Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wmo 2022 gemeente Leeuwarden |
Citeertitel | Beleidsregels Wmo 2022 gemeente Leeuwarden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Wmo 2022 gemeente Leeuwarden |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2022 | nieuwe regeling | 08-02-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;
gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
gelet op de Verordening Wmo van de gemeente Leeuwarden;
vast te stellen de navolgende beleidsregels:
Beleidsregels Wmo 2022 gemeente Leeuwarden
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
budgetplan: het plan dat de bewoner bij de aanvraag voor een persoonsgebonden budget indient, waarin de keuze voor een persoonsgebonden budget (in plaats van zorg in natura) gemotiveerd wordt en waarin aangegeven wordt aan welke vorm van ondersteuning het budget besteed gaat worden, door wie de ondersteuning geleverd gaat worden en welke activiteiten uit het budget betaald gaan worden.
eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de bewoner en/of de leefeenheid van de bewoner (gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk van de bewoner (mantelzorg) de beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen met het zich handhaven in de samenleving op te lossen.
gebiedsteam: een lokaal team (vanuit een gemeente) met professionals, die de bewoner kan ondersteunen bij vragen op het gebied van werk, financiën, opvoeding, wonen, vrije tijd en sport, wet- en regelgeving, vrienden en relaties, zorg, ondersteuning en hulpmiddelen. Dit wordt ook wel (sociaal)wijkteam of dorpenteam, met sociaal werkers en/of meitinkers, genoemd. Zij verzorgen tevens de Toegang voor voorzieningen vanuit de Wmo.
professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de beperking of problematiek van de bewoner en/of de benodigde ondersteuning, die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.
zelfredzaamheid: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden. De noodzakelijke ADL in het kader van zelfredzaamheid betreffen: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact.
Artikel 2. Aanbod van ondersteuning
De gemeente Leeuwarden biedt de volgende vormen van ondersteuning middels een algemene voorziening:
Cliëntondersteuning: onafhankelijk geven van informatie, advies en korte ondersteuning, waarbij het belang van de bewoner het uitgangspunt is, ten behoeve van het verkrijgen van (integrale) ondersteuning of het uitoefenen van de rechten van de bewoner hierbij. Een cliëntondersteuner wordt ook wel een vertrouwenspersoon genoemd. Deze ondersteuning kan informeel (uit het eigen netwerk van de bewoner) of formeel (door een professional) geboden worden.
Basisondersteuning: algemene ondersteuning geboden door een professional die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of het kunnen handhaven in de samenleving en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, schuldhulpverlening, werk en inkomen. Binnen de Basisondersteuning wordt vanuit de Wmo ook Praktische Thuisondersteuning, Thuisondersteuning, Dagbesteding en Persoonlijke Verzorging geboden:
De gemeente Leeuwarden biedt volgende vormen van ondersteuning middels een individuele maatwerkvoorziening:
Intramuraal beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend 24-uurs toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de bewoner of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Nazorg :ambulante ondersteuning in aansluiting op Intramuraal beschermd wonen, waarbij de aanbieder Intramuraal beschermd wonen samen met de aanbieder ambulante ondersteuning optrekt om de persoon die uitstroomt uit Intramuraal beschermd wonen een zachte landing te laten maken n de ambulante vervolgondersteuning. Indien nodig is er een achtervang voor tijdelijk verblijf bij de aanbieder van Intramuraal beschermd wonen.
De meeste mensen geven zelf vorm aan hun leven en beschikken over voldoende veerkracht om met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen die daarbij horen om te (leren) gaan. Zij gebruiken daarbij hun talenten en vaardigheden. Ook kunnen ze een beroep doen op hun naasten (familie, vrienden, buurtgenoten) of betrokkenen vanuit vrijwilligers- en maatschappelijke organisaties. Soms is echter ondersteuning door professionals nodig.
Aan kwetsbare mensen die voor kortere of langere tijd ondersteuning nodig hebben, bieden we die. Het liefst dichtbij en laagdrempelig toegankelijk, in eigen wijk of dorp. Ondersteuning die past bij de vraag en die aansluit bij hun eigen kracht en mogelijkheden. Hierdoor ontstaat een vanzelfsprekende samenwerking tussen bewoners, hun eigen netwerk, de sociale basis en professionals vanuit de basisondersteuning. Daarnaast blijft voor de meest kwetsbare mensen aanvullende ondersteuning beschikbaar.
De Wmo kent taken op het gebied van preventie, sociale samenhang, bevorderen van de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten, bevorderen van de veiligheid en leefbaarheid, voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers, het bieden van algemene en maatwerkvoorzieningen. Voor alle geboden ondersteuning geldt dat deze wordt ingezet ter bevordering van zelfredzaamheid en participatie en/of het zich kunnen handhaven in de samenleving, waarin eigen kracht zo veel als mogelijk wordt ingezet en versterkt en het eigen netwerk zo mogelijk wordt betrokken en versterkt. Dit geldt zowel voor ondersteuning vanuit de sociale basis als voor basisondersteuning en aanvullende ondersteuning. Uitgangspunt hierbij is dat ondersteuning op maat wordt geboden.
Alle mensen die in de gemeente Leeuwarden hun hoofdverblijf hebben, kunnen hun ondersteuningsvraag neerleggen bij de buurt- en dorpskamers. Indien nodig krijgt de aanvrager thuis bezoek. Niet alle mensen vinden op eigen initiatief de weg naar de buurt- of dorpskamers. Medewerkers gaan actief de wijken in en op mensen af wanneer er signalen zijn dat dat nodig is. Die signalen kunnen van bewoners zelf komen of van anderen die een zorg melden. Door de Basisondersteuning wordt de afweging gemaakt of en door wie ondersteuning wordt geboden: de sociale basis, de basisondersteuning of de aanvullende ondersteuning.
De sociale basis bestaat uit bewoners en hun sociaal netwerk-, vrijwilligers-, wijk- en dorpsorganisaties, die bewoners op alle leefgebieden ondersteunen. De sociale basis is actief op verschillende domeinen, zoals Jeugd, Participatie en Wmo.
Basisondersteuning (algemene voorziening)
Basisondersteuning is een algemene voorziening, waar door professionals ondersteuning aan bewoners geboden wordt. Deze ondersteuning is vrij toegankelijk voor alle bewoners van de gemeente Leeuwarden, ongeacht de leeftijd. Om gebruik te kunnen maken van een algemene voorziening kan wel een lichte toets plaats vinden, om te bepalen of de bewoner behoort tot de doelgroep, danwel of de voorziening toegankelijk en passend is. De bewoner kan van een algemene voorziening zonder besluit van de gemeente (beschikking) gebruik maken.
Aanvullende ondersteuning (individuele maatwerkvoorziening)
Aanvullende ondersteuning, in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening, kan nodig zijn als na onderzoek blijkt dat de bewoner als gevolg van zijn beperkingen niet op eigen kracht, met behulp van het sociaal netwerk of ondersteuning vanuit de sociale basis of basisondersteuning, voldoende zelfredzaamheid is of voldoende in staat is tot participatie of zich te handhaven in de samenleving (zie ook artikel 10). Maatwerkvoorzieningen worden individueel aan de bewoner verstrekt.
De ondersteuning voor mantelzorgers is vrij toegankelijk, er worden geen toegangseisen of –criteria gesteld. Mantelzorgondersteuning wordt in natura verstrekt, tenzij de mantelzorger veel kosten moet maken om zijn mantelzorgtaak te vervullen en deze kosten niet zelf kan dragen. Als een mantelzorger hierdoor onder de bijstandsnorm uitkomt, kan er een aanvraag voor bijzondere bijstand worden gedaan.
Bij mantelzorgondersteuning in natura valt te denken aan:
Voor alle vormen van mantelzorgondersteuning geldt dat de activiteiten gericht zijn op het behouden of herstellen van de balans tussen draagkracht en draaglast.
De gemeente Leeuwarden heeft, naast ondersteuning vanuit de Wmo, ook verschillende mogelijkheden voor inkomensondersteuning voor bewoners met een laag inkomen en een laag eigen vermogen, ook wel minimaregelingen genoemd. De minimaregelingen zijn: de AV Frieso Compleet, het Kindpakket, individuele studietoeslag, individuele inkomenstoeslag, Bijzondere bijstand en Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen (zie www.leeuwarden.nl/minimaregelingen).
De AV Frieso Compleet is een aanvullende zorgverzekering voor de meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten, waarvan de gemeente een deel van de premie betaalt. In deze aanvullende verzekering zitten vergoedingen voor de eigen bijdragen Wmo, alternatieve geneeswijzen, tandheelkunde, hulpmiddelen (waaronder brillen) en fysiotherapie.
De individuele inkomenstoeslag is een vrij te besteden geldbedrag die de gemeente 1 keer per jaar, onder bepaalde voorwaarden, verstrekt aan mensen die al 3 jaar of langer moeten leven van een laag inkomen. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van het type huishouden en bedoeld voor de aanschaf of vervanging van duurdere spullen.
De bijzondere bijstand is bedoeld voor mensen die door bijzondere omstandigheden in een situatie terechtkomen, waarin het inkomen onvoldoende is om bepaalde kosten te kunnen betalen. Als daarnaast ook geen beroep gedaan kan worden op het sociaal netwerk, andere daarvoor beschikbare regelingen of eigen vermogen, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bijzondere bijstand is niet alleen bedoeld voor mensen met een uitkering, maar kan door iedereen worden aangevraagd. Er wordt niet alleen gekeken naar de hoogte van het inkomen, maar vooral naar wat iemand te besteden heeft.
Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen kan gegeven worden aan mensen met een laag inkomen en een laag eigen vermogen. De gemeentelijke heffingen bestaan uit afvalstoffenheffing, rioolheffing en onroerend zaak belasting (OZB). De gemeente verleent geen kwijtschelding van hondenbelasting of een extra container.
Schuldhulpverlening is hulp en advies bij het oplossen van schulden. Dit betreft ook hulp en advies bij vragen over geldzaken, mogelijke regelingen en ondersteuning om iedere maand rond te kunnen komen. Deze ondersteuning wordt geboden vanuit een buurtservicepunt, het financieel adviesloket PING of het gebiedsteam.
Artikel 3. Melding behoefte aan ondersteuning
Een melding van behoefte aan ondersteuning kan door of namens de bewoner worden gedaan. De persoon die namens de bewoner een melding doet, hoeft niet een vertegenwoordiger van de bewoner te zijn, maar kan ook een huisgenoot, iemand uit het sociaal netwerk van de bewoner, een professionele hulpverlener, arts of het transferpunt van het ziekenhuis zijn.
In afwijking op lid 3 kan een melding voor behoefte aan Hulp bij Huishouden rechtstreeks bij een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor Hulp bij Huishouden worden gedaan. De gecontracteerde zorgaanbieders voor Hulp bij Huishouden zijn gemandateerd om het onderzoek naar de toegankelijkheid en passendheid van een voorziening voor Hulp bij Huishouden te doen.
In afwijking op lid 3 wordt een melding van behoefte aan Opvang rechtstreeks bij de zorgaanbieder gedaan. De zorgaanbieder voor Opvang is gemandateerd om het onderzoek naar de toegankelijkheid en passendheid van een voorziening voor Opvang te doen. De zorgaanbieder waar de bewoner zich meldt verzorgt, zonder voorafgaand onderzoek, de eerste Opvang indien opvang acuut noodzakelijk is.
Bij ontvangst van de melding wordt beoordeeld of het gaat om een vraag die direct beantwoord kan worden of een gerichte doorverwijzing naar een andere organisatie of afdeling noodzakelijk is of dat nader onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte nodig is. Indien er sprake is van een bewoner die al uitgebreid bekend is vanwege een eerdere melding van behoefte aan ondersteuning of het betreft een melding via het transferpunt van het ziekenhuis voor tijdelijke ondersteuning in het huishouden of het betreft een vervanging van een hulpmiddel vanwege technische mankementen en de situatie is ongewijzigd, dan kan dit een reden zijn om af te zien van nader onderzoek. Dit dient altijd in overleg en met goedkeuring van de bewoner plaats te vinden.
Artikel 5. Onderzoek naar ondersteuningsbehoefte
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door het college gemandateerde organisatie. Dit kan per voorziening verschillen. Veelal wordt dit uitgevoerd vanuit de Basisondersteuning.
Voor Woonvoorzieningen, Rolstoelen en Vervoersvoorzieningen, is dit de afdeling Publieke Dienstverlening van de gemeente.
Voor de voorziening Hulp bij Huishouden is dit een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor Hulp bij Huishouden.
Voor de regionale voorziening Intramuraal beschermd wonen, Nazorg, JongThuis en ThuisBasis wordt het onderzoek door het gebiedsteam uitgevoerd in samenwerking met het regionale Expertiseteam Beschermd wonen.
Voor de regionale voorziening van Opvang is dit de zorgaanbieder voor Opvang.
Voor het onderzoek naar de melding van behoefte aan ondersteuning geldt een behandeltijd van maximaal 6 weken na de melding. Indien vanwege zorgvuldigheid van het onderzoek de termijn niet gehaald wordt, dan treedt degene die het onderzoek uitvoert in overleg met de bewoner over de verlenging van de termijn. Dit wordt vervolgens schriftelijk bevestigd, onder vermelding van de termijn waarbinnen het onderzoek naar verwachting wel is afgerond.
Artikel 6. Het gesprek in het kader van het onderzoek
Het gesprek in het kader van het onderzoek wordt gevoerd met de bewoner en/of vertegenwoordiger en indien mogelijk zijn mantelzorger(s). Tijdens dit gesprek mag de bewoner, indien de bewoner dit wenst, een cliëntondersteuner meenemen. Een cliëntondersteuner mag vanwege belangenverstrengeling niet tevens de (beoogde) zorgaanbieder zijn.
Het opvragen van gegevens mag uitsluitend plaats vinden met toestemming van de bewoner. Daarbij dient is het voor de bewoner altijd duidelijk wie de gegevens opvraagt, bij wie de gegevens opgevraagd worden, om welke gegevens het gaat en met welk doel. Ter bevordering van de snelheid in het opvragen van deze gegevens, kan de bewoner zelf de gewenste gegevens opvragen, met de vermelding welk belang hij heeft bij deze gegevens.
De bewoner krijgt de mogelijkheid om het ondersteuningsplan te lezen en een reactie hierop te geven. Naar aanleiding van de reactie van de bewoner worden feitelijke onjuistheden in het ondersteuningsplan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen van de bewoner worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.
Een uitkomst van het onderzoek naar aanleiding van de melding van behoefte aan ondersteuning kan een aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening zijn. Het ondersteuningsplan is de basis voor de aanvraag van een individuele maatwerkvoorziening. De aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening wordt, indien een beschikking is vereist of gewenst (conform Artikel 9, lid 1), vergezeld van een zwaarwegend advies van degene die het onderzoek heeft uitgevoerd.
Indien uit onderzoek blijkt dat een individuele maatwerkvoorziening voor de bewoner niet toegankelijk en passend is, en de bewoner is het hier niet mee eens dan staat het de bewoner vrij om toch een aanvraag in te dienen, waarop de gemeente een besluit neemt en een beschikking afgeeft. Bij de behandeling van deze aanvraag wordt het zwaarwegend advies, van degene die het onderzoek heeft uitgevoerd, opgevraagd en meegenomen.
Indien de bewoner geen medewerking verleent aan een zorgvuldig onderzoek én zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening niet kan worden vastgesteld, dan adviseert degene die het onderzoek uitvoert negatief op de aanvraag van de bewoner.
Voor alle individuele maatwerkvoorzieningen wordt een beschikking afgegeven, met uitzondering van de voorzieningen Hulp bij Huishouden, Thuisondersteuning en Dagbesteding. Voor deze voorzieningen ontvangt de bewoner een brief van de organisatie die het onderzoek heeft uitgevoerd. Indien gewenst kan de bewoner op verzoek alsnog een beschikking met het besluit van de gemeente ontvangen.
Op de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening ontvangt de bewoner, indien vereist of gewenst, binnen 2 weken een beslissing van de gemeente, in de vorm van een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de bewoner schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging of opschorting van deze termijn.
Indien de bewoner geen medewerking heeft verleend aan een zorgvuldig onderzoek én er is gebleken dat zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening niet is vast te stellen, kan de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening afgewezen worden.
De looptijd van de beschikking is, met uitzondering van de hierna genoemde voorzieningen, maximaal 3 jaar. Voor Hulp bij Huishouden, Thuisondersteuning en Dagbesteding in natura (ZIN), eindigt de voorziening als het resultaat is behaald dan wel het gebruik van de voorziening is stopgezet. Indien het een vervoersvoorziening of hulpmiddel in natura betreft, zoals collectief lokaal vervoer, bijzondere fiets, scootmobiel, een rolstoel of hulpmiddel in huis, dan is de looptijd van de beschikking afhankelijk van de gebruiksduur. Voor voorzieningen die verstrekt worden middels een eenmalige PGB is geen looptijd van toepassing. Voor Intramuraal beschermd wonen geldt een maximale looptijd van 3 jaar. Voor JongThuis en ThuisBasis geldt een maximale looptijd van 1 jaar.
Indien de gemeente voornemens is een negatieve of afwijkende beschikking af te geven, neemt degene die het onderzoek heeft uitgevoerd contact op met de bewoner om deze hierover te informeren en uitleg te geven. Er wordt hierbij tevens de gelegenheid geboden om aanvullende informatie te geven en/of nader onderzoek in te stellen.
Indien een beschikking is afgegeven en het blijkt naderhand dat de geboden ondersteuning onvoldoende bijdraagt aan het te behalen resultaat, de geboden ondersteuning kwalitatief onvoldoende is of de geboden ondersteuning niet rechtmatig is, danwel dat het resultaat, de kwaliteit en/of de rechtmatigheid niet goed is vast te stellen, kan dit aanleiding zijn voor een (herbeoordelings)onderzoek en/of een wijziging of het intrekken van de beschikking.
Artikel 10. Algemeen toetsings- en afwegingskader
Om te bepalen of ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden de onderstaande aspecten in de weergegeven volgorde getoetst en/of gewogen:
verantwoordelijke gemeente: Om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor het bieden van de ondersteuning wordt nagegaan waar de bewoner zijn hoofdverblijf heeft. Een individuele maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt aan de bewoner die zijn hoofdverblijf in de gemeente Leeuwarden heeft.
gebruikelijke hulp: de mate waarin de bewoner met behulp van gebruikelijke hulp het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid en participatie of het zich handhaven in de samenleving kan bereiken of behouden. Bij gebruikelijke hulp worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
bovengebruikelijke hulp: de mate waarin door de leefeenheid bovengebruikelijke hulp geboden kan worden. Indien de leefeenheid in staat is om de ondersteuning te bieden, hiervoor beschikbaar is en dit niet leidt tot overbelasting of financiële problemen, is geen aanvullende ondersteuning vanuit de Wmo noodzakelijk.
mantelzorg: de mate waarin personen uit het sociaal netwerk van de bewoner bereid en in staat zijn om mantelzorg te bieden en de mate waarin de mantelzorgers hierbij ondersteuning nodig hebben om (dreigende) overbelasting tegen te gaan. Dit wordt bepaald door de totale belasting (gebruikelijke hulp, mantelzorg, werk en persoonlijke omstandigheden) van de mantelzorgers. Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid. Er mag niet een bijdrage van mantelzorgers worden verlangd die ten koste gaat van (het zoeken naar) werk, inkomen of welzijn.
andere voorzieningen: de mogelijkheden voor de bewoner om gebruik te maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en/of voorzieningen vanuit andere wetgeving zoals kinderopvang, ziektekostenverzekering, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en arbeidsvoorzieningen voor aangepast werk of dagbesteding vanuit de Zorgverzekeringswet, WIA, Wajong of Participatiewet.
algemeen gebruikelijke voorzieningen: de mate waarin het voor de bewoner als persoon een algemeen gebruikelijke voorziening betreft. Een algemeen gebruikelijke voorziening wordt in principe door de bewoner zelf bekostigd. Bij het bepalen of een noodzakelijke voorziening -voor de bewoner als persoon- een algemeen gebruikelijke voorziening betreft, worden de volgende aspecten gewogen:
vorm van ondersteuning: Om te bepalen welke vorm van ondersteuning voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast de toetsing/weging van lid 1 t/m 12 in dit artikel en het toetsings- en afwegingskader van de specifieke individuele maatwerkvoorziening (artikel 13 t/m artikel 23), de volgende uitgangspunten gehanteerd:
goedkoopst adequate voorziening: de mate waarin de voorziening voor de bewoner duurzaam bijdraagt aan het behalen van het resultaat. Er dient geen sprake te zijn van een anti-revaliderende werking ofwel er is geen sprake van het versterken of creëren van beperkingen als gevolg van de verstrekking van voorziening. Zijn meer mogelijkheden adequaat, dan wordt gekozen voor de, naar objectieve maatstaven, goedkoopste voorziening (vanuit de Wmo of andere wetten binnen het Sociaal Domein). Hierbij wordt ook rekening gehouden met de gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Voorzieningen die (op termijn) kostenverhogend werken, zonder dat zij de voorziening passender maken, komen niet voor toekenning in aanmerking.
individuele maatwerkvoorziening: Om te bepalen of een bewoner in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening worden lid 1 t/m 13 van dit artikel en het specifieke afwegingskader van de betreffende individuele maatwerkvoorzieningen (artikel 13 t/m 23) gehanteerd. Een individuele maatwerkvoorziening (ZIN of PGB) is pas aan de orde als na onderzoek blijkt dat de bewoner niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met bovengebruikelijke hulp, met mantelzorg, met andere voorzieningen, vrijwilligers en/of algemene voorzieningen voldoende in staat is om het aanvaarbare niveau van zelfredzaamheid en participatie of het zich handhaven in de samenleving te bereiken of te behouden. Indien een bewoner in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening wordt, mede op basis van het gestelde in artikel 11 Verstrekkingsvorm en Artikel 12. Persoonsgebonden budget, een keuze gemaakt voor ZIN of PGB.
Op Maat: Indien de bewoner specifiek op zijn situatie aangepaste ondersteuning nodig heeft, kan Op Maat als voorziening worden ingezet. Belangrijk hierbij is of de bestaande regels of procedures een onbedoeld of ongewenst effect hebben (hardheidsclausule). Op Maat wordt gemotiveerd (legitimatie) ingezet met behulp van een maatwerkplan. Dit kan als een doorbraak nodig is die bijdraagt aan het gewenste resultaat (perspectief). Dit kan als reguliere routes en voorzieningen geen of onvoldoende een passende oplossing zijn of wanneer er meer snelheid nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. Op Maat bestaat in de volgende (combinatie van) vormen:
In aanvulling op lid 2 wordt bij de verstrekking van een hulpmiddel in natura, zoals een rolstoel, bijzondere fiets of scootmobiel, door de bewoner en de aanbieder een bruikleenovereenkomst aangegaan. In de bruikleenovereenkomst worden rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het gebruik van het hulpmiddel.
Artikel 12. Persoonsgebonden budget
Om te bepalen of een persoonsgebonden budget (PGB) voor de bewoner toegankelijk en passend is en conform de daarvoor opgestelde regels wordt besteed, worden de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
Om in aanmerking te komen voor een PGB dient te zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger is voldoende vaardig om alle aan de PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. De PGB-vaardigheid kan worden getoetst met behulp van de door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uitgegeven “Checklist 10-punten PGB-vaardigheid” en bijbehorende “Handreiking voor toetsing (minimale) PGB-vaardigheid”. De taken die behoren bij het PGB zijn:
Wijzigingen, waaronder verhuizing of stopzetting van de zorg, direct doorgeven aan de gemeente en de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Het ondersteuningsaanbod dat met een PGB zal worden ingekocht is veilig, doeltreffend en persoonsgericht. Voor zorgaanbieders die vanuit het PGB formele ondersteuning bieden, gelden dezelfde eisen als bij zorgaanbieders die vanuit ZIN ondersteuning bieden, zie ook het Kwaliteitskader Sociaal Domein gemeente Leeuwarden op de website www.lwdvoorelkaar.nl. Indien het een PGB voor Beschermd wonen betreft, dient de zorgaanbieder ook te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen zoals vermeld op de website www.sdfryslan.nl.
De budgetbeheerder dient een (financieel) onafhankelijke positie te hebben ten aanzien van de zorgaanbieder die formele ondersteuning biedt. Dus de budgetbeheerder mag ook niet worden betaald voor het beheer door de zorgaanbieder. De budgetbeheerder mag niet tevens de (formele of informele) zorgaanbieder zijn, tenzij het een ouder van een jeugdige betreft of er in het geval van informele ondersteuning geen alternatief is.
Met een PGB kan de bewoner zelf individuele maatwerkvoorzieningen inkopen. De zelfgekozen zorgaanbieder kan in bepaalde gevallen meer passend en/of goedkoper zijn. De bewoner voert met een PGB zelf regie over zijn eigen ondersteuning. De bewoner kan met een PGB kiezen voor formele ondersteuning en/of informele ondersteuning (zie artikel 1 Begripsbepalingen). Inzet van het sociaal netwerk met een vergoeding vanuit een PGB kan alleen in situaties waarin:
De bewoner die langer dan 4 weken (28 dagen) naar het buitenland gaat en dan ondersteuning in het buitenland wil inkopen, moet toestemming vragen aan het college. Het inkopen van ondersteuning in het buitenland is in uitzonderlijke situaties maximaal 13 weken per kalenderjaar toegestaan. Het PGB wordt dan aangepast aan het tarief dat gehanteerd wordt in het land waar men gedurende deze periode verblijft, met een maximum van het binnen de gemeente Leeuwarden vastgestelde PGB tarief.
De bewoner mag, naar zijn of haar behoefte, de ene periode meer ondersteuning inkopen dan de andere periode, zolang het totaal beschikte budget (per kalenderjaar) niet wordt overschreden. De bewoner is in dit geval wel verplicht om per periode een factuur in te dienen over de werkelijk ontvangen uren ondersteuning. Het afspreken van een vast maandloon is niet toegestaan.
Het PGB wordt niet rechtstreeks overgemaakt op de rekening van de bewoner. Dit is wettelijk geregeld om misbruik en oneigenlijk gebruik van PGB tegen te gaan. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen rechtstreeks aan de zorgaanbieder. Deze regeling, trekkingsrecht geheten, geldt voor alle gemeenten.
Het aantal door de zorgaanbieder gewerkte en betaalde uren mag niet afwijken van het Arbeidstijdenbesluit en mag indien het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer bedragen dan veertig uur per week. Bij het vaststellen of deze veertig uur per week overschreden wordt kan ook betrokken worden de hoeveelheid uren aan ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een PGB, levert aan andere personen of gezinsleden en/of het aantal uren dat elders gewerkt wordt dan vanuit de Wmo.
De bewoner dient de in lid 21 genoemde documenten gedurende vijf jaar te bewaren en als daarom wordt gevraagd (een kopie van) de stukken aan de gemeente verstrekken. De gemeente kan de stukken opvragen bij een steekproefsgewijze controle op de kwaliteit en/of rechtmatigheid van het PGB of een controle naar aanleiding van signalen over onjuiste besteding van het PGB door de bewoner en/of de zorgaanbieder.
Artikel 13. Hulp bij Huishouden
Om te bepalen of Hulp bij Huishouden voor de bewoner toegankelijk en passend is worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
gebruikelijke hulp: indien er andere personen binnen de eigen leefeenheid zijn die de benodigde schoonmaakwerkzaamheden in huis kunnen verrichten, komt de bewoner niet in aanmerking voor Hulp bij Huishouden. Alleen bij langdurige fysieke afwezigheid, tenminste 7 etmalen aaneengesloten, is er niet of in mindere mate sprake van de inzetbaarheid van gebruikelijke hulp.
Bij het bepalen wat gebruikelijke hulp is in de situatie van de bewoner, worden de uitgangspunten in het algemeen toetsings- en afwegingskader (artikel 10, lid 5) en de mogelijke bijdrage van kinderen gewogen.
De bijdrage die van kinderen in het schoonhouden van het huis wordt gevraagd is afhankelijk van de leeftijd. Van kinderen tot 5 jaar wordt geen bijdrage in het huishouden gevraagd.
Van kinderen tussen 5-12 jaar wordt een lichte bijdrage gevraagd in de vorm van opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een kleine boodschap doen, kleding in de wasmand doen e.d.
Van kinderen tussen 13-17 jaar wordt een grotere bijdrage gevraagd. Van hen wordt tevens verlangd dat zij hun eigen kamer op orde houden (opruimen, stofzuigen, bed verschonen e.d.).
Van jong volwassenen tussen 18-23 jaar wordt verlangd dat zij een bijdrage leveren die in omvang overeenkomt met een éénpersoonshuishouden, hetgeen gelijk staat aan 2 uur uitstelbare activiteiten en 3 uur niet-uitstelbare activiteiten per week.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen:
Technische hulpmiddelen zoals een wasmachine, droogtrommel, afwasautomaat of stofzuiger zijn algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een oplossing kunnen bieden voor het probleem, dan gaat de aanschaf van deze hulpmiddelen in beginsel voor het verstrekken van de individuele maatwerkvoorziening hulp bijhuishouden.
Artikel 14. (Praktische) Thuisondersteuning
Om te bepalen of en welke vorm(en) van Thuisondersteuning voor de bewoner toegankelijk en passend is worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
aard van de beperking: Er dient sprake te zijn van matige of zware beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid, gedragsproblemen, psychisch functioneren en/of oriëntatie en geheugen.
Er is sprake van matige beperkingen als zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is, waardoor de bewoner ondersteuning nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur, niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zichzelf niet begrijpelijk kan maken.
Er is sprake van zware beperkingen als complexe taken moeten worden overgenomen, het uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat, de bewoner niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluit(en) te nemen, moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor het voeren van de regie.
Praktische ondersteuning valt geheel onder de Basisondersteuning. Thuisondersteuning valt deels onder de Basisondersteuning en deels onder de Aanvullende ondersteuning.
Landelijk ondersteuningsaanbod: Naast de Thuisondersteuning die vanuit de gemeente Leeuwarden geboden wordt, is landelijke specialistische zorg beschikbaar voor mensen met een zintuigelijke beperking (ernstige visuele beperking, vroegdoofheid, doofblind). Deze ondersteuning wordt slechts door enkele zorgaanbieders in Nederland geleverd.
Opvang kinderen: voor de (tijdelijke of gedeeltelijke) overname van de zorg voor kinderen kan ook gebruik gemaakt worden van kinderopvang/ buitenschoolse opvang, mede op basis van een sociaal medische indicatie, of (deeltijd) pleegzorg vanuit de Jeugdwet. Afgewogen wordt wat, gelet op de leeftijd van de kinderen en de (on)mogelijkheden van de ouder(s) en/of hun netwerk de goedkoopst adequate ondersteuning is.
Om te bepalen of ondersteuning vanuit de basisondersteuning of aanvullende ondersteuning het meest passend is, worden de onderstaande inhoudelijke criteria gebruikt voor het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang gewogen.
Artikel 15. Persoonlijke verzorging
Om te bepalen of Persoonlijke verzorging voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
aard van de beperking: er is sprake van een verstandelijke, zintuigelijke of psychiatrische beperking (niet medische oorzaak), waardoor de bewoner niet in staat is zichzelf te verzorgen. De behoefte aan ondersteuning bij de persoonlijke verzorging hangt samen met de behoefte aan begeleiding hierbij.
de taken waarbij de bewoner ondersteuning nodig heeft: Taken die onder persoonlijke verzorging vallen, zijn ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), waaronder in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne (wassen/douchen), toiletbezoek, eten en drinken, medicijnen innemen.
gebruikelijke hulp: Bij het bepalen wat gebruikelijke hulp is in de situatie van de bewoner, worden de uitgangspunten in het algemeen toetsings- en afwegingskader (artikel 10, lid 5) en de mogelijke bijdrage van kinderen gewogen.
In kortdurende situaties vallen alle taken onder gebruikelijke hulp van partners. In langdurende situaties betreft gebruikelijke hulp alleen taken op het gebied van medicatie.
Voor kortdurende situaties vallen alleen niet-lijfgebonden taken, zoals eten en drinken en medicatie, onder gebruikelijke hulp voor volwassen huisgenoten. Voor kinderen tot 18 jaar wordt geen bijdrage in de persoonlijke verzorging van huisgenoten gevraagd.
andere voorzieningen: de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Indien de persoonlijke verzorging verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop valt de persoonlijke verzorging onder de Zorgverzekeringswet. Dit betreft de behoefte aan persoonlijke verzorging op basis van de grondslagen psychogeriatrisch, lichamelijke beperking of somatische aandoening. Deze mensen kunnen gebruik maken van de wijkverpleging op grond van de ZvW.
Om te bepalen of ondersteuning vanuit de basisondersteuning of aanvullende ondersteuning het meest passend is, worden de onderstaande inhoudelijke criteria gebruikt voor het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang gewogen.
Artikel 16. Kortdurend Verblijf
Om te bepalen of en welke vorm van Kortdurend Verblijf voor de bewoner toegankelijk en passend is worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
omvang van de ondersteuning: Er is maximaal drie etmalen per week gemiddeld ondersteuning met verblijf noodzakelijk. De ondersteuning voor de andere etmalen worden vanuit (boven) gebruikelijke hulp en/of mantelzorg in de thuissituatie geboden. Het is daarbij mogelijk dat, ten behoeve van vakantie van de mantelzorger, etmalen gespaard worden en achtereenvolgend worden gebruikt.
benodigde ondersteuning: het tijdelijk overnemen van de zorg die in de thuissituatie geboden wordt vanuit (boven) gebruikelijk hulp of mantelzorg, ter ontlasting van de leefeenheid en/of mantelzorger oftewel respijtzorg.
Kortdurend verblijf wordt geboden met en zonder zorg, per dagdeel of per etmaal.
Indien een bewoner persoonlijke verzorging en/of verpleging vanuit de Zorgverzekeringswet krijgt, dan maakt de bewoner altijd gebruik van een kortdurend verblijf zonder zorg (vanuit de Wmo).
Het volgende onderscheid in de vorm van zorg is aangebracht:
Om te bepalen of en welke vorm van Dagbesteding voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
aard van de beperking: Er is sprake van een fysieke, zintuiglijke, verstandelijke beperking of chronische fysieke, psychische of sociale problemen, waardoor de bewoner niet (geheel) in staat is om zelfstandig of met behulp van de eigen leefomgeving invulling te geven aan de dag. De bewoner kan vanwege zijn beperkingen (nog of tijdelijk) niet of niet meer (vrijwilligers)werk verrichten of gebruik maken van onderwijs.
Het verbeteren en/of aanleren van vaardigheden ter bevordering van de zelfredzaamheid en participatie met als doel op termijn (sociaal of arbeidsmatig) te kunnen meedoen naar vermogen in de vorm van beschut, begeleid of ondersteund werk, betaald werk, vrijwilligerswerk of deelname aan buurt- en dorpsactiviteiten, (sport) activiteiten via verenigingen en dergelijke.
andere voorzieningen: beschikbare en voor de bewoner passende mogelijkheden voor invulling van de dag door deelname aan buurt- of dorpsactiviteiten en/of (sport)activiteiten via verenigingen, het doen van vrijwilligerswerk en ondersteuning vanuit het UWV of gemeente met betrekking tot werk en opleiding. Een geleidelijke doorgroei vanuit Dagbesteding vanuit de Wmo naar activiteiten op het gebied van (vrijwilligers)werk en participatie is mogelijk.
Aanvullende ondersteuning: Specialistische ondersteuning die bijdraagt aan het behouden of bevorderen van zelfredzaamheid en participatie.
Om te bepalen welke vorm van dagbesteding nodig is, wordt gekeken naar de mate van benodigde structuur en omgeving, de mogelijkheid tot mix in de doelgroep en benodigde deskundigheid (zie toelichting).
Om te bepalen of ondersteuning vanuit de basisondersteuning of aanvullende ondersteuning het meest passend is, worden de onderstaande inhoudelijke criteria gebruikt voor het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang gewogen.
Om te bepalen of een Woonvoorziening voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
betreffende woonruimte: Alleen ruimten die bestemd zijn voor de elementaire activiteiten (zie lid 1) komen in aanmerking voor een woonvoorziening. Hobby-, werk- of recreatieruimte vallen hier niet onder.
Een woonvoorziening voor andere ruimten kan wel worden verstrekt:
In een algemene ruimte van een wooncomplex, om de woning voor de bewoner bereikbaar en toegankelijk te maken. De woonvoorzieningen die voor een algemene ruimte kunnen worden verstrekt, zijn: automatische deuropeners, extra trapleuningen bij een portiekwoning en hellingbanen van de openbare weg naar de toegang van het gebouw.
Om in aanmerking te komen voor woningsanering (vervanging van vloerbedekking) dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:
De vervanging van het artikel medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is. In principe gaat het bij woningsanering om het vervangen van de vloerbedekking in de slaapkamer. De woonkamer kan ook worden gesaneerd, maar alleen als de betreffende inwoner jonger dan vier jaar is. Voor het vervangen van gordijnen of behang in de slaap- of woonkamer worden geen saneringskosten verstrekt. Het nut hiervan is volgens het Longfonds nauwelijks aantoonbaar.
meest goedkope en adequate oplossing: Om te bepalen of een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing danwel, in plaats van een woningaanpassing, een PGB voor verhuiskosten de meest goedkoop adequate oplossing is, worden de volgende elementen in onderlinge samenhang gewogen:
benodigde woningaanpassing: is de benodigde woningaanpassing, om de ergonomische belemmeringen in het gebruik van de woning op te lossen, (technisch) mogelijk. Indien de benodigde woningaanpassing technisch niet mogelijk is en/of de ergonomische belemmeringen onvoldoende kunnen worden opgelost door aanpassingen in de eigen woning, dan is verhuizen naar een andere geschiktere woonruimte de enige adequate oplossing.
termijn beschikbaarheid: Is de belemmering in het gebruik van de woning binnen een medisch aanvaardbare termijn op te lossen. In een aantal gevallen kan verhuizing de belemmering veel sneller oplossen. Is een aangepaste of eenvoudig aan te passen woning binnen een medisch aanvaardbare termijn beschikbaar of vrij te maken.
kosten: de kosten van de aanpassing van de huidige woning en de kosten van verhuizing, inclusief kosten voor eventuele woningaanpassingen van de nieuwe woning en/of eventuele voorziening voor huurderving, worden vergeleken, om te kunnen bepalen wat de goedkoopst adequate oplossing is. Tevens wordt hierbij meegewogen welke woningaanpassingen voor de huidige woning al zijn uitgevoerd/verstrekt en de noodzaak tot het aanvullend verstrekken van andere voorzieningen.
woonlastenconsequenties: gewogen wordt of de financiële gevolgen van een verhuizing binnen aanvaardbare grenzen valt. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de woonlasten voor de huidige woning en nieuwe woning. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kosten voor een huurwoning en koopwoning, zoals (de mogelijkheid tot) huurtoeslag en kosten van onderhoud, verzekering, belastingen en heffingen naast hypotheeklasten van een eigen woning en eventueel financieel gevolg van een verplichte verkoop van een woning.
verhuiskosten: Indien verhuizen, in plaats van een woningaanpassing vanwege de ergonomische belemmeringen in het gebruik van de huidige woning, de meest goedkope en adequate oplossing is, wordt aan de bewoner een PGB voor verhuiskosten verstrekt. Dit betreft de noodzakelijke extra kosten in verband met verhuizing, zoals de kosten van de huur van een verhuiswagen of een verhuisbedrijf, vloerbedekking, raambekleding, verf en behang. Een PGB voor verhuiskosten wordt vastgesteld op basis van de begroting (budgetplan) van de bewoner met de werkelijke kosten, gebaseerd op de grootte van de leefeenheid en de NIBUD prijzengids als richtlijn, met een maximum zoals vastgesteld in het Financieel Besluit Wmo van de gemeente Leeuwarden.
kosten tijdelijke huisvesting: Indien als gevolg van het realiseren van een vanuit de Wmo verstrekte woningaanpassing aan de huidige woning of de te betrekken woning sprake is van dubbele woonlasten (voor het tijdelijk betrekken van een woonruimte of het langer aanhouden van de te verlaten woonruimte), kan een PGB voor de extra kosten verstrekt worden. Deze voorziening kan voor maximaal 6 maanden verstrekt worden voor de goedkoopste woning, op basis van de werkelijke kosten met een maximum zoals vastgesteld in het Financieel Besluit Wmo van de gemeente Leeuwarden.
algemeen gebruikelijke voorzieningen:
verhuiskosten: Verhuiskosten zijn algemeen gebruikelijk, tenzij ergonomische belemmeringen in de woning, als gevolg van de beperking of problematiek van de bewoner, bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een huishouden, het noodzakelijk maken om te verhuizen naar een adequate woning of een woning die meer geschikt is om aan te passen.
woonvoorzieningen in (levensloopbestendige)woningen voor ouderen of gehandicapten: Algemeen gebruikelijk is dat bewoners in (levensloopbestendige) woningen voor ouderen of gehandicapten kunnen beschikken over de voor ouderen of gehandicapten benodigde voorzieningen, zoals toegankelijkheid van woonruimten met rollator of rolstoel, een lift en elektrische deuropeners. Van de woningeigenaar (verhuurder) wordt verwacht deze woonvoorzieningen te bieden. Een bewoner van een woning die specifiek te huur is aangeboden als woning voor ouderen of gehandicapten, mag verwachten dat deze is ingericht op het adequaat kunnen wonen voor ouderen of gehandicapten.
renovatie: Renovatie van woonvoorzieningen, die onder normale omstandigheden vervangen zouden moeten worden omdat ze technisch of economisch afgeschreven zijn, wordt in beginsel als algemeen gebruikelijk beschouwd, mits de kosten hiervan kunnen worden gedragen met een inkomen op minimumniveau. De gemeente Leeuwarden hanteert de afschrijvingstermijn die is vastgesteld door de huurcommissie in het ’Beleidsboek huurverhoging na woningverbetering’, deze is voor een keuken 15 jaar, een toilet 15 jaar en een badkamer 25 jaar.
Om te bepalen welke voorzieningen onder algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen vallen volgt hieronder een (niet limitatieve) opsomming. Daarbij dient altijd een afweging plaats te vinden conform het Algemeen toetsings- en afwegingskader artikel 10, lid 10.
Om te bepalen of een Rolstoel als voorziening voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
wijze gebruik: een rolstoel wordt verstrekt indien de bewoner, vanwege zijn beperking en het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid en participatie, een rolstoel nodig heeft voor:
Structureel gebruik. Indien de bewoner zich wel lopend kan verplaatsen in en om de woning maar voor korte afstanden van de woning rolstoelafhankelijk is vanwege zijn beperking, is er ook sprake van structureel gebruik. Voor incidenteel en kortdurend gebruik wordt in principe geen rolstoel verstrekt. Hiervoor kan de bewoner gebruik maken van de uitleenservice van een thuiszorgwinkel.
Sportbeoefening op het niveau van recreatie of breedtesport. Indien de bewoner een rolstoel voor het beoefenen van een sport nodig heeft wordt deze in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt ten hoogte van de kosten van een rolstoel voor een recreatieve of breedte sport. Indien de bewoner een duurdere sportrolstoel voor sportbeoefening op wedstrijdniveau nodig heeft, komen de meerkosten voor rekening van de bewoner zelf.
Artikel 20. Vervoersvoorziening
Om te bepalen of een Vervoersvoorziening voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
vervoersbehoefte: De bewoner heeft ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie een zelfstandige vervoersbehoefte voor korte en/of langere afstand en kan hiervoor vanwege zijn beperking geen gebruik maken van algemene (gebruikelijke) voorzieningen, zoals een (elektrische)fiets, brommer of scooter, auto en/of het openbaar vervoer. De gebruikskosten van een (eigen) auto zijn tevens algemeen gebruikelijk.
Uitgangspunt is dat volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar een zelfstandige vervoersbehoefte hebben. Kinderen jonger dan 5 jaar hebben geen zelfstandige vervoersbehoefte, omdat de ouders hen kunnen meenemen zonder dat een voorziening hoeft te worden getroffen.
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar hebben in beginsel ook geen zelfstandige vervoersbehoefte, zij worden bij het zich verplaatsen bijna steeds begeleid door de ouders.
vorm van de vervoersvoorziening: Op basis van de vervoersbehoefte en de aard van de beperking van de bewoner wordt bepaald welke voorziening of welke combinatie van voorzieningen het meest passend is. We kennen de volgende vervoersvoorzieningen:
bijzondere fiets: Een bijzondere fiets is een vervoersvoorziening die voorziet in een vervoersbehoefte in de directe omgeving van de eigen woning. Een bijzondere fiets is een aan de beperking van de bewoner aangepaste fiets, zoals een driewielfiets. Fietsen die algemeen verkrijgbaar zijn worden als algemeen gebruikelijke voorziening beschouwd. Daarmee worden in elk geval de volgende fietsen als algemeen gebruikelijke voorziening beschouwd: fiets met lage instap, ligfiets, spartamet, elektrische fiets, tandem, bakfiets, fietskar en aanhangfiets.
scootmobiel: Een scootmobiel is een vervoersvoorziening die voorziet in een vervoersbehoefte in de directe omgeving van de eigen woning. Deze vervoersvoorziening kan indien nodig gecombineerd worden met collectief lokaal vervoer. Om te bepalen of een scootmobiel voor de bewoner een passende voorziening is en welke scootmobiel passend is, worden de volgende aspecten gewogen:
De kosten van de voorziening. De kosten van service, onderhoud en reparatie maken onderdeel uit van de verstrekking van de voorziening, tenzij de schade als gevolg van verwijtbaar gedrag of nalatigheid is ontstaan. De kosten voor de reparatie van de voorziening als gevolg van verwijtbaar gedrag of nalatigheid zijn voor rekening van de bewoner zelf. De kosten van het opladen van een scootmobiel worden beschouwd als algemeen gebruikelijke kosten en zijn voor rekening van de bewoner zelf.
collectief lokaal vervoer: collectief lokaal vervoer is een vervoersvoorziening die voorziet in een vervoersbehoefte voor korte of langere afstanden. Indien de bewoner een indicatie heeft kan de bewoner een vervoerspas voor het collectief lokaal vervoer krijgen, waarmee tegen een lager tarief kan worden gereisd. Zonder indicatie kan de bewoner ook van het collectief lokaal vervoer gebruik van maken, maar is dan het marktconform tarief verschuldigd. Om te bepalen of collectief lokaal vervoer voor de bewoner een passende voorziening is, worden de volgende aspecten gewogen:
Indien de bewoner zonder indicatie reist buiten het vervoersgebied betaalt de bewoner hiervoor het marktconform tarief.
Voor vervoer buiten het vervoersgebied kan de bewoner gebruik maken van Valys (landelijke vervoersaanbieder).
Een indicatie voor ‘Individueel vervoer’ kan worden afgegeven indien gelijktijdig vervoer met anderen tot een onaanvaardbaar hoog gezondheidsrisico voor de bewoner leidt, vanwege een psychische aandoening of door ziekte of behandeling sterk verminderde weerstand of ernstige (long)aandoening. Individueel vervoer kan alleen ingezet worden op basis van een medische indicatie.
Een indicatie voor ‘een begeleider op (medische) indicatie’ kan worden afgegeven indien een begeleider noodzakelijk is om mogelijke gevaarlijke situaties voor de bewoner, de chauffeur of overige passagiers tijdens de rit te voorkomen.
Indien de bewoner al een indicatie heeft voor een OV-begeleiderspas (van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) wordt altijd beoordeeld of een aanvullende indicatie nodig is voor het lokaal vervoer, zoals een indicatie van kamer-tot-kamer of begeleider op medische indicatie.
De begeleider op (medische) indicatie reist gratis mee op een ‘vervoerspas met begeleiding’. Zonder (medische) indicatie kan een begeleider ook gebruik maken van het vervoerssysteem, maar dan is een bijdrage per rit verschuldigd.
Kinderen kunnen ook meereizen tegen een gereduceerd tarief.
PGB lokaal vervoer: Indien de bewoner vanwege de aard van de beperking geen gebruik kan maken van het collectief lokaal vervoer, ook niet als deze een extra indicatie ontvangt voor individueel vervoer of begeleider op medische indicatie, en een ander verplaatsingsmiddel ook onvoldoende toereikend is voor de vervoersbehoefte, is een PGB lokaal vervoer als meer passende maatwerkoplossing mogelijk.
autoaanpassing: Indien de bewoner aangewezen is op een eigen auto als vervoersmiddel én er als gevolg van de beperking van de bewoner een autoaanpassing naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk is, kan deze als voorziening verstrekt worden. Een autoaanpassing wordt niet preventief verstrekt. Om te bepalen of de bewoner in aanmerking komt voor een autoaanpassing, worden de volgende aspecten gewogen:
De te maken kosten van de autoaanpassing staan in redelijke verhouding tot het gebruik, de geldigheidsduur van het rijbewijs, de verwachte levensduur en technische staat van de auto. Indien een auto ouder is dan acht jaar en er meer dan 75.000 kilometer mee is gereden, is een technische keuring van de auto door een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld de ANWB) nodig om te kunnen beoordelen of de aanpassing nog verantwoord is.
Algemeen gebruikelijke autoaanpassingen: Een aantal autoaanpassingen zijn algemeen gebruikelijk, zoals stuurbekrachtiging, rembekrachtiging, automatische versnelling, een auto met hoge instap, een (verstelbare) autostoel met een goed zitcomfort en/of zithouding. Van de bewoner wordt verwacht dat bij de aanschaf van een auto rekening heeft gehouden met de op dat moment aanwezige of voorzienbare beperkingen en daarbij voldoende aandacht heeft besteed aan de genoemde algemeen gebruikelijke mogelijkheden.
andere voorzieningen: Indien een vervoersvoorziening (bijzondere fiets, scootmobiel, taxivervoer of autoaanpassing) nodig is om werk goed te kunnen doen of onderwijs te kunnen volgen, dan dient deze voorziening bij het UWV te worden aangevraagd.
Indien begeleiding bij het openbaar vervoer noodzakelijk is, kan de landelijke OV-begeleiderskaart aangevraagd worden.
Indien vervoer noodzakelijk is voor medische ritten (van en naar ziekenhuis, zorgverlener, instelling), kan vervoer onder de Zorgverzekeringswet vallen en dient het vervoer bij de zorgverzekeraar aangevraagd te worden.
Indien een loopfiets noodzakelijk is kan deze via de Zorgverzekeraar aangevraagd worden.
Indien vervoer van en naar dagbesteding noodzakelijk is, valt het vervoer onder de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Heeft de bewoner een indicatie vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) dan valt al het vervoer van en naar begeleiding of behandeling onder de Wlz. Collectief vervoer vanuit de Wmo kan dan alleen geïndiceerd worden voor sociaal vervoer.
Voor vervoer van en naar het werk of (beroeps)onderwijs voor mensen met een beperking kan gebruik gemaakt worden van reiskostenvergoeding via de werkgever danwel van een regeling of voorziening via het UWV danwel leerlingenvervoer.
Om te bepalen of Beschermd wonen voor de bewoner toegankelijk en passend is worden, naast het algemene afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
aard van de beperking: De bewoner heeft een psychische en/of psychosociale problematiek, die tot dusdanig belemmeringen leidt in het dagelijks functioneren, dat hij niet meer in staat is tot zelfstandig wonen, danwel hierbij toezicht en intensieve ondersteuning nodig heeft, en (nog) onvoldoende regie heeft op alle of het merendeel van de leefdomeinen van de ZRM.
hoofdverblijf: De regio/gemeente waar de bewoner zijn hoofdverblijf heeft doet het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte en benodigde ondersteuning. In onderlinge afstemming kan de gemeente waar de bewoner zijn huidige hoofdverblijf heeft het onderzoek overlaten aan de gemeente waar de bewoner zich wil vestigen, waarbij noodzakelijke informatie ook wordt overgedragen.
Beschermd wonen (Intramuraal beschermd wonen, Nazorg. JongThuis en ThuisBasis) kan vanuit de centrumgemeente Leeuwarden worden geboden aan bewoners die hun hoofdverblijf in Friesland hebben. Beschermd wonen is een landelijk toegankelijke voorziening, dat betekent dat personen gebruik kunnen maken van de voorziening in elke regio. Als de bewoner zich wil gaan vestigen in een andere regio, waar de bewoner tevens gaat verblijven in een locatie van Beschermd wonen, dient te bewoner zich in de betreffende regio ook in te schrijven in de BRP. Als de bewoner tijdelijk Intramuraal beschermd gaat wonen in een andere regio, omdat alleen daar passende ondersteuning geboden kan worden, maar binnen een jaar terugkeert naar de regio van herkomst, dan blijft de regio van herkomst financieel verantwoordelijk. Uitgangspunt is dat personen geplaatst worden in een voorziening voor Beschermd Wonen in de regio van herkomst, danwel in de regio waar een traject in Beschermd Wonen voor de bewoner het meeste kans van slagen heeft en het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie en een duurzaam herstel van de bewoner. Hierbij wordt in ieder geval de volgende factoren betrokken:
factoren die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk met een negatieve invloed, actuele criminele activiteiten, maatregelen die opgelegd zijn.
Indien tijdens of uit het onderzoek blijkt dat in een andere gemeente of regio een traject de grootste kans van slagen heeft, wordt contact met deze gemeente opgenomen én deze gemeente betrokken bij het onderzoek én vindt overdracht van bewoner en noodzakelijke informatie, waaronder het onderzoeksverslag, plaats.
Bij verschil van mening over het wel of niet overdragen van een bewoner, spannen gemeenten zich maximaal in om tot een oplossing te komen. Indien gemeenten of regio’s niet tot een oplossing komen kan een verschil voorgelegd worden aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.
Tot het moment van overdracht blijft de gemeente waar de bewoner zijn hoofdverblijf heeft verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd Wonen.
Indien een persoon wel in de regio Friesland verblijft maar geen binding met de regio Friesland heeft, wordt in samenspraak tussen de persoon, zorgaanbieder en het betrokken gebiedsteam gezocht naar mogelijkheden om de persoon te plaatsen in een voorziening voor Beschermd wonen in de regio waar de bewoner het meeste kans van slagen heeft op een duurzaam herstel van de zelfredzaamheid en participatie, zoals in de regio van herkomst of in de regio waar de persoon een positief sociaal netwerk heeft.
vorm van ondersteuning: Beschermd wonen kan zowel intramuraal als ambulant worden geboden.
Intramuraal beschermd wonen wordt geboden aan een bewoner die vanwege zijn psychische en/of psychosociale problematiek niet in staat is om zelfstandig te wonen. De bewoner heeft 7 dagen per week 24-uurs toezicht met fysieke aanwezigheid nodig om escalatie van de problematiek te voorkomen en/of om tijdig zijn zorgvraag te signaleren. Er zijn meerdere geplande en ongeplande ondersteuningsmomenten per dag nodig, zowel gevraagd als ongevraagd vanuit een signalerende rol.
Ambulant beschermd wonen wordt geboden aan een bewoner met een psychische en/of psychosociale problematiek die zelfstandig woont en voldoende zelfredzaam is om zonder 24-uurs fysieke aanwezigheid van de zorgaanbieder te functioneren. De bewoner is echter onvoldoende zelfredzaam om met inzet van lokale ondersteuning, zelfstandig te wonen, zonder 24-uurs bereikbaarheid en 24-uurs beschikbaarheid, gedurende 7 dagen per week. Er zijn meerdere geplande en ongeplande ondersteuningsmomenten per dag nodig, zowel gevraagd als ongevraagd vanuit een signalerende rol.
benodigde ondersteuning: Om te bepalen welke vorm van Beschermd wonen passend is wordt gekeken naar de ondersteuningsbehoefte. De volgende ondersteuning wordt hierbij onderscheiden:
Intramuraal beschermd wonen – intensiteit A (10-14 uur per week)
Er is sprake van enkelvoudige psychische en/of psychosociale problematiek mogelijk gecombineerd met middelengebruik c.q. verslaving waarbij de psychische en/of psychosociale problematiek grotendeels van passieve aard is, maar soms ook gedurende korte periodes actief kan zijn.
Er is ondersteuning nodig (gepland/ongepland) op meerdere leefdomeinen. De ondersteuning is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van een persoon en het (opnieuw) deelnemen aan de samenleving. Ondersteuning kan omvatten het overnemen van taken, coachen en aanleren van vaardigheden of het motiveren en stimuleren daarvan, aansluitend bij eigen mogelijkheden en talenten.
Intramuraal beschermd wonen – intensiteit B (14-18 uur per week)
Er is sprake van ernstige psychische en/of psychosociale problematiek, mogelijk gecombineerd met middelengebruik c.q. verslaving en/of zeer complexe gedragsproblematiek, veelal met een dubbeldiagnose. Er is ondersteuning, vaak in combinatie met behandeling nodig ter voorkoming van verdere achteruitgang. De ondersteuning is ook gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid dan wel stabilisatie en de noodzaak om negatieve (externe) prikkels te verminderen en/of te vermijden. De duur van ondersteuning is doorgaans langer als gevolg van de aard en zwaarte van de problematiek en er zal een langere tijd gemoeid zijn met het toewerken naar uitstroom naar zelfstandig wonen.
Ambulant beschermd wonen – intensiteit A (4-8 uur per week)/intensiteit B (8-12 uur per week)
Afhankelijk van de mate van zelfredzaamheid en ondersteuningsbehoefte wordt intensiteit A of B ingezet. Bij JongThuis kan de begeleiding zowel in de vorm van individuele begeleiding als groepsbegeleiding geboden worden. Bij ThuisBasis is alleen sprake van individuele begeleiding.
Nazorg – ambulante ondersteuning/achtervang (13 uur/8 etmalen in 3 maanden)
Als een persoon uitstroomt uit Intramuraal beschermd wonen, kan gedurende een periode van 3 maanden Nazorg worden ingezet om de kans van slagen naar wonen met ambulante ondersteuning te vergoten. Dit geeft ook ruimte om snel te handelen bij een terugval en vanwege de mogelijke achtervang ook het vertrouwen om sneller de stap naar zelfredzaamheid weer te gaan zetten. Op deze manier wordt de bewoner voldoende begeleid in de nieuwe situatie en kan er overdracht plaatsvinden naar de lokale begeleiding. Indien gedurende de periode van nazorg signalen zij van terugval, dan kan de bewoner gedurende deze 3 maanden nog maximaal 8 etmalen bij de aanbieder van Intramuraal beschermd wonen verblijven.
Module Verblijf kind bij ouder:
Het verblijf van een of meer kinderen bij de ouder in Intramuraal beschermd wonen brengt voor de zorgaanbieder vaak meerkosten met zich mee die niet zijn voorzien in de tarieven die zijn vastgesteld. Het gaat daarbij om meerkosten op het gebied van huisvesting, facilitaire verzorging en in sommige gevallen nog enige basale ondersteuning (ADL) van het kind, voor zover de ouder daar onvoldoende toe in staat is, ondanks de ondersteuning door de zorgaanbieder. Als tegemoetkoming in de meerkosten is de module Verblijf kind bij ouder. Het tarief wordt gerekend per kind dat bij de ouder in Intramuraal beschermd wonen verblijft.
Deze module is alleen in te zetten naast een toewijzing voor Intramuraal beschermd wonen. Indien er voor het kind meer ondersteuning nodig is, dan wordt in het kader van de Jeugdwet een aanvraag voor ondersteuning gedaan.
Module Dagbesteding– intensiteit A (groepsgrootte 7–9 personen)/intensiteit B (groepsgrootte 6-8 personen):
Aanvullend op Intramuraal beschermd wonen of Ambulant beschermd wonen (JongThuis of ThuisBasis) kan Dagbesteding als module geïndiceerd worden, als er sprake is van onvoldoende vaardigheden om (sociaal of arbeidsmatig) te kunnen participeren en deze niet via reguliere activiteiten voor daginvulling in voldoende mate verbeterd kunnen worden. Er wordt eerst onderzocht welke reguliere activiteiten voor een daginvulling mogelijk zijn, zoals:
Module Vervoer bij Dagbesteding:
Indien dagbesteding geboden door de aanbieder van Beschermd wonen niet in nabijheid van de woonlocatie van de bewoner geboden wordt, kan de module Vervoer bij Dagbesteding geïndiceerd worden. Een indicatie kan verstrekt worden als vervoer noodzakelijk is, omdat de bewoner vanwege (fysieke of psychische) beperkingen niet in staat is zelfstandig naar de locatie van dagbesteding te komen. Er wordt eerst onderzocht of de bewoner mogelijkheden heeft om zelfstandig naar de dagbesteding te gaan. Dit kan bijvoorbeeld lopend, met een hulpmiddel (rollator, rolstoel, scootmobiel), met eigen vervoer (fiets, brommer/scooter, auto) of met het openbaar vervoer zijn.
Wet forensische zorg: Indien aan een justitiabele met een psychiatrische aandiening, verslaving of (verstandelijke)beperking, zorg wordt geboden vanuit een strafrechtelijk kader, zoals een straf, (gedrags)maatregel, voorwaarde bij sepot of schorsing voorlopige hechtenis of gratieverlening, dan valt dit onder de Wet forensische zorg.
Om te bepalen of Opvang voor de bewoner toegankelijk en passend is worden, naast het Algemene toetsings- en afwegingskader, de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
aard beperking: de persoon is niet in staat zich te handhaven in de samenleving of heeft te maken met geweld in een afhankelijkheidsrelatie. Opvang is geen passende voorziening, indien er sprake is van:
noodzaak van ondersteuning bij het uitvoeren van elementaire activiteiten, zoals persoonlijke verzorging en basale huishoudelijke taken.
Toegang tot een voorziening voor Opvang kan worden geweigerd wanneer een persoon zich (na toegang tot de voorziening) niet houdt aan de huisregels van een voorziening.
hoofdverblijf: De regio waar de bewoner zijn hoofdverblijf heeft doet het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte en benodigde ondersteuning. In onderlinge afstemming kan de ene gemeente het onderzoek overlaten aan een andere gemeente, waarbij noodzakelijke informatie tevens wordt overgedragen.
Opvang kan vanuit de centrumgemeente Leeuwarden worden geboden aan bewoners die hun hoofdverblijf in Friesland hebben. De persoon dient wel te beschikken over de Nederlandse nationaliteit of houdt als vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
Opvang is een landelijk toegankelijke voorziening, dat betekent dat personen te allen tijde gebruik kunnen maken van de voorziening in elke regio. De gemeente waar de bewoner daadwerkelijk de ondersteuning ontvangt en dus in een locatie van Opvang verblijft, is financieel verantwoordelijk. De bewoner dient zich in de gemeente waar de bewoner feitelijk zal gaan verblijven in een voorziening voor Opvang ook in te schrijven in de BRP.
Uitgangspunt is dat personen geplaatst worden in een voorziening voor Opvang in de regio van herkomst, danwel in de regio waar een traject voor de bewoner het meeste kans van slagen heeft en het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie en een duurzaam herstel van de bewoner. Hierbij wordt in ieder geval de volgende factoren betrokken:
factoren die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk met een negatieve invloed, actuele criminele activiteiten, maatregelen die opgelegd zijn.
Indien tijdens of uit het onderzoek blijkt dat in een andere gemeente of regio een traject de grootste kans van slagen heeft, wordt contact met deze gemeente opgenomen én deze gemeente betrokken bij het onderzoek én vindt overdracht van bewoner en noodzakelijke informatie, waaronder het onderzoeksverslag, plaats.
Bij verschil van mening over het wel of niet overdragen van een bewoner, spannen gemeenten zich maximaal in om tot een oplossing te komen. Indien gemeenten of regio’s niet tot een oplossing komen kan een verschil voorgelegd worden aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.
Tot het moment van overdracht blijft de gemeente waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft verantwoordelijk voor het bieden van Opvang.
vorm van ondersteuning: Om te bepalen welke vorm van ondersteuning binnen Opvang nodig is, wordt het volgende onderscheid gemaakt:
Maatschappelijke opvang. Hieronder valt nachtopvang, dagopvang, huis voor jongeren, crisisopvang, begeleid wonen en algemene opvang.
Binnen Opvang wordt onderscheid gemaakt in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen.
De algemene voorzieningen in de gemeente zijn vrij toegankelijk voor iedereen met (dreigende) dak- of thuisloosheid, waarbij de zorgaanbieder toetst of de bewoner tot de doelgroep behoort.
Artikel 23. Schending inlichtingenplicht
Bij signalen danwel een vermoeden van schending inlichtingenplicht, conform de verordening artikel 16 lid 2 en 3, is de gemeentelijke toezichthouder bevoegd onderzoek te verrichten. De bewoner, de PGB budgetbeheerder en de zorgaanbieder(s) zijn verplicht aan dit onderzoek mee te werken en alle relevante informatie ten behoeve van dit onderzoek schriftelijk en/of mondeling aan de gemeentelijke toezichthouder te verstrekken.
Het college kan bij geconstateerde schending inlichtingenplicht een besluit tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening of PGB geheel of gedeeltelijk intrekken en kan daarbij tevens de bewoner verplichten de individuele maatwerkvoorziening in te leveren, danwel de bewoner de mogelijkheid bieden om de met het PGB aangeschafte voorziening in te leveren.
Aanvullend op lid 2 kan het college, bij geconstateerde opzettelijke schending inlichtingenplicht, van de bewoner en van degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB.
Indien de beschikking voor een PGB is gewijzigd of ingetrokken vanwege toerekenbaar handelen van de zorgaanbieder die ten laste van het PGB formele of informele ondersteuning levert, ontstaat een vordering op die zorgaanbieder. De vordering bedraagt het bedrag gelijk aan het door de zorgaanbieder, vanwege het toerekenbaar handelen, ten laste van het PGB ten onrechte ontvangen bedrag. Dit derdenbeding is onherroepelijk en blijft ook na beëindiging van de zorgovereenkomst van kracht.
Voor zover de belanghebbende beschikt over vermogen (waaronder wordt verstaan alle aan de belanghebbende in eigendom toebehorende roerende en onroerende zaken en vermogensrechten) dat nauw samenhangt met de ontstaansgrond van de vordering, wordt teruggevorderd ten laste van het vermogen voor zover het vermogen na aftrek van alle schulden, uitgezonderd de gemeentelijke vorderingen, een bedrag van € 1.500,- te boven gaat.
In afwijking op lid 2b worden beschikkingen van bewoners voor de voorziening Beschermd wonen (Beschermd Wonen Intramuraal en ThuisPlus), die doorlopen na 1 januari 2023, in 2022 herbeoordeeld conform de voor 2022 geldende Verordening Wmo en Beleidsregels Wmo, om te bepalen welke vorm van ondersteuning het meest passend is.
BIJLAGE – NORMTIJDEN HULP BIJ HUISHOUDEN EN PRAKTISCHE THUISONDERSTEUNING
(behorend bij Artikel 13 en Artikel 14)
Bij de start van de Wmo (in 2007) heeft het CIZ een richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden en Praktische Thuisondersteuning opgesteld. In 2011 is door de MO-zaak naar aanleiding van jurisprudentie, ervaringen uit de praktijk en de modelverordening van de VNG een herziene versie van de richtlijn opgesteld.
Bureau HHM ontwikkelde, op basis van onafhankelijk en objectief onderzoek, het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019.
Het HHM-normenkader wordt in de gemeente Leeuwarden gebruikt voor het bepalen van de benodigde omvang van de individuele maatwerkvoorziening Hulp bij Huishouden en Praktische Thuisondersteuning. Daar waar vanuit dit normenkader geen normen zijn opgesteld hanteert de gemeente Leeuwarden de herziene richtlijn van 2011.
De basis van het nieuwe normenkader ligt in:
De normering bij de resultaten betreft een omschreven gemiddelde situatie, bij een volledige overname door een professional, en wordt beschouwd als richtlijn. De uiteindelijke omvang wordt altijd op maat vastgesteld door te bekijken:
De normtijden zijn omgerekend naar normtijden per week. Dat betekent dat ook voor activiteiten die bijvoorbeeld één keer in de 6 weken worden gedaan, dit omgerekend is naar een tijd per week. De professionele hulp verdeelt, in overleg met de bewoner, zelf de uit te voeren werkzaamheden en beschikbaar gestelde tijd over de weken heen, zodat uiteindelijk alle activiteiten ten behoeve van het vastgestelde resultaat worden uitgevoerd.
In het normenkader is naast de directe tijd ook de benodigde indirecte tijd meegenomen.
Met het normenkader kan een verantwoord niveau van een schoon, opgeruimd en georganiseerd huishouden worden gerealiseerd. Persoonlijke opvattingen van bewoners of professionals over de duur of frequentie van de activiteiten kunnen anders zijn, maar zijn niet van invloed op de vast te stellen omvang van de benodigde ondersteuning. Dit normenkader is dan leidend, omdat deze op basis van onderzoek met vele bewoners en professionals tot stand is gekomen.
Er kan sprake zijn van factoren die maken dat een situatie niet gemiddeld is en maken dat minder of meer inzet nodig is door een hogere of lagere frequentie van activiteiten of dat meer tijd nodig is per keer dat een activiteit wordt uitgevoerd. Deze factoren zijn:
Mogelijkheden van bewoner zelf:
De fysieke mogelijkheden van de bewoner om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt de trainbaarheid en leerbaarheid van de bewoner mee.
Samenstelling van het huishouden: het aantal personen en leeftijd van leden in het huishouden.
Als er sprake is van een huishouden van twee personen is geen extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uit kan voeren (gebruikelijke hulp). De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (gebruikelijke hulp –leeftijdsafhankelijk).
Als er inwonende kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van bovengebruikelijke hulp en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Een partner of een kind kunnen ook bijzonderheden kennen (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
Huisdieren: door de aanwezigheid van een of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn. Een huisdier veroorzaakt niet altijd extra benodigde inzet (een goudvis in een kom, een niet verharende hond e.d.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de bewoner moet in voorkomende gevallen overleg plaats vinden over het aantal of de aard van huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen. Als er sprake is van veel huisdieren of (ernstig) vervuiling veroorzakende huisdieren dient de bewoner zelf een oplossing te zoeken, door het aantal terug te brengen of zelf aanvullende ondersteuning in te kopen.
Inrichting van de woning: extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat dan alleen om extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. Hierbij dient nader overleg met de bewoner plaats te vinden over wie wat doet in het huishouden.
Omvang van de woning: een grote woning kan, maar hoeft niet persé meer inzet te vragen.
Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer inzet vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt, mede afhankelijk van de samenstelling van het huishouden, extra inzet. Het uitgangspunt is dat alleen de kamers die structureel in gebruik zijn, worden schoongehouden.
Om de totale omvang van de ondersteuning te bepalen wordt de benodigde ondersteuningstijd van verschillende resultaten vastgesteld. Deze resultaten zijn:
Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. De bewoner moet gebruik kunnen maken van de woonkamer, eigen slaapvertrek, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. Het schoonhouden van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon ect.) maken geen onderdeel uit van Hulp bij Huishouden.
Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.
Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Regie wordt als aanvullende ondersteuning alleen geboden aan mensen die wel zelf in staat zijn om huishoudelijke taken uit te voeren, maar hierbij stimulans of toezicht nodig hebben of begeleiding nodig hebben bij het plannen en structureren van taken in het huishouden.
Resultaat: er is sprake van regie over het doen van het huishouden | ||