heeft plaatsgevonden en dat het waardeoordeel is gebaseerd op administratieve gegevens. Verder bevat een administratief taxatierapport een groot aantal standaard-overwegingen en slechts beperkte informatie toegespitst op het object in kwestie.

      Daarbij ontbreekt in dit administratief rapport een onderbouwing van de vastgestelde waarde (niet inzichtelijk en niet navolgbaar).

    • b)

      2 uur voor niet-inpandige woningtaxaties;

    • c)

      4 uur voor woningtaxaties met inpandige opname.

  • 4.

    Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende uurtarieven:

    • a)

      € 53,00 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die dient tot woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • b)

      € 68,00 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning en deze zaak is aan te merken als een courante niet-woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • c)

      € 68,00 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning en deze zaak is aan te merken als een incourante niet-woning welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt.

  • 5.

    De in het vierde lid genoemde tarieven zijn eveneens van toepassing op vergoeding van de kosten van de taxateur die aanwezig was bij het horen in de bezwaarfase. De bestede tijd wordt afgerond naar boven op halve uren. Bij meerdere behandelde zaken wordt het bedrag per zaak berekend door het op basis van het vorige lid bepaalde bedrag te delen door het aantal zaken.

  • 6.

    De in het vierde lid genoemde tarieven zijn gebaseerd op ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Raad voor de Rechtspraak’. Deze richtlijn is gepubliceerd in de Staatscourant van 28 mei 2018, nr. 28796. Indien deze richtlijn wordt gewijzigd treden de gewijzigde bedragen automatisch in de plaats van de in lid 3 genoemde bedragen per datum inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn.

Artikel 4 Samenhangende zaken

  • 1.

    Samenhangende zaken worden voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht, beschouwd als één zaak, waarvoor vanaf vier of meer bezwaren in beginsel de wegingsfactor van 1,5 geldt;

  • 2.

    Of de werkzaamheden van een gemachtigde nagenoeg identiek kunnen zijn, wordt beoordeeld aan de hand van de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en niet aan de hand van de vraag of de werkzaamheden nagenoeg identiek hadden kunnen zijn (Hoge Raad 16 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:420).

  • 3.

    In artikel 3, tweede lid, van het Bpb is door verruiming van het begrip ‘samenhangende zaken’ de vraag leidend gesteld of het bestuursorgaan de bezwaren gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig behandelt, waardoor in dergelijke situaties waarbij dezelfde rechtsbijstandverlener nagenoeg identieke werkzaamheden kon verrichten in iedere zaak voor de kosten de vergoeding voor één zaak (bij minder dan vier zaken) dan wel 1,5 zaak (bij vier of meer zaken) in aanmerking komt. (ECLI:NL:GHARL:2022:390).

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 3 heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid om op grond van artikel 2, derde lid Bpb ingeval de kostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een bepaald geval onevenredig hoog is, om in bijzondere omstandigheden af te wijken van de volgens het Bpb berekende vergoeding.

Artikel 5 Gemotiveerd afwijken

De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om in bijzondere omstandigheden van de vaststelling van wegingsfactoren zoals in artikel 2 van deze beleidsregels zijn vastgesteld, af te wijken Afwijkingen van hetgeen gesteld in deze beleidsregels is bepaald, wordt uitdrukkelijk gemotiveerd in de beslissing op bezwaar.

 

Artikel 6 Nadere bepalingen ten aanzien van de uitvoering

  • 1.

    Voor de vaststelling van het ontstaan van een recht op te vergoeden kosten die door belanghebbende zijn gemaakt, kan een bewijs van gemaakte kosten worden verlangd, bestaande uit een factuur ter zake van verrichte werkzaamheden van een door hem of namens hem ingeschakelde deskundige.

  • 2.

    De kostenvergoeding wordt indien mogelijk verrekend met openstaande aanslagen.

  • 3.

    Indien er geen bedrag open staat of indien de vergoeding hoger is dan een verschuldigd belastingbedrag, wordt de vergoeding uitbetaald.

  • 4.

    Uitbetaling vindt plaats op een door of namens belastingschuldige aangewezen bankrekeningnummer.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De Beleidsregel inzake de toepassing van wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken 2017, vastgesteld op 30 juni 2017, door de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer, de gemeente Raalte en de gemeente Olst-Wijhe wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

     Tegelijkertijd komt de Beleidsregel inzake de toepassing van wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken 2016, vastgesteld op 14 januari 2016, door de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer, de gemeente Raalte en de gemeente Olst - Wijhe, te vervallen, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als ‘BELEIDSREGELS OMTRENT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT IN BELASTINGEN/WOZ 2022’

Aldus besloten en vastgesteld op 25 februari 2022

De in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar,

E.M. Röben

De in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar,

R.B. Hunink

Toelichting

In verband met het bepaalde in artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar alsmede het gestelde in het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar is het gewenst beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de wegingsfactoren als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten.

Artikelsgewijze toelichting 

Artikel 6 nadere bepalingen ten aanzien van de uitvoering, tweede lid:

Aangezien er al een betalingsrelatie met belastingplichtige is wordt bij betaling eerst beoordeeld of nog belastingschulden open staan. Indien dit het geval is wordt het bedrag van de vergoeding verrekend met de openstaande belastingschuld. De teruggave van de te veel geheven belasting en de betaling van de bezwaarkosten wordt op het reeds bekende nummer van belanghebbende gedaan.

Artikel 6, derde en vierde lid

De belanghebbende kan als schuldeiser een bankrekeningnummer aanwijzen waarop een betaling plaats moet vinden (artikel 4:89, eerste lid Awb). De invorderingsambtenaar van de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte verrekent uit te betalen bedragen waar mogelijk met bestaande belastingschulden. Indien er geen belastingschuld is of indien het bedrag van de vergoeding hoger is dan de openstaande belastingschuld wordt het (restant)bedrag uitbetaald op het bij de financiële administratie bekende bankrekeningnummer van een belastingschuldige of na een daartoe ingediend verzoek op een door hem opgegeven bankrekeningnummer van een derde.