Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Uitwegenbeleid gemeente Lingewaard 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitwegenbeleid gemeente Lingewaard 2022
CiteertitelUitwegenbeleid gemeente Lingewaard 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-2022nieuwe regeling

15-02-2022

gmb-2022-82464

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitwegenbeleid gemeente Lingewaard 2022

 

Hoofdstuk 1 Afkortingen- en begrippenlijst

Artikel 1 Afkortingen

 

APV: Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Lingewaard

 

ASVV: Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom

 

KLIC: Kabels en Leidingen Informatiecentrum

 

Wabo: Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Artikel 2 Begrippen

 

Aan-huis-verbonden bedrijf

Een bedrijf, in of bij een woning, dat door een inwoner (met eventueel enkele medewerkers) wordt uitgeoefend en is gericht op het vervaardigen van (ambachtelijke) producten. Onder het vervaardigen van producten wordt verstaan: het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen en/of het leveren van diensten. Deze mogen niet krachtens een wet vergunning- of meldingplichtig zijn. En de woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en een uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. In bijlage 2 zijn de beroepen en bedrijven opgenomen die in ieder geval vallen onder de definitie aan-huis-verbonden bedrijven.

 

Aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep dat, in of bij een woning, door een inwoner (met eventueel enkele medewerkers) wordt uitgeoefend. De woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en een uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. In bijlage 2 zijn de beroepen en bedrijven opgenomen die in ieder geval vallen onder de definitie aan-huis-verbonden beroepen.

 

Achtertuin

Tuingedeelte dat zich tussen de achtergevel en de achterste erfgrens bevindt (zie bijlage 1: tekening B).

 

Bedrijf

Een inrichting/instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen of het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

Aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven worden hieronder niet begrepen.

 

Bijzondere hoekwoning

Hoekwoning waarbij ten minste twee zijden van het erf grenzen aan de openbare ruimte en dus twee voor-gevelrooilijnen heeft (zie bijlage 1: tekening A).

 

Binnen de bebouwde kom

Alle percelen binnen de komgrenzen van de bebouwde kom (in de zin van de Wegenverkeerswet).

 

Buiten de bebouwde kom

Alle percelen buiten de komgrenzen van de bebouwde kom (in de zin van de Wegenverkeerswet).

 

Erftoegangsweg

Een weg die bedoeld is om verkeer uit te wisselen, zowel op wegvakken als op kruispunten. Erftoegangswegen komen zowel binnen als buiten de bebouwde kom voor. Op deze wegen geldt meestal een maximumsnelheid van 30 km/h binnen de bebouwde kom of 60 km/h buiten de bebouwde kom.

 

Gebiedsontsluitingsweg

Een weg die de verbindende schakel is tussen een stroomweg en de erftoegangswegen. Op de wegvakken vindt alleen stromen plaats, op de kruispunten uitwisseling. Voor gebiedsontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 50 km/h binnen de bebouwde kom en 80 km/h buiten de bebouwde kom.

 

Gecombineerde uitweg

Een uitweg die twee percelen ontsluit.

 

Groeiplaats

De ondergrondse (wortelpakket) en bovengrondse ruimte (stam en kroon) van een boom, die deze in zal nemen bij het volledig uitgroeien van de boom.

 

Nieuwbouwlocatie

Locatie waar nieuwe bouwwerken worden opgericht en waar in opdracht van de gemeente nieuw openbaar gebied wordt aangelegd.

 

Omgevingsvergunningplichtige boom

Boom van een dermate grote omvang of met een dermate lange toekomstverwachting dat voor het kappen hiervan een omgevingsvergunning vereist is.

 

Openbare parkeerplaats

Plaats op straat (openbaar) waar je een motorvoertuig kunt/mag parkeren. Dit kunnen gemarkeerde vakken zijn maar ook niet gemarkeerde delen van de weg gelegen aan de linker- of rechter kant van de rijweg in de lengterichting langs een trottoirband.

 

Openbare weg

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten. (Zie artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994).

 

Privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg

Parkeerplaatsen die direct grenzen aan de openbare weg, behorende bij aan-huis-verbonden bedrijven of –beroepen of bij bedrijven.

 

Stroomweg

Een weg die bestemd is om veel verkeer te verwerken en het verkeer door te laten stromen met zo min mogelijk oponthoud. De stroomweg is bij voorkeur ongelijkvloers met een snelheid van minimaal 100 km/h.

 

Uitweg

Rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid tussen een privéterrein of eigendomsgrens van een perceel en de verharding van een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Vaak door middel van een in-/uitritconstructie. Voorbeelden van privéterreinen zijn:

  • -

    particulier erf (woning);

  • -

    bedrijfsterrein;

  • -

    privé parkeerplaatsen (zoals garageboxen);

  • -

    parkeerterrein (fysiek afgesloten)

Onder een uitweg verstaan we ook de begrippen inrit, oprit of uitrit. Ook een smalle uitgang van het perceel via een tuinpoort, een voetpad of opening in de afrastering of haag van het perceel valt onder dit begrip.

 

Verharding

Het deel van de weg waar het verkeer direct overheen rijdt en bestaat uit een gesloten (bijv. asfalt), open (bijv. klinkers), half-verhard (bijv. grond, puin) of onverhard (bijv. zand) oppervlak.

 

Voorgevelrooilijn

Een denkbeeldige lijn waarvan de ligging is vastgelegd in het bestemmingsplan. De voorgevelrooilijn is de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning wordt geplaatst. Soms ligt de voorgevelrooilijn voor de voorgevel van de woning. Op dat moment is de woning dus niet op de voorgevelrooilijn, maar daarachter gebouwd (zie bijlage 1: tekening B).

 

Voortuin

Tuingedeelte dat zich tussen de voorgevel(rooilijn) en de openbare ruimte bevindt (zie bijlage 1: tekening B).

 

Waardevolle boom

Iedere gemeentelijke boom en particuliere bomen die de status ‘waardevolle boom’ hebben.

 

Woonrijp maken

Het afwerken van openbare delen van een bouwterrein voor uiteindelijk gebruik. Het betreft het aanbrengen van voorzieningen op of in het maaiveld. Woonrijp maken vindt plaats aan het einde of na afronding van de bouwactiviteiten.

 

Zijtuin

Tuingedeelte dat zich tussen de woning bevindt vanaf de zijgevel tot aan de openbare ruimte (zie bijlage 1: tekening B).

 

Hoofdstuk 2 Inleiding

Artikel 3 Aanleiding

Een uitweg is een aansluiting vanuit een perceel op de verharding van de openbare weg. In deze notitie worden alleen uitwegen naar ‘bestemmingen’ (bijvoorbeeld woningen, bedrijven, percelen) behandeld.

 

In de gemeente Lingewaard is het verboden zonder vergunning een uitweg te maken of te veranderen. Op grond van de Wabo in combinatie met de APV, moet hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In de APV zijn voor deze vergunning diverse weigeringsgronden opgenomen. Bovendien kan de gemeente, ter bescherming van het belang waarvoor de vergunning is vereist, voorschriften en beperkingen verbinden aan de vergunning. Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan een kader op basis waarvan vergunningsaanvragen voor uitwegen worden getoetst. Dit beleids- en toetsingskader is in dit document vastgelegd. Dit beleid bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de toetsingscriteria (transparantie). Daarnaast zijn ook inrichtingseisen opgenomen waarbij de CROW publicatie 344 “Richtlijn drempels, plateaus en uitritten” als basis is gebruikt.

Artikel 4 Doelstelling

De doelstelling van onderhavig beleid is een helder en formeel kader te scheppen, waarin onder andere de voorwaarden en het beheer en onderhoud met betrekking tot de aanleg van een uitweg naar de gemeentelijke weg is vastgelegd.

Artikel 5 Leeswijzer

Hoofdstuk 3 gaat in op het wettelijk kader voor het uitwegenbeleid. In hoofdstuk 4 is het beleid nader

geformuleerd. Hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoeringsaspecten en tenslotte zijn in hoofdstuk 6 de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 3 De wettelijke basis

Artikel 6 Inleiding wettelijke basis

Voor het maken of veranderen van een uitweg is diverse wet- en regelgeving van belang. De bevoegdheid om beleid te mogen maken over dit onderwerp staat in artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Hieronder wordt kort op overige wet- en regelgeving ingegaan.

Artikel 7 Wat staat in de Wabo

In de Wabo is in artikel 2.2 lid 1 sub e het volgende opgenomen:

“Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning”.

Artikel 8 Wat staat in de Wegenwet

Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg het uitwegen hierop in beginsel

gedogen. Ten einde de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in de APV artikel 2:12. “Maken en veranderen van een uitweg” en vormt daarmee de wettelijke basis voor dit uitwegenbeleid.

Artikel 9 Wat staat in de APV

In de APV wordt in artikel 2:12 lid 1 bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg naar de openbare weg te maken of te veranderen. In artikel 2:12 lid 2 staan criteria waarop een vergunning kan worden geweigerd. Dat betekent onder meer dat er:

  • *

    Een omgevingsvergunning vereist is voor het maken van een uitweg of veranderen van een bestaande uitweg naar de weg.

  • *

    De omgevingsvergunning kan worden geweigerd als er bijvoorbeeld gevaar ontstaat, het op on-aanvaardbare wijze ten koste gaat van openbaar groen, er zonder noodzaak openbare parkeerplaatsen verdwijnen of ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

De omgevingsvergunning is niet vereist bij situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswater-staatswerken, de Waterschapskeur of de Omgevingsverordening Gelderland.

Artikel 10 Wat staat in bestemmingsplannen

Aanvragen voor omgevingsvergunningen uitweg worden altijd getoetst aan het geldende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorwaarden opgenomen voor een uitweg.

Hoofdstuk 4 Nadere uitwerking weigeringsgronden voor een uitweg

Artikel 11 Inleiding nadere uitwerking weigeringsgronden

Voor iedere uitweg, binnen of buiten de bebouwde kom, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Iedere aanvraag voor deze vergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden genoemd in de APV. Dit hoofdstuk beschrijft de uitleg die het college van burgemeester en wethouders aan deze weigeringsgronden geeft. Bij iedere aanvraag worden onderstaande bepalingen meegenomen.

Artikel 12 Ter voorkoming van gevaar voor verkeer op de weg

Een uitweg wordt geweigerd indien de uitweg komt te liggen:

  • a.

    op een plaats waar door de uitweg de verkeersveiligheid in gevaar komt;

  • b.

    aan een gebiedsontsluitingsweg. Een uitweg op een gebiedsontsluitingsweg dient op een parallelweg aan te sluiten, mits deze parallelweg aanwezig is;

  • c.

    op of nabij een rotonde;

  • d.

    op en binnen 5,00 meter van een kruising of splitsing van wegen (zie bijlage 1: tekening C);

  • e.

    op of nabij een voetgangersoversteekplaats;

  • f.

    op of nabij een bushalte;

  • g.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • h.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto wanneer tegenover de beoogde uitweg een voertuig van 2 meter breed geparkeerd wordt;

  • i.

    op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetpad uitkomt en dat pad moet worden bereden om vanaf de rijbaan voor autoverkeer het perceel te bereiken;

  • j.

    op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden;

  • k.

    op een plaats waar het zicht vanaf de uitweg op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is om de uitweg veilig te kunnen gebruiken. Bij twijfel controleert de gemeente de zichtbaarheid;

  • l.

    op een plaats die tot gevolg heeft dat straatmeubilair of een nutsvoorziening en/of ander object dient te worden verplaatst, terwijl er in de nabije omgeving geen geschikte alternatieve locatie voor genoemde objecten voorhanden is en/of er geen overeenstemming tot verplaatsing van het object is met de eigenaar;

  • m.

    op een plaats waar de uitweg en de bestemming (het privé-terrein) niet als zodanig duidelijk herkenbaar zijn vanaf de openbare weg. Dit blijkt dan vooral uit materiaalkeuze en uitvoering.

Artikel 13 Indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats

Dit criterium heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de uitweg kan hebben op de functie van de weg.

Een uitweg wordt geweigerd indien het aanleggen van een uitweg:

  • a.

    ten koste gaat van meer dan één openbare parkeerplaats. Het vervallen van een parkeerplaats in de openbare ruimte gaat namelijk ten koste van het dubbelgebruik en parkeren door bezoekers, waardoor de parkeerdruk in de omgeving wordt vergroot.

  • b.

    ten koste gaat van meer dan maximaal twee openbare parkeerplaatsen bij een gecombineerde uitweg.

  • c.

    de bruikbaarheid van de aanwezige parkeerplaatsen op de openbare weg belemmert.

Het vervallen van openbare parkeerplaatsen, zoals genoemd onder a. en b. dient de aanvrager(s) op te vangen door zijn/haar eigen voertuigen op eigen particulier terrein te parkeren.

Artikel 14 Indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast

Een uitweg wordt geweigerd indien:

  • a.

    waardevolle of beeld- of structuurbepalende groenvoorzieningen, waaronder bomen, verwijderd moeten worden voor een uitweg. De gemeente toetst de locatie aan het op dat moment geldende groenbeleid;

  • b.

    schade aan een waardevolle boom of aan de groeiplaats van een waardevolle boom wordt toege-bracht;

  • c.

    schade aan een omgevingsvergunningplichtige boom of aan de groeiplaats van een omgevings-vergunningplichtige boom wordt toegebracht;

  • d.

    de uitweg binnen de groeiplaats van een boom komt te liggen;

  • e.

    de uitweg reststukken haag (<5 m1) of reststukken groen (< 5 m2) en daarmee versnippering van het openbaar groen veroorzaakt.

Wanneer het voor de punten a t/m e een eerste uitweg betreft en geen alternatief voorhanden is, kan een aanpassing van bijvoorbeeld de standaardbreedte als omschreven in artikel 16, lid c. worden overwogen. Er worden dan voorwaarden opgenomen in de vergunning, bijvoorbeeld een smallere uitweg, een uitweg met technische aanpassingen of compensatie van de taxatiewaarde van groen of bomen in het gemeentelijke Groenfonds. Een tweede uitweg wordt op deze gronden geweigerd.

Artikel 15 Uitwegen van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten (en waarvan de aanleg ten koste gaat van openbaar groen of een openbare parkeerplaats)

Het uitgangspunt is dat per woning wordt uitgegaan van één uitweg.

Een tweede uitweg wordt geweigerd indien:

  • a.

    deze uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats (zie artikel 13);

  • b.

    deze uitweg ten koste gaat van openbaar groen (zie artikel 14);

  • c.

    de afstand tussen een al aanwezige en een tweede uitweg bij woningen minder dan 6 meter bedraagt en beide uitwegen aan dezelfde zijde van de perceelgrens liggen;

  • d.

    deze uitweg niet aansluit op een erftoegangsweg

Een tweede uitweg is een uitzonderingsituatie en de aanvrager dient te onderbouwen waarom de uitweg ook een verbetering is voor de omgeving.

Artikel 16 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Een uitweg van een woning wordt geweigerd indien:

  • a.

    de uitweg niet leidt naar een parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op particulier terrein die is te definiëren als zijtuin, dan wel achtertuin (zie bijlage 1: tekening B);

  • b.

    aansluitend aan de uitweg op particulier terrein geen minimale ruimte van 5 meter lang en 2,5 meter breed beschikbaar is naast de zijgevellijn (zie bijlage 1: tekening A) waardoor dit leidt tot parkeren in de voortuin van de woning;

  • c.

    een uitweg afwijkt van de volgende standaardbreedte:

    • enkele particuliere uitweg: 3,50 meter als de wegbreedte groter is dan 4,50 meter;

    • enkele particuliere uitweg: 4,00 meter als de wegbreedte ligt tussen 3,50 – 4,50 meter;

    • enkele particuliere uitweg: 4,50 meter als de wegbreedte kleiner is dan 3,50 meter;

    • dubbele particuliere uitweg t.b.v. twee woningen: 7,00 meter;

    • enkele particuliere uitweg buiten bebouwde kom: 4,00 meter;

  • d.

    de uitweg in strijd is met het geldende inrichtings-, bestemmings- en/of definitief beeldkwaliteits-plan;

  • e.

    naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

     

    Indien de achtertuin van een woning grenst aan de openbare weg en de uitweg met parkeren zich op deze locatie bevindt, wordt de aanvraag per situatie beoordeeld op uiterlijk aanzien.

    Dit geldt ook voor de aanvraag voor een uitweg bij een zogenaamde bijzondere hoekwoning.

     

    Als naast of achter de woning geen ruimte beschikbaar is, maar de ruimte tussen de openbare weg en de voorgevel minimaal 15 meter in lengte is, wordt een uitweg met parkeren in de zijtuin voor de voorgevelrooilijn toestaan. De aanvrager dient hierbij aan te tonen dat hij of zij, zijn of haar buren van de aanvraag op de hoogte heeft gesteld.

     

    Een uitweg van een bedrijf wordt geweigerd indien:

  • f.

    de uitweg in strijd is met het geldende inrichtings-, bestemmings- en/of definitief beeldkwaliteits-plan

  • g.

    de aanvraag betrekking heeft op meerdere uitwegen.

    • Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van minder dan 40 meter wordt maximaal 1 uitweg toegestaan met een breedte van 4,00 meter. Twee uitwegen worden alleen toegestaan als dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er moet dan minimaal 8 meter tussen beide uitwegen aanwezig zijn en de kavelbreedte van het perceel bedraagt tenminste 16 meter.

    • Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 40 meter worden maximaal 2 uitwegen toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen beide uitwegen aanwezig is.

    • Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 75 meter zijn maximaal 3 uitwegen toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen elke uitweg aanwezig is.

  • h.

    de uitweg bij een bedrijf niet voldoet aan de aanvullende criteria zoals genoemd in artikel 17;

Buiten de bedrijventerreinen worden alleen uitwegen voor bedrijven aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan en de parkeerdruk op straat hiermee wordt verlicht.

 

Voor een uitweg naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een enkele particuliere uitweg buiten de bebouwde kom.

Artikel 17 Aanvullende toetsingscriteria voor uitwegen bij bedrijven

Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven’ en ‘aan-huis-verbonden beroepen’ gelden de criteria voor uitwegen bij woningen. Dit omdat de bedrijfsfunctie dermate klein is, dat deze nagenoeg eenzelfde aantal verkeersbewegingen genereren als bij een woning. Voor de overige bedrijven, die volgens het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan of waarvoor een afwijking (ontheffing/vrijstelling) is verleend, zijn deze aanvullende criteria van toepassing.

  • 1.

    Uitwegen bij bedrijven waar grote voertuigen het terrein oprijden, mogen maximaal 12,00 meter breed zijn. De breedte is afhankelijk van het gebruik van de uitweg en de draaicirkel van een maatgevend voertuig (zie ASVV 2012 art. 5.2.6.). Handelingen als keren en rangeren dienen bij voorkeur op particulier terrein plaats te vinden.

  • 2.

    Bij bedrijfspercelen is een tweede uitweg toegestaan indien het perceel over een aaneengesloten lengte van ten minste 40 meter direct grenst aan een openbare weg. Indien een bedrijf op een hoek van twee wegen is gelegen, wordt onder de ‘aaneengesloten’ lengte verstaan: de som van de lengte van de aan elkaar grenzende zijden van het bedrijfsperceel. De afstand tussen twee uitwegen van eenzelfde perceel dient minimaal 8 meter te bedragen;

  • 3.

    Wanneer door aanleg van een uitweg openbare parkeerplaatsen vervallen, dient binnen een zo kort mogelijke afstand, liefst binnen een straal van 100 meter eenzelfde aantal openbare parkeerplaatsen gecreëerd te worden. Alle meerkosten voor de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen komen voor rekening van de aanvrager.

Artikel 18 Aanvullende toetsingscriteria voor uitwegen van privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg.

  • 1.

    De breedte van de uitwegconstructie wordt bepaald door het aantal parkeerplaatsen dat direct aan de weg grenst en wordt per situatie beoordeeld;

  • 2.

    De parkeerplaatsen zijn openbaar toegankelijk voor al het verkeer. Handhaving op gebruik van de parkeerplaatsen door anderen dan bezoekers van het betreffende bedrijf is niet mogelijk. Met de openbare toegankelijkheid wordt tevens het verdwijnen van andere openbare parkeerplaatsen en het dubbelgebruik hiervan opgevangen;

  • 3.

    Indien op eigen terrein voldoende ruimte is voor het creëren van parkeergelegenheid zonder dat dit direct grenst aan de openbare ruimte, dient dit op het eigen terrein gerealiseerd te worden.

Artikel 19 Kruising van watergangen

  • 1.

    Als voor een uitweg een watergang moet worden gekruist dient de aanvrager eerst een ontheffing/vergunning aan te vragen bij het Waterschap.

  • 2.

    De verleende ontheffing/vergunning als bedoeld in het voorgaande lid dient tegelijk met de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de uitweg te worden overlegd.

  • 3.

    De omgevingsvergunning voor de uitweg kan worden verleend mits er geen strijdigheid is met de hiervoor genoemde toetsingscriteria uit de artikelen 12 t/m 18.

  • 4.

    Wanneer in de watergang een duiker moet worden aangebracht dan is de vergunninghouder verantwoordelijk voor het volgen van de uitvoeringsvoorschriften van het Waterschap, het schoonhouden en bouwkundig onderhoud van de duiker.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

Artikel 20 Inleiding uitvoeringsaspecten

Bij het aanleggen van een uitweg hanteert de gemeente een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een uitweg binnen de bebouwde kom onderverdeeld naar particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig en een uitweg buiten de bebouwde kom.

Artikel 21 Algemene uitgangspunten

Algemene uitgangspunten bij de aanleg van een uitweg:

  • a.

    voor iedere uitweg dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Indien mogelijk dient de vergunning gelijktijdig met de omgevingsvergunning activiteit bouwen te worden aangevraagd. Als een omgevingsvergunning alleen wordt aangevraagd voor de activiteit ‘uitweg’ is de reguliere procedure van de omgevingsvergunning van toepassing. Hierbij hanteren wij de procedure voor aanvraag en behandeling van een omgevingsvergunning zoals opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het college van burgemeester en wethouders moet binnen acht weken een besluit nemen over het al dan niet verlenen van de vergunning;

  • b.

    legeskosten ten behoeve van de vergunning komen voor rekening van de aanvrager;

  • c.

    afzonderlijk van de aanvraag omgevingsvergunning dient de aanvrager, een aanvraag voor de daadwerkelijke uitvoering van de aanleg van de uitweg in;

  • d.

    de werkzaamheden voor de aanleg van een uitweg op gemeentegrond wordt door of in opdracht van de gemeente uitgevoerd, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. Er mag dus niet zelf overgegaan worden tot het aanleggen van een uitweg;

  • e.

    de kosten voor de aanleg van de uitweg (inclusief eventuele extra maatregelen zoals verplaatsen van een lichtmast, kolken, straatmeubilair, groenvoorziening en kabels en leidingen en eventuele legeskosten) worden vooraf door de gemeente Lingewaard aan de aanvrager gemeld. De gemeente stelt een offerte op voor de kosten. De uitvoering start nadat de omgevingsvergunning definitief is geworden en alle kosten voor aanleg door de aanvrager zijn voldaan;

  • f.

    de verstrekte vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken onder omstandigheden zoals omschreven in artikel 1:6 van de APV of als paragraaf 2.6 van de Wabo hierin voorziet;

  • g.

    de uitweg is onderdeel van de openbare weg en de gemeente is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het onderhoud van de uitweg;

  • h.

    wanneer de aanvrager gekozen heeft om op het eigen perceel los verhardingsmateriaal toe te passen dan is hij er verantwoordelijk voor dat er geen losse verharding in de openbare ruimte terecht komt. Als dit wel gebeurt is hij verantwoordelijk voor de verwijdering van de losse elementen en mogelijke schade die ontstaat als gevolg van deze losse elementen.

Artikel 22 Terugbrengen van uitwegen na reconstructiewerkzaamheden

Bij een reconstructie van een weg of berm, wordt de oude situatie van een uitweg niet teruggebracht, indien die niet aan de huidige normen voldoet. De uitweg wordt in die gevallen ingericht volgens de norm die geldt voor dat type uitweg. Dat wil zeggen dat een uitweg voor een woning maximaal 4,50 meter breed wordt en voor bedrijven, afhankelijk van aanwezigheid van grote voertuigen, maximaal 4,00 meter of zoveel groter als op basis van de draaicirkels van voertuigen noodzakelijk is (zie artikel 17).

Als een uitweg niet meer gebruikt wordt, zal na de herinrichtings- of onderhoudswerkzaamheden de uitweg niet meer worden hersteld maar verdwijnen. (Bijvoorbeeld wanneer het aangrenzende privéterrein is omgevormd naar tuin).

Artikel 23 Aanvullende uitvoeringsaspecten binnen de bebouwde kom

De wegconstructie van zowel de openbare weg ter plaatse van de uitweg als de uitweg zelf moet berekend zijn op het te verwachten gebruik c.q. verkeersbelasting. Daarom wordt de constructie bepaald door de gemeente en bestaat die in principe uit een elementenverharding met:

  • inritblokken, verlaagde trottoirbanden, al of niet afgeronde bochtelementen of inritblokken (hoek-stukken) met tussenliggende betonstraatstenen

  • fundering van 35 cm met daarop 5 cm straatzand

  • grijze betonklinkers, betontegels of het aanwezige type bestrating

  • opsluiting van het straatwerk met 10 x 20 opsluitbanden of trottoirbanden.

Bij uitwegen waarbij de bestemming niet zichtbaar of herkenbaar is, dient de uitwegconstructie duidelijk herkenbaar te zijn. Om de herkenbaarheid en uniformiteit van een uitweg te waarborgen, zal de uitweg zo veel mogelijk op uniforme wijze worden aangelegd. Er wordt een afweging gemaakt of een uitweg past binnen het (historische) straatbeeld. Dit kan namelijk per straat verschillen.

Omdat uitwegconstructies met niveauverschil voor zwaar verkeer problematisch kunnen zijn voor kwetsbare lading, kan bij een uitweg naar bedrijven een uitwegconstructie zonder niveauverschil worden toegepast.

Figuur D, E, F en G van bijlage 1 geven voorbeelden van een uitwegconstructie.

 

Particuliere uitwegen op nieuwbouwlocaties:

  • in de fase woonrijp maken legt de (project)ontwikkelaar uit eigen beweging en op eigen kosten een standaard uitweg aan voor woningen met een garage of carport;

  • de exacte locatie van de uitweg wordt door de gemeente bepaald;

  • bij een wijziging van de standaard uitweg na de fase woonrijp maken, geldt dat de kosten voor de aanleg van de wijziging in rekening worden gebracht bij de aanvrager. Hiervoor is een nieuwe om-gevingsvergunning nodig;

  • wanneer er sprake is van particulier opdrachtgeverschap dan is de aanleg van een uitweg niet in begrepen in de bouwrijp gemaakte bouwkavel.

Artikel 24 Buiten de bebouwde kom (uitsluitend voor gemeentelijke wegen)

Bij wegen van andere wegbeheerders zoals de provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland wordt doorverwezen naar hun eisen.

Voor een uitweg buiten de bebouwde kom of een uitweg bij een landbouwperceel gelden een aantal specifieke uitgangspunten:

  • vaak is een stevige uitweg noodzakelijk. Nadrukkelijk wordt gelet op de inpassing in het groene karakter van de omgeving;

  • de constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:

    • °

      fundering van 35 cm;

    • °

      straatzand 5 cm;

    • °

      grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;

    • °

      10 x 20 opsluitbanden of trottoirbanden;

    • °

      grijze grasbetonstenen (uitweg van landbouwperceel);

  • de uitweg moeten voldoende breed aangelegd worden om zo schade aan de verhardingen, bermen en groenstroken te voorkomen;

  • de eigenaar dient na aanleg zijn uitweg goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de uitweg en vervuiling en schade zoveel mogelijk te voorkomen;

  • indien de eigenaar zijn uitweg niet goed beheert wordt de uitweg door en op kosten van de eigenaar hersteld;

  • ingeval de uitweg over een sloot/watergang gaat, dient er tevens een dam met duiker (of een brug) aangelegd te worden. Het onderhoud van de dam met de duiker/brug berust bij aanvrager. Het kan zijn dat hiervoor een vergunning aangevraagd moet worden of een melding gedaan moet worden bij het Waterschap op basis van de Keur;

  • indien een watergang wordt gekruist moeten de voorschriften van het Waterschap, zoals opgenomen in de aan aanvrager verleende watervergunning, worden opgevolgd.

Artikel 25 Verplaatsen uitweg

Ook hiervoor geldt dat er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. De aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden en de uitgangspunten zoals benoemd in hoofdstuk 4 en 5, waarbij de volgende aanvullende bepalingen tevens in acht worden genomen:

  • a.

    de te vervallen uitweg moet worden verwijderd door of in opdracht van de gemeente Lingewaard;

  • b.

    de vrijgekomen ruimte van de vervallen uitweg dient te worden hersteld naar de omgevingssituatie door of in opdracht van de gemeente Lingewaard.;

  • c.

    eventuele duikers of andere voorzieningen t.b.v. de uitweg moeten worden verwijderd door of in opdracht van de gemeente Lingewaard;

  • d.

    eventuele watergangen of bermen moeten worden hersteld door of in opdracht van de gemeente Lingewaard;

  • e.

    alle kosten genoemd onder a. t/m d. zijn voor rekening van de aanvrager en worden per geval bepaald.

Artikel 26 Verbreden uitweg

Ook hiervoor geldt dat er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. De aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden en de uitgangspunten zoals benoemd in hoofdstuk 4 en 5.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27 Algemeen

Een uitweg kan worden aangelegd nadat de omgevingsvergunning is verleend en de betaling van leges en aanlegkosten, als bedoeld in artikel 21 lid e, is voldaan.

Inwoners die een omgevingsvergunning aanvragen voor een uitweg, kunnen geen rechten ontlenen aan de aanwezigheid van bestaande uitwegen op andere locaties, onafhankelijk van vergelijkbare situaties. De gemeente toetst de vergunningsaanvragen voor uitwegen aan de bepalingen die in deze Beleidsregels beschreven staan. De uitvoering van de uitweg moet geschieden volgens deze beleidsregels en het Handboek inrichting openbare ruimte.

Artikel 28 Overgangsbepaling

Vergunningen verleend op basis van de APV juncto Wabo, dan wel op basis van oud inrittenbeleid, genomen vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels gelden als vergunningen verleend krachtens deze beleidsregels. Ook wanneer een eerder toegestane uitweg in strijd is met het nieuwe beleid behoudt deze zijn rechtsgeldigheid.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, dit onder

gelijktijdige intrekking van het inrittenbeleid uit 2001.

Artikel 30 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Uitwegenbeleid gemeente Lingewaard 2022.

Vastgesteld in de vergadering van 15 februari 2022.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,

de secretaris,

drs. I.P. van der Valk

de burgemeester,

dr. P.T.A.M. Kalfs

Bijlage 1: Situatietekeningen/uitwegconstructies

Tekening A: bijzondere hoekwoning

 

Tekening B: voortuin, achtertuin, zijtuin en voorgevelrooilijn

 

Tekening C: kruising van wegen (artikel 12.d)

 

Figuur D: voorbeeld uitwegconstructie

 

Figuur E: voorbeeld uitwegconstructie

 

Figuur F: voorbeeld uitwegconstructie

 

Figuur G: voorbeeld uitwegconstructie

 

Bijlage 2: Aan-huis-verbonden bedrijven en beroepen

Beroepen, dan wel bedrijven die, in ieder geval, vallen onder de definitie aan-huis-verbonden bedrijven:

  • fotograaf;

  • bloemschikker;.

  • decorateur;

  • fietsenreparateur

  • goud- en zilversmid;

  • pottenbakker;

  • (muziek) instrumentenmaker;

  • kaarsenmaker;

  • lijstenmaker;

  • loodgieter;

  • meubelmaker;

  • computerservice (o.a. systeembouw/analyse);

  • traiteur;

  • koerierdienst;

  • prothesemaker;

  • glazenwasser;

  • reisorganisatie (kleinschalig);

  • reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek, radio’s, tv’s, horloges etc.);

  • webwinkel (met zeer beperkte en ondergeschikte opslag ter plaatse).

Beroepen, dan wel bedrijven die, in ieder geval, vallen onder de definitie aan-huis-verbonden beroepen:

  • architect;

  • advocaat;

  • acupuncturist;

  • beeldhouwer;

  • belastingadviseur;

  • fysiotherapeut;

  • grafisch ontwerper;

  • huisarts;

  • hypotheekadviseur;

  • juridisch adviseur;

  • kunstschilder;

  • makelaar;

  • notaris;

  • psycholoog;

  • therapeut;

  • tandarts;

  • verloskundigenpraktijk;

  • dierenarts (kleine huisdieren)

  • internetbedrijf in het bouwen van websites;

  • logopedie;

  • kapper;

  • schoonheidssalon;

  • hondentrimsalon;

  • pedicure

  • kinderopvang;

  • administratie ten behoeve van een bedrijf;

  • (detail) handel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis.