Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Beleidskader Wet Inburgering 2021 RDWI

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRegionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidskader Wet Inburgering 2021 RDWI
CiteertitelBeleidskader Wet Inburgering 2021 RDWI
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2022nieuwe regeling

10-02-2022

bgr-2022-262

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Wet Inburgering 2021 RDWI

Dit beleidskader is vastgesteld door het algemeen bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI) op 10 februari 2022 met de ingangsdatum 1 maart 2022.

 

Beleidskader Wet Inburgering 2021 RDWI

 

Met deze regeling wordt een kader gegeven voor de uitvoering van de Wet Inburgering 2021 die per 1 januari 2022 in werking treedt. Hiervoor is reeds een hoofdlijnen- en implementatieplan opgesteld. In dit stuk gaan we in op de uitgangspunten en kaders per inburgeringsvoorziening die zijn vastgesteld voor het uitvoeren van de nieuwe wet.

 

Gebruikte begrippen in dit beleidskader

 

  • a.

    AZC: asielzoekerscentrum;

  • b.

    asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

  • c.

    brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

  • d.

    RDWI: de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;

  • e.

    Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur van de RDWI;

  • f.

    Algemeen Bestuur: het algemeen bestuur van de RDWI;

  • g.

    gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

  • h.

    inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

  • i.

    MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

  • j.

    PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

  • k.

    PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

  • l.

    KNM: Kennis van de Nederlandse Maatschappij

  • m.

    B1-route: de leerroute bedoeld in artikel 7 van de Wet inburgering 2021, die als doel heeft het Nederlandse taalniveau van de inburgeraar naar B1 niveau te brengen, en die wordt gecombineerd met participatie zoals (vrijwilligers)werk.

  • n.

    Onderwijsroute: de leerroute bedoeld in artikel 8 van de Wet inburgering 2021, die als doel heeft doorstroom te realiseren naar het regulier onderwijs en is bedoeld voor inburgeraars van 27 jaar en jonger.

  • o.

    Z-route / zelfredzaamheidsroute: de leerroute bedoeld in artikel 9 van de Wet inburgering 2021, die bedoeld is voor inburgeraars met een lage leerbaarheid en gericht is op het zelfstandig kunnen meedraaien in de maatschappij.

  • p.

    VW-organisaties: de organisaties die namens de gemeenten De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist de maatschappelijke begeleiding uitvoeren in het kader van de Wet Inburgering 2021.

  • q.

    wet: de Wet inburgering 2021 zoals die luidt op 1 januari 2022.

1. Inleiding

1.1 Achtergrond en context

Met ingang van 1 januari 2022 is de nieuwe Wet Inburgering van kracht. Vanaf die datum wordt de regie voor de inburgering weer belegd bij de gemeenten, en zijn zij verantwoordelijk voor de inburgering van zowel asiel- als gezinsmigranten.

De RSD zal in opdracht van de vijf gemeenten de Wet Inburgering, samen met de lokale VW-organisaties, gaan uitvoeren. De voorbereidingen daartoe zijn sinds begin 2020 in volle gang. Op 26 februari 2020 heeft het Algemeen Bestuur (AB) van de RDWI het Hoofdlijnenplan Wet inburgering vastgesteld. Op 25 maart 2021 is ook het Implementatieplan akkoord bevonden door het Algemeen Bestuur.

1.2 Rol RSD en lokale Vluchtelingwerkorganisaties

Dit uitvoering van de Inburgeringswet is neergelegd in artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling RDWI. Op 28 oktober 2020 heeft het Algemeen Bestuur tevens besloten het mandaat en beheer van de inburgeringsvoorzieningen (programmakosten) te beleggen bij de RDWI. Daarnaast is in het Hoofdlijnenplan vastgelegd dat de gemeenten de maatschappelijke begeleiding organiseren via subsidie aan de lokale VW-organisaties. De RSD en de lokale VW-organisaties zijn daarmee samen de belangrijkste gemeentelijke uitvoeringspartners voor de wet.

1.3 Doel nieuwe wet inburgering

Met ingang van 1 januari 2022 is de nieuwe Wet Inburgering van kracht. Deze moet er voor zorgen dat inburgeringsplichtigen sneller en beter integreren in onze samenleving. De wet geldt voor asielmigranten, gezinsmigranten én overige migranten. In de memorie van toelichting horend bij deze wet, is het beleidsdoel als volgt geformuleerd:

 

Inburgeringsplichtigen bereiken het voor hen hoogst haalbare taalniveau (liefst niveau B1) en kennis van de Nederlandse maatschappij, in combinatie met gerichte inspanningen op participeren naar vermogen vanaf de start van het inburgeringstraject.” 1

 

Om dit doel te realiseren zijn er door het Rijk vijf subdoelen geformuleerd:

 

  • 1.

    Tijdige start: de inburgeringsplichtige moet tijdig kunnen starten met het inburgeringstraject, het liefst vanuit een AZC.

  • 2.

    Snelle afronding: de inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af en het inburgeringstraject duurt niet langer dan nodig.

  • 3.

    Maatwerk: er wordt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vastgesteld.

  • 4.

    Dualiteit: de inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en gericht op meedoen aan de maatschappij.

  • 5.

    Kwaliteit: aan de kwaliteit van het aanbod worden eisen gesteld en de kwaliteit en de continuïteit wordt gewaarborgd.

1.4 Doelgroep Inburgeringsplichtige

De volgende vier groepen zijn te onderscheiden:

 

  • Asielstatushouders: asielzoekers die als vluchteling worden erkend. De meesten hiervan zijn in eerste instantie afhankelijk van een Participatiewet uitkering.

  • Nareizigers: het betreft hier personen die hier naar Nederland zijn gekomen vanwege gezinshereniging met bovengenoemde asielstatushouders.

  • Gezinsmigranten: dit zijn personen die naar Nederland komen om te trouwen met iemand in Nederland.

  • Overige migranten: dit is een diverse en kleine groep die dezelfde inburgeringsverplichtingen heeft als gezinsmigranten. Een voorbeeld is een geestelijk bedienaar, bijvoorbeeld een imam of rabbijn, die zich vanuit het buitenland in Nederland vestigt.

1.5 Inburgeringsvoorzieningen, Brede Intake en PIP

Aan het begin van de inburgeringsperiode wordt een zogenoemde ‘Brede Intake’ ingepland om te kijken naar de mogelijkheden van de inburgeraar. Dit bestaat uit meerdere gesprekken met de inburgeraar, en de inzet van een Leerbaarheidstoets. De VW-organisaties zijn in deze fase ook betrokken. Naar aanleiding van de Brede Intake wordt een persoonlijk ‘Plan Inburgering en Participatie’ (PIP) opgesteld met gemaakte afspraken. In het PIP staan onderstaande, verplichte onderdelen vermeld.

 

De nieuwe Wet Inburgering kent drie Leerroutes: de Onderwijsroute, de B1-route en de Zelfredzaamheidsroute. Daarnaast dient de inburgeraar de modules Arbeidsmarkt & Participatie (MAP), Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) en het Participatieverklaringstraject (PVT) af te ronden. Bijstandsgerechtigde asielstatushouders worden ook financieel ontzorgd met de nieuwe Wet Inburgering. In hoofdstuk 3 staat een nadere toelichting op deze inburgeringsvoorzieningen.

2. Beleidskader nieuwe Wet Inburgering

2.1 Visie en uitgangspunten

In het Hoofdlijnenplan uit februari 2020 zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd voor de uitvoering van de nieuwe Wet Inburgering. Deze uitgangspunten zijn tijdens het implementatieproces verder aangevuld en vertaalt in een Klantreis (zie bijlage 1). De RSD, gemeenten en VW-organisaties zetten vanaf 2022 in op de volgende uitgangspunten:

 

Duurzaam inburgeren staat centraal voor iedereen

  • Duurzaam inburgeren geldt voor alle inburgeringsplichtige nieuwkomers.

  • Binnen duurzaam inburgeren streven we naar een zinvolle weekinvulling. Participatie en werk zijn hierbij vooral een vehikel om de taal en cultuur te leren en pas in tweede instantie een vehikel voor duurzame economisch zelfredzaamheid2 . Op deze manier vergroten we de kans dat het inburgeringsproces succesvol wordt afgesloten en daarmee ook het belang van de inburgeraar en diens integratie in de Nederlandse samenleving op de middel- tot lange termijn.

  • Duurzaam inburgeren is een weekvullend traject met alle levensdomeinen in de juiste balans.

Een soepele overgang en goede diagnose staan voorop bij de Brede Intake en het PIP

  • We zien de Brede Intake als instrument voor een warme overdracht van het AZC naar gemeente, zodat deze overgang zo soepel mogelijk verloopt. We zien het ook als een manier om al vroegtijdig, vóór huisvesting, een breed beeld te vormen van de nieuwkomer. Daarnaast voeren we binnen deze fase de (verplichte) Leerbaarheidstoets uit zodat we een zo goed mogelijk beeld hebben van het potentieel te bereiken taalniveau.

  • De nieuwkomer krijgt in de fase Brede Intake te maken met meerdere contactpersonen (onder andere COA, VW-organisaties, RSD). Het streven is zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken, zodat de nieuwkomer zijn/haar verhaal niet iedere keer hoeft te herhalen, en er een gemeenschappelijk beeld kan ontstaan.

  • Het stellen van een goede diagnose en het bepalen van de juiste inburgeringsroute bij een nieuwkomer kost meer tijd dan het wettelijke termijn (tien weken) voor het PIP. Daarom stellen wij een voorlopige diagnose en Leerroute vast in het PIP, en blijven we de ontwikkeling en situatie van de nieuwkomer actief volgen. Er is namelijk een wettelijke mogelijkheid om in het eerste anderhalf jaar van Leerroute te wisselen naar aanleiding van de ontwikkeling die de nieuwkomer doormaakt.

Flexibiliteit en individuele aandacht bij het leren van de taal

  • We streven naar doorlopende leerlijnen. De componenten van de inburgering: PVT, MAP, KNM en taallessen (drie Leerroutes) zijn goed op elkaar afgestemd en wisselen tussen de Leerroutes (Onderwijsroute, B1-route en Zelfredzaamheidsroute) is mogelijk binnen de wettelijke termijn.

  • Taal kan het best context gebonden worden geleerd. We streven naar een taalaanbod dat ruimte biedt om contextgebonden te leren. Hierbij investeren we in zowel geïntegreerde trajecten als duale trajecten.

  • Het leren van de taal in combinatie met vormen van participatie en werk worden tegelijkertijd opgepakt, en niet volgordelijk. De wijze waarop is altijd maatwerk.

  • Arbeidstoeleiding is dienend aan de integratie. Wel voeren we de gebruikelijke verplichtingen vanuit de Participatiewet uit bij de arbeidstoeleiding.

We houden de regie in samenspraak met VW-organisaties en werken integraal samen met ketenpartners

  • De regie op het inburgeringsproces met betrekking tot onder meer het afnemen van de Brede Intake, opstellen van het PIP, maken van beschikkingen, monitoring van de uitvoering en handhaving, ligt bij de RSD.

  • Regie op de inhoudelijke keuzes van de Brede Intake, het PIP en monitoring wordt in samenspraak met VW-organisaties uitgevoerd. Zij hebben een adviserende rol hierin.

  • Informatievoorziening is cruciaal voor regievoering, ketensamenwerking en verantwoording. Informatie moet lokaal en regionaal toegankelijk zijn. We sturen op soepele gegevensuitwisseling tussen de betrokken ketenpartners.

  • We geven overige levensdomeinen een plek in de inburgering (PVT en KNM) door erover te informeren, te signaleren en door te verwijzen.

  • We werken hiervoor samen met ketenpartners van de overige levensdomeinen en bouwen aan ketensamenwerking, zodat dienstverlening en ondersteuning zo integraal mogelijk wordt.

We geven uitvoering aan de nieuwe Wet op verschillende niveaus: regionaal, sub- regionaal en lokaal

  • We kiezen het juiste schaalniveau voor de uitvoering. Bovenregionaal voor het organiseren/inkopen van de Leerroutes en module Kennis van de Nederlandse Maatschappij. Op regionaal RSD-niveau de regie van het inburgeringstraject, en lokaal de maatschappelijke begeleiding. De inzet van participatie en werktoeleiding kan zowel regionaal als lokaal ingezet worden. Voor inzet van nieuwe instrumenten hanteren we het uitgangspunt: lokaal / sub regionaal (KRH-regio) waar mogelijk, bovenregionaal als dat meerwaarde biedt.

  • Bij de keuze lokaal of regionaal zijn uitvoerbaarheid, inhoudelijke consistentie en (kosten)efficiency belangrijke criteria.

3. Inburgeringsvoorzieningen

 

De inburgeringsvoorzieningen bestaan uit de maatschappelijke begeleiding, de drie Leerroutes (Onderwijsroute, B1-route en de Zelfredzaamheidsroute), de module Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM), de tolkenvoorziening, de Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT).

3.1 Maatschappelijke begeleiding

De deelnemende gemeenten van de RDWI (Zeist, Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede) behouden het opdrachtgeverschap aan de VW-organisaties die de maatschappelijke begeleiding uitvoeren met betrekking tot de taak maatschappelijke begeleiding.

3.2 Brede Intake en PIP

Met een ‘Brede Intake’ brengen we aan het begin van de inburgeringsperiode de mogelijkheden van de inburgeraar in beeld. Verschillende levensdomeinen, zoals lichamelijk en psychische gezondheid en opleidings- en werkachtergrond, worden hiervoor in kaart gebracht. Dit doen we op basis van de informatie die we krijgen vanuit een overdracht van het COA, gesprekken die we voeren met de inburgeraar, een (online) diagnosetool en de Leerbaarheidstoets. De VW-organisaties worden als uitvoerder van het onderdeel maatschappelijke begeleiding in deze fase ook betrokken. Dit beeld is bedoeld om de startpositie van een vluchteling in kaart te brengen en te kijken hoe de inburgeraar het best begeleid kan worden naar zelfredzaamheid en integratie. Op basis van de Brede Intake wordt een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) gemaakt. In het PIP staan de gemaakte afspraken rondom inburgeren (onder andere Leerroute en andere verplichte onderdelen), (vrijwilligers)werk, studie of stage. Het PIP wordt vastgesteld in een beschikking, waar een passend inburgeringsaanbod in is opgenomen.

3.3 Leerroutes en participatiedeel Z-route

De drie Leerroutes hebben een hoofdrol in het stelsel van de nieuwe Wet Inburgering:

 

  • B1-route: de Leerroute zoals aangegeven in artikel 7 van de Wet inburgering 2021. Deze is bedoeld om het Nederlandse taalniveau van de inburgeraar naar B1-niveau te ontwikkelen. Dit wordt gecombineerd met participatie zoals (vrijwilligers)werk.

  • Onderwijsroute: de Leerroute zoals aangegeven in artikel 8 van de Wet inburgering 2021. Deze is bedoeld om doorstroom te realiseren naar het reguliere onderwijs (mbo, hbo en wo). Het is in beginsel bedoeld voor inburgeraars van 28 jaar en jonger. Bij uitzondering kan van deze leeftijdsgrens afgeweken worden als hiervoor zwaarwegende redenen zijn.

  • Zelfredzaamheidsroute: de Leerroute zoals aangegeven in artikel 9 van de Wet Inburgering 2021. Deze is bedoeld voor inburgeraars met een beperkte leerbaarheid, en daarom gericht op het zelfstandig kunnen meedraaien in de maatschappij, en met name op taalverwerving in de praktijk. Het bevat een verplicht aantal uren taalles (800 uur) en een verplichte participatiecomponent (800 uur). De uren van maatschappelijke begeleiding, PVT, MAP en KNM tellen mee. Voor de inzet van de overige participatie uren maken we enerzijds verbinding met instrumenten vanuit de Participatiewet, bijvoorbeeld inzet van een Biga traject of leerwerkplekken. Anderzijds kunnen lokale instrumenten, zoals vrijwilligerswerk en informeel taalaanbod, passend zijn. Dit betekent dat het participatie gedeelte van de inburgering meer afhankelijk wordt van voldoende en passend lokaal aanbod.

3.4 Tolkenvoorziening

De inzet van tolken zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie, omdat ook gezinsmigranten begeleiding krijgen. De tolkenkosten voor gezinsmigranten zijn naar verhouding beperkt, omdat de partner van de gezinsmigrant al langer in Nederland woonachtig is en de taal naar verwachting spreekt.

3.5 MAP en PVT

Een andere verplichting vanuit de nieuwe Wet Inburgering zijn de Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT). De MAP is een training is gericht op oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tegelijkertijd worden de arbeidsmarktkansen en de competenties van de inburgeraar in beeld worden gebracht. Het Participatieverklaringstraject (PVT) is een belangrijke culturele kennismaking met de Nederlandse waarden en gebruiken, en wordt afgesloten met de ondertekening van een Participatieverklaring.

We kopen de modules MAP en PVT in bij externe partijen. Plekken voor de praktijkcomponent van de MAP (40 uur stage) wordt onder andere geworven door ons Werkgeversservicepunt. Ook zal de Biga hierin een rol gaan vervullen.

3.6 Flankerend beleid

Voor een goed verloop van het inburgeringsproces kan het zijn dat er nu en dan extra kosten gemaakt moeten worden waarvoor geen specifieke inburgeringsmiddelen voor zijn gegeven, maar die wel nodig zijn om het inburgeringsproces soepel en goed te laten verlopen. We spreken hier van ‘flankerende kosten’, zoals het vergoeden van reiskosten om de inburgeraar zonder voldoende financiële draagkracht toch te kunnen faciliteren naar diens werkplek of school. Als deze kosten buiten de financiële middelen voor inburgering vallen, dan wordt in samenhang met overige regelgeving binnen de Participatiewet en gemeentelijk beleid- en regelgeving bij de RSD beoordeeld of alternatieve financiering mogelijk en nodig is.

3.7 Financiële ontzorging

In het nieuwe inburgeringsstelsel worden alle bijstandsgerechtigde asielstatushouders financieel ontzorgd voor in ieder geval de eerste zes maanden en maximaal 12 maanden als daarvoor aanleiding is. Dit betekent dat vanuit de bijstandsuitkering de vaste lasten aan onder meer huur, gas, water, stroom, WA-verzekering en de verplichte zorgverzekering worden doorbetaald door de RSD. Het uitgangspunt is ‘maatwerk’, in combinatie met individuele begeleiding en groepstrainingen. Maatwerk omdat de doelgroep divers is; het kennisniveau en de leerbaarheid variëren. Onderdelen en rolverdeling zijn als volgt:

 

Individuele begeleiding: wordt geboden door de lokale VW-organisaties. Zij bieden praktische ondersteuning bij de aanvraag van inkomensregelingen en maken de inburgeraar wegwijs in de Nederlandse maatschappij.

 

Groepstrainingen met verdiepende thema’s: in combinatie met individuele begeleiding worden groepstrainingen georganiseerd die de inburgeraars basiskennis bieden. Voorbeelden van onderwerpen zijn: het bijhouden van de administratie, budgetteren en verantwoord financiële keuzes maken;

 

Training van maatschappelijk begeleiders: de vrijwilligers van de VW-organisaties die de maatschappelijke begeleiding uitvoeren hebben ervaring met begeleiding bij financiële zelfredzaamheid. In het kader van een regionale aanpak, wordt een training georganiseerd om kennis en kunde over financiële zelfredzaamheid uit te wisselen;

 

  • 1.

    Adviesgesprekken Budgetbeheer Ontzorgen: de afdeling budgetbeheer kan proactief advies geven bij grote gebeurtenissen in het leven (‘life events’) die een impact hebben op de financiële, sociale en/of emotionele situatie van een inburgeraar. Voorbeelden hiervan zijn de overgang van bijstand naar werk, gezinshereniging of echtscheiding.

Tot slot

Dit beleidskader is bedoeld als richtinggevend beleidskader voor de uitvoering van de Wet Inburgering 2021. Dit beleidskader treedt in werking op 1 maart 2022. Dit beleidskader wordt aangehaald als ‘Beleidskader Wet Inburgering 2021 RDWI’ en is op 10 februari 2022 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug.

De directeur,

De voorzitter,

Bijlage 1 – De nieuwe route inburgering


2

De keuze voor duurzaam inburgeren boven duurzame uitstroom tijdens de inburgeringsperiode kan gevolgen hebben voor de BUIG-budgetten. Indien de huidige focus op werk vermindert, kan dit tot gevolg hebben dat het moment van uitstroom later ligt dan wanneer de focus alleen op werk ligt.