Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de raad van Almere 2022 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de raad van Almere 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2022 | nieuwe regeling | 27-01-2022 | RV-04/2022 |
Hoofdstuk 1 – Algemene Bepalingen
het opstellen van de agenda voor de Politieke Markt, waarbij in de planning rekening wordt gehouden met de focus van de raad, het belang voor de stad en zijn inwoners, de zwaarte van het onderwerp, de actualiteit van het onderwerp en de verhouding tussen voorstellen en verzoeken vanuit het college en voorstellen en verzoeken vanuit de raad en initiatiefgerechtigden;
Artikel 5. Commissie geloofsbrieven
onderzoek naar de geloofsbrieven van de door de voorzitter van het centraal stembureau benoemd verklaarde kandidaat-raadsleden en de daarbij behorende stukken, alsmede de eventuele stukken die de raad heeft ontvangen met betrekking tot de toelating van deze kandidaten, conform artikel V4 Kieswet en artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 Gemeentewet;
onderzoek naar de geloofsbrieven van kandidaat-wethouders en de daarbij behorende stukken en toetst of de kandidaat-wethouder voldoet aan de wettelijke vereisten, conform het gestelde in de artikel 15 lid 1 en 2, 36a, 36b, 41b, 41c en 46 Gemeentewet en artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen, gesteld in artikel G3 lid 4 Kieswet, en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging. Indien echter sprake is dat één of meer leden zich afscheiden van hun fractie wordt de nieuw gevormde fractie voor het restant van de zittingstermijn aangeduid als “Groep” gevolgd door de naam van het betreffende raadslid c.q. raadsleden.
In afwijking van het gestelde onder het eerste lid en behoudens hetgeen in artikel 17, tweede lid, is bepaald, kan een aanpassing van de agenda en/of het aanpassen of toevoegen van de bijbehorende stukken, door tussenkomst van het presidium, tot uiterlijk woensdag 12.00 uur plaatsvinden. De aanpassing en/of toevoeging wordt via het raadsinformatiesysteem bekendgemaakt.
Paragraaf 2 – Orde van de vergadering
Artikel 11. Handhaving van de orde
De voorzitter roept sprekers tot de orde als zij zich, naar het oordeel van de voorzitter, in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het onderwerp van bespreking.
De voorzitter kan de vergadering schorsen, hetzij op eigen initiatief hetzij na een voorstel van orde. Voor een schorsing tijdens het plenaire gedeelte geldt dat per onderwerp voor de eerste schorsing een maximale schorsingstijd is van 15 minuten. Na afloop wordt door degene die de schorsing heeft aangevraagd de reden voor de aanvraag gegeven. Indien hierbij wordt gevraagd om een nieuwe schorsing gebeurt dit met opgaaf van redenen en de gevraagde schorsingstijd.
Indien bij bespreking van een onderwerp in het plenaire gedeelte alle fracties gelegenheid krijgen het woord te voeren, wordt de volgorde van spreken bepaald door de grootte van de fracties, waarbij oppositie en coalitie om en om het woord voeren. De grootste oppositiepartij krijgt als eerste het woord.
De inspreektijd per inspreker bedraagt maximaal 5 minuten. De totale inspreektijd per vergadering bedraagt maximaal 30 minuten. Indien er meer insprekers zijn dan de totale inspreektijd toelaat, besluit het presidium de totale inspreektijd evenredig te verdelen over het aantal insprekers of de totale inspreektijd te verlengen.
Paragraaf 4 – Plenaire gedeelte
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening in het verslag vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
Artikel 23. Verslag en besluitenlijst
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden en onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist.
Hoofdstuk 4 - Informatie en Publicatie
Artikel 25. Ambtelijke bijstand
Een raadslid dat niet tevreden is over de door een ambtenaar aan hem verleende ambtelijke bijstand kan hierover in overleg treden met de gemeentesecretaris. Als dit overleg niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing kan het raadslid de zaak aan de burgemeester voorleggen. De burgemeester voorziet zo spoedig mogelijk in de kwestie.
Artikel 28. Besloten vergadering
Bij het afronden van het besloten deel doet de voorzitter het voorstel om, aan hetgeen in de besloten vergadering is behandeld, geheimhouding op te leggen. Hierbij geldt dat de meerderheid over dit voorstel beslist. Indien de vergadering in de carrousel plaatsvindt en de voorzitter, gehoord hebbende de vergadering, concludeert dat over het voorstel geen unanimiteit is, dient de raad als geheel een uitspraak over het voorstel te doen alvorens de vergadering in de carrousel wordt voortgezet. Deze uitspraak van de raad, en de beraadslaging daaromtrent, wordt in beslotenheid gedaan.
Artikel 29. Uitleg reglement van orde
In gevallen waarin dit reglement van orde niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement van orde, beslist de raad op voorstel van de voorzitter van de raad.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Almere, d.d. 27 januari 2022
De griffier, De voorzitter,
G.J. Broer, A.T.B. Bijleveld-Schouten
Bijlage – Instrumenten Politieke Markt
B.Instrumenten initiatiefgerechtigden
Afhandeling door de griffier conform ‘Instructie voor de griffier van de gemeente Almere’ | ||
Het agendavoorstel wordt door de initiatiefgerechtigde, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier. Het agendavoorstel wordt ondersteund door minimaal 50 inwoners. Het agendavoorstel dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen: de aanleiding voor dit voorstel; helder moet zijn waarom dit onderwerp op de agenda van de raad is gezet; de NAW gegevens van de indiener en de ondertekenaars; zelfstandig leesbaar; bijlagen worden zoveel mogelijk vermeden en kunnen slechts ter kennisname worden toegevoegd. Het agendavoorstel dient betrekking te hebben op een onderwerp dat behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur van Almere, niet zijnde een vraag over het gemeentelijk beleid, een klacht over het gemeentebestuur (hoofdstuk 9 Awb) of een bezwaar tegen een besluit van het gemeentebestuur (hoofdstuk 7 Awb). | ||
Het voorstel wordt door de initiatiefgerechtigde, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier. Het voorstel wordt ondersteund door minimaal 150 inwoners. Het voorstel dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen: de NAW gegevens van de indiener en de ondertekenaars; een duidelijke omschrijving waar het voorstel over gaat en van de raad wordt gevraagd; wat de overwegingen zijn geweest om dit voorstel aan de raad voor te leggen; wat de consequenties zijn van het raadsbesluit; welke alternatieven c.q. andere mogelijke oplossingsrichtingen er zijn. Het voorstel heeft betrekking op een onderwerp dat behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur van Almere, niet zijnde een vraag over het gemeentelijk beleid, een klacht over het gemeentebestuur (hoofdstuk 9 Awb) of een bezwaar tegen een besluit van het gemeentebestuur (hoofdstuk 7 Awb). Een voorstel dat betrekking heeft op een onderwerp, waar in de lopende raadsperiode reeds over is beslist door de raad, wordt niet geagendeerd. Indien na indiening van het voorstel blijkt dat het voorstel voldoet aan de hierboven gestelde eisen, maar inhoudelijk aanpassing verdient om tot een goede afweging in de raad te komen, dan vindt hierover overleg plaats met de initiatiefgerechtigde. Mocht hieruit blijken dat ondersteuning nodig is om het voorstel verder vorm te geven, dan bepaalt het presidium of en de mate waarin deze ondersteuning vanuit de raad kan worden gefaciliteerd. | ||
De procedure voor het starten van een petitie staat op https://petities.nl/petitions/desks/almere?locale=nl Een petitie wordt tijdens de Politieke Markt in ontvangst genomen door de vicevoorzitter van de raad. Een in ontvangst genomen petitie kan leiden tot een behandeling op de Politieke Markt. Het presidium zal hierbij maatwerk toepassen waarbij o.a. rekening wordt gehouden met de wens van de initiatiefnemer, het onderwerp waar de petitie betrekking op heeft en de inzet van andere instrumenten die voor burgers en instellingen beschikbaar zijn. |
C.Instrumenten college (en burgemeester)
Bovenstaande uitgangspunten zijn kenmerkend voor de Politieke Markt, zoals Almere die kent sinds 22 januari 2004 en die zich steeds blijft ontwikkelen. Dit reglement van orde is daarvan het resultaat.
Hieronder vindt een artikelsgewijze toelichting plaats op het reglement van orde. Hierbij is, net als bij het reglement van orde zelf, gebruik gemaakt van de modelverordening van de VNG. Bij sommige passages wordt naar andere bronnen verwezen.
Het reglement van orde staat niet op zichzelf. Verschillende zaken rond het functioneren van de raad zijn geregeld in de Grondwet, Gemeentewet en Kieswet. Vanwege de context worden in deze toelichting ook de relevante bepalingen uit deze wetten betrokken. Daarnaast is een aantal onderwerpen niet in dit reglement van orde benoemd omdat deze apart zijn uitgewerkt. Ook hier wordt in deze toelichting zo nodig naar verwezen. Het betreft:
HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN
Op grond van artikel 21, tweede lid, Gemeentewet heeft een wethouder toegang tot de vergadering en kan aan de beraadslaging deelnemen (dus niet de besluitvorming). Hierbij is de wetgever ervan uitgegaan dat dit niet gebeurt bij aangelegenheden die de raad aangaan en die de raad zonder inmenging van anderen wil behandelen. Voorbeelden zijn het eigen functioneren van de raad of de voorbereiding op een besluit tot onderzoek naar het door de wethouders gevoerde bestuur1. In artikel 21, derde lid, Gemeentewet staat dat een wethouder door de raad kan worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn. Voor vergaderingen in de carrousel geldt dat deze wens tot aanwezigheid in het gespreksmemo wordt vermeld. Voor het plenaire gedeelte vindt de raad het van belang dat het college in principe in elke vergadering aanwezig is. Daarbij geldt de afspraak dat voor afwezigheid een goede reden moet zijn (bijv. werk elders in de stad, studiereizen).
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 juncto 107 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. In artikel 107a Gemeentewet is bepaald dat de raad in een instructie nadere regels stelt over de taken en bevoegdheden van de griffier. Via de ‘Instructie voor de griffier’ is uitwerking gegeven aan deze bepaling. Zo is in deze instructie de rechtspositie van de griffiemedewerkers geregeld en dat de griffier verantwoording over zijn handelen aflegt aan het presidium. Het formele werkgeverschap berust echter bij de raad. Het presidium draagt er zorg voor dat hier in de praktijk invulling aan wordt gegeven. Dit is in artikel 4, tweede lid sub i, van dit reglement van orde benoemd. Ook is in de instructie een vervangingsregeling voor de griffier opgenomen (overeenkomstig artikel 107d Gemeentewet). De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig (artikel 107b Gemeentewet). Dat betekent dat de griffier, desgewenst en indien de voorzitter dat toelaat, ook het woord kan voeren. Dit reglement van orde spreekt alleen over de functie van griffier. De griffier staat aan het hoofd van de griffie. Zeker waar het gaat om de dagelijkse uitvoering van zaken kan hier dus ook de griffie als geheel worden gelezen.
Burgers hebben de mogelijkheid onderwerpen te agenderen. Wie hiertoe het initiatief kan nemen, is omschreven in deze bepaling. Burgers zijn initiatiefgerechtigd als men inwoner is van Almere en kiesgerechtigd is voor de gemeenteraadsverkiezingen. Daarnaast kunnen jongeren, woonachtig in Almere, initiatief nemen als men 16 jaar of ouder is en voor de rest voldoet aan de eisen voor kiesgerechtigde. Hiervoor is gekozen om jongeren – als potentieel kiesgerechtigden – al eerder te kunnen betrekken bij de lokale politiek.
Het voorzitterschap van de vergaderingen in carrousel valt onder de verantwoordelijkheid van het presidium. In de praktijk is zijn, naast de presidiumleden, een aantal raadsleden en fractieassistenten beschikbaar om vergaderingen in de carrousel te leiden. Zij worden hierin ook getraind en ondersteund vanuit de griffie. Het presidium kan van de regel afwijken. Zo is het bij gesprekstafels gebruik dat de initiatiefnemer zelf een voorzitter aanwijst.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 9 Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. Op grond van artikel 21, eerste lid, Gemeentewet heeft de burgemeester het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslaging (dus niet de besluitvorming). In Almere is de afspraak dat als de burgemeester tijdens het plenaire gedeelte deelneemt aan de beraadslaging het voorzitterschap van de raad op dat moment berust bij de vicevoorzitter van de raad. Dit is nu via deze bepaling vastgelegd.
De voorzitter van de vergadering, hetzij in de carrousel hetzij in het plenaire gedeelte, zorgt o.a. voor handhaving van de orde in de vergadering. Aan dit laatste is in artikel 11 van dit reglement van orde verder invulling gegeven.
Artikel 3. Vicevoorzitter van de raad
In artikel 77, eerste lid, Gemeentewet is geregeld hoe de burgemeester, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de raad, wordt vervangen bij afwezigheid. In principe neemt het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waar. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Maar de raad heeft de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. En dat is in Almere de gebruikelijke werkwijze bij de start van een raadsperiode. Indien er daarbij meerdere kandidaten zijn, vindt voorafgaande aan de benoeming eerst een verkiezing plaats.
De vicevoorzitter van de raad is tevens voorzitter van het presidium. Daarmee is er ook samenhang met de benoemingsprocedure voor de andere leden van het presidium (zie verder onder artikel 4 van dit reglement van orde). Waar de presidiumleden echter vlak na de gemeenteraadsverkiezingen worden benoemd, wordt de vicevoorzitter van de raad, vanwege de politieke waarde van deze functie, pas benoemd nadat de coalitie is gevormd.
De gestelde eisen aan het vicevoorzitterschap van de raad (en het lidmaatschap van het presidium) zijn in de afgelopen raadsperiodes opgebouwd volgens een consistente lijn, zoals blijkt uit de raadsbesluiten van 17 juni 2010, 8 maart 2012, 14 februari 2013 en 7 juni 2018. Bij de laatste verkiezing van de vicevoorzitter op 7 juni 2018 werden twee kandidaten uitgedaagd hun visie op de lokale democratie/positie van de raad uiteen te zetten. Voorafgaande aan het openstellen van de vacature worden de eisen in het overleg tussen presidium en fractievoorzitters tegen het licht gehouden, ook om zo de invulling levendig te houden.
Het bestaan van een presidium is niet wettelijk geregeld. Artikel 125, eerste lid, Grondwet legt het primaat bij de raad. Toch is het gebruik, en ook vanuit praktisch oogpunt vanzelfsprekend, dat er een presidium is dat de rol en positie van de raad bewaakt en van daaruit de (dagelijkse) zaken voor de raad behartigt. Wat die zaken zijn, wordt in het tweede lid omschreven.
De eerste taak is het organiseren van de wekelijkse Politieke Markt en aanverwante bijeenkomsten (zie ook de toelichting bij artikel 8 en 9 van dit reglement van orde). Het presidium stelt de agenda op. Met nadruk is gekozen voor het woord ‘opstellen’ en niet ‘vaststellen’ van de agenda. Uiteindelijk stelt de raad de agenda vast en dit gebeurt in zekere zin aan het begin van het plenaire gedeelte. Verder bewaakt het presidium ook de planning van de te agenderen onderwerpen, waarbij rekening wordt gehouden met de aspecten zoals in dit tweede lid benoemd.
De raad kan alleen op een goede en zorgvuldige manier spreken over onderwerpen en besluiten nemen als de stukken van voldoende kwaliteit zijn, volledig zijn en tijdig bekend zijn bij de raad. Het presidium ziet hier op toe. Voorstellen, verzoeken of brieven die niet voldoen aan de eisen van de raad worden zo nodig teruggestuurd naar de steller. Als de situatie zich voordoet dat het college uit eigen beweging een stuk wil terugnemen dat al bij de raad ligt, maar nog niet op de agenda staat, moet het presidium hier toestemming voor geven. Als het stuk al wel op de agenda van de raad staat, dient de raad hierover te besluiten bijv. via een voorstel van orde of motie. In praktische zin kan deze conclusie ook in de carrousel worden getrokken, maar dan dient deze conclusie aan tafel eensluidend te worden getrokken, zowel van de kant van de raad als de portefeuillehouder.
Het presidium voorziet elk voorstel of verzoek aan de raad van een gespreksmemo, waarin niet alleen een behandelvoorstel wordt gedaan maar ook waar nodig en mogelijk inhoudelijke gesprekspunten worden meegegeven vanuit de optiek van de positie van de raad.
Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid dat naast raadsleden (initiatiefrecht, artikel 147a Gemeentewet) en het college/burgemeester (artikel 160 lid 1 sub b Gemeentewet) ook het presidium de voorbereiding van een raadsbesluit op zich kan nemen. Het gaat dan bijv. om het benoemen van de vicevoorzitter van de raad of leden van het presidium of het vaststellen van dit reglement van orde.
De griffier en de medewerkers van de griffie zijn in dienst van de raad. Vanuit het presidium wordt ervoor zorggedragen dat de rol van werkgever wordt ingevuld.
In Almere wordt ervoor gekozen het presidium niet te laten bestaan uit fractievoorzitters. Zo kan het presidium afstand houden tot de politiek en een eigen onafhankelijke positie innemen.
De eisen die worden gesteld aan de presidiumleden zijn in lijn met de eisen aan de vicevoorzitter van de raad. Deze zijn in de afgelopen raadsperiodes opgebouwd volgens een consistente lijn, zoals blijkt uit de raadsbesluiten van 17 juni 2010, 8 maart 2012, 14 februari 2013 en 7 juni 2018. Voorafgaande aan het openstellen van de vacatures worden die eisen in het overleg tussen presidium en fractievoorzitters tegen het licht gehouden, ook om zo de invulling levendig te houden. Zoals blijkt uit de genoemde raadsbesluiten start de procedure om tot een presidium te komen vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen. In het overleg presidium-fractievoorzitters wordt gewezen op de noodzaak om zo spoedig mogelijk na de verkiezingen tot een eerste bemensing van het presidium te komen. Daarbij wordt een beroep gedaan op presidiumleden, die na waarschijnlijkheid na de verkiezingen terugkeren in de raad, om lid van het presidium te blijven. De fractievoorzitters zijn in de gelegenheid afspraken te maken of wensen te uiten omtrent de te volgen procedure en de eisen die worden gesteld aan de voorzitter (vicevoorzitter van de raad) en de leden van het presidium. Na de verkiezingen neemt de griffier primair contact op met de fractievoorzitters van (a) de fracties met een ruimere bemensing en (b) die waar een raadslid aanwezig is die in de voorafgaande raadsperiode presidium lid is geweest. Zo mogelijk leidt dat tot een raadsvoorstel tot benoeming van vier van de vijf presidiumleden. Na de vorming van de coalitie wordt de totale bemensing van het presidium (vijf leden) tegen het licht gehouden. Indien de vicevoorzitter van de raad uit de reeds benoemde presidiumleden komt, heeft dat tot gevolg dat er een vacature in het presidium ontstaat. Maar ook wanneer dat niet het geval is, zijn alle fracties via hun fractievoorzitter in de gelegenheid kandidaten aan te reiken. Bij de keuze voor de samenstelling van het presidium speelt, naast de in het derde lid genoemde eisen, de verhouding coalitie/oppositie een belangrijke rol. En daarnaast kan ook worden gekeken naar zaken als leeftijd of de verhouding man-vrouw.
Het presidium bepaalt onderling wie de voorzitter van het presidium bij afwezigheid vervangt. Het gaat hier niet om het vervangen van de vicevoorzitter van de raad – immers hier besluit alleen de raad over – maar over vervanging van de rol als voorzitter van het presidium. Dit is nodig zodat een vergadering van het presidium bij afwezigheid van de voorzitter indien nodig doorgang kan vinden.
De burgemeester is, vanuit zijn hoedanigheid als voorzitter van de raad, adviseur van het presidium. Dit omdat het presidium een eigen afweging maakt bijv. over de agenda voor de Politieke Markt en het toetsen van voorstellen vanuit het college. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt, moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.
Het presidium vergadert in de regel één keer per maand op dinsdagavond en elke donderdagavond voorafgaande aan de Politieke Markt. Ook zijn er reguliere bijeenkomsten met het college en de fractievoorzitters. Verder vergadert het presidium indien nodig.
Artikel 5. Commissie geloofsbrieven
De voorzitter van het centraal stembureau geeft aan een nieuw raadslid met de geloofsbrief kennis van zijn benoeming (artikel V 1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:
Voordat de raad besluit over toelating van nieuwe raadsleden, stelt de raad, op voorstel van de voorzitter van de raad, een commissie geloofsbrieven in bestaande uit drie raadsleden die bovengenoemde stukken onderzoekt. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, Gemeentewet) betrokken worden. Voor Almere gaat het om de ‘Gedragscode integriteit raadsleden gemeente Almere 2016’ die de raad 1 december 2016 heeft vastgesteld. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. Overigens is deze gedragscode niet juridisch bindend. De raad kan er geen bevoegdheid aan ontlenen om ten opzichte van een raadslid enigerlei formele sanctie toe te passen. De raad kan het raadslid slechts in politieke en morele zin op naleving van de gedragscode aanspreken2.
In het toelaten van nieuwe raadsleden is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. In het laatste geval besluit de zittende raad. In het eerste geval besluit de oude raad in de laatste vergadering na de gemeenteraadsverkiezingen. In de praktijk is het dezelfde vergadering waarin afscheid wordt genomen van raadsleden die niet terugkeren in de nieuwe raad.
Het onderzoek van de commissie geloofsbrieven strekt zich ook uit tot het verloop van de verkiezing (is dit op wettige wijze gebeurd) of de vaststelling van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Het onderzoek naar het proces-verbaal van het centraal stembureau strekt zich echter niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.
Deze bepaling geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c Gemeentewet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Als de wethouder uit de eigen raad afkomstig is, dient dit onderzoek opnieuw plaats te vinden. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden, nu niet als raadslid maar als kandidaat-wethouder. Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. Hiervoor wordt o.a. gebruik gemaakt van de ‘Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Almere 2016’, raadsbesluit 1 december 2016. In tegenstelling tot het toetsen van raadsleden aan de gedragscode (zie hierboven) heeft de raad nu wel bevoegdheden. Men kan immers besluiten om de kandidaat-wethouder niet te benoemen. Ook kan de raad, als de wethouder al in functie is en dan een schending van de gedragscode blijkt, in het ergste geval het vertrouwen opzeggen (artikel 49 Gemeentewet). Momenteel ligt ter behandeling bij de Eerste Kamer het Wetsvoorstel bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur. Hiermee wordt aan artikel 36a Gemeentewet toegevoegd dat de beoogde wethouder bij de benoeming in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan drie maanden.
Een wethouder kan niet tevens raadslid zijn. De Gemeentewet (artikel 36b) maakt hierop twee uitzonderingen. Een wethouder die na de gemeenteraadsverkiezingen terugkeert in de raad, kan raadslid én wethouder zijn totdat een nieuw college is benoemd (formeel gezien als ten minste de helft van het nieuwe college is benoemd, artikel 42, eerste lid, Gemeentewet). Daarnaast kan een raadslid, dat benoemd wordt tot wethouder, raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger in de raad zijn goedgekeurd. Het spreekt voor zich dat het scheiden van rollen in beide gevallen een aandachtspunt is en hiermee prudent moet worden omgegaan.
Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Hierna brengt de commissie verslag aan de raad uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Na toelating als raadslid of benoeming tot wethouder wordt de eed, of verklaring en belofte, afgelegd. De tekst is in artikel 14 en 41a Gemeentewet vastgelegd.
De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, Gemeentewet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (vanwege recht op fractieondersteuning). Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen worden de leden, die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt het raadslid of de fractievoorzitter dit zo spoedig mogelijk aan de voorzitter mee (en worden direct na het verlaten van de raad sleutels, keys, etc. bij de griffie ingeleverd). Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij/zij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen. Indien sprake is van een verandering in de samenstelling van een fractie, is een mededeling aan de voorzitter van de raad voldoende. De raad is gehouden, met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan, rekening te houden met de nieuwe situatie.
Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor in feite tussentijds van fractie kan veranderen of zelfstandig verder kan gaan. Dit betekent ook dat:
kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn, vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;
Een fractie kan besluiten om de naam van een fractie te veranderen. Ook kan een raadslid besluiten zelfstandig verder te gaan. Om te voorzien in situaties als deze heeft Almere conform de modelverordening van de VNG opgenomen dat de naam van een fractie moet voldoen aan de voorwaarden zoals die gelden bij registratie van een partij voor de gemeenteraadsverkiezingen (artikel G 3 lid 4 van de Kieswet). Dat betekent dat de fractienaam niet in strijd mag zijn met de openbare orde en goede zeden en niet overeen mag komen met een andere fractienaam. Deze ruime definiëring had als effect dat in de raadsperiode 2018-2022 een afsplitsing verder is gegaan onder de naam van een partij die niet meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hoezeer een raadslid op grond van artikel 27 Gemeentewet een vrij mandaat heeft, levert het genoemde effect spanning op vanuit democratische legitimiteit. Derhalve kent het vijfde lid nu de huidige formulering.
Artikel 7. Beëdiging van fractieassistenten
Bij het vaststellen van de gedragscodes bestuurlijke integriteit door de raad op 1 december 2016 is motie RG-294 aangenomen. Hierin heeft de raad uitgesproken dat ook de zittende en nieuwe fractieassistenten de eed of belofte afleggen, aangezien fractieassistenten een rol vervullen die in vele opzichten vergelijkbaar is met die van raadsleden.
Tijd, locatie en opzet van de Politieke Markt staan vast. Het presidium kan hiervan afwijken. Zo zijn goede ervaringen opgedaan met vergaderen op locatie, een vergadervorm die de drempel voor inspraak en contact met burgers en het maatschappelijk middenveld zo laag mogelijk probeert te maken. Het onderwerp moet zich er wel voor lenen. Ook kan het soms organisatorisch handig zijn eerst met plenair te beginnen om 19.00 uur en pas daarna de carrousel te houden. Verder is in artikel 18 Gemeentewet bepaald wanneer de raad voor het eerst na de gemeenteraadsverkiezingen bijeen komt.
Het is mogelijk dat op de dag van de Politieke Markt tussen 16.00 uur en 18.00 uur voor de raad sessies worden georganiseerd in het kader van verdieping. Het kan gaan om een technische toelichting op een onderwerp, maar ook een werkbezoek of externe spreker kan voor de invulling zorgen. De verdiepingssessie heeft een facultatief karakter. Het inplannen hiervan gebeurt door het presidium op basis van een gemotiveerd voorstel waarbij, waar nodig, de sessie op beeld wordt opgenomen. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat een technische bijeenkomst en politieke bespreking niet op dezelfde dag plaatsvinden.
De wetgever is in artikel 19 Gemeentewet bewust sober geweest over het bijeenroepen van de raad. Slechts is bepaald dat de burgemeester de leden schriftelijk oproept en daarbij dag, tijdstip en plaats bekendmaakt. Tegelijkertijd worden de stukken, voor zover openbaar, ter inzage gelegd. Het reglement van orde biedt dus ruimte om zaken te regelen3. In dit reglement van orde is daarom bepaald dat het presidium datum, tijdstip en plaats van de Politieke Markt vaststelt (artikel 4, tweede lid sub a). In het verlengde hiervan is in artikel 9, eerste lid, van het reglement van orde bepaald dat de oproep, agenda en stukken (voor zover openbaar) op de vrijdag voorafgaande aan de Politieke Markt via het raadsinformatiesysteem bekend wordt gemaakt. Ook vindt een aankondiging plaats in Almere Deze Week met verwijzing naar het raadsinformatiesysteem. De wetgever laat het aan de raad zelf over op welke wijze invulling wordt gegeven aan de openbaarheidsplicht en gaat ervan uit dat dit op een ‘fatsoenlijke’ manier gebeurt. Dat wil zeggen dat de agenda en stukken gedurende zodanig lange tijd en op een zodanige plaats ter inzage liggen, dat de bevolking er ook reëel toegang toe kan hebben4. Hier in Almere is deze toegang gewaarborgd via het raadsinformatiesysteem. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de wettelijke bepalingen over bekendmaken, zoals genoemd in artikel 19, tweede lid, Gemeentewet en de artikelen 3:12 en 2:14 Awb.
Dit is een afwijking van het eerste lid. Hier wordt de mogelijkheid geboden om tot uiterlijk woensdag 12.00 uur (voorafgaande aan de Politieke Markt van een dag later) de agenda aan te passen en/of de bijbehorende stukken aan te passen of toe te voegen. Voor deze termijn is gekozen om rekening te kunnen houden met de actualiteit, bijvoorbeeld het aanvragen van een interpellatiedebat of nagezonden stukken met actuele informatie. En ook om raadsleden gelegenheid te geven de stukken nog te kunnen bestuderen. Inbreuk op de agenda moet echt te rechtvaardigen zijn. En is uiteindelijk aan het oordeel van de raad zelf of dit ook gebeurt.
Artikel 10. Instrumenten en formats
Voor een toelichting per instrument wordt verwezen naar de toelichting bij de bijlage.
Het vaststellen van besluitrijp geachte voorstellen vindt plaats in de carrousel. Het betreft de verslagen en besluitenlijsten van bijeenkomsten in de carrousel en het plenaire gedeelte en voorstellen die zonder bespreking in de carrousel direct kunnen worden doorgeleid naar het plenaire gedeelte.
Deze bepaling houdt ruimte voor het organiseren van andere activiteiten op de Politieke Markt en past bij het karakter van de Almeerse Politieke Markt waarin blijvend ruimte is om te experimenteren.
De regel is één instrument per onderwerp gelijktijdig. Hiervoor is gekozen om de bestuurlijke stukkenstroom en daarmee de administratieve inzet beperkt te houden. Als de raad bijv. spreekt over een onderwerp is het niet mogelijk dat een fractie over hetzelfde onderwerp tegelijkertijd schriftelijke vragen stelt. Ander voorbeeld is het versturen van een raadsbrief terwijl er reeds een agendering is ingediend bij de raad of terwijl een fractie over hetzelfde onderwerp al schriftelijke vragen heeft gesteld.
Ook geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt. Als een fractie bijvoorbeeld schriftelijke vragen heeft ingediend bij de griffie (dat wil zeggen conform procedure en format) kan een andere fractie geen schriftelijke vragen over hetzelfde onderwerp indienen, tenzij deze een andere strekking hebben. Wel kan het zo zijn, als de ene fractie schriftelijke vragen indient terwijl even later een andere fractie over hetzelfde onderwerp een agendavoorstel indient, dat de agendering in bepaalde gevallen zwaarder zou kunnen wegen. Het uitgangspunt van ‘nee, tenzij’ geldt voor het gehele instrumentarium en voor een ieder die daarvan gebruik maakt. En bij twijfel beslist het presidium.
De aspecten herkenbaarheid, uniformiteit, duidelijkheid en rolvastheid kunnen ook worden toegepast als argumentatie voor het tweede lid.
Paragraaf 2 – Orde van de vergadering
Artikel 11. Handhaving van de orde
De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde omkaderd door artikel 26 Gemeentewet of vullen dit artikel aan.
Zoals onder artikel 4, tweede lid sub a, van dit reglement van orde is bepaald, organiseert het presidium de Politieke Markt. Vanuit die verantwoordelijkheid wordt aangewezen waar deelnemers en bezoekers dienen plaats te nemen. E.e.a. wordt duidelijk vanuit de fysieke opstelling in de zaal of wordt via naambordjes kenbaar gemaakt.
Artikel 26 Gemeentewet kent bevoegdheden toe aan de voorzitter van de raad en gaat uit van een raadsvergadering. Echter, ook in een bijeenkomst in de carrousel kan van een ordeverstoring sprake zijn. Via dit vierde lid wordt hierin voorzien5. Het stelt dat de voorzitter de bevoegdheid heeft om toehoorders te doen vertrekken indien de orde wordt verstoord. Het aan toehoorders voor langere duur de toegang ontzeggen tot de vergadering (artikel 26, tweede lid, Gemeentewet) blijft, gezien de zwaarte van het middel, voorbehouden aan de voorzitter van de raad. Daarbij wordt nog opgemerkt dat onder toehoorders niet worden verstaan ambtenaren en pers6.
In het (recente) verleden is het voorgekomen dat raadsleden tijdens het plenaire gedeelte statements hebben gemaakt (bijv. regenboogshawl, gele hesjes). Afspraak is dat de verantwoordelijkheid voor het al dan niet toestaan hiervan ligt bij de voorzitter en dat een dergelijke actie vooraf met de voorzitter wordt afgestemd c.q. aangekondigd.
In artikel 22 Gemeentewet is de onschendbaarheid en verschoonbaarheid geregeld van hetgeen in de vergadering is gezegd of overlegd. De raad gaat zelf over wat zij toelaatbaar vindt. In dit zesde lid is hiervoor een bepaling opgenomen.
Voor de overzichtelijkheid van de beraadslaging geldt dat er per fractie één woordvoerder is over hetzelfde onderwerp. Wel staat het fracties natuurlijk vrij om per week andere woordvoerders naar de carrousel af te vaardigen. Dat wordt hier dan ook niet mee bedoeld.
Ook niet-raadsleden c.q. fractieassistenten kunnen toestemming krijgen aan de beraadslaging deel te nemen. Het is aan de raad om daarvoor een regeling te treffen7. Daarom is dit derde lid in artikel 12 van het reglement van orde opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ambtenaren die op verzoek van de portefeuillehouder een vraag beantwoorden tijdens de carrousel. Dit alles naar het oordeel van de voorzitter.
In principe krijgt degene die een voorstel, verzoek, motie of amendement heeft ingediend als eerste het woord. En heeft ook het recht op een slotwoord. Of het nu een raadslid, collegelid of burger betreft. Het presidium, of indien dit tijdens de vergadering zelf blijkt de voorzitter, kan besluiten hiervan af te wijken. Een voorstel etc. moet in de formulering ook gewoon helder zijn voor de raad, zonder dat eerst een toelichting moet plaatsvinden. Desondanks is deze bepaling opgenomen, waarbij, met de kanttekening uit de vorige zin, een begin- en slotwoord relevant, kort en bondig moet zijn.
Een voorstel van orde kan bijvoorbeeld inhouden een verzoek om de agenda, spreektijd of de sprekersvolgorde te veranderen. Ook kan worden gevraagd de vergadering te schorsen of te beëindigen. Indien over het voorstel gestemd wordt, geldt dat bij het staken van de stemmen het voorstel niet is aangenomen (artikel 32, vierde lid, Gemeentewet, waarin bij het staken van de stemmen het voorstel wordt doorgeschoven naar een volgende vergadering, is dus niet van toepassing). De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde.
Kan in de carrousel ook een voorstel van orde worden gedaan? Ja, maar hierop besluit de voorzitter gehoord hebbende de vergadering. Hiervoor is gekozen vanwege het karakter van de carrousel. In principe staat hier de behandelwijze vast en waar hiertoe ruimte bestaat (bijv. het bepalen van sprekersvolgorde) is dat aan de voorzitter. Meer formeel beschouwd: over een voorstel van orde zou gestemd kunnen worden. En in de carrousel wordt niet gestemd (omdat niet alle fracties bij een onderwerp vertegenwoordigd hoeven te zijn).
Wat is inhoudelijk en wat is technisch? In de regel gaat het om het verschil tussen feiten en opvattingen. Soms kan er een grijs gebied zijn. Het is dan ook altijd de voorzitter die besluit of iets technisch is of niet en of een technische vraag wordt toegelaten. Technische vragen dienen vooraf aan de betreffende ambtenaar te worden gesteld. Voor sommige onderwerpen wordt voorafgaande aan de politieke bespreking een technische toelichting georganiseerd (bijv. Begroting).
Deze volgorde van spreken wordt bijv. gehanteerd bij algemene beschouwingen.
Het gebruik van ondersteunend materiaal is alleen toegestaan in de carrousel (waar beeld- en oordeelsvorming plaatsvindt) en dit naar oordeel van het presidium of de voorzitter. Waarbij wordt opgemerkt dat beeldmateriaal via het scherm vanwege technische redenen altijd vooraf aangeleverd moet worden. Omdat het plenaire gedeelte het karakter heeft van debat en besluitvorming is hier ondersteunend materiaal niet toegestaan.
In artikel 150 Gemeentewet is bepaald dat de raad bij verordening regels vaststelt voor de manier waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Hiervoor heeft de raad op 22 juni 2006 de inspraakverordening voor Almere vastgesteld. Op grond van artikel 2, eerste lid, van deze verordening kan de raad besluiten of inspraak wordt verleend. Artikel 4, tweede lid, van de verordening biedt ruimte om invulling aan de inspraakprocedure te geven. Met inachtneming van deze beide artikelen is artikel 14 van dit reglement van orde tot stand gekomen.
Een ieder, dus ook burgers van buiten Almere, kan inspreken aan het begin van de beraadslaging. Dit kan dus ook in het plenaire gedeelte zijn. Verder kan ook worden ingesproken bij de beraadslaging over een amendement. Hiervoor is gekozen om zo inspraak mogelijk te maken op de voorgestelde wijziging van een voorstel. Voorwaarde hieraan is wel dat de inspreker ook gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in te spreken bij de start van de beraadslaging over het voorstel waar het amendement betrekking op heeft. Ook moet de inspreektekst betrekking hebben op het geagendeerde onderwerp. Bij het actualiteitenhalfuur kan niet worden ingesproken vanwege het karakter (vraag-antwoord) en omdat strikt genomen de beraadslaging plaatsvindt als een fractie besluit via een agendering een vervolg te geven aan het actualiteitenhalfuur.
Artikel 14. Doel, inhoud en samenstelling
Fracties bepalen zelf of, en zo ja welk raadslid of fractieassistent naar een bepaalde bijeenkomst in de carrousel gaat.
Een raadsvoorstel om een kandidaat-wethouder te benoemen, kan bijv. reden zijn voor het presidium om af te wijken van de regel en direct tot plenaire bespreking over te gaan.
Uitgangspunt is dat de raad zijn eigen tempo bepaald bij het bespreken van een onderwerp.
Artikel 16. Besluitenlijst en verslag
Het spreekt voor zich dat uitzendingen plaatsvinden binnen het wettelijk kader (bijv. privacy). Bezoekers van de Politieke Markt worden hier ter plekke ook op gewezen.
Paragraaf 4 – Plenaire gedeelte
Artikel 17. Doel, inhoud en samenstelling
Het doel van het plenaire gedeelte is debat en besluitvorming. Daarnaast worden in het plenaire gedeelte interpellatieverzoeken behandeld en vindt installatie en afscheid plaats van personen.
De agenda voor het plenaire gedeelte wordt vooraf door het presidium opgesteld. Dat betekent dat eventuele wijzigingen aan het begin van de vergadering moeten worden gemeld. Een voorbeeld is een motie die nog tekstueel is gewijzigd. Ook kan het voorkomen dat stukken ter besluitvorming voorliggen, die dezelfde avond eerst in de carrousel zijn behandeld. Ook dit kan wijzigingen opleveren. En als laatste kan via een voorstel van orde de agenda worden gewijzigd (bijv. toevoegen verzoek tot interpellatie).
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. Op grond van het eerste lid van artikel 20 Gemeentewet is dit meer dan de helft. In Almere kan het plenaire gedeelte dus pas beginnen als er 23 van de in totaal 45 raadsleden aanwezig zijn en de presentielijst hebben getekend. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 Gemeentewet (zie toelichting bij artikel 20 van dit reglement van orde). Het vergaderquorum hoeft alleen aanwezig te zijn aan het begin van de vergadering. De vergadering kan dus worden voortgezet ook al daalt het aantal deelnemende leden gedurende de vergadering beneden de 23 raadsleden8. Als bij aanvang van de vergadering blijkt dat het vergaderquorum niet is bereikt, geldt artikel 20, tweede lid, Gemeentewet. De burgemeester belegt dan een nieuwe vergadering die ten minste 24 uur later plaatsvindt.
De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht (vaak ook de formele bevestiging van de conclusie in de carrousel, zie artikel 15, eerste lid, van dit reglement van orde). De raad kan hierover anders beslissen.
De voorzitter formuleert de te nemen eindbeslissing alvorens tot stemming over te gaan. Van een geldige stemming is sprake als aan het stemquorum van artikel 29, eerste lid, Gemeentewet wordt voldaan. Meer dan de helft van het aantal raadsleden, excl. degenen die zich van stemmen onthouden o.g.v. artikel 28 Gemeentewet, moeten aan de stemming deelnemen. In artikel 29, tweede lid, Gemeentewet is bepaald wanneer het stemquorum niet geldt. Het betreft als na staking van de stemmen in een tweede vergadering opnieuw moet worden gestemd over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen. Of wanneer een nieuwe vergadering wordt gehouden als bedoeld in artikel 20, tweede lid, Gemeentewet als gevolg van het niet voldoen aan het vergaderquorum.
Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. Op basis van jurisprudentie kan het volgende worden geconcludeerd9. Artikel 28 Gemeentewet moet strikt worden uitgelegd, vanwege het beperken van het fundamentele recht van een raadslid om deel te nemen aan een stemming. Daarnaast is ook de toepassing van artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van belang (verbod tot vooringenomenheid en beïnvloeding van besluitvorming vanwege een persoonlijk belang). Maar wanneer is aannemelijk dat het betrokken raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed met als eventuele consequentie dat de rechter het besluit kan vernietigen? Volgens de ABRvS betekent het enkele feit dat een raadslid belanghebbende is bij een besluit (zoals gedefinieerd in artikel 1:2, eerste lid, Awb) niet dat een raadslid zich zou moeten onthouden van deelname aan de besluitvorming (omdat dit dus afbreuk doet aan de taak en de fundamentele rechten van een gekozen volksvertegenwoordiger en daarmee aan het democratisch proces). Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, waarbij het draait om de combinatie van deelname aan de stemming en het uitoefenen van meer dan gewone invloed op de besluitvorming (bijv. schijn van belangenverstrengeling of doorslaggevende stem)10. Het hiervoor genoemde geeft richting, maar geen 100% duidelijkheid en zekerheid. En uiteindelijk is een dergelijke beslissing voorbehouden aan het individuele raadslid en niet aan de raad. Wel kunnen de door de raad vastgestelde bestuurlijke integriteitscodes behulpzaam zijn in de afweging.
Stemverklaringen zullen kort en bondig moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een nieuwe termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. Adresseren is niet toegestaan. De stemverklaringen worden gegeven voordat de stemming begint.
Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, Gemeentewet. Dat wil zeggen: met algemene stemmen aanvaard.
Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, Gemeentewet, die een hoofdelijke stemming verplicht (dringende spoed bij verplichting voor vaststellen begroting of begrotingswijziging).
De raad beslist bij meerderheid van stemmen (artikel 30, eerste lid, Gemeentewet). Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 Gemeentewet van toepassing. Daarin staat dat indien de vergadering voltallig is, het voorstel wordt geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 21. Stemming over amendementen en moties
Een amendement en reguliere motie komen in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Bij een motie vreemd aan de orde van de dag geldt dit uiteraard niet.
Artikel 22. Stemming over personen
Een raadslid, tevens kandidaat-wethouder, is niet verplicht een stembriefje in te leveren aangaande zijn eigen voordracht tot wethouder. Op zich mag hij meestemmen over zijn eigen benoeming omdat niet sprake is van een voordracht, zoals genoemd in artikel 28, derde lid, Gemeentewet, maar van een aanbeveling. Bovendien kunnen raadsleden op het stembriefje ook een andere naam invullen, waardoor geen sprake is van een beperkte keuze. De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Toch is het denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming.
Artikel 31, eerste lid, Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geheim is. Andere stemmingen, bijv. ontslag of het opzeggen van vertrouwen, mogen dus niet geheim zijn. Hetzelfde artikel geeft in het tweede lid aan dat als de stemmen staken (bij stemming over meerdere personen) in dezelfde vergadering een herstemming plaatsvindt. Staken dan de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot (artikel 31, derde lid, Gemeentewet).
Het tweede lid van artikel 30 Gemeentewet bepaalt wanneer bij het vaststellen van de uitslag van een stemming van een uitgebrachte stem kan worden gesproken. Daarvoor is vereist dat een behoorlijk ingevuld stembriefje is ingeleverd. Is er geen sprake van een behoorlijk ingevuld stembriefje, dan telt het desbetreffende briefje dus niet mee voor het bepalen van de uitslag van de stemming. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86) wordt uitdrukkelijk vermeld dat een blanco stembriefje niet wordt aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje, maar is voor het overige de vraag of sprake is van een behoorlijk ingevuld stembriefje overgelaten aan de raad11. Overigens is het wel zo dat een blanco, of verkeerd ingevuld stembriefje, wel meetelt bij de bepaling van de vraag of er een stemquorum is en daarmee een geldige stemming (artikel 29, eerste lid, Gemeentewet). Maar het is geen geldig uitgebrachte stem en telt daarom niet mee voor het bepalen van de meerderheid.
Artikel 23. Verslag en besluitenlijst
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid). In Almere kiezen we voor beide, verslag en besluitenlijst. In de carrousel wordt alleen een besluitenlijst gemaakt (en een verslag indien er in beslotenheid wordt vergaderd).
Het spreekt voor zich dat uitzendingen plaatsvinden binnen het wettelijk kader (bijv. privacy). Bezoekers van de Politieke Markt worden hier ter plekke ook op gewezen.
HOOFDSTUK 4 – INFORMATIE EN PUBLICATIE
Artikel 24. Recht op informatie
In de Gemeentewet zijn regels bepaald over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. In de eerste plaats is er de passieve inlichtingenplicht (artikel 169, derde lid, Gemeentewet). Dat is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad (of raadsleden) gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. In Almere geldt de regel dat raadsleden en fractieassistenten vrij zijn om zich te bewegen in het stadhuis en ambtenaren rechtstreeks om technische informatie kunnen vragen.
Ook kent de Gemeentewet een algemene actieve inlichtingenplicht. Artikel 169, tweede lid, Gemeentewet verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Daarbij geldt dat de raad te allen tijde in positie moet kunnen zijn. Concrete afspraken hierover zitten deels in dit reglement van orde. Daarnaast zijn ook de overleggen tussen presidium, fractievoorzitters en college van belang om dit te bewaken.
Tenslotte is er een tweede actieve, meer specifieke inlichtingenplicht. Artikel 169, vierde lid, Gemeentewet verplicht het college de raad vooraf te informeren over de voorgenomen uitoefening van een bestuursbevoegdheid als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, Gemeentewet indien de toepassing daarvan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente of indien raad daarom verzoekt. Het college mag dan niet eerder een besluit nemen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het antwoord op de vraag wat ingrijpend is, moet volgens de wetgever worden gevonden in de plaatselijke omstandigheden. Waarschijnlijk heeft de wetgever het oog gehad op substantiële financiële gevolgen van privaatrechtelijke overeenkomsten. Blijkbaar moeten raad en college hier zelf een modus voor vinden. Een andere vraag is nog of ook deze inlichtingenplicht wordt beperkt door de weigeringsgrond van het openbaar belang als bedoeld in het derde lid van de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord op basis van ongeschreven gemeenterecht. Het verstrekken van inlichtingen kan overigens niet via de rechter worden afgedwongen.
Artikel 25. Ambtelijke bijstand
Om hun vertegenwoordigende, controlerende en kaderstellende rol goed te kunnen vervullen, kunnen raadsleden een beroep doen op ambtelijke bestand. Artikel 33 Gemeentewet bepaalt dat de raad dit via een verordening regelt. In artikel 25 van dit reglement van orde is hierin voorzien. Hierbij zij opgemerkt dat strikt genomen onder ambtelijke bijstand ook het werk van de griffie valt. In de uitwerking van artikel 25 van dit reglement van orde is uitgegaan van de situatie waarbij een beroep moet worden gedaan op de ambtelijke organisatie die valt onder de verantwoordelijkheid van het college.
De stelregel dat er voor raadsleden en fractieassistenten geen geheimen zijn, sluit aan bij het voorgaande hoofdstuk over informatie.
Wat zijn geheime stukken? Vaak worden hierbij onbedoeld de begrippen geheimhouding als vertrouwelijkheid gebruikt. Hieronder worden deze beide begrippen nader geduid.
In het bestuurlijk verkeer college-raad wordt gewerkt volgens het stelsel van geheimhouding, zoals beschreven in artikel 25 Gemeentewet. Het college deelt informatie met de raad, legt hieraan geheimhouding op en de raad bekrachtigt dat in zijn eerstvolgende vergadering. Na inwerkingtreding van de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur vervalt artikel 25 en wordt vervangen door hoofdstuk VA in de Gemeentewet (artikel 87 e.v.). Het vereiste van bekrachtiging wordt hiermee losgelaten, zonder afbreuk te doen aan het hoofdschap van de raad. Vanaf het moment dat informatie waarop geheimhouding rust door het college met de raad wordt gedeeld, is de raad degene die beslist over het voortduren of opheffen van de geheimhouding en over de mogelijkheid stukken waarop geheimhouding rust aan anderen te verstrekken. De grond voor geheimhouding ligt in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waar het bijvoorbeeld gaat om privacy, financiële belangen of onevenredige benadeling van betrokkenen. Het stelsel is praktisch uitgewerkt in dit reglement van orde (RvO). Artikel 28 lid 1 van het RvO zegt dan ook “over stukken, waaraan geheimhouding is opgelegd, kan niet in openbaarheid worden gesproken.”
Schending van geheimhouding is een strafbaar feit. In artikel 272 Sr is bepaald dat “hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie” (max. 21.750 euro). De taak van de strafrechter is daarbij beperkt tot een onderzoek van de vraag of de aan de verdachte opgelegde geheimhoudingsplicht formeel in overeenstemming is met de wettelijke regeling waarop deze is gebaseerd12.
Versteden merkt hierover op dat raadsleden niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd, indien zij de geheimhoudingsplicht schenden in de gevallen, waarin zij daartegen op grond van art. 22 Gemeentewet zijn gevrijwaard13. Artikel 22 Gemeentewet ziet op de onschendbaarheid van een raadslid. Deze is van toepassing voor zover het raadslid deelneemt aan de beraadslaging. Een raadslid kan dan ook niet worden vervolgd over wat hij/zij zegt in de vergadering of schriftelijk aan de vergadering overlegt. In 2009 onderschreef de toenmalig staatssecretaris van BZK de opvatting van Elzinga dat de immuniteit in alle opzichten domineert boven het geheimhoudingsregime. De staatssecretaris schreef “De onschendbaarheid voor datgene wat volksvertegenwoordigers inbrengen in de vergaderingen is vanouds een van de beginselen van onze representatieve democratie waarmee beoogd is de onafhankelijkheid van de volksvertegenwoordigers te waarborgen. Deze onschendbaarheid kent geen beperkingen”14.
Het bovenstaande blijkt ook uit de jurisprudentie. Zo is een aantal volksvertegenwoordigers in het verleden weliswaar op grond van artikel 272 Sr veroordeeld, maar in alle gevallen werd de opgelegde geheimhouding geschonden buiten de politieke arena, bijvoorbeeld door een persbericht naar buiten te brengen, de informatie te plaatsen op een website of een persconferentie te beleggen en daarmee de stukken openbaar te maken15. Bij schending in de politieke arena zal niet de strafrechter, maar de raad daarover moeten oordelen in het kader van zijn orde. Wel moet dan duidelijk zijn op welke grond de informatie vertrouwelijk is en waarom het algemeen belang van openbaarmaking in dit geval zwaarder weegt dan de vertrouwelijkheid. Deze laatste onderbouwing is nodig, omdat schending niet lichtvaardig moet worden opgevat. Openbaarmaking kan niet alleen nadelige consequenties voor de gemeente of derden hebben, maar kan ook iets betekenen voor de vrije toegang van raadsleden tot de ambtelijke organisatie en het kunnen inzien van stukken.
Naast geheimhouding bestaat ook het begrip vertrouwelijkheid. Een begrip dat in het spraakgebruik soms onbedoeld als synoniem voor geheimhouding wordt gebruikt, maar een aparte wettelijke grondslag kent. Artikel 2:5 Awb stelt dat “Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.”
Het verschil tussen geheimhouding en vertrouwelijkheid is door de casus Smolders in een ander daglicht komen te staan. Smolders was destijds raadslid in Tilburg en lekte, als lid van het presidium, geregeld stukken naar de pers. Zijn verweer was dat het presidium werd voorgezeten door de burgemeester, daarom geen commissie was en er derhalve geen sprake kon zijn van geheimhouding op grond van de Gemeentewet. De Hoge Raad oordeelde anders. Daarbij werd o.a. verwezen naar eerdere rechtspraak waarin naar voren is gekomen dat voor de bepaling van de reikwijdte van het ambtsgeheim gekeken moet worden naar de hoedanigheid van de informatieverstrekker, de aard van de verstrekte informatie, het moment van de informatieverstrekking en de hoedanigheid waarin verdachte de informatie is verstrekt.16
Elzinga trekt hieruit de conclusie dat als ‘vertrouwelijkheid’ wordt gevraagd of zich anderszins op enige wijze aandient, de andere partijen (in casu de raadsleden) moeten weten dat schending daarvan strijd oplevert met art. 272 Sr. Volgens Elzinga werd met genoemde uitspraak een bres geslagen in het regime uit de Gemeentewet. Want het betekent in de praktijk dat indien het college of de burgemeester vertrouwelijkheid vraagt, zonder daarbij een overtuigend beroep te doen op de WOB-criteria voor geheimhouding, er ook dan een strafbaar feit kan ontstaan. En daarmee is het voor het college/burgemeester soms veel aantrekkelijker om de ‘vertrouwelijkheidsroute’ te volgen omdat daarvoor veel minder strenge criteria gelden dan de eisen uit de Gemeentewet. 17
Elzinga onderkent dat het hanteren van ‘vertrouwelijkheid’ voor ambtenaren en bestuurders goed kan werken en voor raadsleden, vanuit hun informatiepositie, ook voordelen kan hebben. Echter, er kleven ook fundamentele nadelen aan en het mag daarom geen alternatieve route zijn. Volgens Elzinga moet ‘vertrouwelijkheid’ dan ook zoveel mogelijk worden beperkt. Schriftelijke stukken dienen volgens hem altijd te lopen via de geheimhoudingsregeling uit de Gemeentewet. Dat geldt ook voor hetgeen mondeling in een besloten vergadering wordt gedeeld. Gaat het om het delen van mondelinge informatie die vertrouwelijk is, dan moet de functionaris/bestuursorgaan dat om deze vertrouwelijkheid vraagt (1) motiveren waarom de geheimhoudingsroute niet kan worden gevolgd, (2) aangeven dat het hier gaat om vertrouwelijkheid in de zin van art. 2:5 Awb en (3) dat uit dien hoofde strafbaarheid kan ontstaan bij schending van deze vertrouwelijkheid. 18
Deze drieslag geldt overigens ook voor schriftelijke stukken, die (nog) geen onderdeel zijn van het bestuurlijk verkeer maar wel in de ambtelijke organisatie aanwezig zijn en door een raadslid kunnen worden ingezien. Daarmee wordt de lijn van vertrouwelijkheid een soort vangnet voor die gevallen waarin het geheimhoudingsregime (nog) niet kan worden gehanteerd. Maar dat dit regime voorop staat, is duidelijk. Het niet in het openbaar kunnen spreken over informatie, is voor een raadslid een beperking van de vrijheid van meningsuiting en daarmee zijn functie. Dat vraagt om een duidelijke normering over het beperken van openbaarheid.
Een stuk waaraan geheimhouding is opgelegd op grond van de Gemeentewet mag niet openbaar gemaakt worden. Zo kan de raad geheimhouding opleggen aan stukken of op hetgeen in een besloten vergadering is behandeld. Ook het college of de burgemeester kan geheimhouding opleggen aan stukken aan de raad of leden van de raad.
Het opleggen van geheimhouding gebeurt altijd gemotiveerd. Daarbij blijkt duidelijk uit de stukken welke delen geheim zijn en welke openbaar. Het raadsvoorstel is in principe altijd openbaar. Ook wordt de duur van de oplegging daarbij aangegeven. De opgelegde geheimhouding vervalt als de raad deze opheft.
Indien er een geheimhoudingsplicht rust op bepaalde stukken, wordt dat expliciet op de stukken vermeld via de term ‘geheim’.
Geheime stukken liggen voor de raad ter inzage in het kastje geheime stukken bij de griffie. Voor fractieassistenten geldt dat zij voorafgaande aan de inzage een geheimhoudingsverklaring tekenen.
Deze bepaling is in de praktische uitvoering al jaren gemeengoed, waarbij het college een inventarisatie maakt en aan de hand daarvan de raad een voorstel doet tot het actualiseren van opgelegde geheimhoudingen. Hierbij wordt ervoor gekozen om telkens terug te kijken naar de voorstellen die twee jaar geleden in college en raad zijn besproken, omdat anders het risico bestaat dat de betreffende dossiers nog niet zijn afgerond en om die reden nog geen oordeel over opheffen of handhaven kan worden gegeven. Los hiervan staat het de raad altijd vrij per geval een opgelegde geheimhouding te heroverwegen.
Artikel 28. Besloten vergadering
De procedure zoals in dit artikel is beschreven, is een uitwerking van artikel 23 Gemeentewet. Daarnaast is gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit het rapport Berenschot ‘Feitenonderzoek naar het vermoeden van het lekken van informatie’ dat 21 december 2017 met de raad is besproken. In Almere geldt dat alleen bij heel zwaarwegende redenen in beslotenheid wordt vergaderd. In artikel 24 Gemeentewet is bepaald wanneer niet in beslotenheid mag worden vergaderd.
Artikel 29. Uitleg reglement van orde
Met dit reglement van orde is getracht enerzijds gewoontes vast te leggen zoals die in de afgelopen jaren zijn ontstaan (de ‘mores’), maar anderzijds ook ruimte te laten voor de proeftuin zoals de Politieke Markt van Almere altijd is geweest. Waar er twijfel bestaat over dit reglement van orde en het toepassen daarvan beslist de raad. Uiteindelijk gaat de raad over zijn eigen orde (artikel 33 Gemeentewet).
Dit reglement van orde wordt na vaststelling in de raad bekend gemaakt en treden op de aangegeven dag in werking.
Een initiatiefvoorstel is een voorstel waarin een raadslid of initiatiefgerechtigde de raad vraagt een besluit te nemen. Het recht van initiatief voor een raadslid is opgenomen in artikel 147a, eerste lid, Gemeentewet. In het tweede en derde lid van artikel 147a Gemeentewet is aangegeven dat de raad regelt op welke wijze indiening en behandeling plaatsvindt. Via dit reglement van orde wordt hier invulling aan gegeven. Het vierde lid van artikel 147a Gemeentewet stelt tenslotte dat, voordat de raad een besluit neemt over het initiatiefvoorstel van een raadslid, het college gelegenheid moet hebben hiertegen wensen en bedenkingen in te kunnen brengen.
Daarnaast laat dit reglement van orde ruimte dat ook initiatiefgerechtigden initiatiefvoorstellen kunnen indienen. Dit is gebaseerd op artikel 149 Gemeentewet. Aan een dergelijk initiatiefvoorstel wordt een aantal procedurele eisen gesteld. Zo dient het voorstel vanwege draagvlak te worden ondersteund door minimaal 150 inwoners. Ook geldt vanuit doelmatigheid dat het voorstel betrekking moet hebben op de bevoegdheid van het gemeentebestuur en niet op een onderwerp waar een andere procedure voor openstaat (zoals klacht of bezwaarschrift). Verder kan het voorstel niet gaan over een onderwerp waar in de lopende raadsperiode al over is beslist. Dit vanwege de democratische legitimiteit van een raadsbesluit.
Een amendement is een voorstel van een raadslid tot wijziging van een besluit dat voorligt en onderdeel is van de beraadslaging. Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b Gemeentewet. In combinatie met artikel 147a Gemeentewet dient de raad nadere regels te stellen voor behandeling van amendementen. Hierin voorziet dit reglement van orde. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
A3 – Motie (of motie vreemd aan de orde van de dag)
Een motie is een oproep van een raadslid aan het college, de burgemeester, het presidium of andere fracties in de raad. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Degene aan wie de motie is gericht, is dan ook niet formeel aan de motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Het naast zich neerleggen van een motie is echter wel een uitzonderlijke stap die ook in het licht van het onderling vertrouwen moet worden bekeken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Voor het indienen van een dergelijke motie geldt als ordetermijn vrijdag vóór 11.00 uur. Deze is bedoeld om griffie en presidium tijd te geven voor het beoordelen van de motie voordat deze aan de agenda kan worden toegevoegd. Een motie vreemd aan de orde van de dag kan op ieder moment worden ingediend en zal, zodra de agenda van de Politieke Markt daartoe ruimte biedt, door het presidium worden geagendeerd. Of er moet sprake zijn van een motie vreemd aan de orde van de dag die tijdens de beraadslaging in het plenaire gedeelte wordt ingediend. Deze wordt bij die beraadslaging betrokken.
In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren (artikel 49 Gemeentewet). Deze motie is van belang, omdat de raad slechts tot ontslagverlening kan overgaan indien tevoren het vertrouwen in de betrokken wethouder(s) is opgezegd. Daarnaast kan op grond van de tekst van artikel 49 Gemeentewet tot ontslag slechts worden overgegaan indien betrokkene na de opzegging van het vertrouwen niet uit eigen beweging onmiddellijk zijn ontslag indient. In de regel zal een wethouder, nadat de raad de motie van wantrouwen heeft aangenomen, zelf ontslag nemen en dit schriftelijk kenbaar maken aan de raad (artikel 43 Gemeentewet). In juridische zin is de raad niet verplicht de opzegging van het vertrouwen en het ontslag te motiveren. Dit is inherent aan het zuiver politieke karakter van dit instrument.19
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten (lid 1) en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt (lid 2). Aan het eerste lid is invulling gegeven in artikel 8 van het RvO. Het tweede lid van artikel 17 Gemeentewet is eigenlijk een correctie op dat eerste lid. De wetgever biedt namelijk de mogelijkheid om tot een extra vergadering te verzoeken. Minimaal een vijfde van de raad – in ons geval 9 raadsleden – dient zo’n verzoek te ondersteunen. Andere eisen zijn dat dit schriftelijk gebeurt onder opgave van redenen. Een raadsminderheid beschikt dus over de bevoegdheid extra vergaderingen te entameren.20 Zo’n verzoek moet procedureel worden gehonoreerd als het aan genoemde eisen voldoet. Anders zouden de raadsleden beschikken over een ‘loze’ bevoegdheid. In Almere komt zo’n verzoek niet tot nauwelijks voor o.a. ingegeven door het feit dat hier zo goed als wekelijks wordt vergaderd.
Nu is de vervolgvraag of de procedurele honorering van het verzoek ook automatisch betekent dat de door indieners verzochte onderwerpen geagendeerd moeten worden. De literatuur en de artikelsgewijze commentaren zijn daar uiterst summier over. Aanknopingspunten kunnen worden gevonden in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) uit 2019.21
In deze casus had een aantal raadsleden uit Brunssum verzocht om een extra raadsvergadering. Deze vond uiteindelijk plaats, maar zonder bespreking van de gevraagde agendapunten. De meerderheid van de raad besliste daar namelijk bij het vaststellen van de agenda anders over. In de uitspraak van de Afdeling wordt de lijn gehanteerd dat een verzoek om een extra raadsvergadering moet worden ingewilligd om zo een minderheid in de raad te garanderen dat deze zijn werk naar behoren kan doen. Tegelijk is het onderdeel van het democratisch proces dat een meerderheid van de raad anders kan besluiten over de voorgestelde agenda. Dit is een bevoegdheid die vervolgens de gehele raad toekomt.
Deze lijn van redeneren volgend kan bij een reguliere Politieke Markt het presidium, binnen de door de raad gegeven ruimte, een afweging maken op basis van de voorliggende werkvoorraad (onderwerpen vanuit raad en college). Bij een extra raadsvergadering is het presidium dan gebonden aan de onderwerpen die de indieners voordragen. Wel kan het presidium, evenals bij een verzoek tot toevoeging van een onderwerp aan de agenda, een eigen advies mee geven aan de raad. Op die manier is de positie van een raadsminderheid geborgd en wordt tegelijkertijd recht gedaan aan het feit dat het vaststellen van een agenda in deze aan de raad als geheel is. Concreet betekent dit in voorkomende gevallen dat als een verzoek om een extra raadsvergadering wordt ingediend de volgende stappen worden gezet:
Een agendavoorstel is een voorstel tot bespreking van een onderwerp op de Politieke Markt. Het verzoek kan worden ingediend door een raadslid, de burgemeester, het college, het presidium of een initiatiefgerechtigde. In het laatste geval geldt dat hieraan een aantal procedurele eisen gesteld. Zo dient het voorstel vanwege draagvlak te worden ondersteund door minimaal 50 inwoners. Ook geldt vanuit doelmatigheid dat het voorstel betrekking moet hebben op de bevoegdheid van het gemeentebestuur en niet op een onderwerp waar een andere procedure voor openstaat (zoals klacht of bezwaarschrift).
Indien een raadslid een agendavoorstel indient dat vanwege de actualiteit met urgentie moet worden behandeld op de Politieke Markt, wordt dit in het agendavoorstel gemotiveerd. Daarnaast kan een agendavoorstel ook worden gebruikt voor het aanvragen van een debat in het plenaire deel (indien dit debat niet zou voortvloeien uit een reguliere bespreking tijdens de carrousel).
A6 – Verzoek tot interpellatie
Dit is een zwaarwegend instrument waar op basis van spoedeisendheid inbreuk wordt gemaakt op de bestaande agenda. Het recht van interpellatie is geregeld in artikel 155 Gemeentewet. Dit reglement van orde kan worden beschouwd als de nadere regels waar het tweede lid van artikel 155 Gemeentewet over spreekt. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Voor het indienen van het verzoek geldt de termijn van artikel 9, tweede lid, van dit reglement van orde. Toenmalig minister Pechtold heeft in een brief van 16 december 2005 aan de GroenLinks fractie in Schoonhoven aangegeven dat de raad de ruimte heeft eigen beleid te ontwikkelen, waardoor de raad dus de vrijheid heeft om te bepalen dat een raadsmeerderheid nodig is om een interpellatiedebat te houden. Ook in Almere houden we het principe van een raadsmeerderheid aan.
Het vragenrecht (artikel 155 Gemeentewet) geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het raadslid kan deze vragen naar keuze mondeling of schriftelijk stellen. Het college is verplicht raadsvragen te beantwoorden, tenzij het openbaar belang zich hiertegen verzet, en kan deze beantwoording ook naar keuze mondeling of schriftelijk doen (artikel 169 Gemeentewet). Het actualiteitenhalfuur is een instrument dat op een snelle en laagdrempelige manier voorziet in het mondelinge vragenrecht van een raadslid zonder dat een raadslid direct zwaardere instrumenten moet inzetten als het mondeling beantwoorden van schriftelijke vragen of een interpellatie. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen onvoldoende is of tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij andere instrumenten benutten om het onderwerp (verder) op de agenda van de raad te krijgen.
Beantwoording van schriftelijke vragen door het college vindt zo spoedig mogelijk plaats, maar uiterlijk binnen 30 dagen. Mocht deze termijn niet mogelijk zijn, dan stuurt het college een uitstelbrief waarin de reden voor het uitstel wordt aangegeven en de termijn waarbinnen de beantwoording zal plaatsvinden.
Raadsleden organiseren dit zelf en gaan tijdens de Politieke Markt in gesprek met externen. Een voorbeeld is het onderwerp publiek verantwoorden. Maar ook bijeenkomsten met de rekenkamer of accountant of een eigen initiatief van een fractie kunnen hier deel van uitmaken.
Een ieder kan een ingezonden brief aan de raad sturen. Deze wordt door de griffier afgehandeld en voor de raadsleden gepubliceerd op het raadsinformatiesysteem. De griffier onderzoekt of de inhoud van de brief aanleiding geeft het college te vragen hierop een reactie te geven of dat deze alleen ter kennisname aan de raad wordt gebracht. De raad kan de afweging maken of men iets met de brief wil doen.
Het aanbieden van een petitie vindt plaats tijdens de Politieke Markt. Of de petitie een vervolg krijgt op de Politieke Markt is o.a. afhankelijk van de wens van de initiatiefnemer. In de praktijk zal wellicht niet elke initiatiefnemer behoefte hebben aan een dergelijk vervolg. Of staan andere instrumenten voor een initiatiefnemer ter beschikking. Ook moet het onderwerp zich lenen voor een zelfstandige agendering. Als het onderwerp bijv. al deel uitmaakt van de agenda van de Politieke Markt of dat binnenkort zou doen, kan hier aansluiting bij worden gevonden. Het presidium maakt hierin de afweging en past maatwerk toe.
Een raadsvoorstel is een voorstel waarin de raad wordt gevraagd een besluit te nemen. Meestal worden deze voorstellen door het college of de burgemeester ingediend (op grond van de bevoegdheid zoals omschreven in artikel 160, eerste lid sub b, Gemeentewet). Vanwege de zorgvuldigheid van het proces geldt dat bij een fatale termijn, zoals een wettelijk bepaalde datum, het voorstel twee maanden voor de fatale datum van besluitvorming bij de griffier moet zijn ingediend. In het raadsvoorstel dient deze fatale termijn gemotiveerd te worden, zodat het presidium de afweging kan maken omtrent het besluitvormingsproces.
Belangrijk is dat een raadsbrief zelfstandig leesbaar is en die informatie bevat die een raadslid moet of mag weten. Dit geldt ook voor een agendavoorstel (zie C3). Een raadslid is dus pas geïnformeerd als de informatie in de raadsbrief/agendavoorstel zelf is opgenomen. Bijlagen worden daarom zoveel mogelijk vermeden, maar als deze worden toegevoegd is het als achtergrondinformatie. Een raadsbrief heeft een omvang van maximaal 2 A4, tenzij dit om verklaarbare en aanvaardbare redenen niet mogelijk is. Een voorbeeld is de collegereactie op moties/amendementen bij de begroting.