Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022
CiteertitelVerordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam.

Hoofdstuk 1, 2, 3 en 5 treden op 16 maart 2022 in werking, met uitzondering van artikel 9, tweede en derde lid, artikel 30, eerste lid, en artikel 53, tweede lid, die op een door de raad nader te bepalen tijdstip in werking treden en de paragrafen 1 en 3 van hoofdstuk 5, die drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking treden.

Hoofdstuk 4 treedt op 24 maart 2022 in werking, met uitzondering van paragraaf 1, die drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking treedt.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 83 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-03-202224-03-2022nieuwe regeling

11-11-2021

gmb-2021-443018

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2021,

gelet op artikel 83 en 149 van de Gemeentewet,

gezien de inspraakreacties, de uitkomsten van de enquête en de Reactienota uitkomsten inspraak en participatie bij de voorgenomen Hoofdlijnen bestuurlijk stelsel vanaf 2022, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van stadsdelen,

 

overwegende dat het wenselijk is het bestuurlijk stelsel te versterken en te verbeteren door een heldere inrichting, met meer zeggenschap van het lokaal bestuur met inbegrip van het budget, duidelijke bevoegdheden, goede sturingsmogelijkheden, controle en tegenspraak op stadsdeelniveau en verbeterde invloed van de bewoners,

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1: de stadsdelen

  • 1.

    De gemeente Amsterdam kent de volgende stadsdelen en één stadsgebied Weesp die zijn onderverdeeld in de volgende gebieden:

    • a.

      Centrum;

      • i.

        Centrum-West;

      • ii.

        Centrum-Oost;

    • b.

      West;

      • i.

        Westerpark;

      • ii.

        Bos en Lommer;

      • iii.

        Oud-West, De Baarsjes;

    • c.

      Nieuw-West;

      • i.

        Geuzenveld-Slotermeer, Sloterdijken;

      • iv.

        Osdorp;

      • v.

        De Aker, Sloten en Nieuw-Sloten;

      • vi.

        Slotervaart;

    • d.

      Zuid;

      • i.

        Oud-Zuid;

      • ii.

        Buitenveldert, Zuidas;

      • iii.

        De Pijp, Rivierenbuurt;

    • e.

      Oost;

      • i.

        Oud-Oost;

      • ii.

        Indische Buurt, Oostelijk Havengebied;

      • iii.

        Watergraafsmeer;

      • iv.

        IJburg, Eiland Zeeburg;

    • f.

      Noord;

      • i.

        West;

      • ii.

        Oud-Noord;

      • iii.

        Oost;

    • g.

      Zuidoost;

      • i.

        Bijlmer-Centrum, Amstel III;

      • ii.

        Bijlmer-Oost;

      • iii.

        Gaasperdam;

    • h.

      Weesp;

      • i.

        Weesp, Driemond.

  • 2.

    De grenzen van de gebieden, de stadsdelen en het stadsgebied zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaartbijlage.

HOOFDSTUK 2 - INRICHTING EN SAMENSTELLING DAGELIJKS BESTUUR STADSDELEN

Paragraaf 1 - Samenstelling en benoeming dagelijks bestuur stadsdelen

Artikel 2: dagelijks bestuur

  • 1.

    In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet, die optreedt als verlengd lokaal bestuur van het college.

  • 2.

    De bestuurscommissie bestaat uit een dagelijks bestuur met drie leden die op voordracht van het college door de raad, gehoord de stadsdeelcommissie, worden benoemd en ontslagen. De voorzitter wordt op dezelfde wijze benoemd en ontslagen.

  • 3.

    De stadsdeelcommissieleden stemmen naar aanleiding van de hoorzitting van de kandidaat-bestuursleden individueel en anoniem over de kandidaten. Indien één of meerdere kandidaten geen meerderheid behaalt, krijgen de leden van de stadsdeelcommissie de gelegenheid om deze keuze te motiveren in een raadscommissie. De raad betrekt het advies van de stadsdeelcommissie bij de benoeming.

Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

  • 1.

    Op een lid van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 36a, 36b, 41b en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’’ en waarbij in het tweede lid van artikel 36a, 41b en 41c, eerste lid, voor ‘raad’ wordt gelezen: ‘college’.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt voor de leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vast.

Artikel 4: eed of verklaring en belofte

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het dagelijks bestuur, samen met de leden van het college of ten hoogste één vergadering van de gemeenteraad later, ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Artikel 41a van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’.

Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en zijn andere werkzaamheden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan adviescommissies instellen. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: vergaderingen

  • 1.

    Op de vergaderingen en stemmingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 53, 53a, 54 en 56 tot en met 59a van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ en ‘college’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’.

  • 2.

    In aanvulling op hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, hebben de raad, het college en de burgemeester inzage in stukken waarop door het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur geheimhouding is opgelegd.

Artikel 7: bestuurssecretaris

  • 1.

    Elk dagelijks bestuur heeft een bestuurssecretaris. Deze staat de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De bestuurssecretaris wordt aangesteld door het college op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Op de bestuurssecretaris is artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘ lid van de raad’ en ‘gedeputeerde staten’ wordt gelezen: ‘bestuurssecretaris’ en ‘raad’.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels over de taken en bevoegdheden en de vervanging van de bestuurssecretaris.

Artikel 8: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

  • 1.

    Op de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen uit artikel 42, 43 en 46 tot en met 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘de verkiezing’, ‘wethouder’ en 'artikel 36' wordt gelezen: ‘de benoeming’, ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’ en 'artikel 2, tweede lid van deze verordening'.

  • 2.

    Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van het dagelijks bestuur is artikel 45, 45a en 45b van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’, ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’, ‘college’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

     

Paragraaf 2 - taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken in het stadsdeel en oefent de taken en bevoegdheden uit die het college aan hem heeft opgedragen.

  • 2.

    De taken en bevoegdheden die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter zijn opgedragen zijn vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 2 (taken) en bijlage 3 (bevoegdheden).

  • 3.

    De bijlagen kunnen bij collegebesluit en burgemeestersbesluit worden gewijzigd, elk voor zover het de eigen taken en bevoegdheden van het college of de burgemeester betreft.

[Artikel 9, tweede en derde lid, treden op een door de raad nader te bepalen tijdstip in werking.]

Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van het dagelijks bestuur heeft de leiding over de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die de burgemeester aan hem heeft gemandateerd.

  • 2.

    Op de voorzitter is artikel 170, eerste lid, onder a, c, d en e van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

  • 3.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter worden zijn taken en bevoegdheden waargenomen door een door het dagelijks bestuur uit haar midden aangewezen plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 11: bekendmaking besluiten

Besluiten van het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gepubliceerd in het gemeenteblad, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Bekendmakingswet. De artikelen 8 en 10 van die wet en artikel 145 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 3 - de verhouding tot het college en de burgemeester

Artikel 12: advies

  • 1.

    Het college en de burgemeester betrekken het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur of het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders.

  • 2.

    Als het college of de burgemeester voornemens is over de stedelijke kaders een besluit te nemen of voornemens is een ander besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken, in ieder geval bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wint het college of de burgemeester bij het dagelijks bestuur advies in.

  • 3.

    Bij het inwinnen van advies verstrekt het college en de burgemeester de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen. Het college en de burgemeester kunnen ten aanzien van de informatie en het voorstel geheimhouding opleggen.

  • 4.

    Het college of de burgemeester stelt voor het advies een termijn vast. Deze termijn bedraagt minimaal zes weken, waarbij recesperiodes niet worden meegeteld. In uitzonderlijke gevallen kan het college of de burgemeester gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 5.

    Het college of de burgemeester legt de volledige adviezen van het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie samen met het voorstel aan het college en de raad voor. Indien het college of de burgemeester in het voorstel afwijkt van het advies van het dagelijks bestuur, motiveert het schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.

Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur

Indien in een vergadering van het college een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van een stadsdeel betrokken zijn, kan, op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.

Artikel 14: inlichtingen college en burgemeester

  • 1.

    Indien het college of de burgemeester inlichtingen wenst, kunnen zij deze inlichtingen aan het dagelijks bestuur vragen. Tevens kunnen de burgemeester, de wethouder of de gemeentesecretaris inlichtingen inwinnen bij de secretaris van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde inlichtingen worden verstrekt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek. Indien dat om technische of juridische redenen niet mogelijk blijkt te zijn, wordt daarvan, onder opgaaf van redenen, mededeling gedaan.

  • 3.

    Het college en de burgemeester zijn ook bevoegd het dagelijks bestuur op te dragen systematisch informatie te verstrekken over aangelegenheden waaromtrent zij bevoegd zijn.

Artikel 15: terugnemen bevoegdheden

  • 1.

    Indien daar naar het oordeel van het college of de burgemeester aanleiding toe is, neemt het college of de burgemeester de gedelegeerde taken en bevoegdheden terug, ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2.

    In het besluit waarmee de delegatie van de taken en bevoegdheden wordt ingetrokken, wordt bepaald welke taken en bevoegdheden worden teruggenomen, voor welke periode dit geldt en welk dagelijks bestuur het betreft.

  • 3.

    Over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vindt vooraf overleg met het betrokken dagelijks bestuur plaats.

Artikel 16: indeplaatsstelling

  • 1.

    Wanneer het dagelijks bestuur een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of anderszins een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, voorziet het college of de burgemeester daar namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. Ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2.

    Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert het college of de burgemeester het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen het dagelijks bestuur de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert.

  • 3.

    Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft het college of de burgemeester in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten kunnen daarbij verschillende termijnen worden gesteld. Indien het dagelijks bestuur niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorziet het college of de burgemeester in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.

  • 4.

    Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan de gemeenteraad. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het college of de burgemeester de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, wordt alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en bekendmaking gezorgd.

Artikel 17: schorsing en vernietiging

  • 1.

    De besluiten van het dagelijks bestuur inzake gedelegeerde taken en bevoegdheden kunnen door het college worden vernietigd voor zover zij in strijd zijn met het recht of met het algemeen stedelijk belang.

  • 2.

    Hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan een besluit door het college worden geschorst. Binnen twee maanden na het schorsingsbesluit draagt het dagelijks bestuur het geschorste besluit ter vernietiging voor aan het college.

  • 3.

    Voordat een besluit tot vernietiging wordt genomen, wordt het dagelijks bestuur de gelegenheid tot overleg geboden.

  • 4.

    Het besluit tot vernietiging wordt met redenen omkleed. Het besluit tot vernietiging, schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing wordt in het Gemeenteblad gepubliceerd.

     

Paragraaf 4 - de verhouding tot de raad en de stadsdeelcommissie

Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur

  • 1.

    Indien in een vergadering van de raadscommissies van de raad een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn, kan op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur ontleent zijn bevoegdheden aan het college. De raad kan het college verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 19: verhouding dagelijks bestuur tot de stadsdeelcommissie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt alle adviesvragen van het college, bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, voor aan de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie kan besluiten advies uit te brengen over een adviesaanvraag.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vraagt de stadsdeelcommissie om advies als het voornemens is een product in het kader van een gebiedscyclus op te stellen of op eigen initiatief een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene Inspraakverordening aan de orde is. In die gevallen:

    • a.

      maakt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie afspraken over de wijze waarop burgers en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken;

    • b.

      wordt de stadsdeelcommissie in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.

  • 3.

    Bij het inwinnen van advies verstrekt het dagelijks bestuur de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt voor het advies, bedoeld in het tweede lid, een termijn vast. Indien het advies tijdens de terinzagelegging of de inspraakperiode wordt gevraagd, is de termijn gelijk aan de periode van terinzagelegging of inspraak. In alle andere gevallen bedraagt de termijn minimaal een periode waarbinnen twee overlegvergaderingen van de stadsdeelcommissie vallen, of vier weken, indien binnen die termijn minder dan twee overlegvergaderingen vallen. In uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 5.

    Bij de besluitvorming maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat het advies van de stadsdeelcommissie is en hoe eventuele voorstellen of moties als bedoeld in artikel 30, derde lid, zijn verwerkt. Het dagelijks bestuur neemt een advies, motie of een voorstel van de stadsdeelcommissie over indien het advies, de motie of het voorstel is vastgesteld met een meerderheid van stemmen en binnen de stedelijke en budgettaire kaders past. Het dagelijks bestuur kan uitsluitend schriftelijk met zeer zwaarwegende redenen afwijken van een advies of voorstel van de stadsdeelcommissie.

     

Paragraaf 5 - De financiën van het dagelijks bestuur

Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur ontvangt jaarlijks een budget.

  • 2.

    Het budget van het dagelijks bestuur wordt vastgesteld in de gemeentebegroting.

Artikel 21: gebiedscyclus

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt vierjaarlijks voor elk gebied een gebiedsagenda voor aan de gemeenteraad ter vaststelling.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks gebiedsplannen vast en legt deze voor aan het college ter kennisname.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het college over de uitvoering van de gebiedsplannen.

  • 4.

    Het college stelt voor het opstellen en aanleveren van de gebiedsplannen en de verantwoording zo nodig voorschriften vast.

Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

In de Financiële verordening gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten worden de overige financiële regels voor de dagelijks besturen vastgelegd.

HOOFDSTUK 3 - INRICHTING EN SAMENSTELLING STADSDEELCOMMISSIE IN DE STADSDELEN

Paragraaf 1 - Samenstelling en verkiezing stadsdeelcommissie in de stadsdelen

Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie

  • 1.

    In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet met taken en bevoegdheden van de raad.

  • 2.

    Voor de samenstelling van de stadsdeelcommissie worden per stadsdeel verkiezingen gehouden. Per stadsdeel wordt het volgende aantal leden gekozen:

    • a.

      Centrum: 11

    • b.

      West: 15

    • c.

      Nieuw-West: 17

    • d.

      Zuid: 15

    • e.

      Oost: 15

    • f.

      Noord: 11

    • g.

      Zuidoost: 11

  • 3.

    De leden van de stadsdeelcommissie kiezen uit hun midden een voorzitter.

  • 4.

    De verkiezingen voor de leden van de stadsdeelcommissie vinden elke vier jaar gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De leden van de stadsdeelcommissie die aftreden in verband met nieuwe verkiezingen, zijn dadelijk herkiesbaar.

  • 5.

    Voor de toepassing van het tweede lid, is het inwonertal van het stadsdeel bepalend, zoals dit voorkomt in de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie. Verwachte inwonersgroei in een stadsdeel vanwege opgeleverde woningbouw in de daaropvolgende vier jaren wordt betrokken bij de vaststelling van het aantal leden van de stadsdeelcommissie, indien de omvang van de verwachte inwonersgroei dit rechtvaardigt.

Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie

  • 1.

    Ten aanzien van de verkiezingen zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de raad van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘gemeente’, ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeel, ‘stadsdeelcommissie’, ‘dagelijks bestuur’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

  • 2.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de leeftijd, bedoeld in artikel B 3, eerste lid van de Kieswet vastgesteld op 16 jaar en wordt de periode, bedoeld in het tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie vastgesteld op twee jaar.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 van de Kieswet en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 van de Kieswet per stadsdeel ingesteld.

  • 4.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage, bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 25% van de kiesdeler.

  • 5.

    In aanvulling op hetgeen in artikel G 3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren. Artikel G 3, derde lid onder a en b is op deze groeperingen en stichtingen niet van toepassing.

  • 6.

    In afwijking van hetgeen in artikel G 3, tweede lid en artikel H 14, eerste lid van de Kieswet is bepaald, is voor de registratie en de kandidaatstelling geen waarborgsom verschuldigd.

  • 7.

    Het college stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.

  • 8.

    Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 9.

    In aanvulling op hetgeen in het achtste lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.

  • 10.

    In afwijking van artikel O 1, eerste lid, van de Kieswet, houdt het hoofdstembureau drie werkdagen na de stemming om 10.00 uur een openbare zitting.

Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie

Om lid te kunnen zijn van de stadsdeelcommissie is vereist dat men ingezetene is van het stadsdeel waarvoor men gekozen is, de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, niet is uitgesloten van het kiesrecht en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, zoals opgenomen in artikel 10, tweede en derde lid van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode, bedoeld in het tweede lid, onder b, van dit artikel wordt vastgesteld op twee jaar.

Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

  • 1.

    Op een lid van de stadsdeelcommissie zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en 'wethouder' wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’ en 'wethouder, lid van de raad of lid van het dagelijks bestuur'.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt voor de leden van de stadsdeelcommissies een gedragscode vast.

Artikel 27: eed of verklaring en belofte

  • 1.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de stadsdeelcommissie samen met de nieuwe leden van de raad ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’.

  • 2.

    Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van de stadsdeelcommissie.

Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Op de beëindiging van het lidmaatschap en de tijdelijke vervanging van de leden van de stadsdeelcommissie zijn de bepalingen uit hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘vertegenwoordigend orgaan’ en ‘gemeenteraad’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’.

Artikel 29: reglement van orde

De stadsdeelcommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en de andere werkzaamheden vast.

 

Paragraaf 2 - Taken en bevoegdheden, vergaderingen en secretaris

Artikel 30: taken en bevoegdheden en instrumenten

  • 1.

    De stadsdeelcommissie oefent de taken en bevoegdheden uit die de raad aan haar heeft overgedragen, zoals opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze verordening.

  • 2.

    De stadsdeelcommissie brengt gevraagd of ongevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel betreffen.

  • 3.

    De stadsdeelcommissie kan moties en voorstellen indienen bij het dagelijks bestuur en kan vragen stellen over de wijze waarop het dagelijks bestuur zijn taken en bevoegdheden uitoefent.

  • 4.

    De stadsdeelcommissie agendeert tevens voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur de overige onderwerpen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn.

  • 5.

    Als de standpunten van de leden van de stadsdeelcommissie bij het uitbrengen van een advies uiteenlopen, moet de commissie in de adviezen en bij de onderwerpen die het voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agendeert, standaard alle verschillende standpunten (dus inclusief minderheidsstandpunten) binnen de commissie kenbaar maken aan de gemeenteraad.

[Artikel 30, eerste lid, treden op een door de raad nader te bepalen tijdstip in werking.]

Artikel 31: financiën

  • 1.

    Het college maakt jaarlijks tegelijk met het vaststellen van de gemeentebegroting transparant welke budgetten beschikbaar worden gesteld aan de stadsdelen voor welke doeleinden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur informeert de stadsdeelcommissie vooraf over de inzet van de middelen en de stadsdeelcommissie wordt in de gelegenheid gesteld daar advies over uit te brengen, waaronder voorstellen voor een andere inzet.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur neemt een advies of voorstel van de stadsdeelcommissie in beginsel over als het advies of voorstel met een meerderheid van stemmen is vastgesteld en als het binnen de stedelijke en budgettaire kaders past. Het dagelijks bestuur kan uitsluitend schriftelijk met zeer zwaarwegende motieven afwijken van een advies of voorstel van de commissie.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur informeert de stadsdeelcommissie over de daadwerkelijke inzet van de middelen en licht afwijkingen toe.

Artikel 32: overlegvergaderingen tussen stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur

  • 1.

    De stadsdeelcommissie schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand één of twee vergaderingen uit waarin de stadsdeelcommissie met het dagelijks bestuur overlegt.

  • 2.

    De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur voor. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur nemen aan de beraadslaging deel.

  • 3.

    Tijdens de vergaderingen worden de adviezen vastgesteld die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19 heeft gevraagd.

  • 4.

    Voor de vergaderingen worden daarnaast de volgende onderwerpen geagendeerd:

    • a.

      de adviezen die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19 tweede lid, heeft gevraagd en die nog in voorbereiding zijn;

    • b.

      de onderwerpen die op grond van artikel 30, vierde lid, op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst.

    • c.

      de adviesaanvragen waarover de stadsdeelcommissie op grond van artikel 19, heeft besloten om advies uit te brengen.

  • 5.

     

    • a.

      De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijk plek binnen het stadsdeel.

    • b.

      Tijdens de vergadering op het stadsdeelkantoor worden er geluid- en beeldregistraties gemaakt. Deze worden live uitgezonden en na afloop van de vergadering in het raadsinformatiesysteem geplaatst.

  • 6.

    Op de vergaderingen zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van de stadsdeelcommissie’.

Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie

  • 1.

    De voorzitter van de stadsdeelcommissie schrijft de overige vergaderingen van de stadsdeelcommissie uit. De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit die vergaderingen voor.

  • 2.

    De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijke plek binnen het stadsdeel.

  • 3.

    Op de vergaderingen is artikel 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Artikel 34: commissiesecretaris

  • 1.

    Voor elke stadsdeelcommissie wordt een ambtelijk commissiesecretaris aangewezen. Deze staat de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De commissiesecretaris wordt aangesteld door het college op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de stadsdeelcommissie.

     

Paragraaf 3 - de verhouding tot het dagelijks bestuur en de raad

Artikel 35: informatie dagelijks bestuur

  • 1.

    Als de stadsdeelcommissie voornemens is een onderwerp op grond van artikel 30, vierde lid voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur te agenderen, dan maakt de stadsdeelcommissie dit aan het dagelijks bestuur kenbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur verstrekt aan de stadsdeelcommissie de informatie die nodig is om dit onderwerp voor de overlegvergadering te agenderen.

  • 3.

    Als het onderwerp op een overlegvergadering met het dagelijks bestuur is besproken, dan maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.

Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie

  • 1.

    Indien in een vergadering van een raadscommissie een onderwerp behandeld wordt:

    • a.

      waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht;

    • b.

      waarover het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie om advies had moeten vragen op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, maar dit niet is gebeurd of

    • c.

      dat naar aanleiding van initiatief van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 30, vierde lid voor de vergadering van de raadscommissie is geagendeerd,

  • kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek op of verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.

  • 2.

    In die gevallen waarin een onderwerp niet op grond van het eerste lid in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie een advies over dit onderwerp voor een vergadering van een raadscommissie ter agendering aandragen. Indien het onderwerp vervolgens tijdens een vergadering van de raadscommissie behandeld wordt, kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek of op verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.

Artikel 37 Bekendmaking besluiten

Artikel 11 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op besluiten van de stadsdeelcommissie.

Artikel 38 Stadsdeelpanels

  • 1.

    De stadsdeelcommissie stelt via loting een stadsdeelpanel in om de commissie te adviseren over onderwerpen of thema’s die relevant zijn voor het stadsdeel.

  • 2.

    Het stadsdeelpanel bestaat uit inwoners uit het desbetreffende stadsdeel.

  • 3.

    Het aantal deelnemers van het stadsdeelpanel is ten minste 250 leden.

  • 4.

    Het voltallige stadsdeelpanel adviseert minimaal tweemaal per jaar.

  • 5.

    De stadsdeelcommissie, de gemeenteraad en burgers woonachtig in het stadsdeel kunnen kwesties aan het stadsdeelpanel, dan wel leden daarvan voorleggen.

  • 6.

    Om tot een gewogen oordeelsvorming te komen kan het stadsdeelpanel ondersteund worden door een deskundige op het gebied van participatie.

  • 7.

    Leden van het stadsdeelpanel krijgen voor het bijwonen van een bijeenkomst, bedoeld in het vierde lid, een vacatie vergoeding van maximaal €100,-.

  • 8.

    Het stadsdeelpanel brengt schriftelijk advies uit aan de stadsdeelcommissie, gemeenteraad of burgers binnen maximaal vier weken nadat de kwestie is voorgelegd.

HOOFDSTUK 4 - INRICHTING EN SAMENSTELLING STADSGEBIED WEESP

Paragraaf 1 - Samenstelling en verkiezing bestuurscommissie stadsgebied Weesp

Artikel 39: bestuurscommissie

  • 1.

    In het stadsgebied Weesp is een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. De bestuurscommissie treedt op als verlengd lokaal bestuur van het college en zorgt binnen de stedelijke kaders voor participatie in het stadsgebied.

  • 2.

    De bestuurscommissie bestaat uit elf leden.

  • 3.

    Voor de samenstelling van de bestuurscommissie worden verkiezingen gehouden in het stadsgebied Weesp.

  • 4.

    De verkiezingen voor de leden van de bestuurscommissie vinden elke vier jaar gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De leden van de bestuurscommissie die aftreden in verband met nieuwe verkiezingen, zijn dadelijk herkiesbaar.

Artikel 40: verkiezingen bestuurscommissie

  • 1.

    Ten aanzien van de verkiezingen zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de raad van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘gemeente’, ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsgebied’, ‘bestuurscommissie’, ‘bestuurscommissie’ en ‘voorzitter van de bestuurscommissie’.

  • 2.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de leeftijd, bedoeld in artikel B 3, eerste lid, van de Kieswet vastgesteld op 16 jaar en wordt de periode bedoeld in het tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie vastgesteld op twee jaar.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage, bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 25% van de kiesdeler.

  • 4.

    In aanvulling op hetgeen in artikel G 3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren. Artikel G 3, derde lid onder a en b is op deze groeperingen en stichtingen niet van toepassing.

  • 5.

    In afwijking van hetgeen in artikel G 3, tweede lid en artikel H 14, eerste lid van de Kieswet is bepaald, is voor de registratie en de kandidaatstelling geen waarborgsom verschuldigd.

  • 6.

    Het college stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.

  • 7.

    Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    In aanvulling op hetgeen in het vijfde lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.

  • 9.

    In afwijking van artikel O 1, eerste lid, van de Kieswet, houdt het hoofdstembureau drie werkdagen na de stemming om 10.00 uur een openbare zitting.

Artikel 41: passief kiesrecht van de bestuurscommissie

Om lid te kunnen zijn van de bestuurscommissie is vereist dat men ingezetene is van Weesp of Driemond, de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, niet is uitgesloten van het kiesrecht en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, zoals opgenomen in artikel 36a van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode, bedoeld in het tweede lid, onder b, van artikel 10 Gemeentewet waarnaar wordt verwezen, wordt vastgesteld op twee jaar.

Artikel 42: vereisten lidmaatschap bestuurscommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

Op een lid van de bestuurscommissie zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en 'wethouder' wordt gelezen ‘bestuurscommissie’ en voor 'wethouder’ ‘lid van de raad of lid van de bestuurscommissie'.

Artikel 43: eed of verklaring en belofte

  • 1.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de bestuurscommissie ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ wordt gelezen ‘bestuurscommissie’.

  • 2.

    Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd ten overstaan van de voorzitter van de bestuurscommissie.

Artikel 44: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

  • 1.

    Op de beëindiging van het lidmaatschap van de bestuurscommissie zijn de bepalingen uit de eerste en tweede paragraaf van hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van de bestuurscommissie is de derde paragraaf van hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een lid van de bestuurscommissie niet tijdelijk wordt ontslagen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, maar verlof opneemt.

  • 3.

    Gedurende het verlof, bedoeld in het tweede lid, is het lid dat met verlof gaat, ontheven van zijn taken en bevoegdheden en kan het lid geen gebruik maken van zijn stemrecht. De bestuurscommissie wordt gedurende het verlof met een tijdelijke vervanger aangevuld.

Artikel 45: reglement van orde en adviescommissies

  • 1.

    De bestuurscommissie stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en zijn andere werkzaamheden.

  • 2.

    De bestuurscommissie kan adviescommissies instellen. Artikel 84 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

     

Paragraaf 2 - Samenstelling en benoeming dagelijks bestuur stadsgebied Weesp

[Deze paragraaf treedt op 24 maart 2022 in werking.]

Paragraaf 3 - Taken en bevoegdheden, vergaderingen en secretaris

[Deze paragraaf treedt op 24 maart 2022 in werking.]

HOOFDSTUK 5 - OVERGANGSBEPALINGEN

Paragraaf 1 - de verkiezingen van de leden van de stadsdeelcommissies

Artikel 59: verkiezingen stadsdeelcommissies

Deze paragraaf is van toepassing op de eerste verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies. Deze vindt plaats op 16 maart 2022.

Artikel 60: voorbereiding van de verkiezingen

  • 1.

    De bestuurscommissies die zijn ingesteld op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn belast met de organisatie van de in artikel 24 bedoelde verkiezing. Elke bestuurscommissie is verantwoordelijk voor de verkiezing van de stadsdeelcommissie die voor zijn grondgebied wordt ingesteld.

  • 2.

    De bestuurscommissies zijn in verband met de organisatie van de verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies belast met de uitvoering van de artikel E 4 tot en met P 26 alsmede hoofdstuk V van de Kieswet, met dien verstande dat het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 per stadsdeel wordt ingesteld.

Artikel 61: registratie groepering

  • 1.

    Aan de registratievereisten op grond van artikel G 3 van de Kieswet is voldaan, als de aanduiding van een groepering is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie zoals die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur werd gehouden.

  • 2.

    In afwijking van artikel G 3, zevende lid, onder d, van de Kieswet wordt de aanduiding van de in het eerste lid bedoelde groepering geschrapt indien voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies geen geldige kandidatenlijst wordt ingeleverd.

Artikel 62: groeperingen

De laatst gehouden verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie zoals die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam werd gehouden, wordt voor de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies.

Artikel 63: zitting centraal stembureau

In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies, waar een beslissing wordt genomen over de nummering van de kandidatenlijsten plaats op de zevende dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting om tien uur.

Artikel 64: Aanwijzing bijzonder stemlokaal

  • 1.

    Het college kan besluiten dat kiezers kunnen stemmen in een of meer stemlokalen die liggen in de gemeente, maar buiten het gebied van de stadsdeelcommissie waarvoor de verkiezing wordt gehouden.

  • 2.

    Het college kan tevens besluiten dat kiezers kunnen stemmen voor de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp in één of meer stemlokalen in de gemeente Amsterdam.

     

Paragraaf 2 – waarneming, regelgeving en taken en bevoegdheden

Artikel 65: waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies

  • 1.

    Degenen die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam waren benoemd als de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden tot het moment dat de leden van dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd als waarnemers op. Als de waarnemers ontslag nemen of worden ontslagen, kan het college een vervanger benoemen.

  • 2.

    Over de periode van 16 maart 2022 tot op het moment dat de leden van het dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd, worden de taken en bevoegdheden die op grond van deze verordening aan het dagelijks bestuur worden opgedragen, opgedragen aan de waarnemers en hun eventuele vervangers. Zij nemen gedurende deze periode geen beslissingen als bedoeld onder punt 3 in de Algemene bepalingen en beperkingen in Bijlage 3 bij deze verordening (het bevoegdhedenregister).

  • 3.

    De waarnemers en hun eventuele vervangers kunnen voor de taken en bevoegdheden ondermandaat verlenen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 4.

    Gedurende de in het tweede lid genoemde periode, blijft voor de bezoldiging van de waarnemers de verordening voorzieningen bestuurscommissieleden van toepassing zoals die op 15 maart 2022 gold.

Artikel 66: aanblijven bestuurssecretaris

De aanstelling van een bestuurssecretaris op grond van artikel 7, tweede lid van de Verordening op het lokaal bestuur, zoals deze gold op 15 maart 2022, geldt als een aanstelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid van deze verordening.

Artikel 67: regelgeving bestuurscommissies

De taken en bevoegdheden in de verordeningen, beleidsregels of overige voorschriften die door de gemeenteraad, het college, de burgemeester of de bestuurscommissies op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn vastgesteld en die zijn toegekend aan het algemeen of dagelijks bestuur van de bestuurscommissies die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn ingesteld, worden vanaf 16 maart 2022 uitgeoefend door het dagelijks bestuur in dat stadsdeel. Dit geldt voor zover deze taken en bevoegdheden op grond van de deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

Artikel 68: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen

  • 1.

    De besluiten die door een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn genomen, kunnen met ingang van 16 maart 2022 worden gewijzigd of ingetrokken door het dagelijks bestuur, voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 2.

    De rechten en plichten die door een besluit van een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam op de gemeente rusten, gaan met ingang van 16 maart 2022 over op het dagelijks bestuur, voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 3.

    Een subsidie die door een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam is verleend, kan met ingang van 16 maart 2022 worden vastgesteld door het dagelijks bestuur, voor zover de subsidie ziet op taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 4.

    De wettelijke en bestuursrechtelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de gemeente op basis van de besluitvorming van een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam is betrokken, gaan met ingang van 16 maart 2022 over op het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

     

Paragraaf 3: de verkiezing van de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp

Artikel 69: verkiezingen bestuurscommissie Weesp

Dit artikel is van toepassing op de eerste verkiezing van de leden van de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp. Deze vindt plaats op 16 maart 2022.

Artikel 70: voorbereiding van de verkiezingen

  • 1.

    Het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Amsterdam, bedoeld in artikel E 7 van de Kieswet, is bevoegd op te treden als hoofdstembureau voor de in artikel 40 bedoelde verkiezing.

  • 2.

    Het hoofdstembureau is in verband met de organisatie van de verkiezing van de leden van de bestuurscommissie belast met de uitvoering van de artikel E 4 tot en met P 26 alsmede hoofdstuk V van de Kieswet.

  • 3.

    Voor de in artikel 40 bedoelde verkiezing treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.

Artikel 71: registratie groepering

Artikel 62 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 72: groeperingen

De laatst gehouden verkiezing van de leden gemeenteraad van Weesp, wordt voor de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de bestuurscommissie.

Artikel 73: zitting centraal stembureau

Artikel 63 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 74: intrekking verordening op het lokaal bestuur

De verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam wordt met ingang van 16 maart 2022 ingetrokken.

Artikel 75: inwerkingtreding

  • 1.

    Hoofdstuk 1, 2, 3 en 5 treden op 16 maart 2022 in werking, met uitzondering van artikel 9, tweede en derde lid, artikel 30, eerste lid, en artikel 53, tweede lid, die op een door de raad nader te bepalen tijdstip in werking treden en de paragrafen 1 en 3 van hoofdstuk 5, die drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking treden.

  • 2.

    Hoofdstuk 4 treedt op 24 maart 2022 in werking, met uitzondering van paragraaf 1, die drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking treedt.

Artikel 76: citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 november 2021.

De plaatsvervangend voorzitter

Rik Torn

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Bijlage 1: Kaart Amsterdam met indeling stadsdelen

 

Toelichting

Algemeen deel

In het Hoofdlijnenbesluit bestuurlijk stelsel 2022 is overwogen dat het bestuurlijk stelsel vanaf 2022 vraagt om versterking en verbetering. Een heldere bestuurlijke inrichting van het stelsel is nodig en daarbij is een breed bestuurlijk draagvlak voor meer zeggenschap van het lokaal bestuur (inclusief budget), duidelijke bevoegdheden, goede sturingsmogelijkheden, controle en tegenspraak op stadsdeelniveau en verbeterde invloed van de bewoners. Stadsdeelbesturen en stadsdeelcommissies moeten meer invloed krijgen en de mogelijkheden voor inwoners om mee te denken, mee te doen en mee te beslissen moeten worden vergroot. Dit vraagt om verbeteringen in het bestuurlijk stelsel zelf, maar ook in de mogelijkheden voor participatie, ambtelijke organisatie en cultuur. Maar het vraagt bovenal om een concretisering van het mandaat van de stadsdelen. De invloed van stadsdelen moet groter en vooral beter aansluiten op de lokale opgave, door een gebiedsgerichte focus. We willen een stelsel dat beter uitlegbaar is, zodat bewoners weten waar ze moeten zijn met vragen en ideeën, en weten hoe en waarover ze kunnen meebeslissen over zaken die hun directe leefomgeving betreffen. Het lokale bestuur krijgt heldere taken, verantwoordelijkheden, instrumenten en ambtelijke ondersteuning om die opdracht waar te kunnen maken: De taken en bevoegdheden van het lokaal bestuur zijn grotendeels adequaat maar vragen wel nadere uitwerking en verheldering, zodat het voor bestuurders, ambtenaren, burgers en andere belanghebbenden duidelijk is waar ze over gaan.

 

In 2018 was al een bestuursakkoord gesloten tussen college en stadsdeelbestuurders. Hoewel hierin goede afspraken werden gemaakt over de wijze van samenwerking (en ambtelijke ondersteuning) zijn de afspraken na ondertekening van het bestuursakkoord onvoldoende uit de verf gekomen. Meer duidelijkheid over de lokale bevoegdheden bij de stadsdelen en de zeggenschap daarover kan hierbij helpen en daarmee bijdragen aan de lokale opgave. Ook het versterken van de onderlinge relaties kan de samenwerkingscultuur bevorderen zoals jaarlijkse bestuursconferenties of het actief koppelen van collegeleden en raadsleden aan het stadsdeel en de stadsdeelcommissies. Uit eerdere evaluaties blijkt dat cultuurverandering een lange adem nodig heeft, dit gaat niet vanzelf. De roep voor een meer open en toegankelijke cultuur komt ook uit de inspraak en participatie naar voren. Met het voorstel van het college voor het bestuurlijk stelsel is het stelsel niet af. Stevige inzet en bestuurlijke aandacht ook voor houding en gedrag en gedeeld eigenaarschap zijn blijvend nodig om de gewenste veranderingen, waar de Amsterdammer mee gebaat is, tot wasdom te brengen.

 

In deze verordening is op basis van bovenstaande de basis gelegd voor de inrichting en werkwijze van het lokale bestuur in de zeven stadsdelen en het stadsgebied van Amsterdam. De omvang van Amsterdam en de uiteenlopende problematiek in de verschillende delen van stad, vragen om een stevig lokaal bestuur. De lokale bestuurders zijn degenen die lokaal oplossen wat lokaal kan, die de oren en ogen van het college in het stadsdeel of stadsgebied vormen, die initiatieven nemen om de wijken leefbaar te houden en ruimte bieden aan initiatieven van de Amsterdammer.

Het lokale bestuur is voor onze stad naast het centrale stadsbestuur essentieel.

 

De zeven stadsdelen kennen een benoemd dagelijks bestuur, bestaande uit drie leden. Daarnaast is er een rechtstreeks gekozen stadsdeelcommissie met een minimum van 11 en een maximum van 17 leden.

Zowel het dagelijks bestuur als de stadsdeelcommissie zijn vanaf 16 maart 2022 bestuurscommissies in de zin van artikel 83 Gemeentewet. Het dagelijks bestuur voert taken en bevoegdheden uit namens het college, de stadsdeelcommissie enkele taken en bevoegdheden namens de raad. Het zijn daarmee in juridische zin gelijkwaardige spelers.

Ook geven de stadsdeelcommissies de dagelijks besturen gevraagd en ongevraagd advies. De stadsdeelcommissie kunnen voorstellen en moties indienen bij het dagelijks bestuur wat onderdeel vormt van hun controlerende taak. Het dagelijks bestuur neemt voorstellen en moties van de stadsdeelcommissie over en kan hier alleen met zwaarwegende redenen schriftelijk van afwijken. Tot slot onderhoudt en versterkt de stadsdeelcommissie netwerken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij benut, faciliteert en stimuleert verschillende vormen van burgerparticipatie.

Gelet op de omvang van hun takenpakket is het totale aantal stadsdeelcommissieleden uitgebreid ten opzichte van het stelsel tussen 2018 en 2022. Om die reden is ook hun vergoeding verhoogd.

 

Met het bestuurlijk stelsel zoals dat per 16 maart 2022 geldt, is de verwachting dat er in de stadsdelen een evenwichtig bestuur zal zijn. Het uitvoering geven aan het dagelijks reilen en zeilen in het stadsdeel is aan het dagelijks bestuur. De stadsdeelcommissie heeft naast een stevige adviestaak, voldoende instrumentarium om het gesprek aan te gaan met de dagelijks besturen over hun keuzes. Dit geeft een mate van tegenwicht op lokaal niveau die nodig is om elkaar scherp te houden.

 

Het stadsgebied Weesp, bestaande uit Weesp en Driemond, kent een andere bestuursvorm. In plaats van twee bestuurscommissies, een benoemd dagelijks bestuur en een gekozen stadsdeelcommissie, is er gekozen voor één gekozen bestuurscommissie, die uit haar midden een dagelijks bestuur aanwijst. In verband met de gemeentelijke fusie tussen Weesp en Amsterdam per 24 maart 2022 is hier bewust voor gekozen door de gemeenteraden van Weesp en Amsterdam. Centraal voor Weesp stond de nabijheid van bestuur in het stadsgebied. Met een direct gekozen bestuurscommissie van elf leden die de belangen van de inwoners van het stadsgebied behartigen en lokaal oplossen wat kan, is de verwachting dat hier aan wordt voldaan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

 

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen

 

Artikel 1: de stadsdelen

 

Amsterdam kent zeven stadsdelen en één stadsgebied. De grenzen van de stadsdelen, die weer onderverdeeld zijn in de 22 gebieden, en het stadsgebied, dat is onderverdeeld in twee gebieden, zijn aangegeven op de kaart, die als bijlage 1 bij de verordening is opgenomen.

Opmerking verdient dat grote delen van Westpoort met ingang van 1 januari 2015 aan de stadsdelen West en Nieuw-West zijn toegevoegd. Voor het deel van Westpoort dat tot de haven hoort, geldt echter dat het geen onderdeel uitmaakt van de stadsdelen of gebieden. De ingezetenen van dat deel van Westpoort kunnen dus niet voor een stadsdeelcommissie of bestuurscommissie stemmen. Het aantal (stemgerechtigde) ingezetenen van dat deel is overigens zeer beperkt.

 

Hoofdstuk 2 - Inrichting en samenstelling dagelijks bestuur

 

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 83 van de Gemeentewet kunnen bestuurscommissies worden ingesteld. Dat zijn commissies die bevoegdheden kunnen uitoefenen die door de gemeenteraad, het college of de burgemeester aan hen zijn overgedragen.

 

Op grond van de Gemeentewet moet een bestuurscommissie worden ingesteld door het orgaan dat de bevoegdheden aan de bestuurscommissie overdraagt. Dat orgaan moet daarbij de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie regelen en vaststellen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Verder moet geregeld worden op welke wijze het orgaan dat de bestuurscommissie heeft ingesteld inzage heeft in de stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. In dit hoofdstuk wordt daar uitvoering aan gegeven.

 

Artikel 2: dagelijks bestuur

 

Met het eerste lid stelt het college per stadsdeel een bestuurscommissie in. In het tweede lid staat dat de bestuurscommissie bestaat uit drie leden en dat de raad op voordracht van het college de leden van het dagelijks benoemt en ontslaat. De raad doet dit niet dan nadat de stadsdeelcommissie de kandidaat-leden heeft gehoord en naar aanleiding van die hoorzitting een advies heeft uitgebracht dat de raad betrekt bij de benoeming (derde lid). De voorzitter wordt op dezelfde wijze benoemd en ontslagen.

 

Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat het instellend orgaan de inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie moet regelen. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat het dagelijks bestuur namens het college besluiten van de raad uitvoert. Om die reden benoemt de raad op voordracht van het college de leden van het dagelijks bestuur.

 

Daarbij wordt, op basis van het tweede en derde lid van dit artikel de volgende procedure gehanteerd. Het college maakt een raadsvoordracht met daarin het besluit waarin de raad de dagelijks bestuurders benoemt. Het college maakt per stadsdeel een adviesaanvraag waarin een positief advies gevraagd wordt aan de stadsdeelcommissie over de voorgedragen kandidaten. Voorafgaand aan behandeling in de raad organiseren de stadsdeelcommissies een hoorzitting waar de voorgedragen kandidaten aanwezig zijn en gehoord kunnen worden. Daarna stemt de stadsdeelcommissie over de adviesaanvraag van het college, dit gaat individueel en anoniem per kandidaat. Als de adviesaanvraag over één of meerdere kandidaten geen meerderheid behaalt, krijgen de leden van de stadsdeelcommissie de gelegenheid om deze keuze te motiveren in de commissie waar in de portefeuille Bestuurlijk stelsel valt. Hierna stemt de raad over de voordracht van het college. Als er geen meerderheid is, zal het college een nieuwe voordracht doen.

 

Verder volgt uit dit artikel dat de raad op voordracht van het college niet alleen over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur gaat maar ook een oordeel kan uitspreken over het functioneren van die leden. Daarbij worden moties en adviezen van de stadsdeelcommissie over het functioneren van die leden betrokken.. In het uiterste geval kan de raad op voordracht van het college een lid van het dagelijks bestuur ontslaan. In beginsel is het ook in geval van ontslag aan het college om het initiatief te nemen om een voordracht te doen, aangezien het college het orgaan is dat de bestuurscommissie instelt en daaraan bevoegdheden overdraagt. Mocht de situatie zich voordoen dat de raad zou willen overgaan tot ontslag, maar het college geen voordracht tot ontslag doet, dan kan de raad via een motie het college bewegen om toch een voordracht tot ontslag te doen.

 

Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

 

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad en het college een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 en artikel 36a en 36b van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12, artikel 15, eerste en tweede lid en artikel 41b van de Gemeentewet). In dit artikel wordt een aantal van deze artikelen voor het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Verder geldt, net als voor collegeleden, voor de leden van het dagelijks bestuur dat zij ingezetene van de gemeente Amsterdam moeten zijn. De leden van het dagelijks bestuur hoeven niet per se in het stadsdeel te wonen waar zij in het dagelijks bestuur zitting nemen. Dat er affiniteit met het stadsdeel is kan ook op andere wijze blijken, bijvoorbeeld als zij een onderneming hebben in het stadsdeel. Bij het voordragen van dagelijks bestuurders wordt door het college breed gekeken en neemt bij de selectie de betrokkenheid bij de opgaven in het te besturen stadsdeel als belangrijk criterium mee. Voor de onverenigbare betrekkingen is nog van belang dat, in aanvulling op hetgeen in de verordening is bepaald, in de Gemeentewet staat dat in een door het college ingesteld dagelijks bestuur geen leden van de gemeenteraad zitting kunnen hebben (artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet). Dat is hier ook van toepassing. Tot slot is bepaald dat de gemeenteraad voor de leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vaststelt.

 

Artikel 4: eed of verklaring en belofte

 

De leden van het dagelijks bestuur leggen een eed of verklaring en belofte af. Hiervoor zijn twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat zij de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na installatie van de leden van het college worden geïnstalleerd. De tweede mogelijkheid is dat zij in dezelfde vergadering als de leden van het college worden geïnstalleerd, vanuit de gedachte dat de dagelijks bestuurders dan sneller kunnen beginnen. Dat is mogelijk als de benoeming van de dagelijks besturen al onderdeel van de coalitieonderhandelingen vormt. Het zittende college kan dan al de voordracht voor de dagelijks bestuurders doen en de adviesprocedure bij de stadsdelen in gang zetten, waarna de raad op basis van de voordracht én de adviezen van de stadsdeelcommissies de dagelijks bestuurders in dezelfde vergadering als de collegeleden zou kunnen benoemen. Bij een tussentijdse benoeming wordt de eed of verklaring en belofte ten overstaan van de voorzitter van het dagelijks bestuur afgelegd of diens plaatsvervanger (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 41a van de Gemeentewet.

 

Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies

 

In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur zelf een reglement van orde voor de vergaderingen vaststelt. Het college zal een format opstellen voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl het dagelijks bestuur wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat het dagelijks bestuur ook adviescommissies kan instellen om zich ook door andere organisaties van advies te laten dienen. De stadsdeelcommissies kunnen deze adviezen desgewenst ook bij hun adviezen betrekken.

 

Artikel 6: vergaderingen

 

Op grond van deze bepaling zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vergaderingen besloten zijn (artikel 54 van de Gemeentewet) en dat het vergaderquorum gelijk is (artikel 56 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van toepassing zijn. Op grond van artikel 86 van de Gemeentewet kan het dagelijks bestuur geheimhouding opleggen. In het tweede lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de door het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit om te zorgen dat er een goede verantwoording richting de gemeenteraad, het college en de burgemeester mogelijk is.

 

Artikel 7: bestuurssecretaris

 

In het eerste lid is bepaald dat elk dagelijks bestuur over een bestuurssecretaris beschikt. Deze wordt door het college aangesteld. Aangezien de bestuurssecretaris een ambtenaar is en dus ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft het dagelijks bestuur bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur plaatsvindt.

 

Verder is bepaald dat de bestuurssecretaris de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. Dit betreft dus feitelijk de stadsdeelsecretaris. Naar analogie is dan ook in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het vierde lid geregeld dat het college ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.

 

Artikel 8:beeindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

 

Voor wat betreft de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen inzake de beëindiging van het lidmaatschap van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen maar ook dat hij vanwege politieke redenen kan worden ontslagen (eerste lid). Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Zo worden mogelijke belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weggenomen en worden de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.

 

Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

 

In dit artikel is verwoord wat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn. Geregeld is dat het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken en alle taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent die door het college aan hem zijn opgedragen.

 

Voor de concrete invulling van de taken en bevoegdheden wordt verwezen naar twee bijlagen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gemandateerd of gedelegeerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft gemandateerd of gedelegeerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister bevatten een limitatieve opsomming van hetgeen het dagelijks bestuur in formele zin mag doen.

 

Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter

 

In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Hij leidt de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die door de burgemeester aan hem zijn gemandateerd. Verder is aangesloten bij de bepalingen die voor wat betreft de taken en bevoegdheden van de burgemeester in artikel 170 van de Gemeentewet zijn opgenomen. Denk aan de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid en de daaruit voortvloeiende besluiten en de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten. Tenslotte is geregeld dat de voorzitter kan worden vervangen door een plaatsvervangend voorzitter, in geval van verhindering of ontstentenis.

 

Artikel 11: bekendmaking besluiten dagelijks bestuur

 

Bepaald is dat de besluiten van het dagelijks bestuur op dezelfde wijze bekend worden gemaakt als de besluiten van het gemeentebestuur.

 

Artikel 12: advies dagelijks bestuur

 

In de artikelen 12 tot en met 17 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die van toepassing zijn op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en het college en de burgemeester anderzijds. In dat kader wordt in het eerste lid van artikel 12 geregeld dat het college en de burgemeester het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders betrekt als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur, of als het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders. Daarnaast staat in het tweede lid dat het college en de burgemeester advies moeten vragen aan het dagelijks bestuur als zij voornemens zijn de genoemde stedelijke kaders vast te stellen of anderszins voornemens is een besluit te nemen dat het stadsdeel raakt. Daar is voor wat betreft de bestemmingsplannen die door het dagelijks zijn voorbereid wel de uitzondering aan toegevoegd dat het dagelijks bestuur in de vaststellingsfase alleen nog om advies wordt gevraagd als ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan wijzigingen worden voorgesteld welke zijn aan te merken als wijzigingen van wezenlijke onderdelen of aard. Het dagelijks bestuur legt alle van het college en de burgemeester ontvangen adviesaanvragen op grond van artikel 19 ook aan de stadsdeelcommissie voor. De stadsdeelcommissie beslist vervolgens of zij de adviesaanvraag wil agenderen en desgewenst wil adviseren.

 

In het derde lid staat dat het college en de burgemeester bij het inwinnen van het advies alle informatie dienen te verstrekken die nodig is om op een goede manier te kunnen adviseren. Daarbij kunnen het college en de burgemeester het dagelijks bestuur ook toegang geven tot documenten waarvoor geheimhouding is opgelegd. Het college en de burgemeester stellen op grond van het vierde lid voor het advies een termijn vast. Die bedraagt, uitzonderlijke gevallen daargelaten, in elk geval zes weken. Bij uitzonderlijke gevallen, waarin een kortere termijn gesteld kan worden, kan gedacht worden aan de situatie waarin een besluit op zeer korte termijn genomen moet worden. Tot slot staat in het vijfde lid dat het college en de burgemeester de volledige adviezen van het dagelijks bestuur -met daarbij het advies van de stadsdeelcommissie aan het dagelijks bestuur- samen met het voorstel aan de raad of het college voorleggen en dus steeds inzichtelijk maken wat er precies geadviseerd is. Met een beslispunt in de voordrachten wordt het betreffende advies, en hoe dit in de besluitvorming is meegenomen, onder de aandacht van college en raad gebracht. De structurele terugkoppeling aan de stadsdeelcommissies zal via de nota van beantwoording lopen, die standaard door de directies bij deze trajecten wordt opgesteld. Daarnaast moet het college of de burgemeester, als er van het advies wordt afgeweken, in de stukken duidelijk uitleggen waarom er van het advies afgeweken is.

 

Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur

 

Als een onderwerp aan de belangen van een of meerdere stadsdelen raakt, dan kan het dagelijks bestuur niet alleen om advies worden gevraagd. De verordening biedt het college of de burgemeester in dat geval ook de mogelijkheid een of meer leden van het dagelijks bestuur bij de collegevergadering aanwezig te laten zijn om het standpunt van het dagelijks bestuur toe te lichten. Het zou hier om grootstedelijke projecten kunnen gaan die formeel niet onder het stadsdeel vallen maar waarbij de inbreng van het stadsdeel vanwege de lokale expertise belangrijk is. Voorbeelden zijn grote ingrepen in de sfeer van verkeer en openbare ruimte of ruimtelijke ordeningskwesties die lokaal van bovengemiddeld belang zijn en veel aandacht trekken, maar ook projecten in het sociaal domein. Voorbespreking in het college van een komende commissie- of raadsbehandeling van een dergelijk stadsdeelspecifiek onderwerp kan ook een aanleiding zijn om het dagelijks bestuur aanwezig te laten zijn. Het is overigens altijd aan college en het betreffende stadsdeel om in goede samenwerking te bepalen wanneer toepassing wordt gegeven aan het artikel. Overigens is ook denkbaar dat een van de leden van het college een of meer leden van het dagelijks bestuur uitnodigt voor zijn of haar staf. Dit is ter beoordeling van de individuele leden van het college, waarbij ook het uitgangspunt van goede samenwerking met de stadsdelen geldt.

 

Artikel 14: inlichtingen dagelijks bestuur

 

Op grond van het eerste lid kan het college en de burgemeester inlichtingen vragen aan het dagelijks bestuur of hun secretaris. De inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gevraagd en dienen op grond van het tweede lid binnen vier weken te worden verstrekt, tenzij dit om bepaalde redenen niet mogelijk is. Bij technische of juridische redenen kan gedacht worden aan de situatie dat problemen met de server of bijvoorbeeld geheimhouding verspreiding van informatie belet. Tot slot biedt het derde lid het college en de burgemeester de bevoegdheid om het dagelijks bestuur op te dragen periodiek informatie te verstrekken.

 

Artikel 15: terugnemen bevoegdheden

 

In de verordening is voorzien in correctiemechanismen tussen het college en de burgemeester enerzijds en het dagelijks bestuur anderzijds. Aan het dagelijks bestuur zijn voornamelijk taken en bevoegdheden gemandateerd. Het dagelijks bestuur voert dus bevoegdheden uit namens het college. Het college blijft verantwoordelijk. Bovendien geldt voor een bestuurscommissie dat die altijd verantwoording af moet leggen aan het orgaan dat hem heeft ingesteld. Een enkele bevoegdheid wordt gedelegeerd. Daar is dit artikel op van toepassing.

 

In de verordening is bepaald dat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen worden teruggenomen, ingeval deze gedelegeerd zijn. Dit kan incidenteel of structureel worden besloten. Op grond van het tweede lid moet in het besluit tot intrekking van de delegatie aandacht worden besteed aan de taken en bevoegdheden waar het besluit op ziet, voor welke periode het besluit geldt, welk dagelijks bestuur het betreft, op welke ambtelijke capaciteit het besluit ziet en hoe daarbij de kosten worden verdeeld. In het derde lid is bepaald dat over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vooraf overleg met het betrokken dagelijks bestuur plaatsvindt.

 

Artikel 16: indeplaatsstelling

 

De verordening biedt ook de mogelijkheid om in de plaats te stellen. Voor de invulling van deze mogelijkheid is aansluiting gezocht bij de bepalingen die op dit punt in de Gemeentewet opgenomen zijn. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er, anders dan bij hetgeen in de Gemeentewet geregeld is, in dit geval niet op de beslissingsbevoegdheid van een andere zelfstandige bestuurslaag wordt ingegrepen. Dit veronderstelt dat in beginsel minder terughoudend met het middel kan worden omgegaan.

 

Kort gezegd kan het college tot indeplaatsstelling overgaan indien een dagelijks bestuur een gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of een andere gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. Het college voorziet daar dan namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. In het tweede, derde en vierde lid zijn in dat verband wel een aantal procedurele voorschriften opgenomen. Bijvoorbeeld over de termijn die het dagelijks bestuur moet worden gegund om een verzuim te herstellen.

 

Artikel 17: schorsing en vernietiging

 

In aanvulling op de mogelijkheid om bevoegdheden terug te nemen voorziet de verordening in de mogelijkheid om de besluiten van het dagelijks bestuur te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang. Bij de invulling van dit correctiemechanisme is aansluiting gezocht bij hetgeen op dit punt in de Gemeentewet geregeld is. Van belang is echter wel dat er in dit geval geen sprake is van het ingrijpen op de bevoegdheden van een andere bestuurslaag. Er is sprake van verlengd lokaal bestuur en er is dus geen verhouding die vergelijkbaar is met de verhouding die er bijvoorbeeld tussen de gemeenten en het Rijk en de provincies is. Het middel kan dus in beginsel breder worden ingezet dan binnen het reguliere interbestuurlijk toezicht het geval is. Voor de vernietiging zijn verschillende procedurele voorschriften opgenomen. Daarbij is met name van belang dat een besluit op grond van het tweede lid, hangende het onderzoek naar de vernietiging, kan worden geschorst en dat het dagelijks bestuur, op grond van het vierde lid, voorafgaand aan de vernietiging de gelegenheid tot overleg moet worden geboden.

 

Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur

 

In de artikelen 18 en 19 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die betrekking hebben op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en de raad en de stadsdeelcommissie anderzijds. Het dagelijks bestuur kent een directe verantwoordingsrelatie tot het college omdat dat het orgaan van wie het taken en bevoegdheden uitoefent. Tegelijkertijd kent de stadsdeelcommissie enkele instrumenten om de wijze van besturen door het dagelijks bestuur te controleren, zoals het indienen van moties en doen van voorstellen (artikel 30). Hoe de verschillende spelers in de stad zich tot elkaar verhouden, komt tot uitdrukking in de artikelen 18 en 19.

 

Zo kunnen een of meer leden van het dagelijks bestuur een vergadering van de raadscommissies van de gemeenteraad bijwonen waar een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn. Daar kunnen zij hun standpunt toelichten. Dit gaat op verzoek van het college of de burgemeester. De raad kan het college verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur. Een lid van het dagelijks bestuur vervangt het betrokken lid van het college niet. Het lid van het dagelijks bestuur neemt naast het desbetreffende lid van het college plaats en licht toe welke afwegingen er door het dagelijks bestuur zijn gemaakt.

 

Er is een belangrijk verschil tussen de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 18 in de vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad kan geven en de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 13 in een vergadering van het college kan geven. Voor het college geldt dat het dagelijks bestuur het eerste aanspreekpunt is als het gaat over zaken die in een stadsdeel spelen. Een lid van het dagelijks bestuur kan dus voor de vergaderingen van het college worden uitgenodigd en het woord voeren als het gaat om een onderwerp dat het stadsdeel raakt.

 

Voor de raadscommissie van de gemeenteraad is echter de stadsdeelcommissie primair de gesprekspartner als het om de belangen van het stadsdeel gaat. Een lid van het dagelijks bestuur kan in de vergaderingen van de raadscommissie van de gemeenteraad daarom alleen het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten indien het om de belangen van het dagelijks bestuur gaat. Bijvoorbeeld als een door het dagelijks bestuur genomen besluit aan de orde komt.

 

Artikel 19: Verhouding dagelijks bestuur tot de stadsdeelcommissie

 

De stadsdeelcommissie is een bestuurscommissie die een adviserende en controlerende taak heeft op

stadsdeelniveau en daarnaast een aantal eigen taken en bevoegdheden van de raad. De stadsdeelcommissie voorziet het dagelijks bestuur gevraagd van advies. In het eerste lid van artikel 19 is in dat verband bepaald dat het dagelijks bestuur alle adviesaanvragen die het van het college ontvangt, voorlegt aan de stadsdeelcommissie. Het gaat er om dat de stadsdeelcommissie zo snel mogelijk na binnenkomst van de aanvragen op de hoogte wordt gesteld van de adviesaanvragen van het college. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een zogeheten dagmail of een ander soort aankondiging. De stadsdeelcommissie kan vervolgens besluiten om advies uit te brengen aan het dagelijks bestuur over het stadsdeeladvies richting college. De stadsdeelcommissie bepaalt zelf waar zij haar tijd voor wil inzetten. Zij is niet verplicht om alle adviesaanvragen van het college die het dagelijks bestuur voorlegt te beoordelen, maar besluit zelf om advies uit te brengen over de adviesaanvragen zij het meest belangrijk en relevant vindt voor het stadsdeel.

 

In het tweede lid is bepaald dat het dagelijks bestuur in elk geval advies vraagt aan de stadsdeelcommissie als het voornemens is een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene inspraakverordening aan de orde is. Dat geldt ook als er producten voor de gebiedscyclus worden opgesteld. Als er advies moet worden gevraagd, dan bespreekt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie op welke wijze inwoners en ondernemers bij de besluitvorming worden betrokken en stelt het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie in de gelegenheid advies uit te brengen..

 

Het dagelijks bestuur is in de gevallen genoemd in het tweede lid dus verplicht om advies te vragen. Dit neemt niet weg dat het dagelijks bestuur ook in andere gevallen om advies kan vragen. Het is aan het dagelijks bestuur om te bepalen welke adviezen er verder nog aan de stadsdeelcommissie worden gevraagd en in welke gevallen er afspraken worden gemaakt over de wijze waarop inwoners en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken. Dit kan ook in hele concrete gevallen zijn. Verder is van belang dat de stadsdeelcommissie ook ongevraagd adviezen kan uitbrengen over ontwikkelingen in de buurten en wijken en over stedelijke kaders. Een signaal of advies kan dus ook op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda komen.

 

Voor wat betreft het voorgenomen besluit is bepaald dat het om voorgenomen besluit moet gaan dat op initiatief van het dagelijks bestuur wordt genomen. Dit is anders als het dagelijks bestuur voornemens is een besluit te nemen op grond van een door een inwoner of ondernemer aangevraagde vergunning of ontheffing. In de gevallen waarin een inwoner of ondernemer namelijk een vergunning of ontheffing aanvraagt en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wettelijk voorgeschreven is, is er geen tijd en ruimte om de stadsdeelcommissie om advies te vragen.

 

Bij het inwinnen van het advies moet het dagelijks bestuur op grond van het derde en vierde lid alle informatie verstrekken die voor het geven van advies nodig is en ook een termijn voor het geven van het advies stellen. De adviestermijn dient daarbij in de regel een periode te zijn waarbinnen twee overlegvergaderingen vallen.. Daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat de stukken bij het publiceren van de agenda beschikbaar zijn. In het geval de stadsdeelcommissie slechts één overlegvergadering heeft per maand, bedraagt de termijn minimaal vier weken. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur gemotiveerd een kortere termijn vaststellen. Te denken valt aan een besluit dat vanwege onvoorziene omstandigheden op korte termijn genomen moet worden.

 

Gelet op het belang dat aan het lokale geluid wordt gehecht, maakt het dagelijks bestuur in de besluitvorming steeds inzichtelijk wat de inhoud van een advies, een motie of een voorstel is geweest en hoe het in de definitieve besluitvorming een plaats heeft gekregen. Het dagelijks bestuur neemt een advies of voorstel in beginsel over als de stadsdeelcommissie dat met een meerderheid van stemmen heeft vastgesteld en het niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders. Als het dagelijks bestuur in het uiteindelijke besluit van het advies of voorstel van de stadsdeelcommissie afwijkt, ligt er een zware motiveringsplicht op het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan uitsluitend met zeer zwaarwegende redenen afwijken van zo’n meerderheidsadvies of –voorstel, zoals strijdigheid met stedelijke of budgettaire kaders.

 

Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur

 

Er is breed bestuurlijk draagvlak voor een lokaal bestuur met meer zeggenschap (inclusief budget), duidelijke bevoegdheden (inclusief een adequate ambtelijke ondersteuning), goede sturingsmogelijkheden, democratische controle en tegenspraak op stadsdeelniveau en invloed van de bewoners. De dagelijks besturen ontvangen jaarlijks een budget. De hoogte van het budget wordt bepaald in de begroting die de gemeenteraad vaststelt In artikel 31 is de rol van de stadscommissie bij de besteding van het budget vastgelegd.

 

Artikel 21: gebiedscyclus

 

Het dagelijks bestuur stelt elke nieuwe bestuursperiode van vier jaar voor alle gebieden in het stadsdeel een gebiedsagenda op. Deze agenda komt tot stand op basis van een gebiedsanalyse en de inbreng van bewoners, ondernemers, de Resultaat Verantwoordelijke Eenheid van de gemeente en verdere partners in het gebied. De leden van de stadsdeelcommissie zijn bij totstandkoming van alle producten voor de gebiedscyclus een belangrijke raadgever. De gebiedsagenda benoemt de belangrijkste prioriteiten voor de bestuursperiode in de gebieden. De gemeenteraad stelt deze vast.

 

Het meerjarig programmeren en prioriteren van de inzet in de gebieden maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk in het gebiedsplan dat elk jaar wordt vastgesteld. In het gebiedsplan staat vermeld welke zaken worden aangepakt in het komende kalenderjaar. Ook wordt opgenomen welke zaken om agendering vragen in de aanloop naar de voorjaarsnota, met het oog op uitvoering in een volgend kalenderjaar. De gebiedsplannen worden vastgesteld door het dagelijks bestuur in december opdat de uitvoering in januari van start kan gaan.

 

Parallel aan het opstellen van de gebiedsplannen voor het komende jaar stelt het dagelijks bestuur, geadviseerd door stadsdeelcommissie, jaarlijks een verantwoordingsdocument op. Daarin wordt gemotiveerd inzicht geboden in de realisatie van de gebiedsplannen in het afgelopen jaar. Dit document wordt in het eerste kwartaal van elk kalenderjaar aangeboden aan het college zodat het onderdeel kan uitmaken van de gemeentelijke jaarrekening. De gebiedscyclus loopt daarmee gelijk op met de planning- en controlcyclus van de gemeente.

 

Het dagelijks bestuur levert deze producten voor een door het college te bepalen datum en ook verder overeenkomstig de door het college vastgestelde voorschriften aan.

 

Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

 

Met de Financiële verordening gemeente Amsterdam wordt de verordening bedoeld die iedere gemeente op grond van artikel 212 van de Gemeentewet verplicht is vast te stellen. Op basis van dit artikel worden beleidsnota’s en uitvoeringsbesluiten vastgesteld die onder andere verplichtingen bevatten waaraan alle gemeentelijke organisatieonderdelen moeten voldoen. Deze gelden ook voor de dagelijks besturen.

 

Hoofdstuk 3 - Inrichting en samenstelling stadsdeelcommissie stadsdelen

 

De stadsdeelcommissie is net als het dagelijks bestuur een bestuurscommissie in de zin van artikel 83 van de Gemeentewet. Het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie zijn op basis van hun juridische grondslag gelijkwaardige spelers in het stadsdeel. Hun wijze van oprichting verschilt echter, evenals hun rol. De stadsdeelcommissie wordt direct gekozen in plaats van benoemd. Waar het dagelijks bestuur als taak heeft een flink aantal taken en bevoegdheden van het college uit te oefenen op lokaal niveau, is de rol van de stadsdeelcommissie breder. De taak van de stadsdeelcommissie kent drie elementen.

 

Ten eerste, de stadsdeelcommissies worden ingesteld door de raad en oefenen een beperkt aantal taken en bevoegdheden uit die de raad aan de stadsdeelcommissie overdraagt. Daarnaast hebben de stadsdeelcommissies een adviserende en controlerende taak ten opzichte van de dagelijks besturen. Hiertoe wordt de stadsdeelcommissie een aantal instrumenten toegekend waardoor het in de dagelijkse praktijk vorm kan geven aan die controlerende taak. Tot slot onderhoudt en versterkt de stadsdeelcommissie netwerken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij benut, faciliteert en stimuleert verschillende vormen van burgerparticipatie.

 

Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie

 

De stadsdeelcommissie in de zin van artikel 83 van de Gemeentewet wordt direct gekozen. Voor de samenstelling van die commissie worden verkiezingen per stadsdeel gehouden. De verkiezingen worden gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Het aantal stadsdeelcommissieleden wordt vastgesteld aan de hand van het aantal inwoners van het stadsdeel met een minimum van 11 leden per stadsdeelcommissie. Het inwonertal van het stadsdeel wordt vastgesteld op basis van de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Dit betreft de bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie. Wanneer op dat moment een grote inwonersgroei wordt verwacht, wordt dit betrokken bij de vaststelling van het aantal leden van de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie heeft altijd een oneven aantal leden.

 

Het aantal leden van de stadsdeelcommissies dat in het tweede lid is vastgesteld, is als volgt berekend. Er is uitgegaan van 93 leden in totaal, die op basis van het inwonertal van de stadsdelen zijn verdeeld over de stadsdelen. Voor de stadsdelen die op basis hiervan minder dan 11 leden hadden, is dit aantal verhoogd naar 11. Ingeval sprake was van een even aantal leden is het aantal verminderd met één.

 

De stadsdeelcommissie kiest op grond van het derde lid uit haar midden een voorzitter. Die heeft tot taak de vergaderingen van de stadsdeelcommissie te leiden. Dit kan per vergadering ook een andere voorzitter zijn.

 

Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie

 

In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij de verkiezing van volksvertegenwoordigers in Nederland inmiddels gebruik is. Een lijst kan ook uit één persoon bestaan.

 

In het tweede lid wordt een uitzondering op de Kieswet gemaakt. De kring van kiesgerechtigden wordt namelijk uitgebreid. In tegenstelling tot de Kieswet kan een 16-jarige Amsterdammer al stemmen. Daarnaast geldt dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, al kan stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van twee jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt daarentegen uitgegaan van een periode van vijf jaar. Deze eis van ingezetenschap geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden deze eisen niet omdat zij onmiddellijk stemrecht hebben.

 

Verder is in het derde lid in afwijking van de Kieswet geregeld dat het hoofdstembureau en het centraal stembureau per stadsdeel worden ingesteld. In het vierde lid staat dat de lijsten met een stemcijfer van 25% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Dit zodat partijen bij de restzetelverdeling al een zetel kunnen verwerven als zij 25% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Daarmee wordt de kiesdrempel aanmerkelijk lager. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen. Hiermee wordt dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.

 

Op grond van het vijfde lid kunnen niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, is bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen zonder dat zij aan de formele vereisten uit Kieswet hoeven te voldoen zoals het overleggen van een notariële akte en een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verder hoeven zij ook geen waarborgsom te betalen. Ook niet voor de kandidaatstelling (zesde lid). Groeperingen hoeven zich overigens niet te laten registreren. Zij nemen dan aan de verkiezingen deel zonder een aanduiding (specifieke naam) boven de kandidatenlijst, een zogenaamde "blanco lijst".

 

Op grond van het zevende lid kan het college nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten en een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies hoeven te registreren. Ook kan het college voorschriften stellen die ertoe strekken dat de bestuurscommissies verantwoordelijk zijn voor de registratie, de kandidaatstelling en de verwerking van de verkiezingsuitslagen.

 

In het achtste lid is de regeling uit de Kieswet voor de vervulling van een opengevallen plaats van overeenkomstige toepassing verklaard. In aanvulling daarop wordt het eerste lid van artikel W4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard (negende lid). Als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan geldt het volgende. Met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt dan beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt dan toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.

 

Door te bepalen dat dat artikel W 4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing is als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel, wordt deze regeling op alle stadsdeelcommissies van toepassing, ook als de commissie uit dertien leden of meer bestaat.

 

In het tiende lid is bepaald dat in afwijking van de Kieswet er één dag extra geldt voor het voorbereiden van de openbare zitting na de stemming. Dit betekent dat deze drie werkdagen na de stemming plaatsvindt. Dit geeft de Amsterdamse organisatie de ruimte om – naast de gemeenteraadsverkiezingen – ook de verkiezingen van de stadsdeelcommissies in de stadsdelen zorgvuldig af te ronden.

 

Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie

 

Om als lid van de stadsdeelcommissie te kunnen worden gekozen moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. In afwijking van dat artikel is bepaald dat een Amsterdammer als 16-jarige al lid kan worden van een stadsdeelcommissie, in plaats van 18 jaar. In aanvulling op artikel 10 van de Gemeentewet moet een kandidaat ingezetene van het desbetreffende stadsdeel zijn.

 

In uitzondering op artikel 10, tweede lid, onder b van de Gemeentewet is bepaald dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, zich al na twee jaar verkiesbaar kan stellen. Voor de verkiezingen voor de gemeenteraad wordt uitgegaan van vijf jaar. Dit betekent dat de periode voor de stadsdeelcommissie met drie jaar wordt verkort en een ingezetene van buiten de Europese Unie dus eerder voor de stadsdeelcommissie verkiesbaar is. Deze eis geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor de ingezetenen uit EU-lidstaten is geen periode van onafgebroken verblijf vereist. Zij bezitten onmiddellijk passief kiesrecht.

 

Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

 

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet). Deze bepalingen worden in dit artikel op de leden van de stadsdeelcommissie van overeenkomstige toepassing verklaard. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Zo wordt voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.

 

Daarbij is van belang dat het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 13 van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Vanuit het oogpunt van dualisme is het onwenselijk dat een ambtenaar die ondergeschikt is aan het college zitting heeft in een commissie die door de raad is ingesteld. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 13 van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de stadsdeelcommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen.

 

In het tweede lid is vervolgens bepaald dat de gemeenteraad de gedragscode voor de leden van de stadsdeelcommissies vaststelt. Hierdoor gelden voor alle stadsdeelcommissies dezelfde voorschriften.

 

Artikel 27: eed of verklaring en belofte

 

De leden van de stadsdeelcommissie leggen een eed of verklaring en belofte af. Dit doen zij op grond van het eerste lid na de verkiezingen tegelijkertijd met de leden van de nieuwe gemeenteraad ten overstaan van de burgemeester. Bij tussentijdse benoemingen wordt de eed of verklaring en belofte ten overstaan van de voorzitter afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 14 van de Gemeentewet.

 

Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

 

Voor de beëindiging van het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie gelden dezelfde voorschriften als er voor de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenteraad. Om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor vrouwen worden weggenomen om ten aanzien van de stadsdeelcommissie hun passief kiesrecht uit te oefenen en de leden van de stadsdeelcommissie bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid is daarnaast, in lijn met hetgeen voor raadsleden geregeld is, voorzien in tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte.

 

Artikel 29: reglement van orde

 

In dit artikel is geregeld dat de stadsdeelcommissie een reglement van orde voor de vergaderingen en de andere werkzaamheden vast stelt. Er zal een format worden opgesteld voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl de stadsdeelcommissie wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Onder andere werkzaamheden wordt bijvoorbeeld het bekendmaken van besluiten verstaan waarin niet op andere wijze is voorzien.

 

Artikel 30: taken en bevoegdheden en instrumenten

 

De stadsdeelcommissie heeft een aantal taken die in dit artikel zijn opgesomd. Ook vermeldt het artikel welke instrumenten de stadsdeelcommissie heeft om het dagelijks bestuur te controleren.

 

Ten eerste oefent de stadsdeelcommissie als bestuurscommissie de taken en bevoegdheden uit die de raad aan haar heeft overgedragen. Deze zijn net als voor het dagelijks bestuur opgenomen in de bijlagen twee en drie. Het betreft een limitatieve opsomming. Het stadsdeelcommissie legt zo nodig aan de raad verantwoording af over de uitoefening van deze taken en bevoegdheden.

 

Ten tweede brengt de stadsdeelcommissie gevraagd en ongevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel betreffen. Als de stadsdeelcommissie een advies heeft gegeven dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen, en het advies niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders, neemt het dagelijks bestuur het advies in beginsel over, op grond van artikel 19, vijfde lid. Het dagelijks bestuur kan daar alleen met zwaarwegende argumenten gemotiveerd en schriftelijk van afwijken. In alle gevallen licht het dagelijks bestuur bij het uiteindelijke besluit toe op welke wijze van adviezen en voorstellen is omgegaan.

 

In het derde lid worden de stadsdeelcommissie instrumenten toegekend op basis waarvan zij de wijze waarop het dagelijks bestuur de taken en bevoegdheden van het college uitvoert, kan controleren. De controlerende taak van de stadsdeelcommissies richt zich op de uitvoering van de door het college aan het dagelijks bestuur overgedragen taken en bevoegdheden. De stadsdeelcommissie kan vragen aan het dagelijks bestuur stellen over de uitvoering van die taken en bevoegdheden, en kan moties en voorstellen indienen. Vragen aan het dagelijks bestuur kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gesteld en worden zo snel mogelijk mondeling of schriftelijk beantwoord. Welke termijn redelijk is hangt af van de complexiteit van de vragen. Technische vragen kunnen rechtstreeks door ambtenaren worden beantwoord. Net als bij de adviezen van de stadsdeelcommissie maakt het dagelijks bestuur in zijn besluitvorming gemotiveerd inzichtelijk hoe het is omgegaan met de voorstellen en moties (zie artikel 19, vijfde lid). Ook worden ingediende moties en voorstellen standaard op de agenda opgenomen (vierde lid.

 

Ingeval het dagelijks bestuur naar mening van de stadsdeelcommissie niet of onvoldoende rekening houdt met adviezen, voorstellen of moties, en op lokaal niveau het overleg tussen de bestuurscommissies onverhoopt stokt, dan is het aan de stadsdeelcommissie om te escaleren bij de raad. De raad kan op zijn beurt het college ter verantwoording roepen voor het handelen van het dagelijks bestuur.

 

In het vierde lid is het agenderingsrecht van de stadsdeelcommissie geregeld: de commissie kan onderwerpen voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agenderen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn. De stadsdeelcommissie is vrij in de onderwerpen die zij wenst te agenderen. Onderwerp van agendering kan ook de taken en bevoegdheden van het college en de raad betreffen; de twee organen aan wie de commissie niet direct adviseert. Gedachte hierbij is dat de stadsdeelcommissie steeds uitlegt welke signalen er van inwoners en ondernemers zijn ontvangen, hoe zij bij de uitwerking van een specifiek advies of onderwerp zijn betrokken en wat de uitkomst daarvan was.

 

In het vijfde lid is vervolgens benadrukt dat de stadsdeelcommissie niet tot een advies dat met meerderheid van stemmen zal worden vastgesteld, hoeft te komen. In een advies of bij de agendering van een onderwerp kunnen ook verschillende standpunten van de stadsdeelcommissie worden weergegeven. Het is volledig aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven. Het dagelijks bestuur zal dan aan de hand van die verschillende standpunten een afweging maken.

 

Artikel 31: financiën

 

De stadsdeelcommissie kan ook invloed uitoefenen op de manier waarop het dagelijks bestuur het budget besteedt dat aan de stadsdelen is toegekend. In dit artikel wordt de procedure daarvoor beschreven. Het doel van deze procedure is ten eerste dat inzichtelijk is voor de stadsdeelcommissie welke budgetten beschikbaar zijn voor de stadsdelen en hoe het dagelijks bestuur deze budgetten wil inzetten. De stadsdeelcommissie kan vervolgens adviseren en voorstellen doen over deze voorgenomen inzet van middelen. Het dagelijks bestuur neemt deze adviezen en voorstellen over, behalve als er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Om de controlerende taak van de stadsdeelcommissie te waarborgen is het dagelijks bestuur tenslotte verplicht om inzicht te geven in de daadwerkelijke inzet van de middelen en eventuele afwijkingen van de voorstellen en adviezen van de stadsdeelcommissie.

 

Artikel 32: overlegvergaderingen tussen stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur

 

De stadsdeelcommissie kent twee typen vergaderingen, beschreven in de artikelen 32 en 33. Dit betreft in de eerste plaats de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur, die door de stadsdeelcommissie worden uitgeschreven (artikel 32). Daarnaast kan de stadsdeelcommissie ook zelf vergaderingen uitschrijven (artikel 33). De eerste vorm is in deze verordening enigszins ingekaderd. Het tweede type vergadering is vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven en te bepalen hoe en in welke samenstelling die vergaderingen plaatsvinden.

 

De stadsdeelcommissie schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand één of twee overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur uit. Onder de verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam schreef het dagelijks bestuur de vergaderingen uit. Deze taak ligt nu bij de stadsdeelcommissie zelf, zodat zij kan bepalen wanneer zij een vergadering met het dagelijks bestuur nodig acht. Doel van deze vergaderingen is het vaststellen van de adviezen die gereed zijn, het bespreken van adviezen die in voorbereiding zijn en het bespreken van de onderwerpen die de stadsdeelcommissie heeft geagendeerd, waaronder moties en voorstellen. De invulling van deze vergaderingen is aan de stadsdeelcommissie . De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de vergaderingen voor. In het tweede lid is aangegeven dat de leden van het dagelijks bestuur die bij de vergadering aanwezig zijn aan de beraadslaging deelnemen. Tijdens de vergaderingen worden in de eerste plaats de adviezen van de stadsdeelcommissie vastgesteld (derde lid).

 

Uit het vierde lid volgt, zoals hiervoor opgemerkt, dat tijdens de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur verder de adviezen worden besproken die de stadsdeelcommissie in voorbereiding heeft, de adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd en die onderwerpen die op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst. De adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd worden geagendeerd zodat kan worden besproken of er aanleiding is de stadsdeelcommissie bij die adviesaanvraag te betrekken.

De vergaderingen zijn openbaar en vinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel plaats (vijfde lid), waarbij een hybride vergadering (deels fysiek, deels digitaal) ook als openbaar geldt. Op grond van het zesde lid zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie

 

De stadsdeelcommissies zijn vrij om, naast de plenaire vergaderingen en de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur, andere vergaderingen te beleggen. Voor die vergaderingen geldt op grond van het eerste lid dat die door de voorzitter van de stadsdeelcommissie worden uitgeschreven. Deze vergaderingen zijn, zoals gezegd, vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om te bepalen welke onderwerpen worden geagendeerd en in welke samenstelling er wordt vergaderd.

 

Ook voor deze vergaderingen geldt dat ze openbaar zijn en plaatsvinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel (tweede lid) en op grond van het derde lid zijn de artikelen 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 34: commissiesecretaris

 

In dit artikel is bepaald dat voor elke stadsdeelcommissie een ambtelijk secretaris wordt aangewezen. Deze commissiesecretaris heeft tot taak de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde te staan. Gezien de gewijzigde rol van de stadsdeelcommissie ligt het voor de hand dat de rol van commissiesecretaris en de rol van bestuurssecretaris (artikel 7) niet door dezelfde persoon worden vervuld, anders dan in de huidige situatie het geval is. Voor meer toelichting op dit punt wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 66.

 

Artikel 35: informatie dagelijks bestuur

 

In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie van alle benodigde informatie voorziet voor die gevallen waarin onderwerpen op initiatief van de stadsdeelcommissie voor de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur worden geagendeerd. Als het onderwerp in de overlegvergadering is besproken, maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.

 

Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie

 

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor één of meer leden van de stadsdeelcommissie om een toelichting te geven in een vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad. Dit kan als een onderwerp wordt besproken waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht, het dagelijks bestuur ten onrechte geen advies heeft gevraagd of als er een onderwerp, zoals moties of voorstellen, wordt besproken dat op initiatief van de stadsdeelcommissie is geagendeerd. In die gevallen dat een onderwerp niet in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie het alsnog voor de agenda van de raad aandragen. Bijvoorbeeld als een onderwerp naar het oordeel van de stadsdeelcommissie ten onrechte niet door het dagelijks bestuur is geagendeerd of als de commissie meent dat er door het dagelijks bestuur in verband met een adviesaanvraag of een initiatief van de stadsdeelcommissie te weinig informatie is verstrekt. De stadsdeelcommissie kan onderwerpen uitsluitend aandragen voor bespreking in de vergadering van de raadscommissie. De gemeenteraad bepaalt vervolgens zelf of het onderwerp op de agenda komt. Als het onderwerp in de raadscommissie wordt besproken, kunnen een of meer leden van de stadsdeelcommissie tijdens die vergadering een toelichting geven. De toelichting kan zowel op verzoek van de raadscommissie als op verzoek van de stadsdeelcommissie worden gegeven.

 

Artikel 37: Bekendmaking besluiten

 

De besluiten van de stadsdeelcommissie worden op dezelfde wijze bekendgemaakt als de besluiten van het dagelijks bestuur.

 

Artikel 38: Stadsdeelpanels

 

Als participatieve verrijking van het bestuurlijk stelsel worden in alle stadsdeel via loting Stadsdeelpanels ingericht. De zittingsperiode van het stadsdeelpanel loopt parallel aan de zittingsperiode van de bestuurscommissie (in principe vier jaar).

 

Elke stadsdeel heeft jaarlijks een bedrag beschikbaar voor vacatie van de leden van het stadsdeelpanel van 50.000 euro per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op 2 bijeenkomsten X €100,- X 250 leden. Bij het instellen van de eerste bijeenkomst/sessie burgerpanel zal in goed overleg met het panel en de stadsdeelcommissie afspraken gemaakt worden hoe met deze verdeling van de vacatie gelden op de begroting om te gaan, waarbij een maximaal bedrag van €100,- voor vacatie vergoeding geldt. Het minimale bedrag wordt in overleg met stadsdeelcommissie en stadsdeelpanels bepaald.

 

Het stadsdeelpanel kan bevraagd worden over kwesties door de stadsdeelcommissie, door de gemeenteraad en door burgers woonachtig in het stadsdeel. Een agenda commissie bestaande uit leden van het stadsdeelpanel en stadsdeelcommissie is verantwoordelijk voor agendering in tijd en werkdruk van het panel.

 

Het stadsdeelpanel wordt ondersteunt door een professional op het gebied van participatie, die kan helpen vorm geven aan goede bespreekagenda voor het panel, gespreksleiding het regelen van uitnodiging, locatie, verslaglegging en opstellen eind advies.

 

Hoofdstuk 4 – Inrichting en samenstelling stadsgebied Weesp

 

Algemeen

Per 24 maart 2022 fuseert de gemeente Weesp met de gemeente Amsterdam. Vanaf dat moment vormt Weesp een stadsgebied van de gemeente Amsterdam. Amsterdam kent dan zeven stadsdelen en het stadsgebied Weesp. Het stadsgebied Weesp wordt gevormd door de gebieden Weesp en Driemond. Met de vervanging van de verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam wordt mogelijk gemaakt dat het stadsgebied een eigen, lokaal bestuur kent.

 

De wijze van besturen van het stadsgebied wijkt af van de bestuursvorm van de zeven stadsdelen. Stadsgebied Weesp wordt lokaal bestuurd door een 11-koppige bestuurscommissie. Deze bestuurscommissie handelt, net als de stadsdelen, binnen de stedelijke kaders die de centrale stad (college en raad) vaststellen.

 

De dagelijkse leiding komt ten overstaan van een dagelijks bestuur van drie leden. Naast de drie dagelijks bestuurders, vormen de overige acht leden van de bestuurscommissie de oren en ogen van het stadsgebied en zorgen zij voor de naleving van de 14 kernwaarden. Zij halen op wat er leeft in het gebied, lossen problemen op de schaal van pleinen, straten en buurten op en betrekken de inwoners van het stadsgebied actief op verschillende manieren bij plannen voor het gebied. De participatieve democratie en het experimenteren met vernieuwende vormen van participatie zal een grote rol spelen bij het handelen van de bestuurscommissie. Daarnaast zal aandacht uit gaan naar adequate omgang met de samenwerkingspartners voor Weesp en de uit te voeren evaluatie in 2025.

 

De bestuurscommissie heeft een vitale functie voor het stadsgebied. De taken en bevoegdheden komen overeen met de taken en bevoegdheden die de zeven stadsdelen hebben. Zo wordt lokaal opgelost wat lokaal kan.

 

Gezamenlijk zijn de lokale bestuurders permanent in overleg met het stadsbestuur. De bestuurscommissie maakt zo nodig de vertaalslag naar het stadsbestuur van Amsterdam. Het lokale bestuur is zo continue nabij de inwoners van Weesp en Driemond.

 

Artikel 39: bestuurscommissie

 

Met dit artikel stelt het college voor het stadsgebied Weesp een bestuurscommissie in die bestaat uit elf leden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat het instellend orgaan de inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie moet regelen. De bestuurscommissie vormt de schakel tussen de inwoners van het stadsgebied Weesp en de centrale stad. De elf leden zorgen er gezamenlijk voor dat lokaal wordt besloten en geregeld wat lokaal kan op basis van de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden. De stedelijke kaders vormen daarbij het uitgangspunt, wat tot uitdrukking komt door ‘verlengd lokaal bestuur. De inwoners van het stadsgebied worden op verschillende wijzen betrokken bij plannen en besluitvormingsprocessen. De participatieve democratie vormt een van de pijlers op basis waarvan de bestuurscommissie te werk gaat.

De leden van de bestuurscommissie worden gekozen door de inwoners van Weesp en Driemond, gelijktijdig met de verkiezingen voor de gemeenteraad.

 

Artikel 40: verkiezingen bestuurscommissie

 

In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor de bestuurscommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij de verkiezing van volksvertegenwoordigers in Nederland inmiddels gebruik is. Een lijst kan ook uit één persoon bestaan.

In het tweede lid worden twee uitzonderingen op de Kieswet gemaakt. De kring van kiesgerechtigden wordt namelijk uitgebreid. In plaats van 18-jarigen kunnen 16-jarigen inwoners van het stadsgebied hun stem uitbrengen. Een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, kan al stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van twee jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt daarentegen uitgegaan van een periode van vijf jaar. Deze eis van ingezetenschap geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden deze eisen niet omdat zij onmiddellijk stemrecht hebben.

 

In het derde lid is bepaald dat de lijsten met een stemcijfer van 25% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Hierdoor kunnen partijen bij de restzetelverdeling al een zetel verwerven als zij 25% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Daarmee wordt de kiesdrempel aanmerkelijk lager. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen. Hiermee wordt dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.

Op grond van het vierde lid kunnen niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, is bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de bestuurscommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen zonder dat zij aan de formele vereisten uit Kieswet hoeven te voldoen zoals het overleggen van een notariële akte en een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verder hoeven zij ook geen waarborgsom te betalen. Ook niet voor de kandidaatstelling (vijfde lid). Groeperingen hoeven zich overigens niet te laten registreren. Zij nemen dan aan de verkiezingen deel zonder een aanduiding (specifieke naam) boven de kandidatenlijst, een zogenaamde 'blanco lijst'.

Op grond van het zesde lid kan het college nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten en een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor het stadsgebied hoeven te registreren. Ook kan het college voorschriften stellen die ertoe strekken dat de bestuurscommissie verantwoordelijk is voor de registratie, de kandidaatstelling en de verwerking van de verkiezingsuitslagen.

In het zevende lid is de regeling uit de Kieswet voor de vervulling van een opengevallen plaats van overeenkomstige toepassing verklaard. In aanvulling daarop wordt het eerste lid van artikel W4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard (achtste lid). Als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan geldt het volgende. Met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt dan beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt dan toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.

 

In het negende lid is bepaald dat in afwijking van de Kieswet er één dag extra geldt voor het voorbereiden van de openbare zitting na de stemming. Deze vindt plaats drie werkdagen na de stemming. Dit geeft de Amsterdamse organisatie de ruimte om – naast de gemeenteraadsverkiezingen – de verkiezingen in het stadsgebied zorgvuldig af te ronden.

 

Artikel 41: passief kiesrecht van de bestuurscommissie

 

Om als lid van de bestuurscommissie te kunnen worden gekozen, moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad, waar artikel 36a van de Gemeentewet naar verwijst. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet.

Op grond van artikel 41 is een lid van de bestuurscommissie verplicht in het stadsgebied Weesp te wonen. Echter, aan een lid van een bestuurscommissie kan ontheffing worden verleend aan het vereiste voor ingezetenschap. Zo kan een lid dat (nog) niet in het stadsgebied woont maar zich wel wenst in te zetten voor de belangen van het stadsgebied toch lid worden van de bestuurscommissie.

Net als voor het actief kiesrecht, is voor het passief kiesrecht in Amsterdam ervoor gekozen om aan niet EU-onderdanen die drie jaar ingezetene zijn van Amsterdam en er rechtmatig verblijven, het kiesrecht toe te kennen.

 

Artikel 42: vereisten lidmaatschap bestuurscommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

 

In de artikelen uit de Gemeentewet waarnaar wordt verwezen, is onder meer bepaald dat nevenfuncties openbaar moeten worden gemaakt, dat een bestuurder niet ook bijvoorbeeld wethouder, ombudsman of bijvoorbeeld lid van de rekenkamer mag zijn. Ook mag een lid van de bestuurscommissie bijvoorbeeld niet als advocaat of adviseur optreden voor of tegen de gemeente.

Met de toepassing van artikel 11 wordt voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.

Ook is van belang dat het lidmaatschap van de bestuurscommissie op grond van artikel 13 van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 13 van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de bestuurscommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen.

 

Artikel 43: eed of verklaring en belofte

 

De leden van de bestuurscommissie leggen een eed of verklaring en belofte af. Zij leggen hun eed of verklaring en belofte zoveel mogelijk tegelijkertijd met de leden van het nieuwe college af. Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de onderhandelingen hierover nog niet zijn afgerond, dan doen de leden van de bestuurscommissie dit één raadsvergadering later. Bij een tussentijdse benoeming wordt de eed of verklaring en belofte ten overstaan van de voorzitter van het dagelijks bestuur afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 41a van de Gemeentewet.

 

Artikel 44: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

 

Voor wat betreft de beëindiging van het lidmaatschap van de bestuurscommissie zijn de bepalingen inzake de beëindiging van het lidmaatschap van een vertegenwoordigend orgaan van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lid van de bestuurscommissie te allen tijde zelf ontslag kan nemen. Daarnaast kan een lid op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van leden van een vertegenwoordigend orgaan geregeld is, waarbij geen tijdelijk ontslag wordt verleend maar het lid verlof opneemt. Ratio hierachter is dat de bestuurscommissie zelf in vervanging voorziet.

 

Artikel 45: reglement van orde en adviescommissies

 

In dit artikel is geregeld dat de bestuurscommissie zelf een reglement van orde voor de vergaderingen vaststelt. Het college zal een format opstellen voor een reglement zodat de bestuurscommissie niet zelf het wiel hoeft uit te vinden, terwijl zij wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat de bestuurscommissie adviescommissies kan instellen om zich ook door andere organisaties van advies te laten dienen.

 

Artikel 46: dagelijks bestuur en voorzitter

 

De bestuurscommissie wordt geleid door een dagelijks bestuur, bestaande uit drie leden. De bestuurscommissie bepaalt zelf wie uit haar midden het dagelijks bestuur gaan vormen, alsmede wie de voorzitter wordt.

Tussen de bestuurscommissie en het dagelijks bestuur bestaat een hiërarchische verhouding, het dagelijks bestuur is aan de bestuurscommissie ondergeschikt. Aan het dagelijks bestuur worden dus geen eigen taken en bevoegdheden overgedragen. Zij voeren de taken uit en oefenen de bevoegdheden uit die door de bestuurscommissie aan hen zijn gemandateerd.

 

Artikel 47: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties leden dagelijks bestuur

 

Voor het dagelijks bestuur wordt een aantal artikelen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard. Daardoor kan een lid van het dagelijks bestuur niet tevens een aantal andere, limitatief opgesomde functies vervullen zoals wethouder of ombudsman. Ook is bepaald dat een lid van het dagelijks bestuur geen nevenfuncties vervuld die ongewenst zijn gelet op de uitoefening van zijn taak voor het stadsgebied Weesp.

Daarnaast is van belang dat het lidmaatschap van het dagelijks bestuur op grond van artikel 36b van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 36b van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de bestuurscommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen

 

Artikel 48: benoeming dagelijks bestuur

 

In het eerste lid wordt bepaald dat de bestuurscommissie in zijn eerste vergadering na de verkiezingen een tijdelijk voorzitter van het dagelijks bestuur benoemt. Als er meerdere kandidaten zijn en geen van hen na stemming de volstrekte meerderheid behaalt, dan voorziet het tweede lid erin dat er een tweede stemming komt tussen de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben gekregen. Als deze tweede stemming ook geen volstrekte meerderheid voor een kandidaat oplevert, dan vervult de lijsttrekker van de groepering waarop bij de verkiezingen de meeste stemmen zijn uitgebracht, tijdelijk de functie van voorzitter. De definitieve benoeming van de voorzitter vindt plaats tezamen met het benoemen van de twee overige leden van het dagelijks bestuur. In de verordening is bepaald dat deze benoemingen plaatsvinden op de tweede maandag volgend op de dag waarop de bestuurscommissie is geïnstalleerd.

Over de benoeming van de leden wordt gestemd (vierde lid). Deze stemming verloopt op dezelfde wijze als hiervoor beschreven is. Voor het overige is voor de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur in grote lijnen aangesloten bij de procedure die voor de benoeming van wethouders geldt (vijfde en zesde lid).

 

Artikel 49: ontslag en tijdelijke vervanging leden dagelijks bestuur

 

Voor wat betreft het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur is geregeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen (eerste lid) en dat een lid van het dagelijks bestuur door de bestuurscommissie kan worden ontslagen. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat er binnen de bestuurscommissies sprake is van monisme. Een lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt of wordt ontslagen blijft dus in beginsel wel lid van de bestuurscommissie.

Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Op deze manier worden belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weggenomen en de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid gesteld prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.

 

Artikel 50: taken voorzitter

 

In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Daarbij is aangesloten bij de bepalingen die in dat verband in de Gemeentewet zijn opgenomen. Bijvoorbeeld over de opneming en ondertekening van stukken (artikelen 32a, 59a en 77 van de Gemeentewet) en de oproeping voor de vergadering (artikel 53 van de Gemeentewet). Daarnaast is expliciet bepaald dat de voorzitter van het dagelijks bestuur ook de voorzitter van de bestuurscommissie is. De Gemeentewet biedt de gemeenteraad nog wel de mogelijkheid om een andere voorzitter te kiezen, maar gezien de monistische verhoudingen binnen de bestuurscommissie wordt daar hier geen aanleiding toe gezien.

 

Artikel 51: verhindering of ontstentenis voorzitter en leden dagelijks bestuur

 

Dit artikel voorziet in de vervanging van de voorzitter bij verhindering of ontstentenis. Indien de voorzitter afwezig is en zijn functie moet worden waargenomen, dan wordt dit in beginsel door een van de andere leden van het dagelijks bestuur gedaan. Als die ook verhinderd zijn, neemt een door de bestuurscommissie aangewezen lid van de bestuurscommissie waar.

 

Artikel 52: reglement van orde dagelijks bestuur

 

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde op voor zijn eigen vergaderingen. Het college van burgemeester en wethouder zal daar een format voor opstellen zodat er een basis ligt maar het dagelijks bestuur kan zelf nadere invulling geven aan de wijze waarop het bestuur wenst te werken.

 

Artikel 53: taken en bevoegdheden bestuurscommissie

 

Bepaald is dat de bestuurscommissie belast is met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken in het stadsgebied. Zij oefent de taken en bevoegdheden uit die het college aan haar heeft opgedragen. De taken en bevoegdheden staan vermeld in twee bijlagen die bij de verordening horen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door het college en de burgemeester aan de bestuurscommissie of voorzitter worden gemandateerd of gedelegeerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft gemandateerd of gedelegeerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister bevatten een limitatieve opsomming van hetgeen de bestuurscommissie in formele zin mag doen. Voor stadsgebied Weesp geldt dat waar in de takenlijst en het bevoegdhedenregister ‘DB’ of ‘dagelijks bestuur’ benoemd staat als gemandateerd of gedelegeerd orgaan, voor stadsgebied Weesp daar ‘bestuurscommissie’ gelezen moet worden (tweede lid).

 

Artikel 54: vergaderingen

 

Op grond van het eerste lid zijn op de vergaderingen van de bestuurscommissie de bepalingen inzake de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing. Zo zijn de vergaderingen in beginsel openbaar en dient er een meerderheid van de leden aanwezig te zijn voordat een vergadering wordt geopend.

In het tweede lid is bepaald wat er geldt voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten (artikel 54 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van toepassing zijn. In het derde lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de door de bestuurscommissie opgelegde geheimhouding niet geldt voor het college en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Zo wordt ervoor gezorgd dat er een goede verantwoording richting het college en de burgemeester mogelijk is.

 

Artikel 55: bestuurssecretaris

 

In het eerste lid is bepaald dat de bestuurscommissie over een bestuurssecretaris beschikt. Deze wordt door het college aangesteld. Aangezien de bestuurssecretaris een ambtenaar is en dus ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft de bestuurscommissie bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de bestuurscommissie plaatsvindt.

 

Verder is bepaald dat de bestuurssecretaris de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. Dit betreft dus feitelijk de stadsgebiedsecretaris. Naar analogie is dan ook in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het vierde lid geregeld dat het college ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.

 

Artikel 56: de verhouding tot het college en de burgemeester

 

In de artikelen die van overeenkomstige toepassing worden verklaard, is onder meer geregeld dat het college advies vraagt aan het stadsgebied als het voornemens is een besluit te nemen over een stedelijk kader dat het stadsgebied raakt. Ook kan het college inlichtingen vragen en kan de bestuurscommissie op haar beurt een toelichting geven.

 

Tevens zijn hier bepalingen van toepassing verklaard op de verhouding tussen college en bestuurscommissie voor het geval, het niet goed gaat. Het college kan bijvoorbeeld een bevoegdheid terugnemen van de bestuurscommissie en kan namens de bestuurscommissie een besluit nemen (in de plaats stellen). Ook kan het college besluiten schorsen of vernietigen. Al deze acties zijn met waarborgen omkleed (bijv. hoor- en wederhoor).

 

Voor nadere uitleg wordt verwezen naar de toelichting bij artikelen 12 tot en met 17.

 

Artikel 57: de financiën van de bestuurscommissie

 

Door verwijzing naar de artikelen 20 tot en met 22 is bepaald dat de bestuurscommissie jaarlijks een budget krijgt dat is vastgesteld in de gemeentebegroting. Ook is bepaald dat de bestuurscommissie vierjaarlijks een gebiedsagenda vaststelt.

 

Artikel 58: stadsgebiedpanels

 

In dit artikel wordt artikel 38 van overeenkomstige toepassing verklaard op het stadsgebied Weesp, om ook voor Weesp mogelijk te maken dat een stadsdeelpanel wordt ingesteld. Aangezien Weesp geen stadsdeel, maar een stadsgebied is, gaat het in dit geval over stadsgebiedpanels. Het instellen van een stadsgebiedpanel is een discretionaire bevoegdheid van de bestuurscommissie van Weesp. De bestuurscommissie kan een stadsgebiedpanel instellen, maar kan er ook voor kiezen om dit niet te doen.

 

Hoofdstuk 5 - Overgangsbepalingen

 

In dit hoofdstuk wordt in verband met de invoering van het nieuwe bestuurlijk stelsel in overgangsrecht voorzien.

 

Artikel 59: verkiezingen stadsdeelcommissies

 

In dit artikel wordt benadrukt dat de bepalingen uit dit hoofdstuk die zien op verkiezingen alleen gelden voor de verkiezingen op 16 maart 2022.

 

Artikel 60: voorbereiding van de verkiezingen

 

De bestuurscommissies die in 2018 op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam waren ingesteld, organiseren op grond van dit artikel de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Dit betekent dat deze bestuurscommissies zorgen voor een centraal stembureau. Dat stembureau registreert bijvoorbeeld de groeperingen die aan de verkiezingen deelnemen en stelt de verkiezingsuitslag vast. De centrale stembureaus worden per stadsdeel ingesteld.

 

Artikel 61: registratie groepering

 

De voorschriften voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie sluiten zo naadloos mogelijk aan op de voorschriften die er voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies in 2018 golden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de rechten die reeds geregistreerde groeperingen op grond van de Kieswet hebben of groeperingen die op dit moment over zetels in de stadsdeelcommissies beschikken, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Zij hoeven zich niet opnieuw voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie te laten registreren (artikel G 3 van de Kieswet).

 

Artikel 62: groeperingen

 

In dit artikel is bepaald dat de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement wordt aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Groeperingen die reeds over zetels in de stadsdeelcommissie beschikken, zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van de verplichting om ondersteuningsverklaringen in te leveren en een waarborgsom te betalen bij het inleveren van een kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie.

 

Artikel 63: Zitting centraal stembureau

 

In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de nummering van de kandidatenlijsten plaats op de zevende dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting om tien uur.

 

Artikel 64: Aanwijzing bijzonder stemlokaal

 

Deze bepaling is opgenomen om mogelijk te maken dat het college één of meerdere stemlokalen aanwijst in de gemeente Amsterdam waar niet alleen kan worden gestemd voor de stadsdeelcommissie van het stadsdeel waarin dat stemlokaal ligt, maar ook voor andere stadsdeelcommissies of de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp. Een dergelijk stemlokaal kan speciaal ingericht worden voor een bepaalde groep kiezers, bijvoorbeeld kiezers met een visuele beperking.

 

Artikel 65: Waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies

 

De leden van het dagelijks bestuur worden op zijn vroegst pas benoemd als ook de leden van het nieuwe college worden benoemd. De leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden op grond van de Kieswet echter al op 15 maart 2022 af. In de periode tussen de verkiezingen en het installeren van een nieuw dagelijks bestuur moet dus worden voorzien in de leemte die ontstaat bij het rechtsgeldig nemen van de dagelijkse beslissingen. In dat kader is in het eerste lid geregeld dat de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies gedurende die periode aanblijven als waarnemers. Het college kan daarbij tussentijds een vervanger benoemen als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies tussentijds ontslag neemt of wordt ontslagen. Het is aan het college om te bepalen of de benoeming van een vervanger, gezien het aantal leden en de tijd die nog rest, aangewezen is. Op grond van het tweede lid oefenen de waarnemers en hun vervangers in de overgangsperiode de taken en bevoegdheden uit die aan de nieuwe dagelijks besturen zijn gemandateerd en gedelegeerd. Daarbij is echter wel opgemerkt dat zij geen politiek-gevoelige beslissingen kunnen nemen. In het bevoegdhedenregister, onder punt 3 in de algemene bepalingen en beperkingen, staat al dat het dagelijks bestuur het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan moet betrekken als het om een politiek-gevoelige beslissing gaat, maar in het tweede lid is benadrukt dat de waarnemers en hun vervangers in dat geval überhaupt niet bevoegd zijn. Het college en de burgemeester zijn dan dus zelf aan zet. In het derde lid staat dat de waarnemers en hun vervangers voor de aan hen toegekende taken en bevoegdheden ondermandaat kunnen verlenen als de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet. Het vierde lid voorziet in de rechtspositie van degenen die waarnemen en hun vervangers.

 

Artikel 66: aanblijven bestuurssecretaris

 

In dit artikel is geregeld dat de zittende bestuurssecretarissen kunnen aanblijven wanneer de verordening in werking treedt, zonder dat zij opnieuw moeten worden aangesteld. Onder de verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam is sprake van een personele unie van de rollen van bestuurssecretaris en commissiesecretaris. Aangezien met deze nieuwe verordening de controlerende rol van de stadsdeelcommissie wordt versterkt ten opzichte van het dagelijks bestuur, is het niet meer wenselijk dat een en dezelfde persoon zowel de rol van secretaris van het dagelijks bestuur als de rol van secretaris van de stadsdeelcommissie vervult. In dit artikel is geregeld dat de zittende bestuurssecretarissen kunnen aanblijven. Dat betekent dat er wel nieuwe commissiesecretarissen moeten worden aangesteld.

 

Artikel 67: regelgeving bestuurscommissies

 

Uit de verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften binnen de stad vloeien ook taken of bevoegdheden dan wel rechten en verplichtingen voor de bestuurscommissies voort. Met dit artikel is ervoor gezorgd dat deze taken en bevoegdheden of rechten en plichten ook op de nieuwe dagelijks besturen van toepassing zijn. Dit geldt voor zover er op het betreffende beleidsterrein ook taken en bevoegdheden aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen. Er is niet voorzien in een termijn waarbinnen de beleidsregels en voorschriften die door de bestuurscommissies zijn vastgesteld blijven gelden. Dat is ook niet nodig. Deze blijven onverminderd van kracht.

 

Artikel 68: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen

 

De besluitvorming binnen de bestuurscommissies zal in veel gevallen gevolgen hebben voor de nieuwe dagelijks besturen. Om ervoor te zorgen dat de dagelijks besturen op die gevolgen ook invloed kunnen uitoefenen, is geregeld dat de dagelijks besturen de besluiten van hun voorgangers kunnen wijzigen en intrekken, dat zij de rechten, plichten, wettelijke procedures en rechtsgedingen kunnen beheren en dat zij de subsidies kunnen vaststellen die door de dagelijks besturen zijn verleend. Dit geldt voor zover de besluitvorming van de dagelijks besturen ingesteld in 2018 betrekking heeft op taken en bevoegdheden die ook aan de dagelijks besturen zijn toegekend.

 

De artikelen 69 tot en met 73: verkiezing bestuurscommissie Weesp

 

De bepalingen voor de verkiezing van de bestuurscommissie voor het stadsgebied Weesp sluiten zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor de verkiezing van de stadsdeelcommissies. Het belangrijkste verschil is dat er nu nog geen bestuurscommissie is in Weesp. Daarom is het hoofdstembureau voor de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam belast met de organisatie van de verkiezing en wordt de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezing van Weesp aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de bestuurscommissie.

 

Hoofdstuk 6 slotbepalingen

 

Artikel 75: inwerkingtreding

 

De verordening treedt met de verkiezingen van de stadsdeelcommissies op 16 maart 2022 in werking, met uitzondering van artikel 9, tweede en derde lid, artikel 30, eerste lid, en artikel 53, tweede lid, paragraaf 1 van hoofdstuk 4 en paragraaf 1 en 3 van hoofdstuk 5. De bepalingen over de taken en bevoegdheden die door het college en de burgemeester worden opgedragen aan het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter en de bepalingen over de taken en bevoegdheden die door de raad worden opgedragen aan de stadsdeelcommissie en de bestuurscommissie treden in werking op het moment dat de bijlagen met de desbetreffende taken en bevoegdheden vaststaan. Paragraaf 1 van hoofdstuk 4 en paragraaf 1 en 3 van hoofdstuk 5 hebben betrekking op de organisatie van de verkiezingen en daar wordt uiteraard al vóór 16 maart 2022 mee gestart. Die paragrafen treden dus drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking. Voor stadsgebied Weesp geldt verder als inwerkingtredingsdatum de datum van fusie, te weten 24 maart 2022.