Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening materieel ambtenarenrecht |
Citeertitel | Landsverordening materieel ambtenarenrecht |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 106 Staatsregeling
Landsbesluit overdracht strafbevoegdheid
Landsbesluit stichting mobiliteitscentrum
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende overdracht van disciplinaire strafbevoegdheid als bedoeld in artikel 87, tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht aan de Directeur van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten krachtens het bepaalde in artikel 22 van het Bankstatuut
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende overdracht van disciplinaire strafbevoegdheid als bedoeld in artikel 87, tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, aan de gevolmachtigde minister van Sint Maarten krachtens het bepaalde in artikel 5 van de Landsverordening houdende regels betreffende de rechtstoestand van de ambtenaren van het kabinet van de gevolmachtigde minister van Sint Maarten in Nederland
Regeling kinder- en kostwinnerstoelagen ambtenaren van het kabinet van de gevolmachtigde minister van Sint Maarten in Nederland
Regeling kinder-, kostwinners- en detacheringstoelagen
Werktijdregeling ambtenaren
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-07-2019 | paragraaf 14, artikel 83a | 14-06-2019 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
De hoofdstukken IV, V en VI zijn niet van toepassing op ambtenaren die niet regelmatig dienst doen. Ten aanzien van deze ambtenaren kunnen onderwerpen welke in de genoemde hoofdstukken geregeld zijn, naarmate zulks met betrekking tot elke dienst of elk bedrijf waarin zij te werk zijn gesteld noodzakelijk blijkt, worden geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
De bepalingen van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften vinden slechts toepassing voor zover niet bij een landsverordening of uit kracht daarvan gegeven voorschriften anders is of wordt bepaald.
Voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften wordt verstaan onder:
het openbaar orgaan bedoeld in de artikelen 35 van de Landsverordening funderend onderwijs (P.B. 2008, no. 84), 40a van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) en 44 van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie (P.B. 2008, no. 37) indien de ambtenaar als zodanig in dienst van deze rechtspersoon zal worden of is benoemd.
HOOFDSTUK II Aanstelling en bevordering
Aanstelling in tijdelijke dienst kan slechts plaats hebben:
indien mag worden aangenomen, dat de werkzaamheden, waarmede de ambtenaar zal worden belast, van aflopende aard zijn. Wanneer werkzaamheden als in de vorige volzin bedoeld elkaar in een aaneensluitende reeks opvolgen, wordt de aanstelling in tijdelijke dienst van de ambtenaar, die met die werkzaamheden is belast, na vijf jaren door een aanstelling in vaste dienst vervangen, indien mag worden aangenomen, dat deze werkzaamheden ten minste nog vijf jaren zullen voortduren. De aanstelling in tijdelijke dienst wordt in elk geval na tien jaren dienst als zodanig door een aanstelling in vaste dienst vervangen;
In bijzondere gevallen kan degene, die bij het geneeskundig onderzoek niet geschikt bevonden is, toch in het belang van de dienst als ambtenaar in tijdelijke dienst worden aangesteld, mits de geneeskundige(n) bedoeld in artikel 6 verklaart (verklaren), dat tegen een aanstelling in tijdelijke dienst uit medisch oogpunt geen bezwaar bestaat. Aan de betrokkene wordt, alvorens hij wordt aangesteld, mededeling gedaan van de inhoud en strekking van artikel 6, eerste lid, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
Bij overgang naar een ander ambt wordt een ambtenaar niet opnieuw gekeurd, tenzij voor dat ambt keuringseisen zijn vastgesteld of redelijkerwijze kunnen geacht worden te gelden, zwaarder dan die, welke zijn vastgesteld of redelijkerwijze geacht kunnen worden te gelden voor het ambt, dat hij tevoren bekleed heeft.
De ambtenaar is, in geval van ziekte en wanneer het bevoegde gezag zulks in verband met zijn gezondheidstoestand nodig acht, verplicht zich te onderwerpen aan een onderzoek van een of meer geneeskundigen, daartoe door het bevoegde gezag aan te wijzen.
Een exemplaar van deze landsverordening, de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren, de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren, de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren, de Lumpsumregeling overheidsdienaren, de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de Regeling ambtenarenrechtspraak 1951, en andere landsverordeningen die voor de rechtspositie van de ambtenaar van rechtstreeks belang zullen blijken te zijn, zo mogelijk in een overeenkomstig latere wijzigingen bijgewerkte vorm of anders onder toevoeging van de landsverordeningen waarin zulke wijzigingen zijn aangebracht, alsmede de uit kracht van een of meer van de genoemde landsverordeningen gegeven voorschriften, liggen voor de ambtenaar bij de dienst waarbij hij werkzaam is op door het hoofd van de dienst te bepalen plaatsen en tijden ter inzage.
Aanstelling en bevordering geschieden, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen. Ingeval ten aanzien van de aanstelling en de bevordering ontwikkelings- en andere eisen moeten worden vastgesteld, geschiedt zulks bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
HOOFDSTUK III Beoordeling en ranglijst
Indien ten aanzien van ambtenaren die bij een bepaald dienstvak zijn te werk gesteld of die tot een bepaalde groep van ambtenaren behoren voorschriften worden vereist welke afwijken van de in het voorgaande lid bedoelde regels of strekken ter aanvulling of uitwerking van die regels, worden deze voorschriften bij een afzonderlijk landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.
Bij de vaststelling van regels als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald dat diensttijd, in een gelijkwaardige rang in dienst van het Land, van het voormalige Land de Nederlandse Antillen of van een eilandgebied dat daaronder ressorteerde, doorgebracht en zonder onderbreking voorafgaande aan de betrekking in verband waarmede de ranglijst wordt opgemaakt, volledig meetelt voor het bepalen van de plaats van de betrokken ambtenaar op die ranglijst.
HOOFDSTUK IV Bezoldiging, uitkeringen en toelagen
§ 1. Bezoldiging, persoonlijke toelage en beloning voor overwerk
Voor zover niet bij of krachtens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden of bij of krachtens de Staatsregeling afwijkende voorschriften worden gegeven, geschiedt de bezoldiging van de ambtenaren overeenkomstig regels, vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Indien de bezoldiging geschiedt overeenkomstig een schaal die verschillende, naar de hoogte van de bedragen opstijgende bezoldigingstreden vertoont, kunnen de regels, bedoeld in het voorgaande artikel, bepalen dat de toekenning van verhogingen van de bezoldiging mede of uitsluitend afhankelijk wordt gemaakt van de inhoud van een beoordeling als bedoeld in artikel 15 en hieromtrent nadere voorschriften bevatten.
Aan de gewone bezoldiging welke voor een ambtenaar geldt kunnen behalve de toelagen en vergoedingen, bedoeld in de artikelen 25, tweede en derde lid, en 26, vijfde lid, ook bijzondere individuele vergoedingen en verhogingen of persoonlijke toelagen met een periodiek karakter worden verbonden. De gronden waarop een zodanige verhoging of toelage kunnen worden toegekend worden in de regels, bedoeld in het eerste lid van artikel 18, bepaald; artikel 19 is van overeenkomstige toepassing.
De laagste bezoldiging die ingevolge enige voor ambtenaren in geldende regeling kan worden vastgesteld, is niet lager dan het in overeenkomstige gevallen en voor een overeenkomstig tijdvak van in loondienst verrichte arbeid krachtens de Landsverordening minimumlonen vastgesteld bedrag van het minimumloon.
De bezoldiging van de ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd, is gelijk aan de bezoldiging die de ambtenaar in die functie zou hebben genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit de voor die ambtenaar geldende werktijd en de noemer uit de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd.
In het geval, bedoeld in artikel 22, geldt voor de toepassing van de artikelen 17, 18, 19 en 25, tweede en vierde lid, als bezoldiging voor die ambtenaar de bezoldiging die hij in die functie zou hebben genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd.
De ambtenaar ontvangt over de tijd gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen en opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten geen bezoldiging en aan de bezoldiging eventueel verbonden toelagen en vergoedingen, tenzij hij, na daartoe door het hoofd van dienst in de gelegenheid te zijn gesteld, redenen kan aandragen die zijn verzuim rechtvaardigen.
Indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert wordt de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door of namens het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
De ambtenaar die overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid is belast met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, heeft over de tijd der waarneming aanspraak op toekenning door het bevoegd gezag van een toelage boven zijn eigen bezoldiging ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, met inachtneming van de bepalingen betreffende persoonlijke toelage(n) indien de waarneming:
Bij tijdelijke waarneming krachtens benoeming van een ander ambt dan in het eerste lid bedoeld, zonder ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking kan in bijzondere gevallen ter beoordeling door of namens het bevoegd gezag, boven de toelage in het vorige lid bedoeld een tijdelijke toelage worden toegekend.
Indien de ambtenaar tijdens de waarneming voor een verhoging van de bezoldiging in aanmerking komt, wordt hem deze toegekend in zijn schaal. De toelage, bedoeld in het tweede lid, wordt alsdan bepaald op het verschil tussen de bezoldigingstrede die hij door deze verhoging bereikt en de bezoldigingstrede die hij in de bij het door hem waargenomen ambt behorende schaal bereikt zou hebben, indien hem de verhoging daarin zou zijn toegekend. De beoordeling van de betrokken ambtenaar tijdens de waarneming geschiedt naar de wijze van zijn functioneren in het door hem waargenomen ambt.
Indien het dienstbelang het onvermijdelijk maakt, dat aan een ambtenaar werk wordt opgedragen buiten de vastgestelde werktijden, wordt hem op de in dit artikel bepaalde voet door of namens het bevoegd gezag een beloning toegekend, met dien verstande, dat arbeid, welke gedurende korter dan vijftien minuten aansluitend op de normale werktijd wordt verricht, niet als overwerk wordt aangemerkt.
Bij het opdragen van overwerk wordt in acht genomen, dat de ambtenaar, behalve in de krachtens artikel 24 van de Arbeidsregeling 2000 aangewezen gevallen, slechts bij uitzondering arbeid mag verrichten langer dan gedurende het aantal uren en de tijdvakken, genoemd in artikel 14 van de Arbeidsregeling 2000.
Geen beloning voor overwerk, berekend per uur en geen toelage als bedoeld in het voorgaande lid worden genoten door ambtenaren:
die zijn belast met de uitoefening van een functie taak, welke met zich meebrengt, dat zij regelmatig overwerk moeten verrichten. Aan de onder a. en b. bedoelde ambtenaren kan voor overwerk een eenmalige vergoeding in vrije tijd of, in zeer bijzondere gevallen, in geld of een gratificatie en aan de onder c. bedoelde ambtenaren een vaste maandelijkse vergoeding worden toegekend, vast te stellen door of namens het bevoegd gezag, voor wat betreft de maximale hoogte van het bedrag van een zodanige vergoeding in vrije tijd of, in zeer bijzondere gevallen, in geld of gratificatie met inachtneming van het bij of krachtens artikel 74 bepaalde.
Als inkomsten, bedoeld in het zesde en zevende lid, worden aangemerkt de bezoldiging, vermeerderd met een eventuele kindertoelage, de bijzondere individuele vergoedingen en de verhogingen en persoonlijke toelagen met een periodiek karakter welke op grond van een organieke regeling van de bezoldiging en ingevolge de artikelen 20 en 25 worden genoten, de continutoelage en vergoedingen van onkosten daaronder niet begrepen.
Boven en behalve de vastgestelde bezoldiging geniet de ambtenaar voor de ongehuwde kinderen tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat beneden de leeftijd van achttien jaar of zijn ongehuwde stiefkinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden voor zover zij geheel ten laste van de ambtenaar komen, een kindertoelage, welke wordt toegekend door of namens het bevoegde gezag.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die deel uitmaken van het gezin van de ambtenaar, die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders kunnen worden onderhouden en opgevoed, elk afzonderlijk geval door het bevoegde gezag te beoordelen.
Voor de toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren gelijkgesteld:
kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, die naar het oordeel van het bevoegde gezag ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen.
Ten aanzien van de ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd wordt in de uitvoeringsvoorschriften, bedoeld in artikel 31, indien en voor zover daarbij ter vaststelling van de kinder-, kostwinners- en detacheringstoelagen de bezoldiging het uitgangspunt vormt, de overeenkomstig artikel 22 berekende bezoldiging in aanmerking genomen.
§ 3. Bezoldiging in militaire dienst
De ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is, is in zijn burgerlijke betrekking vrijgesteld van dienst.
De ambtenaar, die ter vervulling van zijn dienstplicht voor eerste oefening onder de wapenen verblijft, geniet gedurende de daarvoor vastgestelde tijd de aan zijn ambt verbonden inkomsten, verminderd met zijn militaire beloning.
De ambtenaar die voor herhalingsoefeningen in werkelijke dienst is behoudt over de tijd van deze dienst het volle genot van de aan zijn ambt verbonden inkomsten.
Indien de overleden ambtenaar geen betrekking als bedoeld in het eerste lid nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de kinderen tot wie de ambtenaar in familierechtelijke betrekking stond die de leeftijd van een en twintig jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of overige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
Laat de overleden ambtenaar ook geen betrekkingen als in het vorige lid bedoeld na, dan kan het in het eerste lid bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overleden ambtenaar voor de betaling dier kosten ontoereikend is.
HOOFDSTUK V Dienst- en werktijden
Bij de regeling van de werktijd en bij haar toepassing wordt voorts ten aanzien van iedere ambtenaar zoveel mogelijk gezorgd, dat hij op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagrust zo weinig mogelijk wordt beperkt. Bij die regeling wordt er naar gestreefd, dat van de ambtenaar op althans zesentwintig zondagen per jaar geen dienst wordt geëist.
Aan de ambtenaar wordt verlof verleend en verlofsbezoldiging toegekend overeenkomstig de regelen, bij landsverordening gesteld.
De aanspraken van de ambtenaren op vrije geneeskundige behandeling en/of verpleging en, in verband daarmede, vrije overtocht, alsmede de bepaling van de categorie of categorieën van ambtenaren waaraan deze aanspraken toekomen, worden bij of krachtens landsverordening geregeld.
Aan de ambtenaar, die voor zich zelf of voor zijn gezin ter zake van geneeskundige behandeling of verpleging in onvermijdelijke uitgaven is vervallen, wordt een tegemoetkoming verleend overeenkomstig de regelen, bij of krachtens landsverordening gesteld.
Aan de gewezen ambtenaar in vaste of tijdelijke dienst, wiens dienstverband is geëindigd tijdens de verhindering om arbeid te verrichten door ziekte anders dan bedoeld in de vorige leden, doch vóór het verstrijken van een tijdvak van 12 maanden sedert de aanvang van de verhindering, wordt voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid, doch uiterlijk tot het tijdstip van eindiging van voormeld tijdvak van 12 maanden, een uitkering toegekend overeenkomende met de verlofsbezoldiging die hij gedurende ziekteverlof zou hebben genoten indien zijn dienstverband niet was geëindigd.
Aan de gewezen ambtenaar in vaste dienst, wiens dienstverband is geëindigd tijdens de verhindering om arbeid te verrichten door ziekte of gebreken, welke ontstaan zijn in en door de uitoefening van de dienst en niet aan de schuld of grove nalatigheid van de betrokken ambtenaar is te wijten, doch vóór het verstrijken van een tijdvak 36 maanden sedert de aanvang van de verhindering, wordt voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid, doch uiterlijk tot het tijdstip van eindiging van voormeld tijdvak van 36 maanden, een uitkering toegekend overeenkomende met de verlofsbezoldiging die hij gedurende ziekteverlof zou hebben genoten indien zijn dienstverband niet was geëindigd.
De gewezen ambtenaar in tijdelijke dienst, wiens dienstverband is geëindigd tijdens de verhindering om arbeid te verrichten door ziekte of gebreken, welke ontstaan zijn in en door de uitoefening van de dienst en niet aan de schuld of grove nalatigheid van de betrokken ambtenaar is te wijten, heeft voor de verdere duur van de gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, aanspraak op een maandelijkse uitkering in geld gelijk aan de maandelijkse uitkering in geld, welke op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering zou zijn genoten indien hij onder de werking van deze landsverordening viel. Bij de vaststelling van de uitkering wordt echter geen rekening gehouden met loongrenzen genoemd in bedoelde landsverordening, terwijl in geval van gehele arbeidsongeschiktheid gedurende het tijdvak bedoeld in het eerste lid deze uitkering niet op een lager bedrag mag worden gesteld dan dat, hetwelk zou zijn toegekend krachtens dat lid.
De arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, dient te blijken uit een verklaring van de geneeskundige commissie of de geneeskundige, bedoeld in artikel 33 van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren, met overeenkomstige toepassing van de in het vierde, vijfde en zesde lid van dat artikel vastgestelde bepalingen.
Op de uitkeringen, welke krachtens de leden 1 en 2 worden genoten, worden eventuele uitkeringen aan pensioen ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen of diens rechtsopvolgers, of bij wijze van pensioen op grond van de Landsverordening Leeftijdsgrens Ambtenaren, vermeerderd met de daarop komende duurtetoeslag, in mindering gebracht.
Het bepaalde in de Regeling vergoeding behandelings- en verpleegkosten overheidsdienaren is, gedurende de tijd dat de in de vorige leden bedoelde uitkeringen worden genoten en voorts ingeval van een ongeval in de zin van de Landsverordening Ongevallenverzekering zolang de gevolgen van het ongeval dit noodzakelijk maken, van overeenkomstige toepassing op de hiervoor bedoelde gewezen ambtenaren.
Aan de nagelaten betrekkingen van de in het derde lid bedoeld gewezen ambtenaar worden de uitkeringen in geld toegekend, welke zouden zijn verdiend indien betrokkene onder de werking van de Landsverordening Ongevallenverzekering viel, met dien verstande dat bij de vaststelling van de uitkering geen rekening wordt gehouden met de loongrenzen genoemd in bedoelde landsverordening.
HOOFDSTUK VII Verschillende verplichtingen en rechten van de ambtenaar
§ 2. Het verrichten van arbeid
Indien de ambtenaar door ziekte of anderszins verhinderd is zijn dienst te verrichten, is hij verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo tijdig mogelijk mededeling te doen aan het hoofd van dienst of aan een door deze aangewezen ambtenaar, teneinde vertraging of hinder in de dienst zoveel doenlijk te voorkomen.
Indien een persoon, die hetzelfde perceel bewoont als de ambtenaar of ten hoogste veertien dagen tevoren bewoond heeft, lijdende is aan cholera, difterie, gele koorts, pest, pokken (variolae en varioloides), roodvonk, febris typhoidea en paratyfus, vlektyfus, of aan een andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen ziekte, waarop de algemene bepalingen der verordening, houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten van toepassing zijn, is het de ambtenaar verboden aan de dienst deel te nemen. De ambtenaar is verplicht bij het waarnemen in het perceel van een ziekte als bedoeld, hiervan zo snel mogelijk kennis te geven aan het hoofd van dienst
Hij kan echter niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting heeft plaats gehad, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen werkzaamheden te verrichten, of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij en voor zover naar het oordeel van het bevoegde gezag zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de overheidsdienst noodzakelijk is.
Behoudens het bepaalde in het derde lid is de ambtenaar, wanneer het belang van de dienst zulks vordert, verplicht, al of niet in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, een andere betrekking of een andere werkkring te aanvaarden, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen. Deze opdracht gaat uit van het bevoegde gezag.
Nevenwerkzaamheden zijn de werkzaamheden die de ambtenaar naast zijn ambt uitoefent of gaat uitoefenen op grond van een dienstbetrekking, in het kader van het drijven van nering of handel of ter vervulling van een besturende, beherende of toezichthoudende functie.
Omtrent de wijze waarop de schriftelijke opgaven, bedoeld in het tweede en vijfde lid, moeten worden gedaan, de gegevens die daarin moeten worden opgenomen, het gebruik van die gegevens en de registratie, bedoeld in het zesde lid, worden nadere regels gesteld. Voor wat betreft de ambtenaren in dienst van het Land worden deze gesteld door de Minister belast met personele zaken.
Ten aanzien van een hoofd van dienst dat nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten, zijn de artikelen 51 en 52 van overeenkomstige toepassing met tussenkomst van de betrokken minister.
Het is de ambtenaar verboden werken, leveringen of dienstverrichtingen welke direct dan wel indirect geheel of gedeeltelijk ten laste van de overheid komen, aan te nemen, zich daarvoor borg te stellen of daaraan, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings deel te hebben.
Aan de ambtenaren of aan bepaalde groepen van ambtenaren van een bepaalde dienst kan door het bevoegde gezag worden verboden commissaris, bestuurder, vennoot, aandeelhouder of lid te zijn van bij landsbesluit aan te wijzen vennootschappen, stichtingen of verenigingen, welke geregeld in aanraking komen of krachtens haar opzet kunnen komen met de betrokken dienst.
De ambtenaar, die een besturende, beherende dan wel toezichthoudende functie vervult in een rechtspersoon, en voor de in die functie verrichte of te verrichten werkzaamheden, anders dan uit ’s Lands kas een vergoeding ontvangt, is verplicht die vergoeding in ’s Lands kas te storten, indien de benoeming in die functie:
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ambtenaar, die een nevenfunctie vervult, welke verband houdt met het door hem beklede ambt en hem is opgedragen door het bevoegde gezag en voor de in die functie verrichte of te verrichten werkzaamheden, anders dan uit ’s Land kas of de kas van een publiekrechtelijke instelling, een vergoeding ontvangt.
Het buiten dienst gekleed gaan in uniform, is geoorloofd, behalve bij betogingen, optochten en openbare politieke vergaderingen, tenzij daarvoor door of namens het bevoegd gezag bijzondere vergunning wordt gegeven. Voorts kan, indien daartoe termen aanwezig worden geacht, het dragen van een uniform buiten dienst voor bepaalde categorieën van ambtenaren door of namens het bevoegd gezag worden verboden.
Het is de ambtenaar verboden bij gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekenen of in dienst andere uniformkledingstukken te dragen dan die van overheidswege zijn verstrekt of voorgeschreven, en overigens insignes of andere onderscheidingstekenen te dragen, waarvan het dragen verboden is. Dit verbod is niet toepasselijk ten aanzien van vreemde ordetekenen tot het aannemen of dragen waarvan door het wettig gezag verlof is verleend.
De ambtenaar die een ambts- of dienstwoning bewoont, onthoudt zich van het uitsteken of hijsen van andere dan nationale of oranje vlaggen. Uit het uiterlijk aanzien van de ambts- of dienstwoning of van het daarbij behorend erf mag niet blijken van de politieke gezindheid van de ambtenaar of zijn huisgenoten.
Aan de ambtenaar, die door het bevoegde gezag naar een andere standplaats wordt overgeplaatst of in zijn standplaats ten behoeve van de dienst verplicht wordt van woning te veranderen, wordt een vergoeding verleend, met inachtneming van de daaromtrent gestelde regelen, welke worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
§ 11. Beloningen en andere bijzondere eenmalige toelagen
De eenvoudige geldelijke beloning gaat een bedrag, gelijk aan tien procent (10%) van de aanvangsbezoldiging, behorende bij schaal 1 opgenomen in het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in artikel 18, niet te boven en kan ten hoogste tweemaal per kalenderjaar aan dezelfde ambtenaar worden toegekend.
Ten aanzien van de ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd wordt ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel de bezoldiging in aanmerking genomen die hij in die functie zou hebben genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd.
1.Indien het naar het oordeel van het bevoegd gezag van groot algemeen belang is dat een bepaalde vacante betrekking zonder uitstel wordt bezet of dat een betrekking door de ambtenaar die haar bezet niet wordt opgegeven, kan een eenmalige uitkering worden toegekend aan de persoon die bereid is de bedoelde betrekking gedurende een bepaald, in de beschikking waarbij de uitkering wordt toegekend als voorwaarde voor de toekenning aan te duiden tijdvak te gaan bezetten, onderscheidenlijk niet op te geven. Aan de toekenning kunnen ook andere voorwaarden, verband houdende met de betreffende betrekking en de wijze waarop zij wordt uitgeoefend worden verbonden.
2. Nadere regels aangaande de hoogte van de uitkering, de voorwaarden waaronder zij kan worden toegekend en de gevallen waarin zij geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald dan wel teruggevorderd, worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Aan de ambtenaar kan door het bevoegd gezag een studieopdracht naar het buitenland worden verstrekt. De ambtenaar die in volledige werktijd in zijn functie werkzaam is, is verplicht een studieopdracht van een duur van ten hoogste zes maanden te aanvaarden. Aan de ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd, kan een dergelijke studieopdracht, en aan iedere ambtenaar kan een studieopdracht welke de duur van zes maanden overschrijdt niet zonder zijn instemming worden gegeven.
Gedurende een studieopdracht wordt de ambtenaar op non-activiteit gesteld. Hem worden zodanige inkomsten toegekend, dat hij gedurende de studieopdracht op dezelfde wijze in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin kan voorzien als ware hij in actieve dienst gebleven; voorts worden zodanige voorzieningen getroffen, dat de ambtenaar van bedoelde opdracht geen nadelen ondervindt. De ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd, maar die met de verlening van een studieopdracht heeft ingestemd, wordt voor de duur van die opdracht in volledige werktijd aangesteld; bij de toekenning van inkomsten als bedoeld in dit lid wordt een betrekking in volledige werktijd als uitgangspunt genomen.
§ 13. Andere verplichtingen en rechten
Ter zake van niet naleving van bepalingen, welke redelijkerwijs niet kunnen worden geacht de ambtenaar bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.
Indien schriftelijk klachten, de ambtenaar betreffende, bij het bevoegde gezag of het hoofd van dienst inkomen, wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk in de gelegenheid gesteld daarvan kennis te nemen en is hij desgevorderd verplicht, de desbetreffende stukken voor gezien te tekenen. Hij is bevoegd zijn oordeel over de inhoud daarvan zowel mondeling als schriftelijk te geven.
In strijd met een regeling, door het bevoegd gezag getroffen, worden de ambtenaar geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.
Het bevoegd gezag dat een algemene regeling vaststelde, is niet bevoegd voor een bepaald geval ten nadele van de ambtenaar daarvan af te wijken, tenzij de regeling afwijking voorbehoudt.
§ 14 Bevordering van integriteit
De vertrouwenspersoon integriteit behandelt de in die hoedanigheid verkregen informatie vertrouwelijk en beschermt de identiteit van personen van wie de informatie wordt verkregen tegen onthulling daarvan tegenover derden. Artikel 61, tweede lid, is niet van toepassing op hetgeen de vertrouwenspersoon integriteit in die hoedanigheid ter kennis is gekomen.
De vertrouwenspersoon integriteit brengt twee maal per jaar, te weten vóór 1 maart en vóór 1 september, aan de Minister van Algemene Zaken een vertrouwelijk en geanonimiseerd verslag uit over het aantal malen dat hij in voorgaande periode om advies is gevraagd en de onderwerpen van de adviezen, met daarbij aangegeven van welke vorm van inbreuk op de integriteit hij eventueel kennis heeft genomen.
§ 15 Vermoeden van een inbreuk op de integriteit
Het diensthoofd bij wie de melding wordt gedaan, stelt onverwijld een rapport op waarin worden vermeld het dienstonderdeel en het diensthoofd waarop de melding betrekking heeft, degene die melding heeft gedaan, de datum van de melding en de feiten, omstandigheden en personen die bij het gemelde vermoeden van een inbreuk op de integriteit een rol spelen.
Binnen acht weken na een melding neemt de minister aan wie het ter zake van de melding opgestelde rapport is gezonden een inhoudelijk standpunt in omtrent het gemelde vermoeden van een inbreuk op de integriteit en wordt de ambtenaar die de melding heeft gedaan, van dat standpunt schriftelijk op de hoogte gebracht.
De ambtenaar die met inachtneming van de bepalingen die bij of krachtens deze Landsverordening zijn gegeven, een vermoeden van een inbreuk op de integriteit heeft gemeld, wordt op geen enkele wijze in zijn positie benadeeld als gevolg van het melden, voor zover hij te goeder trouw handelt en hij geen persoonlijk gewin heeft bij de inbreuk of de melding daarvan.
HOOFDSTUK VIII Disciplinaire straffen
Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien betrokkene zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn, welke die van twee jaren niet te boven mag gaan, niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaats vindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden. De voorwaarden mogen de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken.
Ten aanzien van de ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd wordt ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel de bezoldiging in aanmerking genomen die hij in die functie zou hebben genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd.
Indien de ambtenaar niet in het dienstgebouw of op de werkplaats aanwezig is, wordt de mededeling aan zijn woon- of verblijfplaats tegen gedagtekend en door de ontvanger ondertekend ontvangstbewijs afgegeven aan de betrokkene of aan een van zijn huisgenoten. Indien degene die met de afgifte van de mededeling belast is noch de ambtenaar, noch iemand van diens huisgenoten aantreft, of indien degene die hij aantreft weigert het stuk in ontvangst te nemen of het ontvangstbewijs te ondertekenen, wordt het bij aangetekende post aan zijn woon- of verblijfplaats gezonden.
De straf wordt niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag de ambtenaar van de hulp van anderen gebruik maken.
Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding der redenen, melding gemaakt.
Indien de ambtenaar zulks verlangt, worden bij en degene, van wiens hulp hij bij zijn verantwoording gebruik maakt, in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden, welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben, met uitzondering echter van de stukken tegen welker kennisneming het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet.
Indien tot onmiddellijke tenuitvoerlegging van de straf van buitengewone dienst is overgegaan en deze straf na ingesteld beroep niet wordt gehandhaafd, wordt de tijd, gedurende welke buitengewone dienst is verricht, aan gemerkt als diensttijd gedurende welke opgedragen werk na de vastgestelde werktijden is verricht en wordt aan de hand van de terzake geldende voorschriften een beloning voor overwerk toegekend.
HOOFDSTUK IX Schorsing en ontslag
Onverminderd het bepaalde in artikel 86 kan de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt:
Tijdens de schorsing ingevolge artikel 92, onder a, of ingevolge artikel 93, eerste lid, onderdeel a, wordt het inkomen voor één derde gedeelte ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere inhouding, ook van het volle bedrag, plaatsvinden. Het niet ingehouden gedeelte van het inkomen kan aan anderen dan aan de ambtenaar worden uitbetaald.
Tijdens de schorsing ingevolge artikel 92, onderdeel b, kan tot de in de strafaanzegging of oplegging genoemde datum van ingang van het ontslag het inkomen geheel of gedeeltelijk worden ingehouden; van bedoelde datum van ingang van het ontslag af wordt het inkomen geheel ingehouden. Het niet ingehouden gedeelte van het inkomen kan aan anderen dan aan de ambtenaar worden uitbetaald.
Is een strafvervolging tegen de ambtenaar aanhangig of wordt overwogen hem in aanmerking te brengen voor een disciplinaire straf, dan kan het nemen van een beslissing op het verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden
Aan de ambtenaar wordt wegens het bereiken van een bepaalde leeftijd eervol ontslag verleend overeenkomstig de regelen bij landsverordening gesteld
Er is een Mobiliteitscentrum. Het Mobiliteitscentrum onderzoekt en evalueert ten aanzien van de hem ter beschikking gestelde ambtenaren wie van hen in aanmerking komt voor respectievelijk:
om- of bijscholing in verband met mogelijke plaatsing in de particuliere sector. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent het beheer en de inrichting van een Mobiliteitscentrum en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent zijn in de vorige volzin genoemde taakstelling.
Voor zover de ambtenaar voor om- of bijscholing in aanmerking komt, geschiedt dit onder toezicht van het Mobiliteitscentrum. De ambtenaar is verplicht zich te houden aan de aanwijzingen die hem in dit kader door het Mobiliteitscentrum worden verstrekt. Het Mobiliteitscentrum stelt het bevoegd gezag binnen de voor de ambtenaar geldende opzegtermijn in kennis van het resultaat van de door hem verrichte onderzoeken en evaluaties.
Gedurende de voor de ambtenaar geldende opzegtermijn blijven de voor ambtenaren geldende en nader vast te stellen wettelijke regelingen en voorschriften onverkort op hem van toepassing. De terbeschikkingstelling eindigt met ingang van de dag volgend op de dag waarop de voor de ambtenaar geldende opzegtermijn eindigt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 14 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren.
In de gevallen, dat door het bevoegd gezag wordt overgegaan tot toepassing van het eerste lid, geschiedt het ontslag van de in vaste dienst aangestelde ambtenaar, met uitzondering van het ontslag wegens opheffing van de betrekking, zoveel mogelijk in de volgende rangorde:
zij die pensioengerechtigd zijn, waarbij degenen die niet reeds gedurende zes maanden of langer kostwinner zijn van een gezin of van de betrekkingen, bedoeld in de tweede volzin van artikel 37, derde lid, vóór degenen die dit wèl zijn, en binnen deze beide groepen ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan;
zij die de minste dienstjaren hebben. Onder dienstjaren wordt verstaan de tijd in dienst van het Land, van het voormalige Land de Nederlandse Antillen of van een eilandgebied dat daaronder ressorteerde doorgebracht, ongeacht of gedurende deze tijd een functie in een volledige of in een kortere werktijd is bekleed.
Wanneer het dienstbelang zulks vordert, kan bij verlening van ontslag worden afgeweken van de rangorde, genoemd in het vorige lid, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt op basis van een door het bevoegd gezag vastgesteld plan, dat aan de betrokken ambtenaren kenbaar wordt gemaakt.
Wanneer krachtens het eerste lid ontslag wordt verleend aan een ambtenaar in tijdelijke dienst, die daaraan geen aanspraak op wachtgeld ontleent, wordt een opzeggingstermijn in acht genomen als aangegeven in het tweede lid van artikel 97. Het derde en vierde lid van artikel 97 zijn alsdan van toepassing. In alle andere gevallen, waarin krachtens het eerste lid ontslag wordt verleend, wordt een opzeggingstermijn van drie maanden in acht genomen.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan voorts ontslag worden verleend aan de ambtenaar, die lid is van een vereniging, waarvan de Gouverneur, de Raad van Advies gehoord, verklaard heeft, dat zij om de doeleinden die zij nastreeft, of de middelen die zij aanwendt de behoorlijke vervulling van zijn plicht als ambtenaar kan in gevaar brengen of schaden, of die op enigerlei wijze medewerking of steun verleent aan een zodanige vereniging of aan van haar uitgaande actie.
Behalve in het geval onder d van het eerste lid bedoeld, wordt een ontslag op grond van dit artikel steeds eervol verleend. Het kan niet vroeger ingaan dan de dag, volgende op die, waarop de reden voor het ontslag voor het eerst geconstateerd en in de gevallen bedoeld in het eerste lid onder a, e, f en g tevens door of namens bet bevoegde gezag aan de betrokkene is medegedeeld.
Het geneeskundig onderzoek, in het voorgaande lid voorgeschreven, geschiedt in de Nederlandse Antillen door de geneeskundige commissie, bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdeel a, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, en in andere gevallen door een of meer geneeskundigen, aan te wijzen door de Gouverneur. De nadere regels, bedoeld in het vierde lid van artikel 14, zijn van toepassing.
Aan gewezen ambtenaren, aan wie eervol ontslag is verleend wegens opheffing hunner betrekking of wegens verandering van inrichting van de dienst of het bedrijf, waarbij zij werkzaam zijn, hetzij van twee of meer diensten of bedrijven, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten, wordt een wachtgeld toegekend volgens de daarvoor bij landsverordening gestelde bepalingen. Geen wachtgeld of een lager wachtgeldbedrag kan worden toegekend aan de ambtenaar die door het bevoegd gezag voor een andere, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, passende functie in aanmerking is gebracht, doch geweigerd heeft deze te aanvaarden dan wel die onbemiddelbaar is gebleken door eigen schuld of toedoen.
HOOFDSTUK X Inhouding, beslag en korting
In geval van samenloop van inhouding, beslag en korting, zal, ongeacht in welke tijdsorde zij plaats hebben, het vatbare gedeelte van de bezoldiging eerst worden ingehouden; van het overblijvende zal ten hoogste een vierde geacht worden beslagen te zijn en van het alsdan overblijvende zal ten hoogste een vierde kunnen worden gekort.
§ 9 Overdracht en inpandgeving
Zij kan slechts geschieden bij hetzij authentieke akte, hetzij onderhandse in tweevoud opgemaakte akte, mits deze laatste geregistreerd is en geheel geschreven is met de hand van de ambtenaar die zelf ondertekend heeft of daaronder door deze geschreven is een goedkeuring, houdende voluit geschreven in letters het overgedragen of in pand gegeven bedrag of gedeelte van zijn bezoldiging.
§ 10 Verjaring van vorderingen
Tenzij in bijzondere wetgeving anders is bepaald, verjaren rechtsvorderingen ter zake van bezoldiging, pensioenen en andere geldelijke aanspraken, verschuldigd krachtens een rechtsverhouding waarop dit hoofdstuk van toepassing of van overeenkomstige toepassing is, door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. De artikelen 316 tot en met 323 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing.
HOOFDSTUK Xa Overleg rechtspositie overheidsdienaren
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
onderwijspersoneel: onderwijsgevend en overig personeel dat aan een openbare of bijzondere school is verbonden in de zin van de Landsverordening basisonderwijs, de Landsverordening voortgezet onderwijs, de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie of de Landsverordening funderend onderwijs;
§ 2 De commissie van vakorganisaties
Er is een Commissie bestaande uit vakorganisaties die als representatief zijn aangemerkt.
Een vakorganisatie wordt, voor een periode van twee jaar, als representatief aangemerkt als voor 1 juni van het jaar waarin het verzoek wordt gedaan de blijkens de salarisadministratie contributie betalende leden van de vakorganisatie ten minste tien procent van de overheidsdienaren bedraagt en het algemeen belang zich niet tegen toelating verzet.
Vakorganisaties waarvan de via de salarisadministratie contributie betalende leden van de vakorganisatie ten minste vijftien procent van de overheidsdienaren bedraagt, zijn bevoegd twee vertegenwoordigers aan te wijzen. Voor iedere tien procent contributie betalende leden daarna is de vakorganisatie bevoegd een extra vertegenwoordiger aan te wijzen.
§ 3 Advies-, instemmings- en initiatiefrecht Commissie
De minister is verplicht over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de overheidsdienaren, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, de Commissie advies te vragen, uitgezonderd de in artikel 112h, eerste lid vermelde voorstellen.
De minister is verplicht voor een voorstel over een aangelegenheid van algemeen belang voor de rechtstoestand van de overheidsdienaren, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, de instemming van de Commissie te verkrijgen, voor zover dit voorstel strekt tot invoering, wijziging of intrekking van deze landsverordening of:
HOOFDSTUK XI Bijzondere voorzieningen
Aan een ambtenaar, die krachtens benoeming door de Gouverneur in openbare dienst hier te lande werkzaam zijnde, tot een door de Koning of de Staten te begeven openbare betrekking hier te lande wordt benoemd, wordt door de Gouverneur met ingang van de dag van de aanvaarding van de nieuwe betrekking eervol ontslag verleend.
Op de door de Koning benoemde ambtenaren zijn van toepassing de artikelen 3, 4, 14, 18, 22,23,24, 28, 37, 39, 41, 48, 65, 71, 72, 73, 80 en 113. Mede zijn op deze ambtenaren van toepassing paragraaf 9 van hoofdstuk VII, en de hoofdstukken XI en XIII. De toepassing van de artikelen 104, eerste lid, 106, eerste lid, 107, eerste lid, en 111, eerste lid, geschiedt door de Gouverneur.
HOOFDSTUK XII Slot en overgangsbepalingen
Alle op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening bestaande besluiten en beschikkingen houdende algemeen verbindende voorschriften in de zin van artikel 35, lid 1 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 blijven, voor zover zij of daarin voorkomende bepalingen niet in strijd zijn met deze landsverordening, van kracht totdat zij overeenkomstig de voorschriften van de Staatsregeling en van deze landsverordening zijn vervangen.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening bestaande toestemmingen en vergunningen aan ambtenaren en verleende kortingen blijven gehandhaafd totdat zij ingetrokken worden door de autoriteit, die ingevolge deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften zodanige toestemmingen, vergunningen of kortingen kan verlenen.
De omvang van de werking van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 1915 no.74, houdende verbod van beslaglegging onder publieke administratien en van kortingen op traktementen en pensioenen in de kolonie Curaçao (P.B. 1915, no. 57) en van artikel 48 van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1949, no.125) wordt slechts in zoverre beperkt als noodzakelijk is voor de uitvoering van de voorschriften nopens inhouding, beslag en korting als bedoeld in hoofdstuk X van deze landsverordening
Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening worden in andere landsverordeningen, landsbesluiten, landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, ministeriële beschikkingen en ministeriële regelingen de verwijzingen naar artikelen van deze landsverordening gewijzigd met inachtneming van de transponeringstabel die als bijlage bij deze landsverordening is opgenomen.
De uitvoeringsregelingen vastgesteld ter uitvoering van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Staatsregeling, gelden ter uitvoering van deze landsverordening.