Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pekela

Financiële verordening gemeente Pekela 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePekela
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Pekela 2022
CiteertitelFinanciële verordening Pekela 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-202201-01-2022nieuwe regeling

01-02-2022

gmb-2022-85718

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Pekela 2022

De raad van de gemeente Pekela;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2022;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Pekela 2022:

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

 

- afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

 

- inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

 

- netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

 

- onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

 

- overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de beleidsproducten of taakvelden per programma vast.

3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten en lasten per beleidsproduct of taakveld weergegeven. Indien de indeling op beleidsproducten wordt gehandhaafd, dan wordt een apart overzicht in de bijlage opgenomen met de baten en lasten per taakveld om te voldoen aan de vereisten van de BBV.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

 

Artikel 4. Kaders begroting

1. Het college zal indien gewenst uiterlijk in juni aan de raad een kadernota aanbieden met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk 15 juli daaropvolgend vast.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 40.000. van de totale lasten opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per beleidsproduct of taakveld.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een beleidsproduct of taakveld of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een beleidsproduct of taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het beleidsproduct of taakveld, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.

2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

a. de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar beleidsproducten of taakvelden;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar beleidsproducten of taakvelden;

c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

g. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van beleidsproducten of taakvelden en van investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

 

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000; en

c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

 

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 1. afschrijvingsbeleid en bijlage 2. afschrijvingstabel bij deze verordening.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

2. Voor openstaande vorderingen die voortvloeien uit:

a. gemeentelijke belastingen;

b. gemeentelijke heffingen; en

c. uitkeringsverstrekkingen;

 

wordt, met uitzondering van individuele openstaande vorderingen groter dan € 25.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

1. Het college neemt jaarlijks in de begroting en de jaarrekening een aparte bijlage op aangaande reserves en voorzieningen en hun verloop. Bij mutaties worden deze in de tussentijdse rapportages c.q. jaarrekening toegelicht.

2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve; en

d. de maximale looptijd.

3. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten die maximaal in rekening kunnen worden gebracht, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de taakvelden.

7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente (in Euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

8. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

9. Als een rentevergoeding over het eigen vermogen en/of de voorzieningen wordt berekend, dan is deze vergoeding maximaal het rentepercentage dat is gebaseerd op het gewogen samenstel van de (bruto) externe rentelasten over het totaal van de lang en kort aangetrokken financieringsmiddelen.

10. In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

11. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

 

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

2. Het college biedt indien nodig de raad geactualiseerde nota’s aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

 

Artikel 15. Financieringsfunctie

1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

3. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, achtste en negende lid;

b. de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zevende lid; en

c. de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

 

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

 

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

b. het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten; en

c. de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de inkomsten.

 

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, openbare verlichting en kunstwerken. De raad stelt het plan vast.

3. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

4. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

 

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Met ingang van het verslag over boekjaar 2022 wordt op basis van de kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV en op basis van de afspraken met de gemeenteraad, aanvullende informatie opgenomen over de individueel geconstateerde afwijkingen in de rechtmatigheidsverantwoording.

 

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

 

Artikel 22. Grondbeleid

1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. het verloop van de grondvoorraad; en

d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, verplichtingen en rechten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de beleidsproducten of taakvelden;

g. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

h. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

i. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 25. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De ‘Financiële verordening Pekela 2014’ wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij niet meer van toepassing is op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken over het boekjaar 2021. De financiële stukken vanaf het boekjaar 2021 voldoen - voor zover mogelijk - aan deze nieuwe verordening.

 

2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de ‘Financiële verordening Pekela 2014’ van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022 en wordt tevens van toepassing verklaard op de verantwoordingen over de boekjaren 2021 en verder.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Financiële verordening Pekela 2022’.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 1 februari 2022.

 

De voorzitter,

J. Kuin

 

 

De griffier,

S. Kromkamp

 

 

Bijlage 1 afschrijvingsbeleid bij artikel 9

 

Deze bijlage vervangt de nota Activabeleid 2014 die voor De Kompanjie was vastgesteld.

 

Afschrijving vaste activa

In het BBV zijn onder meer de volgende voorwaarden opgenomen voor de afschrijving van vaste activa:

a. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het dienstjaar en slechts om gegronde redenen mogen afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast.

b. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

 

Het bovenstaande houdt in, dat de afschrijvingen gebaseerd dienen te zijn op de verwachte nuttigheidsduur, er sprake dient te zijn van een bestendige gedragslijn en dat de afschrijving stelselmatig moet worden bepaald.

 

Afschrijvingstermijn

Om te komen tot een bestendige gedragslijn is een bijlage 2 opgenomen met de afschrijvingstermijnen van de verschillende soorten activa. Indien de tabel in bijlage 2 niet voorziet, wordt in het raadsvoorstel opgenomen welke afschrijvingstermijn wordt gehanteerd.

 

De afschrijvingstermijn vangt aan in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt c.q. wordt verworven. De gerealiseerde afschrijvingen op basis van hiervan afwijkende methoden in het verleden hoeven daarop niet te worden gecorrigeerd.

 

Extra afschrijving c.q. herwaardering van activa

In de volgende gevallen wordt overgegaan tot extra afschrijving c.q. herwaardering:

 

a. Administratieve vereenvoudiging:

Het gaat hierbij om kleine investeringen met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000 waarbij de kosten niet aan derden worden doorberekend. Deze investeringen worden ineens afgeschreven ten laste van de rekening van baten en lasten.

b. Tenietgaan van het actief:

Als een actief teniet gaat dient de restant boekwaarde in één keer afgeschreven te worden. Hiervan is ook sprake in het geval van verkoop van een actief.

c. Duurzame waardevermindering:

Wanneer de waarde van een actief blijvend daalt, dient onafhankelijk van het resultaat een herwaardering plaats te vinden van het betreffende actief en indien noodzakelijk hersteld via terugname.

d. Voorraden/deelnemingen:

Voorraden en deelnemingen moeten gewaardeerd worden tegen marktwaarde indien die lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs van het actief.

 

Afschrijvingen Immateriële vaste activa

Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio van geldleningen worden niet geactiveerd.

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd.

Indien op grond van de financiële positie van de gemeente deze kosten geactiveerd worden, worden deze kosten in maximaal 5 jaar afgeschreven.

 

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien voldaan wordt aan de voorwaarden in artikel 61 BBV. Indien op grond van de financiële positie van de gemeente deze kosten geactiveerd worden, worden deze kosten afgeschreven conform het soort activa dat in de afschrijvingstabel in bijlage 2 is opgenomen.

 

Afschrijvingsmethode

In het BBV zijn geen bepalingen opgenomen omtrent de afschrijvingsmethode. In de praktijk zijn er veel afschrijvingsmethoden. De meest voorkomende zijn de lineaire afschrijving en de annuïteiten methode.

 

Lineaire afschrijving

Lineaire afschrijving is een afschrijving op basis van een vast percentage van de oorspronkelijke investering. Hierbij blijft het jaarlijkse deel aan afschrijving gelijk, terwijl de rente in de loop van de tijd lager wordt. De totale kapitaallasten dalen dus in de loop van de gebruiksperiode. Hierdoor ontstaat ruimte voor in de tijd oplopende kosten, zoals onderhoudslasten. Ook kan het verschil in kapitaallasten worden gebruikt voor nieuwe investeringen. Dit is de reden dat in de praktijk vaak voor deze methode wordt gekozen.

 

Annuïteit

Bij deze methode blijven de totale kapitaallasten gedurende de afschrijvingstermijn gelijk; wel is in het begin de rentecomponent verhoudingsgewijs groter en aan het eind de afschrijvingscomponent. Deze methode wordt vaak toegepast wanneer er een bepaald bedrag beschikbaar is voor langere tijd om de kapitaallasten mee te dekken. Indien er geen onderhoudslasten zijn, dan kan het ook aan te bevelen zijn om voor deze systematiek te kiezen.

 

In principe wordt afgeschreven op basis van de lineaire afschrijvingsmethode. Hierop kan gemotiveerd worden afgeweken. Bij afwijking zal het college dit middels een raadsvoorstel ter besluitvorming aan de raad voorleggen.

 

 

Bijlage 2 Afschrijvingstabel behorende bij het afschrijvingsbeleid

 

Keuze van de afschrijvingstermijn

Activa kunnen worden afgeschreven naar economische of technische levensduur. De economische levensduur is de periode waarin de activa naar schatting economisch kunnen worden gebruikt. De technische levensduur is de periode waarin het technisch mogelijk is de investering te gebruiken. Dezelfde activa moeten in dezelfde termijn, en volgens dezelfde methode worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn kan nooit langer zijn als de technische levensduur.

 

De gemeente Pekela heeft haar afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa met economisch nut gebaseerd op de verwachte economische levensduur.

 

Per investeringsgroep volgt hieronder een overzicht van de te hanteren afschrijvingstermijnen.

 

Algemeen

 

 

Activa met een verkrijgingsprijs < € 10.000

 

niet activeren

 

 

 

Immateriële activa

 

 

Kosten van sluiten van geldleningen en disagio

 

niet activeren

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

5

jaar (maximaal)

Bijdragen aan activa van derden

 

conform soort activa

 

 

 

Materiële vaste activa

 

 

Gronden en terreinen

 

niet afschrijven

Nieuwbouw gebouwen

40

jaar

Renovatie en verbouw gebouwen

25

jaar

Tijdelijke accommodaties

15

jaar

Technische installaties (w.o. zonnecollectoren)

15

jaar

Inventaris

15

jaar

Schoolgebouwen permanent

60

jaar

Schoolgebouwen semipermanent

20

jaar

Schoolgebouwen; verbouwing

25

jaar

Schoolgebouwen; installaties

40

jaar

Schoolgebouwen; inventaris (1ste inrichting)

20

jaar

Riolering; eerste aanleg

60

jaar

Riolering; pompputten en rioolgemalen

40

jaar

Riolering; aanleg bezinkbassin

60

jaar

Riolering; IBA / pompgemalen

30

jaar

Riolering; mechanisch deel bezinkbassins

25

jaar

Wegen; aanleg en ingrijpende reconstructies

25

jaar

Wegen; trottoirs

25

jaar

Wegen; parkeervoorzieningen

25

jaar

Verkeersmaatregelen

25

jaar

Openbare verlichting; masten

40

jaar

Openbare verlichting armaturen

20

jaar

Groenvoorzieningen

25

jaar

Aanleg / inrichting speelvoorzieningen

15

jaar

Borden en bewegwijzering

10

jaar

Verkeersregelinstallaties

15

jaar

Bruggen

60

jaar

Beschoeiingen

60

jaar

Sportvoorziening; binnenaccommodaties:

30

jaar

Sportvoorziening; binnenaccommodaties renovatie

15

jaar

Sportvoorziening; buitenaccommodaties

25

jaar

Sportvoorziening; buitenaccommodaties renovatie

15

jaar

Sportvoorziening; gymlokalen/sporthallen

20

jaar

Sportvoorziening; inventaris gymlokalen

15

jaar

Sportvoorziening; nieuwbouw kleedaccomodatie

30

jaar

Sportvoorziening; renovatie kleedaccomodatie

15

jaar

Voertuigen

8

jaar

Materieel

8-10

jaar

Materieel; sneeuwschuif

15

jaar

Tractie

8

jaar

Tractie; maaimachine

5

jaar

Automatisering; netwerkbekabeling

8

jaar

Automatisering; hardware

4

jaar

Automatisering; software

5

jaar

Automatisering; printers

5

jaar

Automatisering; servers

4

jaar

Digitale kaarten

5

jaar

Luchtfoto’s

5

jaar