Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lopik

Uitvoeringsprogramma Landschapsontwikkelingsplan Groene Driehoek gemeente Lopik, Montfoort en Oudewater

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLopik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsprogramma Landschapsontwikkelingsplan Groene Driehoek gemeente Lopik, Montfoort en Oudewater
CiteertitelUitvoeringsprogramma Landschapsontwikkelingsplan Groene Driehoek gemeente Lopik, Montfoort en Oudewater
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenKaart bijlage 1 Uitvoeringsprogramma

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-2022nieuwe regeling

21-06-2005

gmb-2022-84125

15

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsprogramma Landschapsontwikkelingsplan Groene Driehoek gemeente Lopik, Montfoort en Oudewater

De raad van de gemeente Lopik;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 mei 2005 om op hoofdlijnen in te stemmen met de voorliggende landschapsvisie (april 2005) en kennis te nemen van de verdere planning tot aan het vaststellen van visie en uitvoeringsprogramma in het 3e kwartaal 2005,

 

overwegende,

dat deze landschapsvisie, onderdeel van het intergemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan, tot stand is gekomen in overleg met een klankbordgroep waarin belanghebbende groepen vertegenwoordigd zijn;

dat de bevolking regelmatig over de inhoud en voortgang is geïnformeerd;

dat er een aparte discussiebijeenkomst met de raadsleden van de drie gemeenten plaatsgevonden heeft en dat de hoofddoelstellingen en deelvisies op hoofdlijnen onderschreven werden maar dat er wel een aantal opmerkingen zijn gemaakt;

dat deze opmerkingen tot aanpassing van de visie hebben geleid;

dat dit heeft geleid tot een breed gedragen visie op het behoud en de ontwikkeling van het landschap van de drie gemeenten;

 

b e s l u i t :

 

  • 1.

    op hoofdlijnen in te stemmen met achterliggende Landschapsvisie (hoofdstuk 6 van het Landschapsontwikkelingsplan Groene Driehoek);

  • 2.

    bij punt 1 van de op blz. 74 en 75 genoemde algemene doelstellingen het woord "versterking" te schrappen;

  • 3.

    bij meerderheid achterliggend door de SGP-fractie ingediend amendement over te nemen en derhalve in het Landschapsontwikkelingsplan Groene Driehoek te verwerken;

  • 4.

    kennis te nemen van de verdere planning.

 

1 Inleiding

 

Gezamenlijke aanpak drie gemeenten uitvoeringsplan

De uitwerking van de visie in concrete projecten is een belangrijk onderdeel van het Landschapsontwikkelingsplan. Om de visie ook werkelijkheid te laten worden is deze verder uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. De drie gemeenten hebben besloten gezamenlijk een uitvoeringsplan op te stellen.

Binnen dit plan is duidelijk aangegeven welke projecten gezamenlijk worden opgepakt en welke projecten en taken specifiek zijn voor één gemeente.

 

Basisambitie

De projecten die voortkomen uit de visie zijn divers van aard en strekking. De uitvoering van de projecten is naast de afhankelijkheid van draagvlak en financiering mede afhankelijk van een goede inbedding van het landschapsbeleid in de organisatiestructuur van de gemeente. Het is belangrijk dat de gemeente in ieder geval een basisambitie vastlegt in een aantal fundamentele 'randvoorwaarden', die te maken hebben met de plek van het landschapsbeleid binnen de gemeentelijke organisatie. Deze 'basis randvoorwaarden' leggen het fundament voor continue aandacht en een blijvende activiteit in de organisatie op het gebied van landschapsontwikkeling. De 'basisvoorwaarden’ zijn in hoofdstuk 2 weergegeven. Per taak is aangegeven of deze per gemeente of door de drie gemeenten samen dienen te worden opgepakt.

 

Projecten, kosten en prioriteiten

De visie is 'opgeknipt' in diverse projecten die verspreid over de komende tien jaar uitgevoerd kunnen worden. Elk project is in hoofdstuk 3 kort omschreven in een projectblad met daarbij het doel, de trekker, de belangrijkste kosten, de financieringsbronnen en het instrumentarium. Daarna is in hoofdstuk 4 de prioritering van de projecten in de tijd uitgezet. In hoofdstuk 5 is vervolgens in het kostenoverzicht een indicatie aangegeven van de te verwachten kosten voor de gemeente. Op basis hiervan kunnen de gemeenten een globale reservering op de jaarlijkse begroting maken.

 

Beleidsinstrumenten en financieringsmogelijkheden

In hoofdstuk 6 zijn vervolgens de diverse beleidsinstrumenten beschreven, die kunnen worden ingezet voor een actueel landschapsbeleid en een actieve landschapsontwikkeling. In de projectvoorstellen wordt naar deze beleidsinstrumenten verwezen. Vervolgens is in hoofdstuk 7 een overzicht gegeven van financieringsmogelijkheden. In de projectvoorstellen is per project aangegeven van welke financieringsmogelijkheden gebruik kan worden gemaakt.

 

Evaluatie

Het verdient aanbeveling om het landschapsontwikkelingsplan actief te houden en ervoor te zorgen dat het plan reageert op nieuwe ontwikkelingen. De voortgang van de projecten dient jaarlijks kort geëvalueerd en zo nodig bijgesteld te worden. Hierdoor blijft het plan actueel. Ook is het van belang om nieuwe ontwikkelingen in het beleidsinstrumenten en de financieringsmogelijkheden bij te houden en om de paar jaar te actualiseren.

2 Basisrandvoorwaarden

 

Zoals reeds in de inleiding is vermeld is het van groot belang dat elke gemeente een basisambitie vastlegt in een aantal fundamentele 'randvoorwaarden', die te maken hebben met de plek van het landschapsbeleid binnen de gemeentelijke organisatie. Deze 'basis randvoorwaarden' leggen het fundament voor continue aandacht en een blijvende activiteit in de organisatie op het gebied van landschapsontwikkeling. Per taak is aangegeven of deze per gemeente of door de drie gemeenten samen dienen te worden opgepakt. In de regel dient zoveel mogelijk gestreefd te worden naar samenwerking, omdat de doelstellingen vaak vergelijkbaar zijn en de overhead kosten dan zo laag mogelijk blijven. De voorstellen hebben te maken met de organisatie van het landschapsbeleid binnen de gemeentelijke structuur. De landschapscoördinator, het landschapsfonds en het communicatieplan zijn in de projecten verder uitgewerkt.

 

2.1 Gemeentelijke taken en organisatie

De gemeenten spelen een belangrijke rol bij de stimulering van een actieve landschapsontwikkeling. In feite dienen de gemeenten de initiator en motivator te zijn en politiek de visie van het landschapsontwikkelingsplan te ondersteunen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en de voortgang van het in het Landschapsontwikkelingsplan ingezette beleid.

 

  • -

    De gemeentelijke diensten toetsten ingediende plannen aan het landschapsbeleid en de gestelde randvoorwaarden vanuit landschap. De gemeente draagt zorg voor de afstemming met het ruimtelijke ordenings- en milieubeleid op alle schaalniveaus (intern en extern).

  • -

    De gemeente heeft zelf ook een uitvoerende taak. Diverse projecten dienen conform het uitvoeringsplan uitgevoerd te worden door de gemeente. De realisatie van deze projecten is niet afhankelijk van medewerking van bijvoorbeeld particulieren en derden.

  • -

    De gemeente heeft zelf ook een beheertaak. Een juist en duurzaam beheer van bijvoorbeeld landschapselementen is immers de garantie voor een duurzaam landschap.

  • -

    De gemeente/landschapscoördinator controleert regelmatig de uitvoering en het beheer van projecten en of zij in overeenstemming zijn met de doelstellingen en sturen bij waar nodig. Jaarlijks vindt een korte evaluatie van de projecten plaats (evaluatie en bijsturing).

  • -

    De gemeenten stellen elk een landschapscoördinator aan (zie taakomschrijving 'Coördinator en stimulator').

  • -

    De gemeente stimuleert convenantvorming tussen het (toekomstige) landschapsfonds en particulieren en/of verenigingen ten aanzien van beheer en ontwikkeling van het landschap voor een structurele financiering en daarmee totstandkoming van de beleidsdoelstellingen. Ook kan zij andere convenanten stimuleren, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van planologische schaduwwerking van nieuwe landschapselementen.

  • -

    De gemeente draagt zorg voor koppeling van het RO beleid en landschapsontwikkeling (zie hieronder).

Koppeling RO beleid en landschapsontwikkeling

Handhaving van bestaande landschapswaarden kan door het voeren van een goed ruimtelijk ordeningsbeleid, via het bestemmingsplan, aanlegvergunningen en bouwvergunningen. Daar waar nieuwe ontwikkelingen zich voordoen biedt het LOP een goed kader voor het vormen van nieuw ontwikkelingsgericht beleid. De realisatie van natuur- en landschapsontwikkeling (ook wel OLS genoemd, Ontwikkelingsgerichte Landschaps Strategie), recreatief medegebruik, versterken van cultuurhistorie, etc, is onder andere mogelijk door randvoorwaarden te stellen aan bestemmingsplanwijzigingen en / of bouw- en aanlegvergunningen.

Enkele voorbeelden van de koppeling tussen rode en groene ontwikkelingen zijn opgenomen in het rapport van Landschapsbeheer Nederland. Een tijdige communicatie van deze randvoorwaarden naar de aanvrager is van groot belang, bijvoorbeeld bij een functiewijziging van het bestemmingsplan of bij een bouwvergunning. Dit is een taak voor het landschapsloket en de betreffende beleidsmedewerker, die het eerste contact heeft met de aanvrager. Een begeleidend stimulerend beleid ten aanzien van advies en subsidie van erfinrichting- en beplanting werkt in een groot aantal gevallen positief.

Een toetsing doet zich in drie verschillende vormen voor. De beleidslijn ten aanzien van landschappelijke inpassing ligt in de lijn van de huidige situatie.

 

  • 1.

    Bij functieverandering is sprake van een aanpassing van het bestemmingsplan. Bij deze ruimtelijke ingreep is een goede landschappelijke inpassing en een goede beeldkwaliteit een randvoorwaarde voor de wijziging van het bestemmingsplan.

  • 2.

    Bij een vrijstellingsprocedure, bijvoorbeeld omdat een verandering in gebruik zich voordoet (denk aan een minicamping) of een uitbreiding van bebouwing buiten het bouwblok, is een landschappelijke inpassing een randvoorwaarde.

  • 3.

    Een uitbreiding van bebouwing binnen het bouwblok is juridisch volgens het bestemmingsplan toegestaan. In dit geval geeft de gemeente in een adviserende en stimulerende vorm aanbevelingen voor de landschappelijke inpassing van de bebouwing. Dit is een taak voor de landschapscoördinator.

De bouwwerken zelf in het buitengebied worden ook getoetst aan de Welstandsnota’s.

 

Beleidsmedewerker natuur en landschap

Binnen de gemeente dient de landschapscoördinator terzijde te worden gestaan door een beleidsmedewerker, die verantwoordelijk is voor natuur en landschap of in brede zin voor integrale ontwikkeling van het buitengebied. Omdat landschap veel raakvlakken heeft met andere disciplines is een goede afstemming met diverse afdelingen binnen de gemeente noodzakelijk. Een periodiek overleg (bijvoorbeeld met stedenbouw en verkeer) kan zeer zinvol zijn, waarin men elkaar kort informeert over nieuwe initiatieven en duidelijke afspraken maakt over te volgen procedures en gewenste landschappelijke aspecten bij nieuwe ontwikkelingen.

 

Landschapsloket

Het oprichten van een landschapsloket bij elke gemeente, een toegankelijke informatievoorziening, waar (aan)vragen kunnen worden ingediend en algemene informatie wordt verstrekt, vergroot het draagvlak onder de diverse actoren in het buitengebied (grondeigenaren, gebruikers, e.d.). Het landschapsloket moet open, actief en helder werken en informatie bieden. Het landschapsloket vormt de koppeling tussen een externe aanvraag en de uitzetting en coördinatie hiervan binnen de gemeentelijke organisatie. Dit loket biedt de particulier advies, ondersteuning en begeleiding. De informatie en advisering is toegespitst op de landschapsontwikkeling en is algemeen, doch helder en doelgericht. Het loket wijst op beleidsregels en subsidies en schakelt vervolgens de landschapscoördinator in voor de specifieke ondersteuning van de particulier. Het verdient voorkeur om als gemeenten samen te werken in een loket met betaalde krachten en vrijwilligers, bijvoorbeeld in samenwerking met de agrarische natuurvereniging Lopikerwaard.

 

Landschapscoördinator

Voor de continuïteit van de landschapsinrichting en het beheer is het van groot belang dat elke gemeente gebiedsdekkend kan beschikken over een landschapscoördinator. Deze persoon bundelt als het ware alle kennis over het gebied en kan ook de samenhang tussen diverse projecten en de kansen die zich voordoen in het buitengebied in het oog houden. Door het aanstellen van of het handhaven van een landschapscoördinator is er een aanspreekpunt voor advisering van de particuliere grondeigenaar en een bruggenhoofd naar de beleidsmatige afdelingen van de gemeente. Door de inzet van de gemeentelijke landschapscoördinator en zijn uitvoeringsbudget ontstaat er draagvlak onder bevolking en particuliere grondeigenaren voor landschapsontwikkeling en -beheer.

De landschapscoördinator is dus de intermediair tussen de particuliere eigenaren, andere overheden en het gemeentelijke beleid. De landschapscoördinator werkt nauw samen met het plattelandsloket. Het plattelandsloket is het eerste informatiepunt voor de particulier, maar het plattelandsloket kan vervolgens doorverwijzen naar de landschapscoördinator.

 

De landschapscoördinator stimuleert particulieren in de participatie van landschapsontwikkeling en landschapsbeheer en zorgt voor draagvlak onder de bevolking en geeft specifieke voorlichting over aanleg en beheer van landschapselementen. De landschapscoördinator ondersteunt de particulier bij de uitwerking naar uitvoerings- en beheerplannen, subsidieaanvragen en duurzame financiering. De landschapscoördinator heeft een eigen uitvoeringsbudget. Samenwerking tussen de landschapscoördinatoren binnen het plangebied van de Groene Driehoek is gewenst. Bij een parttime functie is het ook mogelijk dat één landschapscoördinator voor meerdere gemeenten inzetbaar is. Ook zouden de landschapscoördinatoren van de drie gemeenten ieder een specifiek taakveld kunnen hebben, waarbij zij voor dat taakveld ook werk voor de andere gemeenten verrichten.

 

Met enige regelmaat (1 of 2 maal per jaar) is het wenselijk overleg te hebben tussen de diverse landschapscoördinatoren en beleidsmedewerkers van gemeenten binnen de Groene Driehoek. Zij kunnen

 

dan de gemeentelijke plannen op elkaar afstemmen en gezamenlijke projecten opstarten. Hierdoor kunnen de planning, werkwijze en het ambitieniveau van grensoverschrijdende projecten op elkaar worden afgestemd. In feite kan dit overleg beschouwd worden als voortgangsoverleg en evaluatie en afstemming van het uitvoeringsplan.

 

2.2 Begeleidingscommissie uitvoering LOP

De opstelling van het LOP is begeleid door een klankbordgroep, waarin een groot aantal regionale en lokale organisaties was vertegenwoordigd. Het is wenselijk tijdens het uitvoeringstraject de adviesfunctie van deze klankbordgroep voort te zetten in een begeleidingscommissie.

 

Hierin zijn vertegenwoordigd:

  • -

    de drie gemeenten,

  • -

    de agrarische natuurverenigingen,

  • -

    de LTO-Noord,

  • -

    de werkgroep Behoud Lopikerwaard,

  • -

    het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden,

  • -

    het Landgoed Linschoten,

  • -

    Staatsbosbeheer,

  • -

    Recreatieschap De Stichtse Groenlanden

  • -

    landschapsbeheer Vleuten – de Meern

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht,

  • -

    de provincie Utrecht,

  • -

    eventueel aangevuld met buurgemeenten en de Stichts-Hollandse Historische Vereniging.

Deze organisaties vormen samen een breed draagvlak en klankbord ten aanzien van vraagstukken in het landelijke gebied. Zij hebben specifieke kennis, die kan worden ingebracht en zij kunnen bij een aantal projecten ook bij de uitvoering betrokken worden. In een regelmatig overleg (1 à 2 maal per jaar) worden plannen en initiatieven op elkaar afgestemd en wordt geïnventariseerd welke organisaties bij bepaalde projecten een bijdrage kunnen leveren. De vergadering dient door één van de ambtenaren of landschapscoördinatoren goed te worden voorbereid. In feite vormt de commissie een voortzetting van de klankbordgroep van het LOP. Het overleg kan eventueel gecombineerd worden met een excursie naar een gerealiseerd project of een project in uitvoering, bijvoorbeeld de Eemlandhoeve in Buschoten-Spakenburg of Den Hâneker in Groot-Ammers. Binnen de uitvoering van projecten vindt vervolgens met de betrokken partijen overleg plaats. Desgewenst worden hiervoor aparte werkgroepen opgericht. De begeleidingscommissie kan functioneren onder aansturing van de stuurgroep Groene Driehoek onder roulerend voorzitterschap van de betrokken wethouders.

 

Gebiedscommissie in het kader van ILG

In het kader van de regeling Investering Landelijk Gebied (ILG) wordt er in de provincie Utrecht naar gestreefd gebiedscommissies in te stellen, waarin diverse organisaties en betrokken partijen bij het landelijk gebied vertegenwoordigd zijn. Deze gebiedscommissies kunnen dan op integrale wijze projecten indienen bij de provincie. Gezien de samenstelling van de begeleidingscommissie kan deze op termijn wellicht overgaan in een dergelijke gebiedscommissie.

 

2.3 Communicatieplan

Het is voor het draagvlak van het uitvoeringsplan en de participatie van particulieren aan projecten belangrijk dat regelmatig informatie aan de bevolking wordt gegeven over de voortgang van het uitvoeringsprogramma. Dit kan via diverse middelen, bijvoorbeeld via een nieuwsbrief, website of via berichten in de krant. Met deze informatie kunnen particulieren geïnformeerd worden over projecten, waar zij aan mee kunnen doen, bijvoorbeeld het herstel van een fruitboomgaard of een erfbeplanting. Anderzijds kan deze informatie bewoners erop wijzen dat een bepaalde maatregel is uitgevoerd en op een bepaalde plek bij voorbeeld heeft geleid tot herstel van landschapselementen, zoals het herstel van een houtkade of een Tiendweg. De drie gemeenten kunnen in dit communicatieplan samen werken.

 

Ook is het belangrijk voor de continuïteit van de uitvoering en de betrokkenheid van bewoners dat een trekker van het plan, bijvoorbeeld de Landschapscoördinator of een bestuurder, met enige regelmaat naar buiten treedt met aansprekende voorbeelden van uitgevoerde projecten. Hier kan een stimulerende rol van uit gaan, welke het draagvlak voor behoud en herstel van landschapskwaliteiten vergroot en waardoor ook anderen enthousiast kunnen worden.

 

2.4 Financiering / landschapsfonds

Vanuit bestaande regelingen voor landschapsontwikkeling en landschapsbeheer is niet altijd een dekkende financiering mogelijk. Dit vormt vaak een knelpunt in de uitvoering van projecten. Toch is het wenselijk dat bepaalde onderdelen van de visie actief gestimuleerd worden door de gemeenten door deze op te nemen in projecten. Om de slagingskans van een aantal van deze projecten te vergroten is het van belang dat de gemeenten een extra stimulans in een stuk ontbrekende financiering geven. Deze gemeentelijke bijdrage kan vaak via subsidieregelingen verdubbeld of verdrievoudigd worden, maar kan dan de vereiste eigen bijdrage afdekken. Deze financiering werkt dan als een cofinanciering. Een dergelijke financiering kan worden opgezet via een landschapsfonds. Volgens de richtlijnen van de EU mag een ondernemer € 3000 steun per jaar ontvangen. Het verdient aanbeveling het fonds in regionaal verband met de drie gemeenten op te zetten, omdat de overhead-kosten dan zo laag mogelijk zijn en er diverse praktische voordelen aan verbonden zijn. Er ontstaat dan één herkenbare organisatie.

 

Naast overheden kunnen burgers, particulieren, bedrijven of projectontwikkelaars de landschapsontwikkeling en het -beheer steunen en stimuleren door middel van geldelijke giften en bijdragen aan het landschapsfonds.

 

Het bestuur van het landschapsfonds beheert de gelden en zorgt voor een goede besteding aan projecten. Deze zullen deels gebruikt worden voor cofinanciering aan projecten die bijdragen aan landschapsontwikkeling en het landschapsbeheer.

 

De voordelen van een landschapsfonds zijn:

  • -

    extra middelen (voor zowel aanleg als beheer),

  • -

    continuïteit en stabiliteit in de financiering van projecten,

  • -

    realisatie integrale en gebiedsgerichte doelstellingen,

  • -

    verbetering leefbaarheid,

  • -

    'multiplier'-effect (goed voorbeeld doet volgen),

  • -

    breed draagvlak door inzet diverse geldstromen en

  • -

    werkbaarheid (korte lijnen van beleid naar praktijk).

3 Projecten Groene Driehoek

 

De uitvoeringsprojecten vormen een belangrijk onderdeel van het landschapsontwikkelingsplan. Zij zorgen voor een actieve landschapsontwikkeling in het buitengebied. De projecten zijn uiteenlopend van aard en voor het overzicht onder verdeeld in enkele thema’s. Tussen deze thema’s bestaan ook veel raakvlakken. Hieronder zijn alle projecten weergegeven. Zij zijn in de volgende paragrafen ieder apart uitgewerkt. Per project is aangegeven of dit een project voor een gemeente afzonderlijk is of een project dat iedere gemeente voor zich dient uit te voeren met onderlinge afstemming of dat de gemeenten het project expliciet samen dienen uit te voeren (samen).

 

 

3.1 Algemene projecten

 

A.1 Landschapscoördinator

Samen

Lopik

Montfoort

Oudewater

Doel

Het streven is dat elke gemeente over een landschapscoördinator beschikt

Middel

  • -

    gemeente Oudewater heeft per 1 augustus 2005 een landschaps- coördinator aangesteld voor 0,5fte in combinatie met een 0,5 fte beleids- medewerker groen

  • -

    gemeente Montfoort heeft recent een landschapscoördinator aangesteld voor0,4 fte

  • -

    gemeente Lopik continueert de landschapscoördinator voor 0,7 fte

Trekker van het project

  • -

     gemeenten

Betrokken partijen

  • -

     geen

Kosten

  • -

    personeelskosten landschapscoördinator en uitvoerings-, planvormings- en voorlichtingsbudget, zie tabellen op volgende pagina

Financiering

  • -

    personeelskosten landschapscoördinatoren en uitvoerings-, planvormings- en voorlichtingskosten opnemen in gemeentebegroting

Toelichting

  • -

    Regionale samenwerking tussende drie gemeenten

  • -

    De landschapscoördinator vormt een belangrijke intermediair tussen het landschapsbeleid beleiden uitvoering. Hijvormt aanspreekpunt, zowelvanuit de gemeente als voor de particulier. Landschapsbeheer Utrecht heeft een model opgesteld voor de berekening van de inzet van de landschapscoördinator.

  • -

    De taakstelling van de landschapscoördinator is hierbij als volgt;

    • -

      advies aan particulieren, bemiddeling en begeleiding 55%,

    • -

      interne afstemming en integrale aanpakbinnen gemeente 30% en

    • -

      voorlichtingsactiviteiten 15%.

  • -

    Het budget voorziet in:

    • -

      de personeelskosten van de landschapscoördinator,

    • -

      organisatiekosten voorhuisvesting, reiskosten en bijscholing

    • -

      een uitvoeringsbudget voor aanleg en herstel van kleine landschapselementen en erfbeplantingen, aanvullend op bestaanderegelingen (niet voorbeheer, zie hiervoor project L7) en

    • -

      een beperkt budgetvoor initiatiefplannen

    • -

      een beperkt budgetvoor voorlichting

    • -

      en een ontwikkelingsbudget voor de voorbereiding van nieuwe projecten, waarvoor vervolgens een eigen projectbudget wordt aangevraagd.

 

A1a landschapscoördinator gemeente Lopik

Oppervlakte agrarisch cultuurlandschap

7.600 ha x 0,75cor. factor omvang

Aantal inwoners

13870 inwoners

Aantal fte (gecorrigeerd vanwege grote omvang en openlandschap)

1.14 x 0,75 = 0.85

Begrote kosten 0.85 fte

Personeel

0.85 fte x 45.000

38.250

Organisatiebudget

0,85 x 15.000

12.750

Uitvoeringsbudget

5700 x 4.00 europer ha x 0,75

17.100

Planvormingsbudget

5700 x 3.00 europer ha x 0,75

12.830

Voorlichtingsbudget

5700 x 1.60 europer ha x 0,75

6.840

Ontwikkelingsbudget

5700 x 7.50 europer ha x 0,7

32.060

Totaal kosten in €

119.830

 

A1b landschapscoördinator gemeente Montfoort

Oppervlakte agrarisch cultuurlandschap

3.505 ha

Aantal inwoners

13367 inwoners

Aantal fte (0.75correctiefactor open landschap)

0.70 x 0,75 = 0.53

Begrote kosten 0.53 fte

Personeel

0.53 fte x 45.000

23.850

Organisatiebudget

0,53 x 15.000

7.950

Uitvoeringsbudget

3505 x 4.00 europer ha x 0.75

10.520

Planvormingsbudget

3505 x 3.00 europer ha x 0.75

7.890

Voorlichtingsbudget

3505 x 1.60 europer ha x 0.75

4.210

Ontwikkelingsbudget

3505 x 7.50 euro per ha x 0.75

19.720

Totaal kosten in €

74.140

 

A1c landschapscoördinator gemeente Oudewater

Oppervlakte agrarisch cultuurlandschap

3.827 ha

Aantal inwoners

9795 inwoners

Aantal fte (0.75correctiefactor open landschap)

0.77 x 0,75 = 0.57

Begrote kosten

Personeel

0 .57 fte x 45.000

25.650

Organisatiebudget

0.57 x 15.000

8.550

Uitvoeringsbudget

3827 x 4.00 europer ha x 0.75

11.481

Planvormingsbudget

3827 x 3.00 europer ha x 0.75

8.610

Voorlichtingsbudget

3827 x 1.60 europer ha x 0.75

4.590

Ontwikkelingsbudget

3827 x 7.50 europer ha x 0.75

21.530

Totaal kosten in €

80.410

 

N.B. De voorlichtingskosten komen terug in project E1, waar als onderdeel van de communicatie een nieuwsbrief is opgenomen.

 

A.2 Landschapsfonds

Samen

L

M

O

Doel

Stimulerenen ondersteunen realisatie projecten

Middel

Aanstellen werkgroep voorde oprichting van een landschapsfonds

Trekker van het project

  • -

    bestuur van de Groene Driehoek (burgemeesters van de drie gemeenten Lopik, Oudewater of Montfoort) en door hen in te stellen werkgroep.

Betrokken partijen

  • -

    drie gemeenten, provincie, hoogheemraadschap

  • -

    bedrijven, maatschappelijke organisaties

Kosten

  • -

     stichting fondsen bedrijfsplan

Financiering

  • -

    beginkapitaal beschikbaar stellen door gemeenten, daarna vaste bijdrage per jaar van gemeenten naast andere financiers

  • -

    de inkomsten van het fonds kunnen o.a. gegenereerd worden door sponsoring, adoptie, rood voor groen, ontwikkelingstax / belasting, overheidsgelden (subsidies), publieksacties, giften en legaten, gemeentelijk grondbedrijf

  • -

    de landschapscoördinator kan een lijst maken van de kosten van kleine projecten, waardoor particulieren inzicht krijgen in mogelijke bestedingen van hunbijdrage

Toelichting

Om de diverse projecten te kunnen realiseren, waarvoor niet direct kostendekkende subsidies beschikbaar zijn is het wenselijk een (regionaal) landschapsfonds op te richten. Door projecten te cofinancieren uit het landschapsfonds kan er een stimulerende werking uit gaan naarparticulieren, om aan deze projecten te participeren.

Een landschapsfonds is een bundeling van private middelen (van burgers en bedrijven) en publieke middelen (van gemeenten, provincies, waterschappen). Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de verworven middelen worden ingezet voor aanleg of beheer van natuur, landschap of recreatie, daar waar rijks- of provinciale middelen niet bestaan of ontoereikend zijn. Het landschapsfonds heeft een bestuur dat bestaat uit verschillende partijen, zoals agrariërs, natuurbeschermers, (recreatie)bedrijven en vertegenwoordigers van de participerende gemeenten. Inkomsten kunnen uit diverse bronnen worden gegenereerd, zoals sponsoring, rood voor groen, adoptie, ontwikkelingstax, streekproducten, publieksgelden, giften, legatenen grondcertificaten.

De uitgaven uit het fonds worden door het bestuur beoordeeld. Dit bestuur zou kunnen bestaan uit het bestuur van de Groene Driehoek. Aan het bestuur worden projecten voor gedragen. Eventueel kunnen bepaalde inkomsten gelabeld worden aan gewenste uitgaven. Bijvoorbeeld de inleg van een bepaalde gemeente moet ook ten dienste komen aan die gemeente. Ook kunnen inkomsten aan thema gelabeld worden, waarbij zij aan dat thema besteedmoeten worden.

Er dient een werkgroep te worden opgericht die het landschapsfonds verder op gaatzetten in de vorm vaneen stichting.

 

- zie paragraaf 7.3.2

 

A.3 Convenant vrije landschaps elementen

S

L

Montfoort

O

Doel

Voorkomen planologische schaduwwerking van nieuwe aangelegde elementen en daardoor stimuleren van de aanleg van nieuwe landschapselementen

Middel

Opstellen en afsluiten convenant voor de aanleg van zogenaamde vrije landschapselementen. Gezien de ervaring met omliggende gemeenten is dit

wenselijk.

Trekker van het project

  • -

     gemeente Montfoort

Betrokken partijen

  • -

    gemeente Montfoort

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

  • -

    provincie Utrecht

  • -

    Hoogheemraadschap

  • -

    LTO Noord

  • -

    Werkgroep BehoudLopikerwaard

  • -

    Agrarische natuurvereniging

Kosten

  • -

     voorbereidingskosten convenant (relatief laag)

Financieringsmogelijkheden

  • -

    eenmalig gemeentelijk budget

Toelichting

  • -

    gezien de geringe benodigde voorbereidingstijd en lage kosten als een van de eerste projecten uitvoeren.

 

3.2 Projecten landschapsontwikkeling

L1

Groene bufferzones

S

L

M

O

Doel

Landschappelijk inpassen harde bebouwingsranden of infrastructuur

Middel

Aanleg groene inrichting van een naastliggende 'groenstrook'

Trekker van het project

  • -

     de betreffende gemeenten, zie navolgende uitwerking in tabellen

Betrokken partijen

  • -

    grondeigenaren

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    ontwikkelaar / eigenaar bedrijventerrein

  • -

    Landgoed Linschoten L1bt/m L 1f

Kosten

  • -

    grondaankoop of vergoeding 'inrichting en waardedaling'

  • -

    planvorming

  • -

    uitvoering en beheer

Financieringsmogelijkheden

  • -

    afdracht bedrijventerrein aan landschapsfonds voor goede landschappelijke inpassing ‘Rood met groen’

  • -

    financieringsondersteuning particulier vanuit op te richten landschapsfonds (aanleg en beheer)

  • -

    opnemen in exploitatie bedrijventerrein / woonwijk

  • -

    subsidie bosaanplant, functieverandering, natuurontwikkeling

  • -

    budget rijkswaterstaat inpassing A12 / inzet compensatie van groen langs rijkswegen? (L1d en L1e)

Toelichting

Op een aantal plaatsen zijn binnen het LOP zones aangewezen waar het wenselijk is de harde bebouwingsgrens of de snelweg A12 te begeleiden met een groene beplanting. Gezien de openheid van het landschap ligt de bebouwing aan de rand van de kernen zonder begeleidend groen vaak van verafdominant in hetzicht, vooral wanneer het gaat om grootschalige wandenvan bedrijventerreinen.

 

Doel is door middel van een groene inrichting van een naastliggende groenstrook de harde bebouwingsrand landschappelijk in te passen. Hiervoor is minimaal ca 10 tot 20m breedte nodig, zodat kronen van bomen goed uit kunnen groeien en de zone zelf enige landschappelijke en liefst ook ecologische waarde kan krijgen. Bij een recreatief gebruik is een bredere zonevan ca 30 tot 50mwenselijk.

 

Het landgoed Linschoten heeft de intentie haar landgoed geleidelijk uit te breiden met ofwel nieuwe gronden ofwel een uitbreiding van het beheer van landschappelijke beplantingen. Zij heeft ter verkenning hiervoor Het Ruimtelijk plan laten opstellen. De wens tot uitbreiding kan samen gaan met de realisatie van groene buffers langs de snelweg de A12 of rondom de kernen Linschoten, Oudewater en Montfoort.

 

Landgoed Linschoten is eventueel bereid het beheer overde nieuwe groenzones te voeren.

 

Te nemen stappen zijn:

 

  • -

    verkennen eigendomssituatie,

  • -

    opstellen eenvoudig inrichtings- en beheerplan groenzone,

  • -

    aankopen grond of overeenkomst sluiten met grondeigenaar over inrichting en beheer,

  • -

    verkennen subsidies bosaanplant, natuurontwikkeling, e.d.,

  • -

    uitvoeren plan en

  • -

    afspreken duurzaam beheer.

De groene bufferzones Oudewater, Linschoten en Montfoort (L1b t/m L1f) vallen onder regie project Linschoterwaard (deelproject 3, 9 en 10)

 

L1a

Groene buffer bedrijventerrein Lopik

Locatie

Trekker

Kosten

  • -

    bedrijventerrein Lopik, noordwestzijde.

  • -

    gemeente Lopik in overleg met bedrijventerrein

  • -

    verwerving, inrichting en beheer resterende ca 2000 m2

 

L1b

Groene buffer Montfoort westzijde

Locatie

Trekker

 

Kosten

  • -

    Montfoort, noordwestzijde bedrijf Rutgers

  • -

    gemeente Montfoort in overleg met bedrijf en bewoners

  • -

    onder regie project Linschoterwaard

  • -

    verwerving, inrichting en beheer ca 2,5 ha

 

L1c

Groene buffer Montfoort noordzijde

Locatie

Trekker

Kosten

  • -

    Montfoort, noordzijde bedrijventerrein (Ruinemans)

  • -

    gemeente Montfoort in overleg met bedrijven en bewoners

  • -

    verwerving inrichting en beheer ca 1,5 ha

 

L1d

Groene buffer A12 westzijde, gemeente Montfoort

Locatie 

Middel

 

 

 

 

 

 

 

 

Trekker

Kosten

Overig

  • -

    zuidzijde van de A12 ten westen van landgoed Linschoten.

  • -

    groene buffer met opgaande beplanting

De kavelrichting staat hier schuin op de A12. Door enkele kavels over een lengte van ca 100 of 200 m met opgaande beplanting in te planten of langs de kavelgrens een opgaande beplanting te planten ontstaat een coulissenlandschap. Dit halfopen landschap sluit aan op het landgoed Linschoten, en ontneemt vanuit het open polderland over grote afstand het zicht op de A12 en Woerden. Bij Rijkswaterstaat dient dit planvoorstel te worden afgestemd op hun visie ten aanzien van de landschappelijke inpassing.

  • -

    Landgoed Linschoten in samenwerking met gemeente Montfoort

  • -

    aankoop, inrichting en beheer ca 4,5 ha

  • -

    onder regie project Linschoterwaard (deelproject 9)

 

L1e

Groene buffer A12 oostzijde, gemeente Montfoort

Locatie

Trekker

Kosten

Overig

  • -

    Linschoten noordzijde, tevens zuidzijde van de A12, zie ook L 1d.

  • -

    Landgoed Linschoten in samenwerking met gemeente Montfoort

  • -

    inrichting en beheer ca 3,5 ha

  • -

    onder regie project Linschoterwaard (deelproject 10)

 

L1f

Groene buffer Oudewater

Locatie

Middel

 

 

 

 

 

Trekker

Kosten

Overig

  • -

    Oudewater, oostzijde bedrijventerrein Tappersheul.

  • -

    afronding kern met recreatief uitloopgebied en buffer

De groene zone die ontstaat tussen Broekerkade en de Lange Linschoten tevens als wandelroute inrichten. Zo wordt de kern van Oudewater aan de oostzijde afgerond, een landschappelijke kwaliteitsverbetering en een recreatief uitloopgebied gerealiseerd.

  • -

    gemeente Oudewater i.s.m Landgoed Linschoten

  • -

    verwerving en inrichting ca 7,5 ha

  • -

    onder regie project Linschoterwaard (deelproject 3)

 

L1g

Groene buffer Lopikerwaard/IJsselstein

Locatie

Middel

 

 

 

Trekker

Kosten

  • -

    oostelijke zone van de Lopikerwaard

  • -

    de aanleg van landschapelementen in combinatie met particuliere landgoedontwikkeling op een zodanige wijze dat zij een visuele buffer vormen voor de bebouwing van IJsselstein en ook een begeleiding van enkele recreatieve paden vormen. Zo mogelijk in combinatie met waterberging.

  • -

    gemeente Lopik

  • -

    stimulering en ondersteuning

 

L2

Veenweidepark Oudewater

S

L

M

O

Doel

Ontwikkelen Veenweidepark, waarin een combinatie van diverse functieswordt nagestreefd

Middel

Planontwikkelingmet deelprojecten zoals:

  • -

    verwerving gronden. Momenteel is de bezwarenbehandeling van het planvan toedeling. De gronden wordenaan de gemeente toebedeeld (DLG).

  • -

    inrichtingsplan; dit is nog niet opgesteld, Staatsbosbeheer is door Bureau Beheer landbouwgronden aangewezen om het gebied in te richten en na de uitvoeringsfase overte dragen aan de gemeente. In de conceptstructuurvisie is het gebied aangewezen als parkbos met ruiterpaden, wandelpaden en recreatiewater. Gezien de ligging in het open landschap en de potenties voor natuurontwikkeling is ook een half open karakter een goede optie. Ook moet in de toekomst rekening gehouden wordenmet woningbouw (2019-2020).

  • -

    afstemming met omwonenden en gebruikers,

  • -

    uitvoering en

  • -

    beheerplan.

Trekker van het project

  • -

     gemeente Oudewater

Betrokken partijen

  • -

    grondeigenaren

  • -

    gemeente Oudewater

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    waterschap

  • -

    Werkgroep Behoud Lopikerwaard

  • -

    agrarische natuurvereniging

Kosten

  • -

    planontwikkeling

  • -

    verwerving circa10-15ha

  • -

    communicatie

  • -

    aanleg en beheerkosten

Financieringsmogelijkheden

Het veenweidepark is opgenomen in het landinrichtingsplan Driebruggen. Volgens het plan uit 1990 betaalt de gemeente 25 % van de kosten (toen begroot op 31.760,- euro). Het rijk betaalt de overige 75 %. Ook het beheer en onderhoud komt voor rekening van de gemeente.

Toelichting

De te nemen maatregelen bestaan uit ondermeer natuurontwikkeling van extensief beheerde weidegronden en slootkanten, de aanleg van karakteristieke opgaande beplantingen. Er ontstaat een recreatief uitloopgebied voor Oudewater en omgeving.

 

L3

Herstel Tiendwegen

S

L

M

O

Doel

Herstel van tiendwegen

Middel

Bij de tiendwegen en houtkaden is herstel van het profielen van de beplanting aan de ordeen een mogelijke openstelling als wandelroute.

 

Hiervoor zijn de volgende acties nodig:

  • -

    advisering gemeentelijk landschapscoördinator aan particulieren

  • -

    planopstelling en onderzoeken haalbaarheid

  • -

    onderzoeken mogelijke inzet landschapsfonds

Trekker van het project

  • -

     landschapscoördinatoren

Betrokken partijen

  • -

    landschapscoördinator(en): communicatie, motivatie en advisering

  • -

    agrarische natuurverenigingen

  • -

    particulieren: aanleg, beheer

  • -

    gemeenten: beleid, communicatie

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

Kosten

  • -

    inventarisatie huidige situatie

  • -

    planvorming per Tiendweg, benaderen particulieren

  • -

    uitvoering; herstellen profiel, aanpakken achterstallig onderhoud, aanleg beplanting

  • -

    duurzaam regelen beheer

Financieringsmogelijkheden

  • -

    gebruik maken van bestaande subsidieregelingen zoals de Bijdrageregeling kleine landschapselementen en landschapspakketten van programma beheer (SAN)

  • -

    eventueel aanvullende financiering voor aanleg, herstel en eventueel beheer via landschapsfonds

  • -

    zie ook aanbeveling voor provinciaal beleid, vergoeden waardedalingscomponent.

Toelichting

Landschapselementen zijn kenmerkend voor de verschillende landschapstypen. Bovendien onderstrepen zij vaak de cultuurhistorische patronen. Het is belangrijk bij het grote aantal particuliere beheerders van het buitengebied het belang van deze landschapselementen te onderstrepen voor de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur en visuele waarde en aandacht voor aanleg, herstel en een goed beheer van deze landschapselementen te vragen.

 

In de open weidegebieden vormen de tiendwegen belangrijke lange doorgaande oost-west gerichte lijnen in het landschap. Bij de tiendwegen en houtkaden is herstel van het profielen van de beplanting aan de ordeen een mogelijke openstelling als wandelroute.

 

De volgende belangrijke tiendwegen zijn hieronder als apart projectgenoemd.

 

L3a

Herstel Tiendweg ten noorden van Snelrewaard

Middel

Trekker

  • -

    herstel Tiendweg en openstelling als wandelpad

  • -

    gemeente Oudewater en Montfoort

 

L3b

Herstel Tiendweg polder Willeskop

Middel

Trekker

  • -

    met dwarsverbinding over de Oostkade, parallel aan de Damweg

  • -

    gemeente Oudewater en Montfoort

 

L3c

Herstel Tiendweg polder Heeswijk

Middel

Trekker

  • -

    nadere uitvoering reeds beschreven maatregelen, o.a. wegnemen hekken

  • -

    gemeente Montfoort

 

L3d

Herstel Tiendweg Willige Langerak

Middel

 

 

Trekker

  • -

    over ca. 3km lengte is ca. 1kilometer aanvullende beplanting gewenst. Het betreft hier een enkelzijdige beplanting (60% laanboom, 10% hakhout, 30% knotboom).

  • -

    gemeente Lopik

 

L3e

Herstel beplanting tiendweg Oudeslootseweg

Middel

Trekker

  • -

    herstel laanbeplanting

  • -

    gemeente Lopik

 

L3f

Herstel tiendweg de Achterdijk bij Lopikerkapel

Middel

Trekker

  • -

    herstel beplanting

  • -

    gemeente Lopik

 

L4

Aanleg, herstel en beheer streekeigen natuur- en landschapselementen

S

L

M

O

Doel

Stimuleren aanleg, herstel en juist beheer van karakteristieke streekeigen natuur- en landschapselementen

Middel

Hiervoorzijn de volgende acties wenselijk:

  • -

    inspireren, adviseren en ondersteunen particulieren door landschapscoördinator in aanleg, herstel en beheer van landschapselementen

  • -

    wijzen op subsidiemogelijkheden

  • -

    vrijwilligers interesseren voor beheer landschapselementen,

  • -

    organiseren vansnoeicursussen voor hoogstamfruitbomen,

  • -

    onderzoeken mogelijke inzet landschapsfonds.

Trekker van het project

  • -

     landschapscoördinator

Betrokken partijen

  • -

    landschapscoördinator(en): communicatie, motivatie en advisering

  • -

    agrarische natuurverenigingen

  • -

    particulieren: aanleg, beheer

  • -

    gemeenten: beleid, communicatie

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

  • -

    Lokale landschaps werkgroepen

  • -

    Vereniging Hoogstamfruit Groene Hart

Kosten

  • -

    informatie en advies via landschapscoördinator

  • -

    aanleg, herstel, achterstallig onderhoud

  • -

    eventuele tegemoetkoming in beheer van landschapelementen

Financieringsmogelijkheden

  • -

    gebruik maken van bestaande subsidieregelingen zoals de Bijdrageregeling kleine landschapselementen (KLE) van de provincie en landschapspakketten van programma beheer (SAN)

  • -

    eventueel aanvullende financiering voor beheer via landschapsfonds

  • -

    eventueel aanvullende financiering voor aanleg en herstel via landschapsfonds

  • -

    zie ook aanbeveling voor provinciaal beleid, vergoeden waardedalingscomponent

Toelichting

Landschapselementen zijn kenmerkend voor de verschillende landschapstypen. Bovendien onderstrepen zij vaak de cultuurhistorische patronen. Het is belangrijk bij het grote aantal particuliere beheerders van het buitengebied het belang van deze landschapselementen te onderstrepen voor de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur en visuele waarde en aandacht voor aanleg, herstel en een goed beheer van deze landschapselementen te vragen.

 

Open weidegebieden

In de openweidegebieden vormen de tiendwegen en de houtkaden belangrijke lange doorgaande oost-west gerichte lijnen in het landschap. Bij de houtkaden is herstel van het profiel en van de beplanting aan de orde en een mogelijke openstelling als wandelroute. De eendenkooien en geriefhoutbosjes liggen juist verspreid in het landschap. De oude eendenkooien kunnen in het landschap herkenbaar worden gemaakt door deze te visualiseren via een plas-dras situatie. Voor de pest- en geriefhoutbosjes is aanleg, herstel en beheer van belang met inbegrip van ringsloten. Verder is aanleg en beheer van kavelgrensbeplantingen en knotbomen, aansluitend op de erfbeplantingen wenselijk.

 

Oeverwallen

Op de oeverwallen bestaan kenmerkende beplantingen uit hoogstam fruitboomgaarden, bosjes, kavelgrensbeplantingen, solitaire bomen, knotbomen, lanen, e.d. Hier is in het algemeen een uitbreiding van landschapselementen gewenst. Het gaat om de stroomrug van de Hollandse IJssel en de stroomrug van de Lek tussen Lopik en Lopikerkapel. De fruitdijk bij Hekendorp vraagt specifiek om aandacht in het beheer. Het beheer wordt nu door bemoeienis van de landschapscoördinator gedaan. Dit is eigenlijke een taak van de particuliere eigenaren.

 

Doelstellingen volgende 10 jaar:

  • -

    regelen herstel en beheer alle houtkaden,

  • -

    herkenbaar maken 5 oude eendenkooien,

  • -

    aanleg 20 kleine pest- en geriefhoutbosjes in open landschap,

  • -

    aanleg 5 nieuwe hoogstamboomgaarden in elke gemeente op oeverwal,

  • -

    realiseren 2 km lijnvormige beplantingen in elke gemeente,

  • -

    oplossing zoeken voor beheer fruitdijk Hekendorp.

 

L5

Stimuleren erfbeplantingen

S

L

M

O

Doel

Stimuleren van streekeigen erfbeplantingen

Middel

Inspireren, adviseren en ondersteunen

De volgende acties zijnhier wenselijk:

  • -

    advisering gemeentelijk landschapscoördinator van particulieren en bemiddeling in de uitvoering,

  • -

    samenwerking in ontwerp met gemeentelijk landschapscoördinator en met hoveniers en tuinarchitecten, waarvan bekend is dat zij kennis hebbenover landschappelijke erfbeplanting (lijst LBU),

  • -

    speciale aanplantacties i.s.m. agrarische natuurverenigingen,

  • -

    maken voorbeeldbrochure / website van kenmerkende erven met slotenpatronen en beplantingssoorten. Omschrijving type erfbeplantingen op basis van landschapstype en streek; rijkelijk geïllustreerd; snel inzichtelijk voor de particulier. Goede en minder goede voorbeelden geven. Er is een geschreven “handout’ van de gemeente Oudewater. De brochure dient met name met beelden dit verhaal aan te vullen.

  • -

    per gebied eens in de zoveeljaar een huiskamerbijeenkomst organiseren en

  • -

    samenwerking met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht in verband met aandacht landschappelijke erfbeplanting bij uitbreiding van bebouwing en nieuwe functionele bebouwing. Zie paragraaf 2.2 de koppeling tussen RO beleid en landschapsontwikkeling.

Trekker van het project

  • -

     landschapscoördinator

Betrokken partijen

  • -

    landschapscoördinator(en): communicatie, motivatie en advisering

  • -

    agrarische natuurverenigingen

  • -

    recreatiebedrijven

  • -

    recreatieschap

  • -

    particulieren: aanleg, beheer

  • -

    gemeenten: beleid, communicatie

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

Kosten

  • -

    voorbeeldbrochure / website

  • -

    informatie en adviesvia landschapscoördinator

  • -

    opstellen erfinrichtingsplan

  • -

    aanleg

Financieringsmogelijkheden

  • -

    financiering vooral mogelijk vanuit Regionaal Draagvlak Natuur

  • -

    inzet van uitvoeringsbudget gemeentelijk landschapscoördinator en van bestaande subsidieregelingen zoals de Bijdrageregeling kleine landschapselementen

  • -

    financieringsondersteuning particulier vanuit op te richten landschapsfonds (aanleg en beheer)

  • -

    speciale actie voor erfbeplantingsplan, bijvoorbeeld financieren door bijdrage van € 250 per erf door landschapsfonds

Toelichting

Erfbeplantingen zijnkarakteristiek voor een landschapstype. Zij begeleiden de bebouwing in visuele zin.

 

Het is belangrijk dat de erfinrichting haar sobere karakter behoud, dat aansluit bij het buitengebied.

 

Er is een toenemende belangstelling te onderkennen voor een streekeigen erfinrichting. Landschapsbeheer Nederland heeft onlangs de website www.kijkmijnerf.nl opgezet.

 

Speciale aandacht dient uit te gaan naar de ruimtelijke kwaliteit van recreatieve voorzieningen. Denk hierbij aan een landschappelijke uitstraling van verblijfsrecreatieterreinen zoals een camping of een dagrecreatieterrein.

 

In het project Linschoterwaard zijn Groene bebouwingslinten als project benoemd met als middel het starten van een ‘bottom-up’-proces.

 

  • -

    project deels onder regie Linschoterwaard,

  • -

    er is een sterke relatie met project B1 (beeldkwaliteit linten).

 

L6

Beplantingprovinciale weg

S

L

M

O

Doel

Ruimtelijk versterken N228in combinatie metnatuurvriendelijke inrichting

Middel

  • -

    afstemming zoeken met huidige reconstructie van de weg tussen Oudewater en Montfoort. Deze verkeert momenteel in de planfase

  • -

    inventariseren mogelijkheden en knelpunten voornieuwe beplanting

  • -

    inventariseren huidige beplanting wegbermen en kansen ecologisch beheer

  • -

    opstellen visie en inrichtingsplan

  • -

    opstellen beheerplan

  • -

    uitvoeren plan,zo mogelijk als onderdeel van een integrale reconstructie

Betrokken partijen

  • -

    gemeenten Oudewater en Montfoort

  • -

    aangrenzende gemeenten, afstemming

  • -

    provincie alswegbeheerder

  • -

    aangrenzende bewoners en eigenaren (informatie planontwikkeling)

Trekker van het project

  • -

     provincie Utrecht

Kosten

  • -

    verkennende studie, visie en inrichtingsplan, uitvoering

Financieringsmogelijkheden

  • -

    provinciaal budget

Toelichting

  • -

    de provinciale weg die de zuidoever van de Hollandse IJssel volgt (N228) is ruimtelijk niet goed herkenbaar als doorgaande route. Gezien het belang van deze weg en het grote aantalwoningen en bedrijven, dat zich presenteert aan deze weg, is het wenselijk de weg een duidelijker herkenbaar karakter te geven. Hierbij kunnen plaatselijk weer verschillen bestaan bij bijvoorbeeld de entree van de kernen of de kruising met de Hollandse IJssel, waar beplanting wordt onderbroken. Tevens dienen mogelijkheden voor natuurvriendelijk bermbeheer te worden onderzocht. De inrichting dient hiermee rekening te houden.

  • -

    bij het aanleggen van nieuwe beplanting dient rekening te worden gehouden met de verkeersveiligheid vande weg.

 

L7

Vervangenbomen

S

L

M

O

Doel

Vervangen populieren ten zuiden van Montfoort langsBlokland, de Benedenkerkweg en de Bovenkerkweg in de komende jaren

Middel

Vervangen boombeplanting door duurzame streekeigen soorten, rekening houdend met de molenbiotoop en de afstandtot primaire waterkeringen.

Trekker van het project

  • -

    gemeente Montfoort

Betrokken partijen

  • -

    aangrenzende bewoners (informatie)

Kosten

  • -

    kap bestaande bomen

  • -

    planvorming

  • -

    aanplant en beheernieuwe bomen

Financieringsmogelijkheden

  • -

    gemeentelijk groenbudget

 

3.3 Projecten landschapsbeleid

B1

Ontwikkelen beeldkwaliteit linten

Samen

L

M

O

Doel

Stimuleren van een goede beeldkwaliteit en landschappelijke inrichting van diverse gebouwen en erven binnende linten

Middel

Opstellen voorbeeldfolder en / of pagina op gemeentelijke website met goede voorbeelden van beeldkwaliteit op diverse erven; agrarisch bedrijf, bedrijfsmatig erf,woonerf, erf met recreatieve functie en dergelijke.

 

Tevens voorbeelden gevenvan:

  • -

    de ligging van de ervenaan de weg met karakteristieke doorkijkjes,

  • -

    de opbouw van de erven; situering van hoofd- en bijgebouwen ten opzichte van de weg,de kavel en elkaar,

  • -

    gewenste beeldkwaliteit van bebouwing,

  • -

    karakteristieke beplanting op het erf en langsde kavelgrens,

  • -

    het slotenpatroon vande erven en

  • -

    de natuurwaarde van de erven.

De richtlijnen voor beeldkwaliteit dienen nader te worden opgenomen in het RO beleid.

Trekker van het project

  • -

    drie gemeenten samen

Betrokken partijen

  • -

    afdelingen RO drie gemeenten

  • -

    welstandscommissies driegemeenten

  • -

    landschapscoördinatoren

Kosten

  • -

    opstellen inhoudfolder / website

  • -

    drukwerk folder/ realiseren website

  • -

    communicatie folder/ website

Financiering

  • -

    gemeentelijk budgetvan drie gemeenten samen

Toelichting

  • -

    op de pagina’s 34 en 35 in paragraaf 2.4 ‘Landschap’ van de analyse zijn de hoofdkenmerken per lint aangegeven

  • -

    deels afstemmen op project Linschoterwaard (deelproject 11). Hierin zijn groene bebouwingslinten als project benoemd. Als middel is het starten van een ‘bottom-up’-proces voorgesteld om vergroening van bestaande bebouwingslinten doorbewoners te stimuleren.

  • -

    afstemmen op regionale welstandsnota Westelijk Weide en Kromme Rijngebied.

 

B2

Nieuwe landgoederen

S

L

M

O

Doel

Nadere criteria of leidraad Ruimtelijke Ordening voor nieuwelandgoederen in de Lopikerwaard

Middel

Actief ontwikkelen landgoederenbeleid, door opstellen streefbeelden en eigen gemeentelijke randvoorwaarden ten aanzien van de omvang, de gewenste beeldkwaliteit, gewenste landschapsontwikkeling, de bijdrage aan het recreatief netwerken dergelijke.

 

Vervolgens verankeren van de uitgangspunten in het bestemmingsplan buitengebied en de welstandsnota. Er kan een stimulerend beleid voor nieuwe landgoederen worden gevoerd door deze bestemming via een wijzigingsmogelijkheid (art11) op te nemen in het bestemmingsplan.

 

De gemeenten kunnen ook actief de ontwikkeling van landgoederen promoten.

Betrokken partijen

  • -

    gemeente Lopik; stroomrug Lek en oostzijde Lopikerwaard

  • -

    gemeente Montfoort; stroomrug Hollandse IJsselten oosten van Montfoort

Trekker van het project

  • -

    gemeente Lopik

  • -

    gemeente Montfoort

Kosten

  • -

    plankosten beidegemeenten

Financieringsmogelijkheden

  • -

    gemeentelijk RO budget

  • -

    uitvoering landgoederen “rood voor groen”-regeling

Toelichting

Op een aantal plaatsen zijn binnen het LOP zones aangewezen waar nieuwe landgoederen kunnen bijdragen aan de gewenste half open landschapsstructuur. Deze zones betreffen de oostelijke stroomrug langs deHollandse IJssel, de stroomrug van de Lek en de oostrand van de Lopikerwaard. Nieuwe landgoederen dienen te voldoen aan de uitgangspunten van de provincie Utrecht (minimaal 10 ha, waarvan 60 % bos- ennatuurontwikkeling, 1 woongebouw met maximaal 3 wooneenheden (totaalmax. 1500m3), openbaar toegankelijk, aansluitend bij de gebiedskenmerken), vastgelegd in het recent vastgestelde streekplan en in de in dit LOP uitgewerkte visievoor de deelgebieden.

 

De nieuwe landgoederen dienen invulling te geven aan het gewenste ruimtelijke beelden de karakteristieke beplantingstypen perlandschapstype.

 

B3

Beleidslijn beheer landschapselementen

S

L

M

O

Doel

Stroomlijnen beleidten aanzien van beheer van landschapselementen in de driegemeenten en opstellen éénduidig beleid

Middel

De volgende afstemming tussen de driegemeenten is wenselijk:

  • -

    stroomlijnen vergoedingen beheer landschapselementen, mogelijke inzet landschapsfonds onderzoeken,

  • -

    oplossing biedenvoor verwerking snoeihout en

  • -

    oplossing biedenvoor verwerking bermhooi.

Trekker van het project

  • -

    gemeentelijke beleidsmedewerkers landschap / landschapscoördinatoren

Betrokken partijen

  • -

    gemeenten: beleid, communicatie

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

Kosten

  • -

    beleidsvoorbereiding

  • -

    composteringsinstallatie

Financieringsmogelijkheden

-

Toelichting

De kosten voor het beheer van landschapelementen worden aanvullend op provinciale en rijkssubsidieregelingen in principe niet door de gemeenten vergoed. Dit is in de drie gemeenten verschillend geregeld:

  • -

    in Oudewater wordtbeheer van landschapselementen uitgevoerd met vrijwilligers en doorberekend aande eigenaar,

  • -

    Lopik rekent het beheer door aan de eigenaren en

  • -

    in Montfoort wordthet beheer deelsdoor de gemeente met vrijwilligers uitgevoerd en door de gemeente vergoed.

Het vrijkomende snoeihout vormt een probleem bij het onderhoud van de landschapselementen, nu dit niet meer verbrand mag worden. De drie gemeenten dienenhiervoor een oplossing te zoeken, bijvoorbeeld door:

  • -

    een ontheffing om toch te kunnen verbranden. In Lopik geldtdeze ontheffing voor het verbanden van snoeihout,

  • -

    door het beschikbaar stellen van een houtversnipperaar of

  • -

    door het oprichten van een gemeenschappelijke composteerinstallatie.

Het maaisel dat vrijkomt bij het maaien van bermen dient te worden afgevoerd. Dit brengt kosten met zich mee. Onderzocht dient te worden of het composteren van bermhooi tot ruige mest voor de drie gemeenten gezamenlijk een goede oplossing biedt. Daarnaast kan gekeken worden of vergisting van maaisel met mest en biomassa (snoeihout) of verbranding voor kassenteelten mogelijkheden biedt. Hiervoor zijn eventueel ook milieusubsidies beschikbaar.

 

Het verdient voorkeur om het proces van stroomlijning van de driegemeenten gelijk op te laten lopen met de ontwikkeling van een landschapsfonds.

 

3.4 Projecten natuur

N1

Biotoopverbetering weidevogels

S

L

M

O

Doel

Behoud en versterking weidevogelpopulatie, biotoopverbetering weidevogels, waaronder de Grutto.

Middel

De volgende acties zijn wenselijk:

  • -

    uitbreiding participatie particulieren aan weidevogelbeheer

  • -

    maatregelen die leiden totbiotoopverbetering weidevogels; o.a.;

  • -

    toepassen mozaïekbeheer,

  • -

    uitgesteld maaibeheer,

  • -

    realiseren ‘vluchtheuvels’,

  • -

    optimaliseren waterpeil,

  • -

    toepassen ruigemestvergoeding en

  • -

    lobby bij provincie voor uitbreiding van het gebied voor zware weidevogelpakketten. De inventarisaties van de weidevogels per ha geven aan dat een groter gebied dan nu aangewezen is, in aanmerking komt voor de zwaardere weidevogelpakketten. (zie hiervoor de aanbevelingen voor provinciaal beleid,paragraaf 3.8.2)

Betrokken partijen

  • -

    agrarische natuurverenigingen; motiveren particulieren, administratieve ondersteuning

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    particulieren

  • -

    subsidiegever

  • -

    gemeenten

Trekker van het project

  • -

     agrarische natuurverenigingen

Kosten

  • -

    motiveren agrariërs voor natuurbeheer

  • -

    extra ha beschikbaar stellendoor de provincie

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Dienst Regelingen LNV, SAN (weidevogelpakket)

  • -

    provincie Utrecht

Toelichting

Zoals in de rest van Nederland kan het in de Lopikerwaard beter met de weidevogels. Binnen het gebied zijn er afhankelijk van de locatie zware en lichte beheervergoedingen voor weidevogelbeheer. Hieraan zouden nog meeragrariërs mee kunnen doen. Bij voorkeur zouden subsidieaanvragen (collectief) via het loket/landschapsfonds kunnen verlopen.

 

  • -

    afstemming zoekenmet project van LBN; Nederland Gruttoland

  • -

    zie ook Project Linschoterwaard (deelproject 7)

 

N2

Realisatie EHS

S

L

M

O

Doel

Uitbreiding en Kwaliteitsverbetering natuurgebieden binnen de EHS, binnendijks volgens Natuurgebiedsplan Zuidwest Utrecht, buitendijks volgens Ontwikkelingsvisie uiterwaarden van de Lek

Middel

Uitvoering functieverandering landbouwgronden;

 

  • -

    EHS 9b, de SchraleLinschoten, 16 ha (gem. Oudewater)

  • -

    EHS 10, De Schans – Linschoten, 34 ha, strekt zich deels uit langs de Linie vanLinschoten, is tevens onderdeel van projectC1 (gem. Linschoten /LW)

Langs de Hollandse IJssel ligt een groot aantal ha waar volgens het integraal gebiedsperspectief naar de realisatie van de EHSdient te wordengestreefd;

  • -

    EHS 13a Oudewater Uiterdijken – Buurtweg, ten westen van Oudewater, 24 ha (gem. Oudewater / HIJ)

  • -

    EHS 13b Willeskop – Snelrewaard, tussenOudewater en Montfoort, 63ha (gem. Montfoort / Oudewater / HIJ / LW)

  • -

    EHS 13c Mastwijk, ten oosten van Montfoort, 13 ha (gem. Montfoort / HIJ / LW)

Realisatie buitendijkse EHS volgens streefbeelden provincie Utrecht in Batuwse waard, Horde en Graafse Waard, Wielse en Vogelzangsewaard en Willige Langeraksewaarden. Eventuele nadere uitwerking van de inrichting van terreinen SBB Wielse en Vogelzangse waard. (gem. Lopik)

Trekker van het project

  • -

    provincie Utrecht

Betrokken partijen

  • -

    landschapscoördinator; bekendheid van natuurbestemming gebieden, voorlichting aan particulieren

  • -

    particulieren

  • -

    LTO Noord

  • -

    UPG, landgoed Linschoten

  • -

    gemeenten

  • -

    Staatsbosbeheer uiterwaarden

Kosten

  • -

    uitbreiding medewerkers particulier natuurbeheer provincie Utrecht

  • -

    gemeenten achteraf wijzigen bestemmingsplannen

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Dienst Regelingen LNV, SN

  • -

    provincie Utrecht

Toelichting

 

Van de hoeveelheid begrensde natuurgebieden is een deel nog in gebruik als landbouwgrond. Deze gronden moeten voor 2018 een natuurfunctie krijgen. Het beleid is nog steeds vooral gericht op verwerving door DLG en overdracht naar een van de bekende natuurbeschermingsorganisaties. De provincie moet actiever grondeigenaren en -gebruikers benaderen om ze te wijzen op de mogelijkheden van particulier natuurbeheer. Op die manier worden toekomstige natuurgebieden sneller afgerond. Robuuste natuurgebieden zijn makkelijker te beheren en minder gevoelig voor versnippering, verdroging en vermesting. De voorgestelde ontwikkeling bestaat uit moeras, (half) natuurlijk grasland, struweel en bos.

 

  • -

    projecten EHS 10 en 13 onder regie projecten Linschoterwaard (deelproject 12)

  • -

    projecten 13 onderdeel project Hollandse IJssel

 

N3

RealisatieEVZ’s

S

L

M

O

Doel

Voltooiing ecologische verbindingszones en natuurgebieden volgensNatuurgebiedsplan Zuidwest Utrecht

Middel

Uitvoering EVZ’s;

 

  • -

    VIII, Hollandse kade (gem Montfoort / LW)

  • -

    IX, landgoed Linschoten – Hollandse IJssel (gem Montfoort / LW)

  • -

    X, verbinding Linievan Linschoten – Holl.kade (gem Montfoort / LW)

  • -

    XI, Oude wetering (gem Montfoort / UW)

  • -

    XII, stortMastwijk – Hollandse IJssel (gem Montfoort / UW)

  • -

    XIII, Hollandse IJssel (gem Oudewater en Montfoort / HIJ)

  • -

    XVI langs N210 (gem Lopik)

  • -

    XVII, EersteWetering (gem Lopik)

  • -

    (afkortingen zieonder)

Trekker van het project

  • -

     Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden en provincie Utrecht

  • -

     gemeenten, ecopassages lokale wegen

Betrokken partijen

  • -

    LNV, DLG

  • -

    gemeenten, opheffen barrières bij lokalewegen

  • -

    particuliere grondeigenaren

  • -

    landschapscoördinator; afstemming over initiatie, inrichting en uitvoering

Kosten

  • -

    verwerving gronden, inrichting en beheer

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Dienst Regelingen LNV, SN, functieverandering en natuurontwikkeling

  • -

    provincie Utrecht, budget corridors

  • -

    Stichtse Rijnlanden, budget stapstenen programma beheer

Toelichting

In het kader van Herinrichtingsproject Lopikerwaard zijn een groot aantal verbindingselementen gerealiseerd. Alleen langs de Hollandse IJssel en ten westen van Lopik moeten nog stappen genomen worden. In totaal is hiervoor in het Natuurgebiedsplan 52 ha gereserveerd. Het gaat vooral om natte verbindingen. De beoogde natuurdoelen zijn rietland en ruigte, nat schraalgrasland en dergelijke.

 

  • -

    EVZ VIII, IX en X onderregie project Linschoterwaard (LW), deelproject 2

  • -

    EVZ XI en XII onderregie Gebiedscommissie Utrecht West (UW)

  • -

    EVZ XIII tevens projectintegrale ontwikkeling Hollandse IJssel (HIJ), in het integraal gebiedsperspectief is een streefbeeld opgesteld.

 

N4

Bloemrijke bermen

S

L

M

O

Doel

Ontwikkeling bloemrijke bermen door natuurvriendelijk maaibeheer gemeentelijke groendiensten en evt. particulieren. Met name de Lekdijk wordt alskansrijk gezien.

Middel

  • -

    opstellen Plan vanAanpak

  • -

    inventariseren kansrijke bermen d.m.v. bekende en aanvullende inventarisaties

  • -

    Uitvoeren natuurvriendelijk maaibeheer, ondermeer rekening houdend met perioden van maaien

  • -

    Dit beleid opnemen en uitwerken in de gemeentelijke groenstructuur- en beheerplannen

Trekker van het project

  • -

    drie gemeenten

Betrokken partijen

  • -

    gemeenten Lopik, Montfoort en Oudewater

  • -

    Hoogheemraadschap alsbeheerder van de Lekdijk

Kosten

  • -

    maaien bermen

  • -

    afvoeren maaisel

Financieringsmogelijkheden

 

Toelichting

Tegenwoordig komen alleen in de bermen van de rijks- en provinciale wegen karakteristieke bermplanten als Aardaker, Gele morgenster, Gewone agrimonie, Reukgras, Groot streepzaad, Veldlathyrus, Wilde margriet e.d. voor. De bermen van de gemeentelijke wegen zijn soortenarm. De vegetatie wordt gedomineerd door Glanshaver, Fluitenkruid, Grote brandnetel en Grote vossenstaart. De bermen zijn te smal, worden vaak vergraven en steeds geklepeld. Toch zijn er kansrijke bermen. Deze moeten in beeld worden gebracht. Vervolgens wordt het maaibeheer natuurvriendelijk (maaien en afvoeren) aangepast.

 

Voor de bermen langs de polderwegen liggen kansen voor het beheer door agrariërs, die de beheervergoeding ontvangen en zorgen voor afvoer van het hooi voor het vee. Probleem is echter dat het maaisel veelal verontreinigd is, waardoor het betertoe te passenis in varkensmestvergisters als ruwestof.

 

Rekeninghouden met kabelsen leidingen

 

Het vrijkomende maaisel vormt een knelpunt. Het plaatselijk composteren kan hiervoor als alternatief dienen. De mogelijkheden hiervoor dienen nader te wordenonderzocht.

 

Het natuurvriendelijke beheerhangt ook samenmet de maaiperiode.

 

  • -

    zie ook Project Linschoterwaard (deelproject 7)

 

N5

Bloemrijke sloten

S

L

M

O

Doel

Behoud en versterking bloemrijke sloot(kant)vegetatie (doelstelling 50 % vanalle sloten)

Middel

  • -

    natuurvriendelijk slootbeheer

  • -

    aanpassing keur (minder frequente schouw, schonen september - november, baggeren mei - oktober)

Trekker van het project

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, eigen watergangen

  • -

    agrarische natuurverenigingen, slootrandenbeheer

  • -

    landschapscoördinator, adviesaan particulieren

Betrokken partijen

  • -

    LTO-noord

  • -

    provincie Utrecht

  • -

    LNV, DLG

  • -

    gemeenten; stimulerende en ondersteunende rol

Kosten

  • -

    baggerpomp

  • -

    voorlichting eigenaren

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Dienst Regelingen LNV, SAN

  • -

    provincie Utrecht

  • -

    evaluatie beschikbaar stellen baggerpomp Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden via Leaderproject, eventueel voortzetten via landschapsfonds

Toelichting

Op sommige plekken zoals in polderRuige Weide groeienin en aan de slotenveel bijzondere plantensoorten. Dit hangt samen met het natuurvriendelijke schoon- en baggerbeheer en het botanisch beheer van de slootkanten ter plekke. Voor een ander deel spelen de intensiteit van het agrarische gebruik van de aangrenzende percelen en de aanwezigheid van kwel een rol.

 

In het gebiedsplan is maar 60 hectare opgenomen vanuit de SAN. De 50%-doelstelling zal dan ook anders gefinancierd moeten worden. Mogelijk bieden de Kaderrichtlijn water en het provinciale beleid voor Kleine Landschapselementen uitkomst. Vanuit een landschapsfonds zou dedoelstelling goed te bereiken zijn.

 

  • -

    zie ook project Linschoterwaard (deelproject 7)

 

N6

Aanleg natgrasland

S

L

M

O

Doel

Creëren vaneen permanente natte(schraal)graslandflora voor weide-en watervogels

Middel

Maaiveldverlaging van perceeldelen op kopse kanten langs weteringen of langs slootkanten (ca 3 tot 4m breed) of incidenteel van grotere landbouwpercelen.

Trekker van het project

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden voor oeversprimaire watergangen

  • -

    agrarische natuurverenigingen voorparticuliere watergangen / percelen

Betrokken partijen

  • -

    LTO-noord

  • -

    landschapscoördinator, stimuleren particulieren

  • -

    eigenaren

  • -

    provincie Utrecht

  • -

    LNV, DLG

Kosten

  • -

     compensatie waardedaling en oogstverlies

Financieringsmogelijkheden

  • -

    aanleg via projectsubsidie (blauw-groene diensten)

  • -

    Dienst Regelingen LNV, SAN

  • -

    provincie Utrecht

  • -

    provinciale gelden voor soortenbeleid

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, waterschapsgelden

  • -

    aanvulling via landschapsfonds

Toelichting

Er is behoefte aan pleisterplekken voor weide- en watervogels.Maaiveldverlaging van een beperkt areaal landbouwgrond kan deze behoefte vervullen. Het verlaagde grasland blijft in eigendom en beheer van debetreffende agrariër. Het verdient aanbeveling zo goed mogelijk aan te sluiten op kansrijke gebieden, waarbekend is dat zich eenbijzondere flora ontwikkelt (o.a. Ruige Weideen polder Blokland; zie analyse ecologie).

 

De financiering via de SAN-regeling is beperkt. Er is slechts 20 hectare aangewezen in het gebiedsplan.

 

3.5 Projecten cultuurhistorie

C1

Linie van Linschoten

S

L

M

O

Doel

Ruimtelijk versterken Linie van Linschoten in combinatie met natuurontwikkeling

Middel

  • -

    opstelling inrichtings- en beheerplan

  • -

    nader onderzoeken subsidiemogelijkheden

  • -

    informatievoorziening (zie ook project E1)

Trekker van het project

  • -

    Landgoed Linschoten en de provincie

Betrokken partijen

  • -

    Werkgroep Behoud Lopikerwaard

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

  • -

    particuliere eigenaar

  • -

    provincie Utrecht, realisatie EHS

Beleidsinstrumentarium

  • -

    Subsidieregeling natuurbeheer

Financieringsmogelijkheden

  • -

    versterking cultuurhistorische aspecten en informatie; provincie Utrecht ?

  • -

    natuurontwikkeling SN

Kosten

  • -

    inrichtings- en beheerplan

  • -

    uitvoering

  • -

    informatievoorziening

Toelichting

De Linie van Linschoten vormt als onderdeel van de Hollandse waterlinie, gelegen op de stroomrug, een belangrijk cultuurhistorisch element binnen het plangebied. Dit element dient duidelijker in het landschap herkenbaar te worden, waarbij diverse waarden (landschappelijk, ecologisch, cultuurhistorisch en recreatief) op elkaar zijn afgestemd.

 

Ook het realiseren van nieuwe natuur met 34 ha als onderdeel van de EHS is een opgave. De oude resten van de schans kunnen worden versterkt door in de oost-west richting de bestaande natuur te versterken met nieuw te ontwikkelen bossages en rietland ( zie ook project N2).

 

Tevens dient de functie van de linie breder bekend worden gemaakt onder recreanten en toeristen.

 

  • -

    onder regie project Linschoterwaard (deelprojecten 2 en 13)

  • -

     Cultuurhistorische hoofdstructuur provincie Utrecht

 

C2

Waterstaatkundige geschiedenis

S

L

M

O

Doel

Bekendheid gevenaan waterstaatkundige geschiedenis

Middel

  • -

    plan van aanpakopstellen voor projectopzet met meerdere partijen

  • -

    promotie cultuurhistorie is project 4 Linschoterwaard (trekker landgoed Linschoten)

Trekker van het project

  • -

    gemeenten Lopik, Oudewater, Montfoort

  • -

    landgoed Linschoten in Linschoterwaard

Betrokken partijen

  • -

    Erfgoedhuis Utrecht

  • -

    cultuurhistorische kring

  • -

    Landschapsbeheer Utrecht

  • -

    particuliere eigenaren belangrijke cultuurhistorische elementen of monumenten

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

  • -

    Werkgroep BehoudLopikerwaard

Kosten

  • -

    kosten planvorming

Financieringsmogelijkheden

  • -

    provincie Utrecht, cultureel erfgoed

  • -

    monumentensubsidies, gemeentelijk, provinciaal en nationaal

  • -

    Belvedère-subsidie

Toelichting

De waterstaatkundige geschiedenis van de polders is van bijzondere betekenis geweest voor de occupatie van het land en bepalend voor de huidige verschijningsvorm van het landschap. In het landschap zijn nogallerlei elementen terugte vinden van de verschillende tijdsperioden in de waterhuishouding van de polders. Zo zijn er nog enkele molens of molenrestanten aanwezig, een ingewikkeld stelsel van weteringen en gemalen, boezems, inlaten en dergelijke.

 

In regionaal verband zou een projectkunnen worden opgestart, welke tot doelheeft de waterstaatsgeschiedenis onder een breed publiek bekendheid te geven. De vorm die hier het beste bij past kan binnen het project nader bepaald worden. Te denken valt aan het inventariseren van de belangrijkste tijdsperioden met nog herkenbare elementen in het landschap, het uitgeven van een brochure hierover, het organiseren van een wandelroute, het opzetten van informatiepanelen, het houden van een lezing, een educatieproject voor scholen, etc. Het project sluit qua thematiek aan bij het museum Bisdom van Vliet te Haastrecht en het opengestelde gemaal de Hooge Boezem te Haastrecht.

 

In een later stadium kan dit project tot het herstel van enkele cultuurhistorische elementen leiden, zoals het consolideren van het molenrestant aan de Rolafweg en bijvoorbeeld gebruik maken van een plaatselijk dijkhuisje.

 

3.6 Projecten recreatie

R1

Recreatief routenetwerk

S

M

L

O

Doel

Het realiseren van een goed recreatief netwerk van paden voor diverse gebruikers (wandelen, fietsen, kanoën, skeeleren), vooral gericht op de noord-zuidverbindingen

Middel

  • -

    ontbrekende recreatieve padenaanleggen (wandelen)

  • -

    aanvullende voorzieningen realiseren, zoals picknickplaatsen enroutepunten, welke begin-en eindpunt vormenvan de routes

  • -

    promotie

  • -

    regelmatige afstemming binnen groene Driehoek over aansluiting paden

Trekker van het project

  • -

    plangebied Reijerscop Gebiedscommissie Utrecht - West

  • -

    gebied Linschoterwaard onder regie project Linschoterwaard

  • -

    paden ten zuiden vande Hollandse IJssel gemeenten Montfoort en Oudewater

  • -

    paden gemeente Lopik recreatieschap

Betrokken partijen

  • -

    natuurverenigingen: overleg informatiepunten natuurbeheer

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

  • -

    wandel-, fiets-,skeeler-, kano- verenigingen

  • -

    ANWB, VVV

Kosten

  • -

    verwerving, planvorming, uitvoering en beheerpaden

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (POP)

  • -

    Kwaliteitsimpuls GroeneHart

  • -

    Voorziening Toeristische Ontwikkeling (VTO)

Toelichting

Het projectplan Recreatief netwerkLopikerwaard biedt een goede basis.Tevens stelt het Raamplan Groengebied Utrecht –West ten noorden en oostenvan Montfoort eenaantal paden voor.

 

Aanvullend op deze voorstellen zijn op de uitvoeringskaart enkele zoekgebieden aangegeven voor noord-zuid verbindingen. Deze verbindingen zijn gesitueerd op plaatsen waar kortsluitingen ontbreken en vergroten de rondwandelmogelijkheden vanuitde kernen.

 

Bij de aanlegen openstelling vannieuwe paden dientgoed gelet te worden op de relatie met kwetsbare flora en fauna, die gevoelig zijn voor verstoring. Dus geen routes in goede weidevogelgebieden of over houtkaden in het broedseizoen. Soms liggen er juist ook mogelijkheden om de aanleg van een pad te combineren met de aanleg van kleine landschapselementen of natuurvriendelijke slootkanten.

 

  • -

    deelsonder regie Gebiedscommissie Groengebied Utrecht-West enProject Linschoterwaard (deelproject 8)

 

R1a

Blinde weg - Montfoortse vaart (Montfoort / PLW)

Locatie

 

Middel

Trekker

Kosten

 

Toelichting

  • -

    Reijerscop (Montfoort)

  • -

    Fiets- en wandelpad als verbinding tussen de Blinde weg en de Montfoortse weg

  • -

    Provincie Utrecht

  • -

    plankosten

  • -

    uitvoering

  • -

    regie Project Linschoterwaard

  • -

    keuze uit 2 tracévarianten Project Linschoterwaard

 

R1b

Wandelpaden Oude Wetering (Montfoort / Ut. West)

Locatie

Middel

Trekker

Kosten

 

 

Toelichting

  • -

    Oude Wetering (Montfoort)

  • -

    Wandelpaden langs Oude Wetering incl. doorsteken naar Mastwijkerdijk

  • -

    Provincie Utrecht/Hoogheemraadschap

  • -

    plankosten

  • -

    uitvoering

  • -

    bundeling met uitvoering EVZ-ontwikkeling (EVZ XI en XII)

 

R1c

Wandelpad Tiendweg Snelrewaard (Montfoort/Oudewater)

Locatie

Middel

Trekker

Kosten

 

Toelichting

  • -

    Polder Snelrewaard (Montfoort)

  • -

    Wandelpad over tiendweg

  • -

    Gemeente Montfoort en Oudewater / landschapscoördinator

  • -

    plankosten

  • -

    uitvoering

  • -

    bundeling met Herstel Tiendweg (project L3a)

 

R1d

Wandelpad Tiendweg Heeswijk (Montfoort)

Locatie

Middel

Trekker

Kosten

 

Toelichting

  • -

    Polder Heeswijk (Montfoort)

  • -

    Wandelpad over tiendweg

  • -

    Gemeente Montfoort/landschapscoördinator

  • -

    plankosten

  • -

    uitvoering

  • -

    bundeling met Herstel Tiendweg (project L3c)

 

R1e

Ommetje Oudewater (Oudewater)

Locatie

Middel

Trekker

Kosten

  • -

    Omgeving Oudewater

  • -

    Diverse verbindende wandelpaden

  • -

    Gemeente Oudewater/landschapscoördinator

  • -

    plankosten

  • -

    uitvoering

 

R1f

Polderpaden Lopikerwaard (Lopik)

Locatie

Middel

Trekker

Kosten

  • -

    Lopikerwaard

  • -

    Diverse verbindende wandelpaden

  • -

    Gemeente Lopik/landschapscoördinator

  • -

    plankosten

  • -

    uitvoering

 

R2

Jaagpad Hollandse IJssel

S

L

M

O

Doel

Het verwerven, ontwikkelen en inrichten vangronden voor de aanleg vaneen jaagpad als wandelvoorziening en langzaamverkeersbruggen

Middel

Per gemeente ontwikkelingsmogelijkheden en knelpunten jaagpad nader inventariseren en uitwerken. Tevens realisatie jaagpad opnemen als gemeentelijk beleid. Uitvoeringsproject ontwikkelingsperspectief Hollandse IJssel.

Trekker

  • -

    de gemeenten Montfoort en Oudewater

Betrokken partijen

  • -

    Provincie Utrecht

  • -

    Hoogheemraadschap, particulieren

Kosten

  • -

    zie Integraal ontwikkelingsperspectief Hollandse IJssel

Financieringsmogelijkheden

  • -

    o.a. provinciaal actieprogramma Agenda 2010

Toelichting

Voor de Hollandse IJssel is een integraal ontwikkelingsperspectief opgesteld genoemd ’Hollandse IJssel, meer dan water’. Het perspectief streeft zowel naar de verbetering van de vaarweg, de bodem- en waterkwaliteit als naar een duidelijke landschappelijke herkenbaarheid zonder storende bedrijven, een ecologische verbinding en een recreatieve ontsluiting via het jaagpad.

Nieuwe landgoederen wordenplaatselijk als middelgezien om natuur- en landschapsdoelen te bereiken.

 

Voor de realisatie van het jaagpad vormen de gemeenten de trekker. De ontwikkeling van het jaagpad komt neer op inrichting van de gronden als wandelpad en de aanleg van naar schatting 6 langzaam-verkeersbruggen. Erzijn ondermeer kosten voor het voeren van overleg om de gronden te kunnen gebruiken. De projecten dienenin samenhang te worden bezien.

 

Onder regie vande provincie Utrecht

 

R3

Uitkijkbalkons Lekdijk

S

L

M

O

Doel

Realiseren van interessante stopplaatsen langs de Lekdijk, waar een mooi uitzicht bestaat op de uiterwaarden en eventueel een (bestaande) struinroute start

Middel

  • -

    planvorming uitkijkbalkons ‘Skyboxen’ in combinatie metverkeersonderzoek

  • -

    uitvoering

Trekker van het project

  • -

    gemeente Lopik

Betrokken partijen

  • -

    recreatieschap (grondgebied gemeente Lopik)

  • -

    Rijkswaterstaat

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

  • -

    Staatsbosbeheer, beheerder groot deel van de uiterwaarden

Kosten

  • -

    overleg binnen gemeentelijke afdelingen, met Hoogheemraadschap enRijkswaterstaat

  • -

    planontwikkeling

  • -

    uitvoering

Financieringsmogelijkheden

  • -

    subsidies Ontwikkeling Platteland (POP)

  • -

    subsidies Rijkswaterstaat?

Toelichting

De uitkijkbalkons dienen tevensbij te dragenaan de verkeersveiligheid op de Lekdijk en in combinatie met de veiligheid van de dijk onderzocht en ontworpen te worden (zie aanbeveling gemeentelijk beleid). De locaties van de uitkijkbalkons dienenrekening te houdenmet bestaande goede

weidevogelgebieden in het oostelijk gedeelte van de uiterwaarden.

 

3.7 Projecten landbouw

LB 1

Verbeteren perspectief landbouw

S

L

M

O

Doel

Overzicht van mogelijkheden om de economische positie van de agrariër te verbeteren en de landschapsvisie te versterken doorde inzet van particulieren

Middel

Samen met de agrariërs onderzoeken welke mogelijkheden er binnen het Nationaal Landschap van het Groene Hart zijn om de economische positie van de agrariër te verbeteren en de landschapsvisie te versterken door de inzet van particulieren.

 

  • -

    samenwerkingstraject LTO-Noord

  • -

    onderzoeken bijdragen voor instandhouding open landschap. De regeling landbouw met een natuurlijke handicap met een vergoeding van € 94 perha is niettoereikend

  • -

    onderzoeken van het voorstel om de landbouw vrij te stellen van waterschapslasten

  • -

    nader uitwerken inkomsten uit groene en blauwe diensten

Trekker van het project

  • -

    LTO-Noord

Betrokken partijen

  • -

    LTO-Noord

  • -

    Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

  • -

    ondernemende particulieren

  • -

    gemeenten / provincie / DLG

Kosten

  • -

    onderzoekskosten

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Nationaal Landschap

  • -

    Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (POP)

  • -

    Kwaliteitsimpuls GroeneHart

Toelichting

  • -

    natuurlijke handicaps in bedrijfsvoering en groenblauwe diensten zijn bij uitstek zaken waar hetlandschapsfonds zich kan manifesteren

  • -

    stimuleren van het agrarisch ondernemerschap is tevenseen project Linschoterwaard (deelproject 5)

  • -

    daarnaast wordt in het kader van het Project Linschoterwaard een verbetering van de landbouwstructuur voorgesteld door kavelruil en kavelaanvaarding. Hiermee wordt het agrarisch perspectief in de Linschoterwaard versterkt (deelproject 1)

 

3.8 Projecten water

W1

Waterberging

S

L

M

O

Doel

Uitbreiden mogelijkheden voorwaterberging in combinatie met andere functies. Vergroten bergingscapaciteit vande Boezem van Woerden

Middel

  • -

    verkennen mogelijkheden waterberging

  • -

    verkennen inzetsubsidies functieverandering en natuurontwikkeling

  • -

    opstellen inrichtings- en beheerplan

  • -

    uitvoeren plan

Boezem van Woerden:

  • -

    realiseren één of meerdere grootschalige bergingsboezems of meerderekleinschalige ingrepen op polderniveau

  • -

    voorbereidend onderzoek doorHoogheemraadschap naar de benodigde ruimte en de meestwenselijke oplossingen

Trekker van het project

  • -

    Hoogheemraadschap, deelsLandgoed Linschoten

Betrokken partijen

  • -

    gemeenten

  • -

    Landgoed Linschoten

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    Rijkswaterstaat (wegbeheerder)

  • -

    particuliere grondbezitters

Kosten

  • -

    opstellen inrichtingsplan, grondaankoop, waardedaling grond doorfunctieverandering, inrichting en beheer

Financieringsmogelijkheden

  • -

    blauwe diensten

  • -

    vergoeding vanuitwaterschap

  • -

    subsidie natuurbeheer (SN); functieverandering, natuurontwikkeling

Toelichting

Er dient gedegen aandacht uit te gaannaar het vergoedingensysteem voorde particuliere grondeigenaar voor de blauwe diensten die voor realisatie nodig zijn.

 

  • -

    dit is een bestaande opgave voor het Hoogheemraadschap en is voor het gehelegebied van toepassing

  • -

    het landgoed Linschoten staat open voor het uitbreiden van groenblauwe diensten, die te maken hebben met natuur- en landschapsontwikkeling of waterberging indien hier een vergoeding tegenover staat. Er zijn hier dus mogelijkheden voor de realisatie van de doelstelling. Dit kan in combinatie met de vergroting van de capaciteit van de Boezem van Woerden (project Linschoterwaard: deelproject 12)

 

W2

Verbeteren waterkwaliteit

S

L

M

O

Doel

Verbeteren van de waterkwaliteit

Middel

  • -

    verkennen van de mogelijkheden voor een natuurlijke zuivering ter verbetering van de waterkwaliteit. Opties zijn bijvoorbeeld;

  • -

    uitvoeren projectschoon en zoet,project Hollandse IJssel,

  • -

    voorzuivering van wateruit de Leken Hollandse IJsselin samenhang metde gewenste groenebuffer ten westenvan IJsselstein,

  • -

    voorzuivering van Lekwater bij de Koekoek door rietpercelen (helofytenfilters) voordat het uit de hoofdwatergang naar de poldersloten gaat,

  • -

    de aanleg van rietkragen en rieteilandjes langsde hoofdwatergangen in de polder

  • -

    verkennen inzetsubsidies functieverandering en natuurontwikkeling

  • -

    opstellen inrichtings- en beheerplan

  • -

    uitvoeren plan

Trekker van het project

  • -

    Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden

Betrokken partijen

  • -

    drie gemeenten

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    agrarische natuurverenigingen

  • -

    provincie Utrecht

Kosten

  • -

    opstellen inrichtingsplan, grondaankoop, waardedaling grond doorfunctieverandering, inrichting en beheer

Financieringsmogelijkheden

  • -

    blauwe diensten

  • -

    vergoeding vanuitwaterschap

  • -

    subsidie natuurbeheer (SN); functieverandering, natuurontwikkeling

  • -

    zie ook project Hollandse IJssel

Toelichting

Het verbeteren van de waterkwaliteit is een doelstelling, omdat veel natuurwaarden in het hele plangebied zichontwikkelen in samenhang met de waterkwaliteit. Zo zijn er combinaties mogelijk binnen de subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) voor slootkantenbeheer.

 

  • -

    de Kaderrichtlijn Waterkan op dezewijze ook op termijn gehaaldworden.

  • -

    tevens project Hollandse IJssel ‘schoon en zoet’.

 

W3

Vaarweg, oevers en keringen Hollandse IJssel

S

L

M

O

Doel

  • -

    integraal verbeteren van de waterbodem en de oevers van de Hollandse IJssel

Middel

  • -

    uitvoeren project Hollandse IJssel;

  • -

    De waterbodem wordt gebaggerd ten behoeve van de recreatie- en beroepsvaart en gesaneerd ten behoeve vande waterkwaliteit.

  • -

    Er vindt een zoveelmogelijk natuurvriendelijke herinrichting van de oeversplaats.

  • -

    De situering en inrichting vande keringen wordenafgestemd op deruimtelijke ontwikkelingen.

Trekker van het project

  • -

    HoogheemraadschapDe Stichtse Rijnlanden

Betrokken partijen

  • -

    Rijkswaterstaat

  • -

    Provincie Utrecht

  • -

    gemeenten

Kosten

  • -

    zie project Hollandse IJssel

Financieringsmogelijkheden

  • -

    zie project Hollandse IJssel

Toelichting

  • -

    Dit is één van de drie uitvoeringsprojecten van het integraal ontwikkelingsperspectief Hollandse IJssel

 

3.9 Projecten educatie / informatie

E1

Communicatie uitvoering LOP

S

L

M

O

Doel

Ontwikkelen draagvlak

Middel

  • -

    ontwerpen eigen stijlnieuwsbrief en website

  • -

    promotie en persberichten

Trekker van het project

  • -

    gemeenten

Betrokken partijen

  • -

    recreatieschap (grondgebied gemeente Lopik)

  • -

    natuurverenigingen

  • -

    Werkgroep BehoudLopikerwaard

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    Landgoed Linschoten

  • -

    (ANWB, VVV,recreatieve verenigingen)

Kosten

  • -

    opmaak nieuwsbrief, opstellen persberichten, onderhoud website

Financieringsmogelijkheden

  • -

    gemeentelijk voorlichtingsbudget

  • -

    Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (POP)

Toelichting

Een goed communicatieplan tijdens de uitvoering van het LOP bevordert de ondersteuning en het draagvlak door de bevolking. Met het communicatieplan kan een groot aantal van de uitvoeringsprojecten worden ondersteund. Communicatie richting inwoners moet enthousiasmerend en frequent zijn. 

 

Voor de informatievoorziening dient een eigen stijl te worden ontworpen.

 

Om bewoners en gebruikers betrokken te houden bij nieuwe ontwikkelingen dient jaarlijks een Nieuwsbrief te worden uitgegeven eventueel in combinatie met de agrarische natuurverenigingen. Ook kan gekozen worden voor het opzetten van een website, waarin enerzijds aan particulieren informatie wordt gegeven over projecten waar zij aan mee kunnen doen en anderzijds toeristische informatie geboden wordt aan gebruikers van het buitengebied. Tevens vormt de lokale pers een goed medium om regelmatig naar buiten te treden over de voortgang van diverse uitvoeringsprojecten.

 

E2

Informatievoorziening in het veld

S

L

M

O

Doel

Informatievoorziening in streekmet eigen stijl

Middel

  • -

    inventariseren geschikte locaties voor infoborden en infocentrum bijvoorbeeld:

    • -

      waterstaatkundige geschiedenis bij de molenin Cabauw,

    • -

      informatie overde uiterwaarden en de Lekdijk bij het Dijkhuis,

    • -

      natuur- en landschapselementen bij Abrona,

    • -

      realisering EHS en agrarisch natuurbeheer bij de watertoren,

    • -

      de fruitdijk bij Hekendorp in combinatie metde Hollandse IJsselen

    • -

      Tiendweg Snelrewaard

  • -

    ontwerpen eigenstijl infopanelen

  • -

    uitvoering informatiepanelen

  • -

    oprichten infocentrum

  • -

    promotie en persberichten

Trekker van het project

  • -

    gemeenten

Betrokken partijen

  • -

    recreatieschap (grondgebied gemeente Lopik)

  • -

    natuurverenigingen

  • -

    Werkgroep BehoudLopikerwaard

  • -

    landschapscoördinator

  • -

    Landgoed Linschoten

  • -

    (ANWB, VVV,recreatieve verenigingen)

  • -

    landschapscoördinator

Kosten

  • -

    planvorming, ontwerp, uitvoering infoborden

  • -

    locatiekeuze en realisatie informatiecentrum

Financieringsmogelijkheden

  • -

    Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (POP)

  • -

    Kwaliteitsimpuls GroeneHart

  • -

    Voorziening Toeristische Ontwikkeling (VTO)

  • -

    Regionaal Draagvlak Natuur

Toelichting

Het gebied biedt diverse landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden, welke interessant zijn om de recreant op te wijzen. In het gebied dient op strategische plaatsen informatie te worden gegeven over bepaalde thema’s op een infobord, bijvoorbeeld daar waar knooppunten liggen in routes en bijzondere elementen in het landschap zijn waar te nemen. Voor de informatievoorziening dient een eigen stijl te wordenontworpen, die aansluitbij de communicatie via nieuwsbrief en website.

 

Ook is het een wens van diverse verenigingen in het gebied om gezamenlijk een informatiecentrum op te richten, waar een groep van bescheiden omvang kan worden ontvangen en waar uitleg kan worden gegeven over de diverse natuur- en landschapswaarden van het gebied.De locatie hiervoor dient goed aan te sluiten bij enkele routes door het gebied, bijvoorbeeld in de omgeving van Benschop.

 

3.10 Aanbevelingen beleid

Vanuit het LOP zijn een aantal aanbevelingen voor ander beleid naar voren gekomen.

3.10.1 Aanbevelingen gemeentelijk beleid

1 Nadere studie verkeerseffecten Lekdijk, gemeente Lopik

Het is wenselijk de verkeersveiligheid voor langzaam verkeer (fietsen, wandelen, skeeleren) op de Lekdijk te verbeteren. Hiervoor dient een nadere verkeersstudie te worden verricht, waarbij ook de effecten op de achterliggende wegen worden betrokken. In de studie kunnen maatregelen worden bepaald, welke de veiligheid voor langzaam verkeer bevorderen. Het idee van het realiseren van ‘uitkijkbalkons’, waar een mooi uitzicht bestaat op de uiterwaarden en eventueel een struinroute start dient hierin te worden betrokken.

 

2. Hollandse IJssel, gemeenten Oudewater en Montfoort

Voor de Hollandse IJssel is een integraal ontwikkelingsperspectief opgesteld genoemd ’Hollandse IJssel, meer dan water’. Het perspectief streeft zowel naar de verbetering van de vaarweg, de bodem- en waterkwaliteit als naar een duidelijke landschappelijke herkenbaarheid zonder storende bedrijven, een ecologische verbinding en een recreatieve ontsluiting via het jaagpad. Nieuwe landgoederen worden plaatselijk als middel gezien om natuur- en landschapsdoelen te bereiken.

Er zijn acht gebieden aangewezen als ontwikkelingsgebied, waarvan vier (deels) binnen het plangebied van het LOP. De streefbeelden van deze vier deelgebieden zijn in de landschapsvisie opgenomen. Deze streefbeelden dienen bij nieuwe ontwikkelingen in de zone langs de Hollandse IJssel als toetsingskader te worden gebruikt.

 

3 Actualiseren monumentale bomenlijst gemeente Oudewater

De gemeente Oudewater beschikt over een gemeentelijk monumentale bomenlijst. Deze lijst dient één keer in de 10 jaar geactualiseerd te worden.

3.10.2 Aanbevelingen provinciaal beleid

1Opnemen waardedaling grond bij realisatie kleine landschapselementen in SN / SAN

Om de aanleg van kleine landschapselementen door particulieren te stimuleren is het van belang dat de waardedaling van de grond vergoed wordt. Het instellen van een nieuwe provinciale subsidieregeling met waardedalingscomponent voor kleine landschapselementen op landbouwgrond is hiervoor gewenst (in voorbereiding door provincie Utrecht).

 

2Uitbreiden pakket zwaar weidevogelbeheer Natuurgebiedsplan

Net als in de rest van Nederland kan het in de Lopikerwaard beter met de weidevogels. De beheersvergoeding is een middel om deze trend te keren. De hoeveelheid en de verdeling van de weidevogelpakketten, t.w. 480 ha licht weidevogelbeheer in het oostelijk deel en 440 ha zwaar en licht weidevogelbeheer in het westelijk deel van Zuidwest Utrecht (> 20.000 ha landbouwgrond) sluiten niet aan bij de actuele weidevogelstand (overal ongeveer gelijke kwaliteit) en de wensen van de agrariërs. Deze willen ruimer gebruik kunnen maken van de SAN (meer hectares en overal ook de mogelijkheid voor een zwaar pakket). Een aanpassing van het natuurgebiedplan van de provincie Utrecht is op dit punt wenselijk.

4 Prioritering

 

De prioritering geeft aan in welke fase van de komende 10 jaar het betreffende project gepland staat. Er is nader onderscheid gemaakt in de planfase (rood) en de uitvoeringsfase (oranje). Sommige projecten kennen geen planvormingsfase, maar verdienen continu aandacht. De prioritering dient elke jaar op de beschikbare financiën te worden afgestemd. Indien de gemeente geen trekker is, is alleen een planning aangegeven, indien deze door andere partijen duidelijk aangegeven is.

 

5 Kosten

 

De gemeenten dienen jaarlijks geld te reserveren voor de uitvoering van het landschapsontwikkelingsplan. Per project zijn de kostenposten zo goed als mogelijk aangegeven. De kosten kunnen o.a. bestaan uit uren of kosten voor een ambtenaar, grondverwerving, plankosten, uitvoeringskosten en beheerkosten. In de financiering per project is, indien relevant, aangegeven welke financieringsmogelijkheden er zijn.

 

Alle projecten met een hoge prioriteit zijn begroot. Een overzicht van de prioritaire projecten met bijbehorende kosten is weergegeven in onderstaande staat. Soms zijn ook begrotingen opgesteld voor projecten met een middelhoge prioriteit. De kosten dienen nader gespecificeerd te worden als het project een hoge prioriteit krijgt.

 

Voor de gemeenten is het van groot belang jaarlijks over een budget voor de uitvoering van het landschapsontwikkelingsplan te beschikken. De landschapscoördinator kan met een deel van dit budget reageren op initiatieven uit de streek, die passen binnen de uitvoeringsprojecten. Het andere deel van het budget dient om jaarlijks een aantal uitvoeringsprojecten ter hand te nemen. Hiervoor is de prioritering richtinggevend. De volgorde dient elk jaar te worden geëvalueerd en desgewenst te worden bijgesteld, om goed in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen of kansen die zich voordoen. Het ontwikkelingsbudget is wenselijk om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen, waarvoor een plan van aanpak nodig is. Na gereed koming van het plan van aanpak kan het project dan het jaar erna als apart project met een eigen budget worden opgevoerd op de begroting. Elk jaar dient de begroting te worden bijgesteld aan de hand van de voortgang en nieuwe inzichten omtrent projecten.

 

Indicatie gemeentelijke kosten prioritaire uitvoering LOP Gemeente Lopik

 

Project- nummer

Thema en projectomschrijving

Rol

Eenmalige kosten

Jaarlijkse kosten

 

Algemeen

 

 

 

A1a

Landschapscoördinator

Trekker

87.770 +

32.062

+

Gewenst aantal fte 0,85 / 5700 ha

Personele kosten € 38.250

Organisatiebudget € 12.750

Uitvoeringsbudget€4,- p/ha = € 17.100

Planvormingsbudget €3 ,- p/ha = € 12.830

Voorlichtingsbudget € 1,60 - p/ha= € 6.840

Totaal € 87.770

Uit de diverse budgetten kunnen de volgende projecten

L4 

L5 

N5

+

worden ondersteund:

L4 aanleg en beheerstreekeigen beplanting L5 stimuleren erfbeplanting

N5 bloemrijke sloten

Ontwikkelingsbudget €7.5,-p/ha = € 32.062

 

B3

C2 

R3

Te ondersteunen projecten:

B3 beleidslijn beheer 5.000 

C2 Waterstaatkundige geschiedenis (PvA) € 5.000

R3 Uitkijkbalkons Lekdijk (PvA)  7.000

A2

Landschapsfonds

 

Vooralsnog oprichtingsgelden, later inbreng bepalenPer gemeente

Participatie

€ 5.000

 

Landschap

L1a

Groene buffer bedrijven Lopik

 

Uitgaande van compensatie waardedaling grond eigenaar

2000m2 x € 4.54 /m2 = € 9.080

Inrichting 2000m2x 0.63 per m2 = € 1.260

Totaal € 10.340

 

Afkopen beheerjaarlijks € 745

Trekker

€ 10.340,-

745

L1g

Groene buffer IJsselstein

 

Uitgaandevan stroken lijnbeplantingen (4000 m1), grondbewerking en aanplant

Grondaankoop (4000x2.5)m2 x €2 p/m2= € 20.000

Compensatie waardedaling 10.000m2 x 4.54 = € 45.400

Inrichting en aanleg 10.000m2 x € 0.63 p/m2= € 6.300

 

Totaal benodigde investering excl. beheer

Trekker

(€ 20.000,- of)

€ 45.400 +

€ 6.300

 

L3d

TiendwegWillige Langerak

 

Uitgaande van 1km aanvullende, enkelzijdige beplanting

h.o.h. 6m (60% laanboom, 30% knotboom, 10% hakhout) enalleen beplantingswerkzaamheden.

Leveren en planten Laanbomen (wilg/els) 100 stuks met plantafstand h.o.h 6m, maat 12-14 x € 30,- p/st= € 3.000

Knotbomen (wilg/els)50 stuks met plantafstand h.o.h. 6m, maat 12-14 x € 30,- p/st= € 1.500

Hakhout 250m2(100x2,5m) x €1,-p/m2= € 250

 

Totaal benodigde investering en beheer

Trekker

€ 4.750,-

600,-

L3e

Tiendweg Oudeslootseweg (middelhoge prioriteit)

 

Uitgaande van 1km aanvullende, enkelzijdige beplanting

 

laanbomen h.o.h.6m, alleen beplantingswerkzaamheden

Laanbomen (wilg/els) 166 stuks met plantafstand h.o.h 6m, maat 12-14x € 30,- p/st= € 4.980,-

 

Totaal benodigde investering en. beheer

Trekker

€ 4.980,-

400,-

 

L3f

TiendwegAchterdijk (middelhoge prioriteit)

 

Uitgaandevan 1km aanvullende, enkelzijdige beplantingh.o.h. 6m (60% laanboom, 30% knotboom, 10% hakhout) en alleen beplantingswerkzaamheden.

 

Leveren en planten Laanbomen (wilg/els) 100 stuks met plantafstand h.o.h 6m, maat 12-14 x € 30,- p/st= € 3.000 Knotbomen (wilg/els)50 stuks met plantafstand h.o.h. 6m, 

maat 12-14 x € 30,- p/st= € 1.500

Hakhout 250m2(100x2,5m) x €1,-p/m2= € 250

 

Totaal benodigde investering excl. beheer

Trekker

€ 4.750,-

Landschapsbeleid

B1

Beeldkwaliteit linten

 

Uitgaande van uitbesteden voorbeeldfolder en opstellenwebpagina én opname in RO-beleid (looptijd 10 jaar), samenwerking met Montfoort en Oudewater

 

Ontwikkeling folder(eenmalig) € 5.000,- (1/3van totaal) Opnamein RO-beleid (eenmalig) € 5.000,-

Printkosten (2xA4 dubbelzijdig en oplage van150)

€ 600,- per jaar

2x update € 2.000,-x 2 = € 4.000,- ->

 

Totaal benodigde investering

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Montfoort

€ 10.600,-

€ 1.000,-

B2

Nieuwe landgoederen

 

Uitgaande van voorbeeldfolder en webpagina én opnamein RO-beleid (looptijd 10 jaar), samenwerking met Montfoort, promotie via RO-balie/landschapscoördinator

 

Ontwikkeling beleid (streefbeelden, criteria, bouwstenen en verankering in beleid) € 25.000,- bij uitbesteding (1/2van totaal) ->

 

Totaal benodigde investering

Gezamenlijke trekker met Montfoort

€ 25.000,-

B3

Beleidslijn beheer

 

Afstemmen beleidbeheer drie gemeenten eenmalig € 5000,-.Eventueel uit ontwikkelingsbudget bekostigen. Composteringsinstallatie P.M.

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Montfoort

(€ 5.000,- )

Natuur

N4

Bloemrijke bermen

 

Opstellen en uitvoeren bermbeheerplan, uitgaande vanverschraling, ecologisch beheer en afvoer

 

Opstellen bermbeheerplan (eenmalig) € 30.000,-(1/3 van totaal)

 

Extensief maaibeheer (uitgangspunt 40km weg, dubbelzijdig, berm 5m= 400.000m2= 40ha) 40 x €200,- p/ha=€ 8.000,- per jaar

 

Totaal benodigde investering incl. beheer

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Montfoort

€ 30.000,-

€ 8.000,-

Cultuurhistorie

C2

Regionaal project waterstaatkundige geschiedenis

 

Opstellen plan vanaanpak

 

Kosten Plan van Aanpak en selectie € 5.000,- (eenmalig)

(1/3 van totaal). Eventueel bekostigen uit ontwikkelingsbudget.

Kosten reservering uitvoering (borden, eenmalige projecten, etc.) € 10.000,- per jaar

 

Totaal benodigde investering

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Montfoort, Erfgoedhuys en cultuurhistorishe kring

(€ 5.000,-)

€ 10.000,-

 

Recreatie

R1f

Polderpaden Lopikerwaard

 

Opstellen uitvoeringsplannen, aankoop gronden of gebruiksrecht en uitvoering, 8km pad (verdeeld over 5 paden); in begroting uitgegaan vanaankoop

 

Opstellen uitvoeringsplannen 5x € 2.500,-=€ 12.500,- 

Grondaankoop (8000 x 4)m2 x € 2 p/m2= € 64.000,- 

Of waardedaling grond 32000 x 4.54 p/m2 = € 145.280 

Aanlegwandelpad (cunet, halfverharding)

8000m x €8,- p/m1= € 64.000,-

Aanbrengen bebording/bankjes 5x €2.500,-= € 12.500,-

 

Totaal benodigde investering eenmalig of jaarlijks

Trekker

€ 234.280,- of

(€ 153.000,- )

€ 23.428,- of

(€ 15.300,-)

R3

Uitkijkbalkons Lekdijk

 

Opstellen uitvoeringsplan in combinatie met verkeersonderzoek, uitvoering

 

Plan van aanpak€ 7.000,-. Eventueel bekostigen uit ontwikkelingsbudget

Trekker

(€ 7.000,)-

Communicatie

E1

Nieuwsbrief /website

 

Jaarlijks opstellen en uitgeven nieuwsbrief, eventueel in combinatie met agrarische natuurvereniging € 10.000,-

 

Bijwerken website 6x per jaar € 3.000,- Opstellen 

 

persberichten 4 per jaar € 2.000,-

Gemeenten gezamenlijk trekker

€ 15.000,-

E2

Infocentrum / infoborden

 

Oprichten informatiecentrum € 50.000,- per gemeente 

 

Oprichten informatiepanelen 6x 5.000,- = € 30.000,-

in 10 jaarvoor drie gemeenten samen

Gemeenten gezamenlijk trekker

€ 50.000,-

€ 1.000,-

Totalen

Totaal

€ 431.400

eenmalig

€ 180.005

per jaar

 

Indicatie gemeentelijke kosten prioritaire uitvoering LOP Gemeente Montfoort

Project- nummer

Thema en projectomschrijving

Rol

Eenmaligekosten

Jaarlijkse kosten (10 jaar)

Algemeen

A1a

 

+

 

 

 

 

 

 

 

L4

L5

N5

+

 

 

 

A3 

B3 

C2

Landschapscoördinator

 

Gewenst aantalfte 0,53 / 3505ha

Personelekosten € 23.850

Organisatiebudget € 7.950 

Uitvoeringsbudget € 4,- p/ha = € 10.520 

Planvormingsbudget €3 ,- p/ha = € 7.890 

Voorlichtingsbudget € 1,60 - p/ha = € 4.210 

Totaal € 54.420

 

Uit de diverse budgetten kunnen de volgende projecten worden ondersteund:

L4 aanleg en beheerstreekeigen beplanting L5 stimuleren erfbeplanting

N5 bloemrijke sloten

 

Ontwikkelingsbudget €7.5,-p/ha = €19.720

Te ondersteunen projecten:

A3 convenant vrije landschapselementen € 4.000

B3 beleidslijn beheer

C2 Waterstaatkundige geschiedenis (PvA) € 5.000

Trekker

€ 54.420

€ 19.720

A2

Landschapsfonds

 

Vooralsnog oprichtingsgelden, later inbreng bepalen Per gemeente

Totaal benodigde investering ex. jaarlijkse inbreng

Participatie

€ 5.000

A3

Convenant vrije landschapselementen

 

Personele kosten, eventueel uit ontwikkelingsbudget

 

Totaal benodigde investering

Trekker

(€ 4.000)

Landschap

L1b

Groene buffer Montfoort west

 

Zie ProjectLinschoterwaard Totaal € 150.000,-

Gemeentelijk aandeel € 25.000, hier niet opgevoerd.

Trekker

L3c

Tiendweg Heeswijk

 

Uitgaande van verplaatsen bestaande hekwerken en klein onderhoud

Stelpost€ 10.000,-

 

Totaal benodigde investering ex. beheer

Trekker

€ 10.000,-

L7

Beplanting gemeentelijke weg

 

Uitgaandevan 1,5km vernieuwen laanbeplanting, dubbelzijdig h.o.h. 6m

Leveren en planten laanbomen (es) 500 stuks met plantafstand h.o.h. 6m, maat 14-16x € 40 p/st= € 25.000,-

 

Totaal benodigde investering ex. beheer

Trekker

€ 25.000,-

Landschapsbeleid

B1

Beeldkwaliteit linten

 

Uitgaande van gezamenlijk met drie gemeenten uitbesteden opstellen voorbeeldfolder en zelfopstellen webpagina én opnamein RO-beleid (looptijd 10 jaar), samenwerking met Montfoort en Oudewater

 

Ontwikkeling folder (eenmalig) € 5.000,- (1/3 van totaal) Opname in RO-beleid (eenmalig) eigen uren Printkosten (2x dubbelzijdig A4 en oplage van 150) € 600,-

Twee maal update € 2000,-x 2 = € 4.000,-

 

Totaal benodigde investering

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Lopik

€ 5.600,-

€ 1.000,-

 

B2

Nieuwe landgoederen

 

Uitgaande van voorbeeldfolder en webpagina én opnamein RO-beleid (looptijd 10 jaar), samenwerking met Montfoort, promotie via RO-balie/landschapscoördinator

 

Ontwikkeling beleid (streefbeelden, criteria, bouwstenen en verankering in beleid) € 25.000,- bij uitbesteden(1/2 van totaal). Anderemogelijkheid is internopstellen beleid. Danpersonele kosten

 

Totaal benodigde investering bij uitbesteding

Gezamenlijke trekker en Lopik

€ 25.000,-

B3

Beleidslijn beheer

 

Afstemmen beleid beheer drie gemeenten eenmalig Personele kosten eventueel uit ontwikkelingsbudget bekostigen.

Composteringsinstallatie P.M.

Gezamenlijk trekker

Natuur

N4

Bloemrijke bermen

 

Opstellen en uitvoeren bermbeheerplan, uitgaande vanverschraling, ecologisch beheer en afvoer

 

Opstellen bermbeheerplan (eenmalig) € 30.000,- (1/3 van totaal)

 

Extensief maaibeheer (uitgangspunt 20km weg, dubbelzijdig, berm 5m= 200.000m2= 20ha) 20 x €200,- p/ha=€ 4.000,- per jaar

 

Totaal benodigde investering incl. beheer

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Lopik

€ 30.000,-

€ 4.000,-

Cultuurhistorie

C1

Linie van Linschoten

 

Kosten zie projectLinschoterwaard

PLW

C2

Regionaal project waterstaatkundige geschiedenis

 

Opstellen en uitvoeren bermbeheerplan, uitgaande vanverschraling, ecologisch beheer en afvoer

 

Kosten Plan van Aanpak en selectie € 5.000,- (eenmalig) (1/3 van totaal, uit ontwikkelingsbudget)

Kosten reservering uitvoering (borden, eenmalige projecten, etc.) € 10.000,- per jaar

 

Totaal benodigde investering ex. Beheer

Gezamenlijke trekker met Oudewater en Lopik

(€ 5.000)

€ 10.000,-

Recreatie

R1a

Blinde weg-Montfoortse vaart

 

Onderdeel project Linschoterwaard 

Kosten zie projectLinschoterwaard.

PLW

R1b

Wandelpaden Oude Wetering

Projectvoorbereiding en kosten zie Gebiedsplan Utrecht West

Utrecht West

 

R1d

Wandelpad Tiendweg Heeswijk

 

Reeds in uitvoering,

Stelpost aanbrengen bebording/bankjes € 2.500,-

 

Totaal benodigde investering ex.beheer

Trekker

€ 2.500

R2

Jaagpad Hollandse IJssel

 

Opstellen plan van aanpak vooruitvoeringsplan aankoop gronden of gebruiksrecht en uitvoering, 18 km pad met zes langzaamverkeersbruggen; in begroting uitgegaan van aankoop

 

Zie Integraal Ontwikkelingsperspectief Hollandse IJssel

Gezamenlijke trekker met Oudewater

Communicatie

E1

Nieuwsbrief /website

 

Jaarlijks opstellen en uitgeven nieuwsbrief, eventueel in combinatie met agrarische natuurvereniging € 10.000,-

 

Bijwerkenwebsite 6x per jaar interne werkzaamheden

 

Opstellen persberichten 4 per jaarinterne werkzaamheden

Gemeenten gezamenlijk trekker

E2

Infocentrum / infoborden

 

Oprichten informatiecentrum € 50.000,- per gemeente

 

Oprichten informatiepanelen 6x 5.000,- = € 30.000,-

in 10 jaarvoor drie gemeenten samen

Gemeenten gezamenlijk trekker

€ 50.000,-

€ 1.000,-

Totalen

Totaal

€ 127.500

eenmalig

€ 105.140

per jaar

 

Indicatie gemeentelijke kosten prioritaire uitvoering LOP Gemeente Oudewater

Project- nummer

Thema en projectomschrijving

Rol

Eenmaligekosten

Jaarlijksekosten

( 10 jaar)

Algemeen

A1a

Landschapscoördinator

€ 58.880

+

+

Gewenst aantalfte 0,57 / 3827ha

Personele kosten € 25.650

€ 21.530

Organisatiebudget € 8.550

Uitvoeringsbudget€4,- p/ha = € 11.480

Planvormingsbudget €3 ,- p/ha = € 8.610

Voorlichtingsbudget € 1,60 - p/ha= € 4.590

Totaal € 58.880

Uit de diverse budgetten kunnen de volgende projecten

L4

L5

N5

+

worden ondersteund:

L4 aanleg en beheerstreekeigen beplanting L5 stimuleren erfbeplanting

N5 bloemrijke sloten

Ontwikkelingsbudget €7.5,-p/ha = € 21.530

 

B3 

C2

Te ondersteunen projecten:

B3 beleidslijn beheer 5.000

C2 Waterstaatkundige geschiedenis (PvA) € 5.000

R2 Jaagpad Hollandse IJssel (PvA) € 7.500

A2

Landschapsfonds

 

Vooralsnog oprichtingsgelden, later inbreng bepalen

Per gemeente

 

Totaal benodigde investering excl.jaarlijkse inbreng

Gemeenten trekker

€ 5.000

Landschap

L1f

Groene buffer Oudewater

 

Uitgaande van grondaankoop 1ha voor groenstrook, grondbewerking en aanplant

Grondaankoop 9000 m2 x € 20 p/m2= € 180.000,- 

Inrichting beplanting 9000 m2 x € 1 p/m2=€ 9.000,- 

Diversen inrichting € 11.000,-

PLW

(€ 200.000,-)

geraamd in Project Linschoterw aard

Totaal benodigde investering ex.beheer

L2

Veenweidepark

 

Uitgaande van grondaankoop 10ha voor parkinrichting, grondbewerking en aanplant

Plankosten € 50.000,-

Grondaankoop 100.000m2 x € 2 p/m2= € 200.000,- 

25% aankoopkosten gemeente = € 50.000

Inrichting 100.000 m2 x € 3 p/m2= € 300.000,-

Inrichtingssubsidie € 100.000,-

DLG is trekker verwerving en voor inrichting

€ 250.000,-

Totaal benodigde investering € 250.000,- ex. beheer

Landschapsbeleid

B1

Beeldkwaliteit linten

 

Uitgaande van voorbeeldfolder en webpagina én opnamein RO-beleid (looptijd 10 jaar), samenwerking met Montfoort en Oudewater

 

Ontwikkeling folder uitbesteden (eenmalig) € 5.000,- (1/3 vantotaal)

Opname in RO-beleid (eenmalig) € 5.000,-

Printkosten (2x A4 dubbelzijdig en oplage van 150) € 600,- x 10 jaar

Twee maal update € 2000,-x 2 = € 4.000,- per 10 jaar

Gemeenten gezamenlijk

€ 10.600,-

€ 1.000,-

 

Natuur

N4

Bloemrijke bermen

 

Opstellen en uitvoeren bermbeheerplan, uitgaande vanverschraling, ecologisch beheer en afvoer

 

Opstellen bermbeheerplan (eenmalig) €30.000,- (1/3 van totaal)

Extensief maaibeheer (uitgangspunt 20km weg, dubbelzijdig, berm5m= 200.000m2= 20ha)20 x €200,- p/ha= € 4.000,- per jaar

 

Totaal benodigde investering incl. beheer

Gezamenlijke trekker met Montfoort en Lopik

€ 30.000

€ 4.000

Cultuurhistorie

C2

Regionaal project waterstaatkundige geschiedenis

 

Opstellen en uitvoeren bermbeheerplan, uitgaande vanverschraling, ecologisch beheer en afvoer

 

Kosten Plan van Aanpak en selectie € 5.000,- (eenmalig) (1/3 van totaal, uit ontwikkelingsbudget)

Kosten reservering uitvoering (borden, eenmalige projecten, etc.) €10.000,- per jaar

 

Totaal benodigde investering ex. Beheer

Gezamenlijke trekker met Montfoort en Lopik

(€ 5.000,-)

€ 10.000

Recreatie

R1e

Ommetje Oudewater

 

Opstellen uitvoeringsplan, aankoop gronden of gebruiksrecht en uitvoering, 8km pad; in begroting uitgegaan van aankoop

 

Opstellen uitvoeringsplan € 2.500,-

Grondaankoop (8000x 4) m2 x € 2 p/m2=€ 64.000,- of Compensatie waardedaling 32000 m2 x € 4.54 = 145.280,-

 

Aanleg wandelpad (cunet, halfverharding) 8000m x € 8,- p/m1= € 64.000,-

Aanbrengen bebording/bankjes 4x € 2.500,- =

€ 10.000

 

Totaal benodigde investering ex. Beheerop basis vangrondaankoop

Trekker

€ 140.500,-

( of € 14.050,-)

R2

Jaagpad Hollandse IJssel

 

Ook project Hollandse IJssel

Opstellen plan van aanpak uitvoeringsplan, aankoop gronden of gebruiksrecht en uitvoering, 18km pad met zes langzaamverkeersbruggen; in begroting uitgegaan van aankoop

 

Zie Integraal Ontwikkelingsperspectief Hollandse IJssel

PHIJ/

Gezamenlijke trekker met Oudewater

Communicatie

E1

Nieuwsbrief /website

 

Jaarlijks opstellen en uitgeven nieuwsbrief, eventueel in combinatie met agrarische natuurvereniging € 10.000,-

 

Bijwerken website 6x per jaar € 3.000,- Opstellen persberichten 4 per jaar € 2.000,-

€ 15.000

E2

Infocentrum / infoborden

 

Oprichten informatiecentrum € 50.000,- per gemeente Oprichten informatiepanelen 6x 5.000,- = € 30.000,-

 

in 10 jaar voor drie gemeenten samen

€ 50.000

€ 3.000

 

Totalen

 

 

 

Totaal

 

 

€ 501.100

eenmalig

€ 90.280

jaarlijks

 

6 Beleidsinstrumenten

 

Het Landschapsontwikkelingsplan vormt evenals een beeldkwaliteitplan en structuurplan een beleidskader. Dit beleidskader heeft echter geen zelfstandige juridische binding. Daadwerkelijke uitvoering en toetsing komen tot stand door het gebruik van andere instrumenten of door een doorvertaling in ander beleid.

 

6.1 Bestaand instrumentarium

6.1.1 Bestemmingsplan buitengebied

Het bestemmingsplan is een belangrijk hulpmiddel voor het garanderen en verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Met het bestemmingsplan kan de gemeente het toetsingskader geven voor het gebruik van gronden, voor bouw- en aanlegplannen (toelatingsplanologie) en sturing geven aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (ontwikkelingsgericht). Tussen de ontwikkelingsgerichte kant van het bestemmingsplan en het toetsingskader kan een zekere spanning zitten. Belangrijk is dat het bestemmingsplan, als enig ruimtelijk plan, juridisch bindend is voor iedereen, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en overheden.

 

Het bestemmingsplan kan worden gebruikt:

  • -

    als basis voor de handhaving van de beschermde waarden

  • -

    als toetsingskader om ingrepen van anderen te toetsen (vooral bij het verlenen van bouw- en aanlegvergunningen)

  • -

    als richtinggevend kader bij ingrijpende ontwikkelingen

  • -

    om andere plannen in door te laten werken, bijvoorbeeld het landschapsontwikkelingsplan

Het bestemmingsplan is hét instrument om landschappelijke waarden te behouden, te beschermen en te ontwikkelen. Door toetsing van nieuwe functieveranderingen aan het bestemmingsplan, kan de gemeente voorwaarden stellen aan de inrichting van het gebied. Om profijt te hebben van het bestemmingsplan is het nodig de doorwerking stevig te organiseren. Zorg voor breed samengestelde toetsingsteams en maak menskracht vrij voor een toereikende handhaving.

6.1.2 Aanlegvergunning

Juridische achtergrond

De basis voor vergunningverlening wordt gelegd in het gemeentelijke beleid. De gemeente verschaft hierin inzicht in de voorwaarden waaronder een vergunning wordt verleend. Aandacht voor Ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie (OLS) moet dus in dat beleid worden vastgelegd.

Een bestemmingsplan kan een aanlegvergunningenstelsel bevatten op grond van artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Artikel 21, derde lid WRO biedt de basis om een aanlegvergunningenstelsel op te nemen in een voorbereidingsbesluit. Het voorbereiden of herzien van een bestemmingsplan vergt veel tijd. In die periode geldt meestal een voorbereidingsbesluit.

Een aanlegvergunningstelsel is bedoeld voor het aanleggen van werken (geen bouwwerken) en het verrichten van andere werkzaamheden dan bouwwerkzaamheden. Voorbeelden zijn; het aanleggen van een weg, het ophogen, afgraven of egaliseren van grond, het scheuren van grasland, het graven of dempen van sloten, het planten of rooien van bomen of ander gewas. Veel van dit soort activiteiten bepalen mede het beeld en de aardkundige en cultuurhistorische waarden in een landschap. Een aanlegvergunningenstelsel kan een bepaalde bestemming of gebied beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen, bijvoorbeeld landschappelijk of cultuurhistorisch gevoelige gebieden zoals bos, natuur, uiterwaarden en aardkundige waarden.

 

Op basis van jurisprudentie is geen aanlegvergunning nodig voor:

  • -

    verrichten van normaal onderhoud en beheer,

  • -

    werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden,

  • -

    werkzaamheden op het eigen erf, zoals in het bestemmingsplan aangeduid,

  • -

    aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- en uitritten, tot een oppervlakte van 100 m2,

  • -

    het verlagen van de bodem of het afgraven van stukken grond, voorzover daarvoor een vergunning nodig is in het kader van de Ontgrondingwet,

  • -

    vellen of rooien van fruitbomen,

  • -

    werkzaamheden waarvoor een vergunning nodig is als bedoeld in artikel 40 en 45 van de Woningwet: de bouwvergunning.

Landschappelijke kwaliteit als toetsingskader

Om landschappelijke kwaliteit te kunnen gebruiken als toetsingscriterium bij aanlegvergunningen, moet de landschappelijke kwaliteit in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Uit de beschrijving in hoofdlijnen of de plantoelichting in het bestemmingsplan moet duidelijk blijken welke waarden moeten worden beschermd. Dit kan door in het bestemmingsplan te verwijzen naar een landschaps-ontwikkelingsplan (LOP), een beschrijving van de landschapskwaliteit, een beeldkwaliteitplan, of de welstandsnota. De aanwezige of te ontwikkelen kernkwaliteiten van het landschap bepalen dan mede de randvoorwaarden voor het wel of niet verlenen van een aanlegvergunning en de wijze waarop werkzaamheden worden uitgevoerd. Hierdoor is inzichtelijk welke invloed een ruimtelijke ingreep heeft op de landschapskwaliteit en hoe ontwikkelruimte wordt gecreëerd.

 

Weigeringsgronden

Als werkzaamheden aanlegvergunningplichtig zijn, wordt uitsluitend getoetst aan 2 dwingende weigeringsgronden. De aanlegvergunning wordt geweigerd als de werkzaamheden vallen binnen één van deze weigeringsgronden. Deze zijn vastgesteld op basis van jurisprudentie. Dit wordt het limitatieve- imperatieve stelsel genoemd. De twee weigeringsgronden zijn;

  • -

    Bestemmingsplan: zijn de werkzaamheden in strijd met het bestemmingsplan?

  • -

    Monumentenvergunning: is de Monumentenvergunning vereist en geweigerd (indien van toepassing)?

Voor de toepassing van gewenste kwalitatieve landschapsontwikkeling is het bestemmingsplan het belangrijkst.

 

Procedure aanlegvergunning

De initiatieffase is hét moment in het proces van vergunningverlening om aandacht te besteden aan ontwikkelen met landschapskwaliteit. De procedure start zodra een initiatiefnemer zich meldt bij de gemeente. De initiatiefnemer vraagt om informatie en/of overleg. Ook is het mogelijk dat de initiatiefnemer het plan direct indient. De gemeente geeft informatie over de procedure en het gemeentelijke beleid waaraan de voorgenomen werkzaamheden worden getoetst. De initiatiefnemer kan bij het inzien van het bestemmingsplan (of door navraag bij de gemeente) bepalen of een aanlegvergunningenstelsel van kracht is voor de locatie waar hij werkzaamheden wil verrichten. In het bestemmingsplan staat ook onder welke voorwaarden de vergunning wordt afgegeven. Er kan in het bestemmingsplan een overzichtelijke tabel worden opgenomen. Zo krijgen aanvragers een helder overzicht van ingrepen waarvoor een aanlegvergunning nodig is, en van de toetsingscriteria. In deze criteria zijn weer mogelijkheden voor OLS- toepassing. Informeer een initiatiefnemer vroeg over de kwaliteiten van het landschap en het gemeentelijk beleid ten aanzien van het landschap. De hieruit volgende landschappelijke randvoorwaarden kunnen een stimulans zijn voor het opstellen van een kwaliteitsverhogend plan voor het landschap. U kunt hierbij het landschapsontwikkelingsplan en het beeldkwaliteitplan van de gemeente betrekken. In het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn dit facultatieve beleidsstukken.

 

  • -

    Maak een informatiepakket over gemeentelijk beleid waarmee een initiatiefnemer rekening moet houden bij de aanvraag van een aanlegvergunning. Gebruik het bestemmingsplan en mogelijk de monumentenvergunning. Vermeld ook convenanten, voorzover van toepassing. Lokale voorbeelden werken stimulerend. Geef bij het eerste contact met een initiatiefnemer een voorbeeldenset mee.

  • -

    Voer een helder en inspirerend beleid ten aanzien van landschap en draag dit uit. Het stimuleert mensen om nieuwe initiatieven af te stemmen op de omgeving.

B&W publiceert de aanvraag voor een aanlegvergunning. De gemeentelijke dienst beoordeelt namens B&W of de werken/werkzaamheden van de initiatiefnemer passen binnen de randvoorwaarden van het aanlegvergunningenstelsel zoals geformuleerd in het bestemmingsplan en/of van nota’s die zijn gekoppeld aan het bestemmingsplan, bijvoorbeeld het landschapsontwikkelingsplan of het beeldkwaliteitplan. Daarnaast wordt nagegaan of voor de werken/werkzaamheden een vergunning is vereist en verleend ingevolge de Monumentenwet. Een aanlegvergunning mag en moet alleen worden geweigerd indien de voorgenomen werkzaamheden vallen onder deze weigeringsgronden. De doelstelling van een aanlegvergunningenstelsel wordt alleen behaald als het vergunningenstelsel wordt gehandhaafd. Dit vergt veel inzet. Streef daarom naar een eenvoudig stelsel van aanlegvergunningen met heldere beoordelingscriteria.

6.1.3 Bouwvergunning

Juridische achtergrond

De basis voor de vergunningverlening ligt in het gemeentelijke beleid. In het bestemmingsplan of gemeentelijke nota's moet het beleid over het ontwikkelen met landschapskwaliteit duidelijk zijn geformuleerd. Het bouwvergunningenstelsel is vooral gericht op het kunnen beheren van de planologische inrichting, de welstand en de technische kwaliteit van bouwwerken. Kernbegrippen uit het Bouwbesluit zijn: veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. In artikel 40 van de Woningwet is bepaald dat het verboden is om te bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning van B&W. Uitzondering hierop zijn bouwvergunningvrije bouwwerken. Preventief toezicht hierop vindt niet plaats.

 

Sinds de nieuwe Woningwet van 2003 is er niet alleen een reguliere bouwvergunningplicht (procedure van 12 weken) maar ook een lichte bouwvergunningplicht (procedure van 6 weken). Deze nieuwe wet bevat ook landelijke regels voor het indienen van een aanvraag. Een reguliere bouwvergunning kan gefaseerd worden aangevraagd. In de eerste fase wordt bekeken of er ruimtelijke en welstand-technische bezwaren zijn. In de tweede fase wordt getoetst op de bouwtechnische aspecten van het bouwwerk. Zo worden geen onnodige kosten gemaakt als blijkt dat het bouwplan ruimtelijk niet past.

 

Woningwet en bouwvergunning

Art. 56 Woningwet: “Burgemeester en wethouders mogen aan de bouwvergunning slechts voorwaarden verbinden ter bescherming van de belangen ten behoeve waarvan de voorschriften strekken krachtens welke de vergunning wordt verleend en waaraan het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, moet voldoen.” Kort gezegd is dit goed en veilig bouwen plus de welstandseisen voor het uiterlijk van een bouwwerk. Slechts in beperkte mate en voor enkele onderwerpen is een ontheffingenbeleid mogelijk. In de bouwverordening staan stedenbouwkundige eisen, die van betekenis zijn als er geen bestemmingsplan geldt voor een gebied of een (oud) bestemmingsplan met niet geregelde onderwerpen. De stedenbouwkundige bepalingen werken als een vangnet (zie art. 9 Woningwet). De bouwvergunning verschilt op een essentieel punt van andere vergunningen. De bouwvergunning hanteert fatale termijnen. Dit betekent dat bij overschrijding van de behandelingstermijn door de overheid (na 6 weken bij een lichte bouwvergunning of eerste fase van de reguliere bouwvergunning; na 12 weken bij een reguliere bouwvergunning) van rechtswege een bouwvergunning ontstaat. Deze is dan zonder voorwaarden en conform de aanvraag.

 

Landschappelijke kwaliteit als toetsingscriterium

Om landschappelijke kwaliteit te kunnen gebruiken als toetsingscriterium voor bouwaanvragen, moet de landschappelijke kwaliteit in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Door in het bestemmingsplan en de welstandsnota aan te geven onder welke voorwaarden ingrepen in het landschap zijn toegestaan, wordt ontwikkelruimte gecreëerd en worden landschappelijke waarden beschermd. Want aandacht voor landschap betekent niet automatisch dat het gebied op slot gaat. De actuele en gewenste landschappelijke waarden zijn vastgelegd in dit landschapsontwikkelingsplan (LOP). Het bestemmingsplan, beeldkwaliteitplan of de welstandsnota kunnen hiernaar verwijzen. Zo wordt inzichtelijk welke invloed een ruimtelijke ingreep heeft op de landschapskwaliteit en op welke manier deze beter inpasbaar is. Hierbij kan de gemeente richtlijnen opnemen. Met een LOP beschikt de gemeente ook over praktische handreikingen over het landschap en de manier waarop met initiatieven kan worden omgegaan (bijvoorbeeld het verplicht stellen van een erfbeplantingsplan bij bouwaanvragen).

 

Met de gewijzigde Woningwet is de gemeenteraad verplicht om een Welstandsnota vast te stellen voor het gemeentelijk grondgebied als de gemeente welstandsbeleid wil voeren. In deze welstandsnota werkt de gemeente haar welstandbeleid uit in criteria voor de beoordeling van onder andere bouwaanvragen. Voor deze beoordeling raadpleegt B&W de Welstandscommissie. De ontwikkelingsgerichte landschapstrategie kan worden toegepast door in de welstandsnota ook in te gaan op kwaliteitsverbetering met betrekking tot het landschap. Landschaps- en beeldkwaliteitplan blijven echter facultatieve beleidsdocumenten bij de toetsing van een bouwvergunning, tenzij het bestemmingsplan hier uitdrukkelijk naar verwijst.

 

Weigeringsgronden

 

Als een bouwwerk vergunningplichtig is, wordt uitsluitend getoetst aan 6 dwingende weigeringsgronden. De bouwvergunning moet worden geweigerd als het bouwwerk valt binnen één van deze weigeringsgronden. Dit wordt het limitatieve-imperatieve stelsel genoemd. Een landschapstoets kan bij de beoordeling van vergunningaanvragen worden betrokken door in de weigeringsgronden voor een bouwvergunning naar gemeentelijke beleidsdocumenten met betrekking tot landschapsontwikkeling te verwijzen, bijvoorbeeld een landschapsontwikkelingsplan of beeldkwaliteitplan. De weigeringsgronden zijn:

  • -

    Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan? En kan deze strijdigheid worden opgeheven door een planologische vrijstelling Wet Ruimtelijke Ordening? (Art. 46, derde lid Woningwet bepaalt dat een aanvraag om bouwvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan, moet worden opgevat als een verzoek om vrijstelling.)

  • -

    Is het bouwplan in strijd met het bouwbesluit?

  • -

    Voldoet het bouwplan aan de gemeentelijke bouwverordening?

  • -

    Voldoet het bouwplan aan redelijke eisen van Welstand?

  • -

    Is er een monumentenvergunning vereist en geweigerd?

  • -

    Is het bouwplan in strijd met de leefmilieuverordening (art. 17 lid 1 Wet op de stads- en dorpsvernieuwing)?

  • -

    Vanaf juli 2004 geldt mogelijk artikel 44a Woningwet: weigeren van de bouwvergunning wegens overtreding van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen openbaar bestuur (Wet BIBOB).

Procedure bouwvergunning

De initiatieffase is hét moment in het proces van verlenen van een bouwvergunning om aandacht te besteden aan ontwikkelen met landschapskwaliteit. De procedure voor verlenen van een bouwvergunning start met een bouwaanvraag: de initiatiefnemer vraagt om informatie en / of overleg of dient het plan direct in. Als de aanvraag is ingediend begint de fatale termijn te lopen. De gemeente verschaft informatie over de procedure (lichte, reguliere bouwvergunning, al dan niet gefaseerd) en ver het gemeentelijke beleid waaraan het bouwplan wordt getoetst.

 

Informeer een initiatiefnemer vroeg over de voorwaarden ten aanzien van landschap. Bijvoorbeeld de voorwaarden die vanuit het bestemmingsplan en de welstandsnota worden gesteld en de mogelijkheden die het landschapsontwikkelingsplan (LOP) aangeeft om een kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Hierbij kan de gemeente ook handvatten geven. Bijvoorbeeld met een voorbeeldenboek. Zo kan de initiatiefnemer beoordelen of zijn bouwplan past binnen de randvoorwaarden.

 

Volg de gefaseerde procedure als de bouwplannen sterke invloed hebben op de landschappelijke kwaliteit.

Dan wordt dan in eerste instantie alleen gekeken naar de invloed van het plan op de ruimtelijke kwaliteit. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer hoge kosten maakt voor een project dat ruimtelijk gezien niet kan of anders moet. Bovendien kan het de initiatiefnemer inspireren om met zijn plan bij te dragen aan de landschapskwaliteit.

 

Beoordelen aanvraag bouwvergunning

Bij de beoordeling van een bouwplan toetst de gemeente op de dwingende weigeringsgronden. De belangrijkste weigeringsgronden zijn het bestemmingsplan en de welstandsnota. De gemeentelijke dienst beoordeelt in het informatieve vooroverleg namens B&W of een bouwplan vergunningplichtig is. Ook stelt zij vast of de lichte of de reguliere vergunningplicht van toepassing is. I het bouwplan vergunningplichtig, dan wordt het getoetst aan de bovenstaande weigeringsgronden. Bij licht vergunningplichtige bouwwerken mag B&W advies vragen aan de Welstandscommissie. Bij regulier vergunningplichtige bouwwerken is dit verplicht.

6.1.4 Kapvergunning

In principe moet voor het vellen (het rooien dan wel verrichten van handelingen, welke ernstige beschadiging van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben) een kapvergunning worden verleend. Voor dunning is vaak geen vergunning nodig. Bij dunning is sprake van een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand. Er zijn twee soorten regelgeving aangaande het vellen van houtopstanden. De Gemeentelijke Bomenverordening (Algemene Plaatselijke Verordening) en de Boswet.

 

Boswet

De Boswet verplicht tot een kapmelding (tenminste 30 dagen voor aanvang bij LASER) en een herplantplicht. De herplantplicht houdt in dat de grond binnen drie jaar opnieuw ingeplant dient te worden. Bij elke kapmelding wordt bekeken of de voorgenomen velling aanvaardbaar is uit het oogpunt van natuur- en

 

landschapsschoon. In uitzonderlijke gevallen overweegt de provincie een kapverbod. Als de boswet niet van toepassing is geldt de Gemeentelijke Bomenverordening.

 

De Boswet is van toepassing op:

  • -

    bossen en houtsingels met een oppervlakte groter dan 10 are,

  • -

    rijbeplanting van meer dan 20 bomen.

De Boswet is niet van toepassing op:

  • -

    erven en tuinen,

  • -

    eenrijige geschoren meidoornhagen als deze als zodanig zijn aangelegd en beheerd,

  • -

    eenrijige beplantingen van populier of wilg, op of langs landbouwgronden en langs wegen,

  • -

    Italiaanse populier, linde, paardekastanje en treurwilg,

  • -

    vruchtbomen,

  • -

    windschermen langs boomgaarden,

  • -

    kerstsparren niet ouder dan twaalf jaar, geteeld op daarvoor bestemde terreinen,

  • -

    kweekgoed.

Gemeentelijke Bomenverordening

Voor elke velling in het buitengebied dient een kapvergunning aangevraagd te worden, tenzij sprake is van dunning. Er geldt altijd een meldingsplicht, ook bij dunning. In enkele gevallen kan een herplant- en instandhoudingplicht worden opgelegd. In de gemeente Oudewater is alleen een kapvergunning nodig voor bomen die op de gemeentelijke monumentale bomenlijst staan. Een kapvergunning kan geweigerd worden op grond van:

  • -

    natuur- en milieuwaarden,

  • -

    landschappelijke waarden,

  • -

    cultuurhistorische waarden,

  • -

    waarden van stads- en dorpsschoon,

  • -

    waarden van recreatie en leefbaarheid.

6.1.5 Monumentenvergunning

Voor iedere verandering aan een monument (verbouw, verbetering en groot onderhoud) dient u als eigenaar van het monument, bij de gemeente een vergunning aan te vragen. De kosten van de verandering kunnen veelal bij de belastingen worden afgetrokken en in sommige gevallen is een deel subsidiabel.

6.1.6 Convenanten

Convenanten vormen een privaatrechtelijke overeenkomst tussen diverse partijen. Binding en afdwingbaarheid van convenanten worden in de eerste plaats bepaald door wat de partijen daarover zelf afspreken. Ze kunnen expliciet in het convenant opnemen hoe ze de gemaakte afspraken zullen naleven en op welke manier dat kan worden afgedwongen. Dat is vooral belang bij afspraken over resultaatsverplichtingen, die afdwingbaar zijn tenzij partijen anders bepalen. Belangrijk is deze afspraken ook na te leven.

 

Een voordeel van de inzet van convenanten is onder meer dat de aanvaardbaarheid van het gevoerde beleid en de betrokkenheid van de burgers en de hen vertegenwoordigende organisaties worden vergroot. Het gevaar is echter niet denkbeeldig dat derden/belanghebbenden bij gebruik van convenanten buitenspel komen te staan. Dit zou wellicht minder zijn geweest indien de overheid zich beperkt had tot eenzijdige interventies in de vorm van bijvoorbeeld regelgeving. Bij afsluiting van een convenant zal zorgvuldigheid en correcte belangenafweging aan de basis liggen van het proces.

 

Vooruitlopende of overbruggende convenanten

Deze convenanten worden gesloten in afwachting van nieuwe regelgeving. Het kan daarbij gaan om invulling van een gat in bestaande regelgeving of om nieuw beleid dat snel geïmplementeerd moet worden.

 

Aanvullende of uitvoerende convenanten

Deze convenanten voorzien in een wettelijke regeling die een verdere uitwerking door een decentrale overheid aangeeft. Het gaat dan meestal om een aanscherping van de normen. Dit soort convenanten kan een min of meer permanent karakter hebben en is ook geschikt om langdurig onderhoud te regelen.

 

Convenanten als alternatief voor regelgeving

Deze convenanten worden ingezet bij een groot aantal verschillende (soorten) belangen, afspraken en partijen. Soms heeft zelfregulering door de particuliere sector in principe voorkeur boven overheidsregulering, maar soms ook mag een dwingende publiekrechterlijke regeling niet worden uitgesloten.

6.1.7 'Ruimte voor ruimte'-regeling

De 'Ruimte voor ruimte'-regeling geldt als een ontwikkelingsgerichte regeling binnen het streekplan van de provincie Utrecht. Door middel van nieuwe ontwikkelingen kunnen bredere doelstellingen als vitaliteit, ontstening en beeldkwaliteit van het landelijke gebied worden nagestreefd. Een bijzonder onderdeel bestaat uit het realiseren van een woningprogramma aan de rand van een kern, buiten de contour, waarbij financiële middelen worden gegenereerd voor de sloopvergoeding van ongewenste bebouwing in het buitengebied.

 

Provincie Utrecht

Het beleid voor vrijkomende bebouwing is primair gericht op kwaliteitswinst door ontstening van het landelijke gebied via (gedeeltelijke) sloop van voormalige bedrijfsbebouwing, in combinatie met vervangende woningbouw (ruimte voor ruimte) of vestiging van niet-agrarische bedrijfsvormen.

Daarbij worden de volgende voorwaarden gehanteerd:

  • -

    omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd,

  • -

    eventueel bijbehorende gronden blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het gebied,

  • -

    er wordt geen cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsbebouwing gesloopt,

  • -

    een zorgvuldige landschappelijke inpassing is vereist, waarbij een beeldkwaliteitplan een nuttig hulpmiddel kan zijn.

6.1.8 Compensatiebeginsel

Het compensatiebeginsel is opgenomen in het streekplan van de provincie Utrecht. Het compensatiebeginsel wordt toegepast in de gebieden die zijn aangewezen als:

  • -

    Europese Vogel- en Habitatrichtlijngebied,

  • -

    Ecologische Hoofdstructuur,

  • -

    Natuurbeschermingswetgebieden,

  • -

    gebieden waarvoor de boswet geldt.

Door toepassing van het 'nee, tenzij'-regime in deze gebieden worden de wezenlijke kenmerken en waarden beschermd. Ingrepen die de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden aantasten worden alleen toegestaan als deze onontkoombaar zijn. Dit houdt in dat er '(dwingende) redenen van groot openbaar belang' met de ingreep zijn gemoeid en is aangetoond en dat uit onderzoek blijkt dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn. Bij een ingreep geldt het compensatiebeginsel op basis van het 'stand-still'-beginsel. Er mag in principe geen nettoverlies aan wezenlijke kenmerken en waarden (in areaal, kwaliteit en samenhang) optreden. Compensatie moet in beginsel in natura, in de nabijheid en gelijktijdig plaatsvinden.

Tevens dient de compensatie additioneel te zijn (buiten de reeds aangewezen ontwikkelingen uit de beleidskaders).

6.1.9 Rood voor groen: nieuwe landgoederen

Ook de 'Rood-voor-groen'-regeling is opgenomen in het streekplan van de provincie Utrecht en vormt een ontwikkelingsgericht instrument. Dit instrument staat stedelijke bebouwing (doorgaans luxueuze woning) toe in ruil voor de ontwikkeling van natuur- en landschapskwaliteit, mits het initiatief leidt tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij dient de hoeveelheid toe te voegen bebouwing in verhouding te staan tot de hoeveelheid extra groen en de omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden gehinderd.

 

De volgende randvoorwaarden worden gesteld:

  • -

    minimale omvang 10 hectare,

  • -

    nieuwe landgoederen sluiten aan op kernmerken gebied,

  • -

    aard en omvang gebouwen gerelateerd aan ontwikkelingskosten,

  • -

    gebiedskwaliteiten respecteren en zo mogelijk versterken,

  • -

    openbaar toegankelijk,

  • -

    voorkeur NSW-rangschikking.

 

6.2 Nieuw / te ontwikkelen instrumentarium

6.2.1 Advies Raad Landelijk Gebied

De Raad voor het Landelijk Gebied adviseert om voor het landschap een wervend beleid te voeren. Dat betekent dus niet alleen regels stellen aan de omgang met het landschap, maar vooral inspireren en kansen bieden om nieuwe ontwikkelingen op een harmonische wijze in verband te brengen met het verleden. Dit geldt in het bijzonder voor de Nationale Landschappen, waaronder het groene Hart ook behoort. Een Nationaal Landschap moet worden gekenmerkt door wat men wil bereiken en een aantal specifieke voordelen, niet door wat er niet mag.

 

Nieuw instrumentarium zal vooral gebaseerd moeten zijn op voordelen: financieel, fiscaal en in stimulansen voor ontwikkeling, de introductie en de afzet van nieuwe producten en diensten. Mogelijkheden voor private financieringsbronnen liggen onder meer in toepassing van het profijtbeginsel, sponsoring en groen beleggen.

 

De raad doet de volgende suggesties voor nieuw instrumentarium voor Nationale Landschappen, maar deze zijn deels ook interessant voor het overige landelijke gebied:

  • -

    fiscale faciliteiten op het gebied van vermogen, investeren, beleggen en inkomen ten bate van ondermeer lage administratieve lasten en lage uitvoeringskosten, zoals investeringsaftrek,

  • -

    grondbank als instrument ten bate van grondruil binnen de landbouw, grondruil gericht op functiewisseling en grondaankoop om die in erfpacht uit te geven om rendabele beheerlandbouw mogelijk te maken,

  • -

    communicatieprogramma met ondernemers, bewoners in en om het gebied en bezoekers over waarde gebied en de voordelen voor hen en vervolgens aanspreken op het leveren van een (financiële) tegenprestatie,

  • -

    monitoring om kwaliteit en effectiviteit van het beleid zichtbaar te maken met een eenvoudige methodiek,

  • -

    expliciete 'branding' van bijvoorbeeld het Nationaal Landschap, onder andere via erkenning streekproducten en de 'branding' te gebruiken voor en bij het toeristisch-recreatieve aanbod.

6.2.2 Wet Inrichting Landelijk Gebied

De nieuwe Wet inrichting landelijk gebied (WILG) vervangt de Landinrichtingswet 1985. De WILG is van groot belang voor het landelijk gebied. Het WILG bundelt en verankert het sturingsmodel, planvorming, programmering en uitvoering van het rijksbeleid voor het landelijk gebied. Tot slot wordt in de wet het Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG) opgenomen, voor zover dit een wettelijke verankering behoeft.

Voor de landelijke gebieden is een ingrijpende financiële stelselwijziging in voorbereiding, die ook zal voldoen aan de eisen van bundeling, ontschotting, meerjarige financiële zekerheid en beperking tot gespecificeerde rijksdoelen. Het te ontwikkelen ILG moet gaan voorzien in bundeling van een groot aantal afzonderlijke regelingen en financieringsarrangementen. Binnen de prestatieafspraken over rijksdoelen, wordt de regio de mogelijkheid geboden in het gebiedsgerichte beleid tot maatwerk en combinaties van activiteiten te komen, en de fasering van werkzaamheden aan te laten sluiten op de mogelijkheden binnen het gebied. Het rijk is voornemens om met het ILG in 2005 en 2006 proef te draaien, opdat in 2007 kan worden begonnen met de daadwerkelijke invoering.

6.2.3 WGR-plus

De WGR-plus moet gemeenten in staat stellen specifieke afstemmingsproblemen op het ruimtelijke vlak effectiever en efficiënter op te pakken.

7 Financiering

7.1 Bestaande financieringsmogelijkheden (subsidies)

7.1.1 Subsidieregeling Natuurbeheer (SN 2000)

De subsidieregeling Natuurbeheer vormt een onderdeel van het Programma Beheer (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en wordt uitgevoerd door LASER.

 

Doelgroep

Het belangrijkste voor deelname aan de regeling is, dat degene die aanvraagt beheerder is. Dat wil zeggen dat deze eigenaar of erfpachter (met een erfpachtcontract voor tenminste 25 jaar) is van het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

 

Als gemeente, of samenwerkingsverband met in de meerderheid gemeenten (volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen), kan deelgenomen worden aan de SN, indien het terrein waarvoor de subsidie aangevraagd wordt in het bestemmingsplan als ‘bos- of natuurterrein’ is gedefinieerd. Daarnaast wordt verplicht dat bij overdracht (verkoop, verpachting) het eigendomsrecht van het terrein het eerst aangeboden wordt aan het Bureau beheer landbouwgronden. Als gemeente, of samenwerkingsverband met in de meerderheid gemeenten kan alleen beheersubsidie en inrichtingssubsidie aangevraagd worden.

 

Subsidie wordt niet verstrekt aan:

  • -

    publiekrechtelijke rechtspersonen (uitgezonderd gemeenten),

  • -

    waterwinbedrijven of beheerders van een terrein dat eigendom is van een waterwinbedrijf, behalve wanneer de beheerder erfpachter is van het terrein, met een duur van de overeenkomst van tenminste 25 jaar,

  • -

    Staatsbosbeheer, behalve wanneer de beheerder erfpachter is van het terrein, met een duur van de overeenkomst van ten minste 25 jaar,

  • -

    Beheerders van terreinen met de volgende gebruikstitels komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • kort durende, eenmalige en teeltpacht;

    • grondgebruikverklaring (wordt afgegeven door Bureau Heffingen);

    • Tijdelijk gebruik in het kader van de Landinrichtingswet,

    • pacht los land, kleiner dan één hectare.

Subsidiemogelijkheden

Bij een aantal subsidievormen is het gebiedsplan dat door Gedeputeerde Staten van een provincie is vastgesteld van belang voor de bepaling of u voor subsidie in aanmerking komt. Er zijn drie soorten gebiedsplannen: het natuurgebiedsplan, het landschapsgebiedsplan en het beheergebiedsplan. De provincie integreert deze drie vormen overigens soms samen in één document; een integraal gebiedsplan. Het beheergebiedsplan is specifiek voor het agrarisch natuurbeheer. Het natuurgebiedsplan en landschaps- gebiedsplan zijn van belang voor de SN. In het gebiedsplan is onder meer beschreven welke natuur ontwikkeld mag worden in bepaalde gebieden en waar subsidie voor de in standhouding van landschaps- elementen gegeven kan worden. Subsidie functieverandering kan worden verstrekt ten behoeve van terreinen die begrensd zijn in een Natuurgebiedsplan (NGP). Het pakket dat u wilt ontwikkelen dient te zijn opgenomen in het betreffende NGP.

 

De Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (SN) kent vijf subsidievormen:

  • 1.

    Beheersubsidie,

  • 2.

    Recreatiesubsidie,

  • 3.

    Landschapssubsidie,

  • 4.

    Inrichtingssubsidie,

  • 5.

    Subsidie functieverandering.

1Beheersubsidie

Beheersubsidie wordt verleend voor de in standhouding van een zogenaamd beheerpakket. Elk beheerpakket beschrijft welke plant- en/of diersoorten in het terrein voorkomen en welke terreinkenmerken op het terrein van toepassing zijn. De beheerpakketten beschrijven ook de verplichte beheermaatregelen.

 

  • -

    Binnen de beheerpakketten wordt onderscheid gemaakt tussen basis- en pluspakketten.

  • -

    Voor pluspakketten is een extra natuurkwaliteit vereist. Hierbij worden meer beheerinspanningen gevraagd. Voorbeelden van basispakketten zijn: ‘bos’, ‘heide’ en ‘hoogveen’. Daaraan gekoppelde pluspakketten zijn bijvoorbeeld: ‘natuurbos’, ‘soortenrijke heide’ en ‘levend hoogveen’.

  • -

    Beheersubsidie wordt verleend voor zes jaar (één tijdvak).

  • -

    Beheersubsidie wordt over het algemeen niet getoetst aan een provinciaal gebiedsplan.

  • -

    Het terrein moet kosteloos opengesteld worden voor het publiek en dit moet door middel van borden kenbaar gemaakt worden.

  • -

    Soms geldt een beperking in veebezetting.

  • -

    Het minimaal aan te vragen subsidiebedrag voor de voor de SN bedraagt 170 euro per jaar. Voor een uitbreidingsaanvraag geldt een minimaal aanvraagbedrag van 50 euro per jaar. Het subsidiebedrag wordt per hectare vastgesteld.

2Recreatiesubsidie

Recreatiesubsidie wordt verleend voor het in stand houden van de recreatieve functie van het terrein.

 

  • -

    De hoogte van de recreatiesubsidie is een vast bedrag per hectare per jaar.

  • -

    Recreatiesubsidie wordt verleend voor dezelfde periode als de beheerssubsidie (combinatie).

3Landschapssubsidie

Landschapssubsidie wordt verleend voor de in standhouding van landschapselementen die liggen in terreinen met de hoofdfunctie natuur. De subsidiëring vindt plaats met een zogenaamd landschapspakket. Voorbeelden van landschapspakketten zijn poelen, singels en houtwallen.

 

  • -

    Landschapssubsidie wordt verleend voor zes jaar (één tijdvak). Landschapssubsidie is mogelijk indien:

    • Het landschapselement in een begrensd gebied ligt en subsidiëring is toegestaan door het gebiedsplan of,

    • Het landschapselement in een bestaand bos- of natuurterrein ligt, dat niet is begrensd.

  • -

    Op een zelfde oppervlakte kunt u niet voor meerdere landschapspakketten subsidie ontvangen. De combinatie beheerspakket met landschapspakket op dezelfde oppervlakte is voor enkele pakketten toegestaan.

  • -

    Om in aanmerking te komen voor landschapssubsidie moet u gedurende het gehele tijdvak voldoen aan een aantal voorwaarden en verplichtingen, zoals:

    • a

      Het element in stand houden conform de omschrijving in het pakket;

    • b

      De beheersmaatregelen van het pakket uitvoeren;

    • c

      Voldoen aan de oppervlakte eisen van het pakket.

  • -

    Publiekrechtelijke rechtspersonen zoals gemeenten, komen niet in aanmerking voor landschapssubsidie.

  • -

    Landschapselementen op erfpercelen en in tuinen komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • -

    De hoogte van de subsidie wordt op dezelfde wijze berekend als de beheerssubsidie. U wordt, afhankelijk van het pakket, betaald per hectare, het aantal strekkende meters of het aantal stuks.

4Inrichtingssubsidie

Inrichtingssubsidie wordt verleend voor de aanleg van bos, de inrichting van een natuurterrein

of de aanleg van landschapselementen. Inrichtingssubsidie is bedoeld voor het financieren van eenmalige maatregelen die de fysieke conditie van het terrein of de terreinkenmerken wijzigen of voor beheersmaatregelen, die ervoor zorgen dat het gewenste beheer- of landschapspakket gerealiseerd kan worden. Dit kan uiteraard ook een combinatie van pakketten zijn.

 

  • -

    Inrichtingssubsidie kunt u aanvragen als de terreinen liggen binnen de begrenzing van een gebiedsplan en indien dit plan de omvorming of ontwikkeling van het aangevraagde beheerspakket of landschapspakket toestaat.

  • -

    Na de inrichting van het terrein, moet voor minstens vijf jaar het beheer- of landschapspakket in stand gehouden worden.

  • -

    Inrichtingssubsidie ten behoeve van de ontwikkeling van een beheer- of landschapspakket wordt verstrekt voor maximaal een tijdvak (zes jaar).

  • -

    De terreinen die ingericht worden, komen gedurende de inrichtingsperiode overigens niet in aanmerking voor recreatiesubsidie.

5Subsidie functieverandering

Als u landbouwgrond blijvend omvormt tot natuur of bos, heeft dit veelal een waardedaling van de grond tot gevolg. De subsidie functieverandering beoogt dit verschil te compenseren.

 

  • -

    De waardevermindering wordt bepaald op basis van een taxatie per perceel. De taxatie wordt verricht door DLG. De getaxeerde waardedaling wordt uitbetaald door de stichting Nationaal Groenfonds, nadat de kwalitatieve verplichting en een financieringsovereenkomst zijn ondertekend.

  • -

    Subsidie functieverandering wordt verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van een beheerspakket.

  • -

    Indien u subsidie functieverandering aanvraagt, kunt u ook tegelijkertijd inrichtingssubsidie aanvragen. Indien u de landbouwgrond omvormt, zullen inrichtingsmaatregelen immers vaak noodzakelijk zijn. De oppervlakte van het terrein moet overeenkomen met de eisen uit het beheerspakket.

  • -

    Als er subsidie functieverandering wordt verleend, wordt het terrein bos en/of natuur, mag u het terrein nooit meer gebruiken voor de uitoefening van de landbouw en mag u geen activiteiten verrichten die de ontwikkeling of in standhouding van het beheerspakket in gevaar brengen.

  • -

    Erfpachters met een erfpachtcontract van tenminste 25 jaar moeten voor het aangaan van functieverandering goedkeuring hebben van de eigenaar.

7.1.2 Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN 2000)

De subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer vormt eveneens een onderdeel van het Programma Beheer (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en wordt ook uitgevoerd door LASER.

 

Doelgroep

De Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer is sinds 2000 de subsidieregeling voor het instandhouden en ontwikkelen van natuur op landbouwgronden in Nederland.

 

De SAN is ontwikkeld om de agrarische ondernemers actief te betrekken bij het instandhouden en ontwikkelen van de natuur en waardevolle landschappen. Een groot gedeelte van de Nederlandse gronden is namelijk in beheer bij agrarische ondernemers. De aanvrager is beheerder met een duurzaam gebruiksrecht.

 

Enkele organisaties zijn uitgesloten om de subsidie aan te vragen:

  • -

    Staatsbosbeheer,

  • -

    particulier terreinbeherende organisaties,

  • -

    publiekrechtelijke lichamen,

  • -

    landinrichtingscommissies.

Subsidiemogelijkheden

Subsidiëring is mede afhankelijk van het gebiedsplan. Iedere provincie stelt één of meerdere gebiedsplan(-nen) op voor de gronden binnen deze provincie. Er zijn drie soorten gebiedsplannen; het natuurgebiedsplan, het landschapsgebiedsplan en het beheergebiedsplan. In deze plannen geeft de Provincie aan in welke gebieden en voor welke typen natuur of landschappakketten subsidie kan worden verstrekt in het kader van de SAN. Voor een SAN-aanvraag is het heel belangrijk dat het aangevraagde pakket voor het perceel past binnen de doelstellingen van het gebiedsplan.

 

Er zijn drie subsidievormen:

  • -

    1 beheerssubsidie,

  • -

    2 landschapssubsidie,

  • -

    3 inrichtingssubsidie.

1Beheersubsidie

Beheersubsidie wordt verleend voor de instandhouding van een zogenaamd beheerspakket.

 

Elk beheerpakket beschrijft welke plant- en/of diersoorten in het terrein voorkomen en diverse terreinkenmerken. Beheersubsidie kan worden verleend voor de instandhouding of ontwikkeling van een zogenaamd beheerpakket. In een beheerpakket wordt voorgeschreven welke en hoeveel planten en/of diersoorten op het perceel moeten voorkomen. Wanneer het beheer zoals voorgeschreven wordt gevoerd,kan het perceel zich ontwikkelen of in stand gehouden worden als een gebied met hoge natuurwaarden. Op een zelfde oppervlakte worden over het algemeen niet meerdere beheerpakketten gesubsidieerd.

 

2Landschapssubsidie

Landschapssubsidie wordt verleend voor het instandhouden van landschapselementen, zoals houtwallen, hagen en singels. Op een zelfde oppervlakte mag u niet meerdere landschapspakketten beheren.

 

3Inrichtingssubsidie

Voor bepaalde pakketten is het mogelijk inrichtingssubsidie aan te vragen. Dit is een vergoeding voor aanpassingen aan het perceel zodat het beheer- of landschapspakket kan worden beheerd. Een aanvraag hiervoor kan alleen gelijktijdig worden ingediend met een aanvraag voor het na de inrichting beoogde beheer- of landschapspakket. U kunt inrichtingssubsidie aanvragen voor maximaal één jaar. Na dit jaar volgt de beheer- of landschapssubsidie (die u in combinatie met inrichtingssubsidie heeft aangevraagd) die voor een tijdvak (zes jaar) wordt verleend.

7.1.3 Regeling effectgerichte maatregelen bos en natuurterrein

Dit is een regeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, uitgevoerd door LASER.

 

Doelgroep

Eigenaren van bos- en natuurterreinen.

 

Subsidiemogelijkheden

Subsidie wordt verleend voor de kosten van de werkzaamheden in bossen of natuurterreinen, welke er op zijn gericht de effecten van verzuring en vermesting, en de effecten van verdroging in bestaande bossen of natuurterreinen te verminderen of ongedaan te maken.

7.1.4 Subsidie Particulier Natuurbeheer Bos- en Natuurterreinen

Uitvoering Provincie Utrecht

 

Doelgroep

Voor particuliere eigenaren of beheerders van bos- en natuurgebied (inclusief rechtspersonen maar met uitzondering van overheden en natuurbeschermingsorganisaties Het Utrechts Landschap, Vereniging van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer).

 

Subsidiemogelijkheden

Voor éénmalige maatregelen ter verhoging van de natuurwaarden in particuliere bossen en natuurgebieden in de Ecologische Hoofdstructuur (zoals vastgesteld in vigerende Streekplan), namelijk:

  • -

    herstel van hakhout en griend,

  • -

    bestrijding Amerikaanse vogelkers,

  • -

    herstel van vennen, omvorming van bos naar heide,

  • -

    schraal grasland of moeras (kappen bos, plaggen, begrazen),

  • -

    beheer van heide (plaggen),

  • -

    omvorming van uitheems bos naar inheems loofbos,

  • -

    inrichten van nieuwe natuur,

  • -

    uitvoeren van specifieke kleinschalige maatregelen in bos- en natuurterreinen,

  • -

    opstellen van beheerplannen.

De subsidie bedraagt een percentage van de werkelijk gemaakte kosten, behalve bij bestrijding van Amerikaanse vogelkers waar een vast bedrag per hectare wordt gehanteerd. De overige kosten komen voor rekening van de eigenaar. Eventuele andere overheidssubsidies worden van de provinciale subsidie afgetrokken tot het maximum te subsidiëren percentage bereikt is.

7.1.5 Bijdrageregeling Kleine Landschapselementen

Uitvoering Landschapsbeheer Utrecht

 

Doelgroep

Particuliere grondgebruikers en -eigenaren, buiten de bebouwde kom.

 

Subsidiemogelijkheden

  • -

    Kleine landschapselementen die niet aan de voorwaarden van het landschapspakket SAN voldoen.

  • -

    Kleine landschapselementen die niet als landschapspakket worden genoemd in de SAN.

  • -

    Tegemoetkoming in de kosten voor aanleg en herstel van kleine landschapselementen tot een maximumbedrag van 4537,- Euro

  • -

    Kleine landschapselementen hebben waarden voor landschap, cultuurhistorie of natuur of natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden van kleine landschapselementen worden na onderhoud, herstel of aanleg verkregen.

7.1.6 Regeling Draagvlak Natuur

Uitvoering LASER

 

Doelgroep

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet uw organisatie in ieder geval voldoen aan de volgende vier voorwaarden:

  • -

    uw organisatie is een stichting, vereniging of samenwerkingsverband van stichtingen en/of verenigingen,

  • -

    het werkgebied van uw organisatie strekt zich uit over meer dan één provincie,

  • -

    uw organisatie verricht voornamelijk activiteiten op het gebied van de natuur en dit is statutair vastgelegd. Met natuur wordt bedoeld de beleidsterreinen natuur, bos en landschap,

  • -

    uw organisatie is voor minder dan negentig procent afhankelijk van rijksgelden.

Subsidiemogelijkheden

De Regeling draagvlak natuur (RDN) is gericht op het realiseren van maatschappelijk draagvlak voor de natuur. De regeling kent daartoe twee verschillende onderdelen.

 

Ten eerste stimuleert de RDN dat organisaties via projecten bekendheid geven aan de natuur in brede zin, de positie van de natuur in de samenleving en de belangen die daarbij een rol kunnen spelen.

Projecten zijn gericht op natuur- en milieueducatie, voorlichtingsactiviteiten, visievorming en samenwerking tussen organisaties. Projecten bestaan uit concrete producten en activiteiten die aan één of meer projectdoelstellingen van de regeling moeten voldoen. Daarnaast mogen ze een looptijd hebben van maximaal drie jaar en bedragen de subsidiabele kosten minimaal 11.344,51 euro.

 

Ten tweede stimuleert de RDN dat organisaties via programma’s de maatschappelijke betrokkenheid bij de natuur vergroten door middel van interactieve beleidsontwikkeling en door het verbreden en implementeren van de resultaten van eerder uitgevoerde projecten. Programma’s zijn vooral gericht op processen en het benutten van de rol van de uitvoerende organisatie(s) en moeten ook voldoen aan één of meer programma doelstellingen van de regeling. Programma’s hebben een looptijd van drie tot vijf jaar. De subsidiabele kosten bedragen minimaal 22.689,01 euro gemiddeld per jaar. Maximaal kunnen programma’s in aanmerking komen voor 56.722,53 euro subsidie gemiddeld per jaar.

7.1.7 Subsidie Herstel Historische Buitenplaatsen

Uitvoering LASER en Stichting PHB

 

Doelgroep

De subsidie is bedoeld voor eigenaren van beschermde historische buitenplaatsen, welke als complex historische buitenplaats zijn opgenomen in een register, als bedoeld in art. 6 van de Monumentenwet 1988:

  • -

    waar van oorsprong één of meer gebouwen een compositorisch geheel vormen met een tuin en/of een park van tenminste één hectare, en

  • -

    waarvan de aanleg dateert van vóór 1850 en deze aanleg nog herkenbaar aanwezig is.

Subsidiemogelijkheden

Subsidie kan worden aangevraagd voor werkzaamheden die het herstel van onderdelen van parken en tuinen van beschermde historische buitenplaatsen tot doel hebben. Deze onderdelen moeten van belang zijn vanwege hun cultuurhistorische of natuurwetenschappelijke waarde of uit het oogpunt van recreatie.

 

Als herstel kan bijvoorbeeld worden beschouwd het uitbaggeren van grachten, het vervangen van een bestaande beschoeiing, het aanbrengen van een geheel nieuwe beschoeiing als dit voor het behoud van de oeverlijn noodzakelijk is, het snoeien van laanbomen en monumentale solitaire bomen, het vervangen van laanbeplantingen en monumentale solitaire bomen, het herstel van paden (inclusief opsluiting), het herstel van eenvoudige houten bruggetjes die onderdeel zijn van een historische rondwandeling en voor de recreatieve waarden van belang zijn, het herstel van houten hekwerken en schuttingen. Onder monumentale bomen worden verstaan bomen ouder dan 80 jaar.

7.1.8 Netwerk landelijke wandelpaden

Dit is een regeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, uitgevoerd door Stichting Wandelplatform LAW en LASER.

 

Doelgroep

Natuurlijke en publiekrechtelijke rechtspersonen, op voorwaarde dat volgens de overzichtskaart van de Stichting Wandelplatform LAW over de betreffende gronden wandelpaden zijn gepland.

 

Subsidiemogelijkheden

Het doel van de subsidieregeling netwerk landelijke wandelpaden is het realiseren van een netwerk van lange afstand wandpaden, door landbouwgrond uit productie te nemen. In de beleidsnota "kiezen voor recreatie" is het net van landelijke wandelroutes vastgelegd. De Stichting Wandelplatform LAW voert dit uit.

 

Er zijn twee soorten subsidie;

  • 1.

    Subsidie voor de openstelling van landbouwgronden (1,00 euro per tien jaar per strekkende meter wandelpad).

  • 2.

    Subsidie voor de voorzieningen voor het wandelpad. Deze subsidie wordt aan de hand van normbedragen vastgesteld. Er geldt een maximum: 9.075,60 euro.

Voorwaarden:

  • -

    Gedurende 10 jaar tussen zonsopgang en zonsondergang onbelemmerd doorgang verlenen aan wandelaars op het wandeltraject.

  • -

    Het wandeltraject moet voldoende gemarkeerd zijn.

  • -

    Als u ook een subsidie ontvangt voor voorzieningen voor het wandelpad, dan bent u verplicht om die gerealiseerde voorziening gedurende de verplichtingenperiode te onderhouden!

7.1.9 Subsidie Voorziening toeristische ontwikkeling

Uitvoering Provincie

 

Doelgroep

Overheden en particuliere organisaties en personen

 

Subsidiemogelijkheden

Ontwikkeling van toeristisch-recreatieve voorzieningen:

  • a.

    haalbaarheidstudies en marktverkenningen ten behoeve van toeristisch-recreatieve projecten,

  • b.

    voorbereiding, opstelling en herziening van plannen voor zulke projecten en aanleg, inrichting, verbetering en uitbreiding van zulke projecten,

  • c.

    ontwikkeling van voorzieningen ten behoeve van de toeristisch-recreatieve infrastructuur,

  • d.

    voorbereiding en uitvoering van toeristisch-recreatieve evenementen en het verrichten van promotie daarvoor,

  • e.

    managementondersteuning en promotie ten behoeve van het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven of segmenten daarvan,

  • f.

    ontwikkeling van toeristisch-recreatieve projecten die worden uitgevoerd in het kader van landinrichtingsplannen en raamplannen,

  • g.

    ontwikkeling van toeristisch-recreatieve fietspaden en verbetering van toeristisch- recreatieve vaarwegen overeenkomstig dienaangaande door het provinciaal bestuur vastgestelde plannen,

  • h.

    aanpassing van toeristisch-recreatieve objecten ten behoeve van mensen met een handicap.

 

  • -

    De projecten hebben een bovenlokaal belang, dragen bij aan de toeristisch-recreatieve uitstraling van de provincie en passen, waar dat relevant is, binnen de uitgangspunten van duurzame ontwikkeling en kwaliteit.

  • -

    De projecten kunnen zonder subsidie niet of pas in een later stadium van de grond komen.

  • -

    De projecten worden niet gestart voor de beschikking op de subsidieaanvraag.

  • -

    De projecten worden binnen een jaar na de verlening van de subsidie in uitvoering genomen.

  • -

    De financiering van een project is, na de verlening van de subsidie, sluitend of zal dat op korte termijn zijn.

  • -

    Geen subsidie wordt verstrekt indien dat de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen. Uitzondering hierop is mogelijk voor toeristisch-recreatieve activiteiten met ook een maatschappelijk doel en vernieuwende toeristisch-recreatieve activiteiten die boven de normale bedrijfsvoering uitgaan.

  • -

    Met uitzondering van onderdeel g. bedraagt de subsidie maximaal vijftig procent van de totale kosten van het project, na aftrek van bijdragen van derden. Indien de subsidie minder zou zijn dan € 1.134,- wordt zij niet verstrekt. De subsidie voor activiteiten als bedoeld onder g. bedraagt maximaal 12,5 % van de totale kosten, na aftrek van bijdragen van derden.

7.1.10 Subsidie Gebiedsgericht Beleid (SGB)

Uitvoering Provincie Utrecht

 

Doelgroep

Particulieren, bedrijven, gemeenten, maatschappelijke organisaties, waterschappen en provincies

 

Subsidiemogelijkheden

Het is een instrument om projecten gericht op kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied integraal uit te voeren. Voor de diverse vormen van gebruik van het landelijk gebied zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • -

    voor de kwetsbare functies natuur en drinkwaterwinning: het bestrijden van de verdroging en vermindering van de milieudruk door vermestende en verzurende stoffen en bestrijdingsmiddelen,

  • -

    voor de functie recreatie vermindering van verstoring door geluid, stank en licht,

  • -

    voor de kwetsbare functies bos, landschap en landbouw

De Subsidie Gebiedsgericht Beleid (SGB) biedt subsidiemogelijkheden voor:

  • -

    projecten geprogrammeerd in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma landelijk gebied,

  • -

    projecten die passen binnen een van de thema's uit de Agenda Vitaal Platteland,

  • -

    projecten die passen binnen de regeling SGB (Lopikerwaard).

7.1.11 Plattelandsontwikkelingsprojecten (POP) / Leader+

Uitvoering Provincie

 

Doelgroep

De subsidieregeling is gericht op projecten die met overheidsgeld gefinancierd worden. Dit houdt in dat individuele bedrijven doorgaans niet in aanmerking komen voor subsidie. De regeling is wel van toepassing op: overheden (gemeenten, waterschappen en samenwerkingsverbanden), onderwijsinstellingen, landbouworganisaties, organisaties gericht op milieu, natuur en landschap, recreantenorganisaties, kamers van koophandel, cultuurhistorische verenigingen en samenwerkingsverbanden tussen verschillende organisaties.

 

Subsidiemogelijkheden

De subsidiemogelijkheden, die de EU-kaderverordening biedt, zijn primair bedoeld om de economische vitaliteit en de ecologische duurzaamheid van de landbouw en bosbouw te ondersteunen. Daarnaast biedt de verordening mogelijkheden om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de plattelandseconomie en de leefbaarheid van het platteland te bevorderen

 

Het soort projecten dat in de provincie Utrecht in het kader van het POP wordt gesubsidieerd zijn:

  • 1.

    Opleiding en kennisverspreiding m.b.t. duurzame landbouw,

  • 2.

    Dorpsvernieuwing en cultuurhistorie,

  • 3.

    Waterbeheer in de landbouw,

  • 4.

    Plattelandstoerisme,

  • 5.

    Milieu, natuur en landschap.

7.1.12 Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

Uitvoering Integraal

 

In het project Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) werken drie ministeries (LNV, VROM en V&W) en de koepels van provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW) samen aan nieuwe bestuurlijke verhoudingen én een nieuw financieringssysteem. Doel is provincies, gemeenten en waterschappen in staat te stellen op effectieve wijze de rijksdoelen voor de fysieke inrichting van het landelijke gebied te realiseren als onderdeel van een integrale regionale gebiedsontwikkeling. De provincie wordt een belangrijke regisseur. Rijksbudgetten en geldstromen uit talrijke subsidieregelingen komen samen in één investeringsbudget.

 

Het Investeringsbudget Landelijk Gebied zal op 1 januari 2007 in werking treden, maar tot die tijd zal de ontwikkeling van het landelijke gebied zoveel mogelijk in de geest van het ILG worden ondersteund.

7.1.13 Projectsubsidies Belvedère

Uitvoering Stimuleringsfonds voor Architectuur

 

Sinds 2000 bestaat de subsidieregeling Belvedère. De regeling heeft sinds die tijd een aantal veranderingen ondergaan. Eind 2004 is een nieuw reglement vastgesteld voor de periode 2005-2008. Voor deze periode is per jaar ca. € 1,3 miljoen beschikbaar voor projecten. Private en publieke partijen kunnen een beroep doen op de regeling.

 

De subsidieregeling nodigt uit tot verdieping en verdere uitwerking van het Belvedèregedachtegoed in de lokale uitvoeringspraktijk. Het doel van de subsidieregeling Belvedère is: stimuleren en faciliteren dat cultuurhistorische aspecten integraal en in een vroegtijdig stadium in plan- en ontwerpprocessen worden meegewogen en richtinggevend zijn voor ruimtelijke transformatieopgaven. De subsidieregeling maakt onder andere nieuwe multidisciplinaire samenwerkingsverbanden mogelijk, stimuleert ontwerpende en andere vakdisciplines gebruik te maken van cultuurhistorie als inspiratiebron, nodigt uit tot experimenteren met het Belvedèregedachtegoed waaruit nieuwe strategieën voortvloeien en bevordert kennisontwikkeling en kennisoverdracht.

 

De uitvoering van de subsidieregeling vindt sinds 2002 plaats door het Stimuleringsfonds voor Architectuur. Een onafhankelijke adviescommissie beoordeelt de aanvragen. Het is mogelijk viermaal per jaar aanvragen in te dienen in twee subsidiecategorieën.

7.1.14 Ruimzicht

De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) is een onafhankelijke, landelijk werkende stichting die experimenten op het gebied van wonen, leefomgeving en stedelijke vernieuwing ondersteunt.

 

Met het programma Ruimzicht richt SEV zich op experimentele en innovatieve projecten op het gebied van een leefbaar en aantrekkelijk platteland. Er wordt onder andere gestreefd naar behoud en versterking van

 

cultuurhistorie. De bijdrage van SEV kan bestaan uit een bijdrage in de kosten die een experiment met zich meebrengt, maar ook uit begeleiding, de uitvoering van een evaluatie en/of bij de kennisoverdracht.

7.1.15 Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)

Met het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) draagt het ministerie van VROM financieel bij aan ruimtelijke investeringsprojecten die passen binnen het nationaal ruimtelijk beleid. Projecten die anders niet van de grond komen of niet met de gewenste kwaliteit worden gerealiseerd. Met de extra bijdrage kunnen regionale en lokale overheden het project op een hoger niveau tillen.

 

VROM wil sterke steden en een vitaal platteland. Met BIRK zet VROM in op centrumontwikkeling in de nationale stedelijke netwerken en de ontwikkeling van de nationale landschappen, inclusief de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dat moet resulteren in een veiligere, mooiere en schonere leefomgeving.

7.1.16 Fondsen

Er zijn landelijk ook diverse particuliere en semi-publieke fondsen die initiatieven financieel steunen:

  • -

    VSB-fonds,

  • -

    Prins Bernhard Cultuurfonds,

  • -

    Mondriaanstichting,

  • -

    Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij,

  • -

    Stichting Triodosbank en –fonds,

  • -

    Stichting Cultuurfonds van de bank van Nederlandse gemeenten,

  • -

    Bouwfonds cultuurfonds,

  • -

    Stichting Kunst en Openbare Ruimte,

  • -

    Stimuleringsfonds voor Architectuur,

  • -

    Boscertificaten (verhandelbaar recht per hectare bos, naar soort).

7.1.17 Lokale subsidies

Uitvoering gemeenten

 

De meeste gemeenten subsidiëren activiteiten van instellingen of belangengroeperingen en andere initiatieven. De procedure van de aanvraag een voorwaarden zijn vastgelegd in de gemeentelijke subsidieverordeningen.

 

Er zijn verschillende categorieën subsidies:

  • -

    Waarderingssubsidie; wordt verstrekt als waardering voor het uitvoeren van activiteiten,

  • -

    uitvoeringssubsidie; wordt verstrekt als het uitvoeren van activiteiten van belang wordt geacht, zonder dat deze activiteiten naar aard en omvang door de gemeente worden beïnvloed,

  • -

    budgetsubsidie; wordt verstrekt ter uitvoering van activiteiten, die zodanig van belang worden geacht dat die naar aard en omvang kunnen worden beïnvloed,

  • -

    eenmalige subsidie; wordt verstrekt voor een activiteit met een eenmalig karakter,

  • -

    jubileumsubsidie; wordt verstrekt aan een instelling er gelegenheid van haar 25-jarig bestaan of een veelvoud daarvan.

 

7.2 Bestaande financieringsmogelijkheden overig

7.2.1 Rood voor groen/blauw

De 'Rood voor groen'-regeling (ook gebruikt voor 'blauwe' vraagstukken biedt ruimte aan rode functies in ruil voor een vereveningscomponent in de vorm van groen of blauw, bijvoorbeeld bos of moeras. Deze verevening dient aan te sluiten bij de doelstellingen van de overheid, zie ook paragraaf 2.1.9.

7.2.2 'Ruimte voor ruimte'-regeling

De 'Ruimte voor 'ruimte'-regeling is een instrument dat ook een financieringsmogelijkheid biedt. Enerzijds financiert de regeling intrinsiek de ontstening van het landschap, maar daarnaast vereist de regeling ook landschappelijk inpassing. De nieuwe 'rode functie' wordt dan de financiële motor voor de aanleg en instandhouding voor een deel van het landschap en heeft daar zelf ook baat bij (omgevingskwaliteit). Zie ook paragraaf 7.1.7.

7.2.3 Toeristenbelasting

De huidige toeristenbelasting is in het leven geroepen om de investeringen die een gemeente moet doen om het toerisme te faciliteren te compenseren. In feite horen hier ook de 'groene diensten' onder om het landschap aantrekkelijk te houden voor de recreant.

 

7.3 Nieuwe financieringsmogelijkheden

Naast het bestaande subsidiëringsysteem kunnen andere duurzame financieringsmogelijkheden worden ontwikkeld. Hiervoor dient in het verlengde van dit LOP een werkgroep 'Duurzame financiering' opgericht te worden. Deze werkgroep dient aan de slag te gaan met de uitwerking van duurzame financieringsmogelijkheden. Er zijn voorbeelden van dergelijke initiatieven op verschillende locaties in Nederland, zoals het regionaal fonds van het Landschapsontwikkelingsplan Ooijpolder, Duffelt en Groesbeek. Van de kennis en expertise van bestaande initiatieven kan uiteraard volop gebruik gemaakt worden.

7.3.1 Basis

Op dit moment is het landelijk gebied in Nederland grofweg in te delen in twee gebieden:

  • -

    gebieden van Nationaal belang waarvoor de Rijksoverheid subsidies heeft voor aankoop en beheer van (agrarische) natuur

  • -

    gebieden waarvoor weinig of geen rijkssubsidies voorhanden zijn en van lokaal belang kunnen zijn voor natuur, landschap en recreatie ('witte gebieden')

De komende jaren worden vooral in de laatste gebieden (de 'witte gebieden') een grote verandering van het landelijke gebied verwacht. Deze veranderingen bieden kansen mits juist zij juist worden aangegrepen.

Verandering die aangegrepen kunnen worden zijn:

  • -

    toename niet-agrarische activiteiten,

  • -

    toename grondmobiliteit,

  • -

    uitbreidingen stedelijk gebied.

Daarnaast zijn subsidies geen duurzame bron van inkomsten. Hierdoor kan de instandhouding op de langere termijn niet volledig gegarandeerd worden. Vaak zijn de subsidies ook niet toereikend, waardoor de beheerder gedupeerd dreigt te raken.

7.3.2 Uitwerking landschapsfonds

“Een landschapsfonds is een bundeling van private middelen (van bedrijven, burgers) en publieke middelen (van gemeenten, provincies, waterschappen). Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de verworven middelen ingezet worden voor aanleg óf beheer van natuur, landschap of recreatie, daar waar rijksmiddelen niet bestaan of niet toereikend zijn. Het landschapsfonds heeft een bestuur dat bestaat uit verschillende partijen, zoals agrariërs, natuurbeschermers, (recreatie) bedrijven en gemeenten. Een landschapsfonds is dus meer dan een pot met geld…"

De exacte vorm en werking van het landschapsfonds zal in het komende jaar door de op te richten werkgroep verder moeten worden uitgewerkt in een werkbaar en vooral daadkrachtig plan. Door een strategische combinatie kan een duurzame financiering worden bewerkstelligd die de kwaliteit en veelvormigheid van het landschap op de lange termijn kan garanderen door ondersteuning van aanleg en beheer. Met duurzaam bedoelen we zowel sociale, ecologische als economische duurzaamheid! Een belangrijke vraag in de

 

uitwerking ligt in de wijze van verdeling van gelden onder de twee doelen: aanleg en duurzaam beheer (bron: www.nederlandmooi.nl).

 

De basis voor een duurzame financiering ligt in de veelzijdigheid van de bronnen. Er bestaan verschillende, uiteenlopende mogelijkheden om gelden te genereren. Deze worden hieronder behandeld.

 

1Sponsoring

Sponsoring is een bijdrage van bedrijven aan een landschapsfonds of aan organisaties voor natuur- en landschapsbeheer waarbij eisen worden gesteld aan de prestatie (wat de ontvanger met de bijdrage geacht wordt te doen). Deze bijdrage kan worden geleverd in financiële zin, maar ook in natura. De sponsor krijgt ook een tegenprestatie, zoals publiciteit,ontvangst van bedrijfsrelaties, gratis lidmaatschap etc. etc.. Omdat bij sponsoring een tegenprestatie wordt geleverd, kan de sponsor dit rekenen tot fiscaal aftrekbare posten.

Voordelen:

  • -

    nieuwe inkomstenbron,

  • -

    vulling van het landschapsfonds,

  • -

    multiplier voor meer privaat geld en ook publiek geld,

  • -

    vermindering van afhankelijkheid van subsidies,

  • -

    genereren van meer geld of leden door naamsbekendheid van de sponsor.

2Adoptie

Adoptie is een bijdrage van burgers of organisaties aan een activiteit of object waarbij zij een langdurige en nauwe relatie met de organisator aangaan. Dit kan bijvoorbeeld het onderhoud van een knotwilg of een houtwal zijn, of het behoud van weidevogels. De adoptant (burger) sluit een overeenkomst af met de ontvanger (meestal een organisatie) waarin wordt bepaald (1) wat de adoptant zal bijdragen, (2) wat de ontvanger hiervoor zal doen, de ‘prestatie’ en (3) wat de adoptant als geste terugkrijgt, de ‘tegenprestatie’ (informatie, product, anderszins). Het uitvoeren van een adoptieproject kan verschillende voordelen hebben zoals:

  • -

    nieuwe inkomstenbron,

  • -

    verminderen van afhankelijkheid van subsidies,

  • -

    direct contact met burgers en consumenten en vergroting wederzijds begrip,

  • -

    meer betrokkenheid van burgers bij natuur en landschap.

3Rood voor groen (nieuw)

Rood voor groen is een vorm van (groene) PPS (Publiek-Private Samenwerking) die intensieve samenwerking vraagt tussen bedrijven en de overheid in een specifiek project. Net zoals bij iedere PPS- constructie, wordt gezocht naar een gunstige verevening van kosten (sterke functie betalen zwakke functies). Bij gewone PPS-constructies kan men aannemen dat bedrijven en financiers uit zijn op maximaal voordeel. Bij groene PPS is het voldoende als het normrendement (de financiële doelen) wordt gehaald en de continuïteit van het bedrijf niet op het spel staat. Wat telt zijn lange termijn overwegingen, zoals een betere marktpositie en versterking van de eigen commerciële en maatschappelijke doelen. Samenwerking met de overheid is aantrekkelijk (zoals in iedere PPS-constructie) omdat de financiële risico's beter kunnen worden gespreid en de investeerder medezeggenschap heeft bij de bestedingen (lees: gebiedsontwikkeling zonder knellende regels). Bovendien kan de overheid vroegtijdig grond verwerven, d.w.z. voordat met de grond gespeculeerd gaat worden. Ook in de exploitatiefase zijn wellicht geïnteresseerde financiers te vinden, die belang hebben bij verdere uitbouw van hun exploitatieportefeuille.

 

4Ontwikkelingstax / belasting

Bedrijven, projectontwikkelaars, huizenbezitters en andere grondgebruikers dragen een deel van de winst die zij maken met de grond af voor natuur en landschap. Voorbeelden:

  • -

    groeifonds Groen Zuidas Amsterdam,

  • -

    heffing op bouwgrond voor particulieren bij Gemert Bakel,

  • -

    nieuwbouw Poelgeest te Oegstgeest,

  • -

    Leidsche Rijn (RLG, 1999).

5Overheidsgelden (subsidies)

'De' overheid bestaat uit gemeenten, semi-overheden zoals water- en recreatieschappen, provincies, rijk en EU. Elke overheidslaag heeft middelen (gedeeltelijk doorgeschoven van hoog naar laag) om natuur- en landschapsbeheer te financieren. Deze gelden kunnen ook centraal 'gestuurd' worden voor een gebied. Hieronder volgt een kort overzicht:

  • -

    gemeenten: rijksgelden en eigen middelen uit heffingen en belastingen,

  • -

    semi-overheden zoals water- en recreatieschappen: eigen middelen uit heffingen en belastingen,

  • -

    provincies: EU-, maar vooral rijksgelden (in te zetten via subsidieregelingen en aankoop),

  • -

    rijk: EU-gelden en middelen uit belastingen en andere rijksinkomsten (veelal ingezet via Programma Beheer maar ook via andere wetten en regelingen),

  • -

    EU: middelen uit afdrachten van aangesloten landen (o.a. via regelingen zoals Leader+).

6Streekproducten en arrangementen

Opslag op streekproducten en arrangementen. Bij gecertificeerde streekproducten is er al sprake van een landschapsverplichting. Afnemers investeren zo dus direct in de omgeving.

 

7Publieksacties

Activiteiten die zich richten op het werven van middelen bij het grote publiek in de regio, zoals collectes, direct mailings, loterijen en radio en Tv-acties.

 

8Giften en legaten

Een gift van een burger zonder dat er een tegenprestatie wordt verlangd. Eenmalige giften zijn beperkt fiscaal aftrekbaar. Meerjarige giften zijn geheel aftrekbaar (mits notarieel vastgelegd).

 

9Gemeentelijk grondbedrijf

Een deel van overblijvende middelen uit grote projecten kan structureel bestemd worden.

 

10Grijs voor groen

Een deel van de gelden voor wegenaanleg kan ter compensatie worden gestort in het landschapsfonds.

 

Bronnen:

website Nederland Mooi, BMB, CLM & Landschapsbeheer Nederland, 2004

website OLS, Ministerie van LNV, 2005 

Bestuursakkoord nieuwe stijl, Ministerie van BiZa, 2001 

website Provincie Utrecht, Provincie Utrecht, 2004

website Gebiedsgericht Beleid, Ministerie van LNV, 2005

Nationale landschappen: vaste koers en lange adem, RLG, 2005

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 21 juni 2005.

de griffier,

MW. MR. G.M.G. DOLDERS

de voorzitter,

DRS. M.A.A. SCHAKEL

Bijlage 1