Organisatie | Horst aan de Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2022 gemeente Horst aan de Maas |
Citeertitel | Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2022 gemeente Horst aan de Maas |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Horst aan de Maas.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-02-2022 | 01-01-2022 | nieuwe regeling | 08-02-2022 | 2022.017-E |
De raad van de gemeente Horst aan de Maas;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 januari 2022,
gemeentebladnummer 2022.017-E;
gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en artikel 8 lid 1, aanhef en onder b en lid 2 Participatiewet;
overwegende dat het verplicht is de individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet bij verordening te regelen;
Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2022 gemeente Horst aan de Maas
Een verzoek als bedoeld in artikel 36 lid 1 Pw, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 4. Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36 lid 1 Pw, als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende de beoordeling van de omstandigheden van een persoon zoals bedoeld in artikel 36 Pw.
Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de belanghebbende afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 8 februari 2022.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
drs. R.F.I. Palmen
De griffier,
mr. R.J.M. Poels
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen.
Vast te leggen regels in verordening
De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben. Daarbij hebben ze geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij wordt gelet op de omstandigheden van die persoon. Zie artikel 36 lid 1 Pw. Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 Pw. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.
Op grond van deze verordening is er geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in beleidsregels aangeven wanneer sprake is van ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’. Gelet op de tekst van artikel 8 lid 2 Pw hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:
De nadere invulling wordt neergelegd in beleidsregels.
De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijziging binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval als gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten namelijk zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
Enkel die bepalingen die nader toelichting behoeven worden hier behandeld.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 Pw. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.
Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 3 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeling in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2 lid 1 Awb.) De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2 lid 1 Awb).
Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 wet.
Artikel 4. Langdurig laag inkomen
Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.
Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 105% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is er geen sprake van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is dan geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.
Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Om de verordening niet jaarlijks wegens een indexering aan te hoeven passen, zijn de bedragen uitgedrukt in een percentage van de gehuwdennorm (inclusief vakantietoeslag) zoals die geldt per 1 januari van het betreffende kalenderjaar (zie in dit verband ook lid 4).
De afzonderlijke toeslagen die voortkomen uit de procentuele berekeningswijze worden naar boven toe afgerond op hele euro’s. Wijzigingen in de gehuwdennorm gedurende het jaar zorgen niet voor een aanpassing van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag. De bedragen in het eerste lid worden dus niet aangepast als in het toepasselijke kalenderjaar de in januari vastgestelde gehuwdennorm in bijvoorbeeld juli wordt gewijzigd. Dit om ervoor te zorgen dat iedereen die de individuele inkomenstoeslag aanvraagt in een bepaald jaar hetzelfde bedrag krijgt.
Als richtlijn zijn hier de bedragen weergegeven waar men in 2022 recht op heeft. De gehuwdennorm bedroeg op 1 januari 2022 € 1.559,58.