Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Krimpenerwaard 2022 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2019.
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-02-2022 | 01-01-2022 | nieuwe regeling | 08-02-2022 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorde-ringen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een rechtspersoon deelneemt;
projectbudget: een projectbudget is een door de raad beschikbaar gesteld incidenteel budget ten behoeve van de uitvoering van een project. Het budget wordt opgenomen in de begroting van het jaar waarin wordt gestart met de uitvoering van het project. De uitvoering kan in één of meerdere jaren plaatsvinden.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Het college biedt de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming op een zodanig tijdstip, dat deze nota voor het zomerreces vastgesteld kan worden.
Artikel 5 Autorisatie begroting, investerings- en projectbudgetten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investerings- of projectbudget wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
De raad wordt geïnformeerd bij afwijkingen van meer dan 10% van het geautoriseerde bedrag, met een minimum van € 50.000,--. Afwijkingen van € 500.000,-- of meer worden altijd aan de raad meegedeeld. De raad geeft vervolgens aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en de lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.
Bij meerjarige investerings- en projectbudgetten maken de raad en het college afspraken over de wijze waarop de jaarschijven binnen een meerjarig investerings- of projectbudget zijn opgebouwd. Overschrijding van een jaarschijf levert geen onrechtmatigheid op mits het totaal van de uitgaven binnen het investerings- of projectbudget blijft.
Artikel 6 Tussentijdse rapportage
Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de afwijkingen van de begroting van de gemeente. De eerste tussentijdse rapportage over de eerste drie maanden van het kalenderjaar wordt uiterlijk voor het zomerreces in de raad behandeld. De behandeling van de tweede rap-portage over de eerste zeven maanden van het kalenderjaar vindt plaats in de raadsvergadering waarin de begroting voor het volgende begrotingsjaar wordt behandeld.
Het college besluit niet over:
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Artikel 9 Rechtmatigheidsverantwoording
De volgende begrotingsonrechtmatigheden vallen binnen de beleidskaders van de raad en zijn derhalve acceptabel:
Budgetoverschrijdingen betreffende activiteiten welke achteraf als onrechtmatig moeten worden beschouwd omdat dit bijvoorbeeld bij nader onderzoek van de subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder blijkt. Er zijn dan geen rechtmatigheidsgevolgen voor het jaar waarin deze verantwoord worden;
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11 Waardering en afschrijving vaste activa
Het college stelt eens per vier jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa vast en biedt deze ter informatie aan de raad aan.
Artikel 12 Voorziening voor oninbare vorderingen
1. Voor vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van ouderdom van de vordering. Bij vorderingen die langer dan 1 jaar openstaan wordt een verliesvoorziening gevormd van 50% van de vordering, bij vorderingen die langer dan 2 jaar open staan en dwangsommen wordt een verliesvoorziening gevormd van 100%.
2. Bij vorderingen groter dan € 1.000,-- wordt de oninbaarheid per post beoordeeld.
3. Voor openstaande vorderingen betreffende sociale zaken wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de hiervoor door het college vastgestelde beleidsregels.
Artikel 14 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee de kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoording over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt het aandeel in de totale overheadkosten als volgt berekend. De geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, worden gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld en is gelijk aan het berekende voorcalculatorische rentepercentage bij de begroting zoals opgenomen in de paragraaf Financiering.
Artikel 15 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 16 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeente¬lijke tarieven voor de belastingen, rechten en heffingen. De raad stelt deze vast.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 21 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeu¬bilair. De raad stelt het plan vast.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de door de raad vastgestelde Nota Verbonden Partijen op.
Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de ba¬lansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontro¬leerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 29 Intrekking oude regeling
De “Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2019” wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2021.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op dinsdag 8 februari 2022.
de griffier,
Dr. M-L van Muijen
de voorzitter,
P.L. Paans
Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 26 van de verordening. Het begrip team is gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 26 en 27 van de verordening. De begrippen inkomsten en netto schuld per inwoner zijn gedefinieerd ten behoeve van artikel 20 van de verordening. Hiervoor zijn de definities gevolgd die www.waarstaatjegemeente.nl toepast voor de financiële kengetallen over de gemeentefinanciën.
De begrippen exploitatie-, investerings- en projectbudget worden met name in Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording gebruikt.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop, dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen.
Het tweede lid regelt, dat de taakvelden op voorstel van het college aan de programma’s worden toebedeeld.
Het derde lid bepaalt, dat op voorstel van het college de raad beleidsindicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamd SMART maken van de begroting. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriele) Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programaverantwoording, welke zijn grondslag vindt in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.
Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte beleidsindicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid bepaalt, dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een paragraaf subsidies of een paragraaf duurzaamheid.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per taakveld worden weergegeven.
In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investerings- en projectbudgetten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.
Het derde lid bepaalt dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.
In lid 4 wordt een grensbedrag van € 25.000 opgenomen met betrekking tot het overzicht van incidentele baten en lasten. De Commissie BBV adviseert om in de financiële verordening aan te geven wat een gemeente bij het bepalen van een incidentele post aanmerkt als materiele beïnvloeding. De bedoeling hiervan is om het overzicht niet nodeloos ingewikkeld te maken door een groot aantal kleine bedragen als incidenteel aan te merken. Het uitgangspunt is namelijk dat baten en lasten structureel zijn en dat incidentele baten en lasten uitzondering zijn. Het bepalen of aan het uitgangspunt ‘materiele omvang’ wordt voldaan vindt plaats per individuele post. Bij een grensbedrag van € 25.000 worden alleen bedragen vanaf € 25.000 opgenomen als incidenteel in het overzicht en toegelicht.
Lid 5 is opgenomen in verband met de verplichting om vanaf 2022 een rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarstukken te overleggen. In de rechtmatigheidsverantwoording legt het college verantwoording af over de mate waarin de baten en lasten en de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. In artikel 9 zijn de regels met betrekking tot de rechtmatigheidsverantwoording vastgelegd.
In het zesde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investerings- en projectbudgetten geregeld.
Artikel 4 bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.
Artikel 5 Autorisatie begroting en investerings- en projectbudgetten
Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investerings- en projectbudgetten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s (eerste lid).
Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investerings- en projectbudgetten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven, welke investerings- en projectbudgetten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is dan nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investerings- en projectbudgetten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Voor de uitvoerbaarheid van dit artikel is opgenomen dat alleen dreigende overschrijdingen van meer dan 10% van het budget aan de raad gerapporteerd worden. Overschrijdingen van minder dan € 50.000,-- worden niet aan de raad meegedeeld. Als de overschrijding van het budget € 500.000,-- of meer is wordt de raad altijd geïnformeerd ongeacht het percentage van de afwijking.
Een investerings- of projectbudget van € 1.000.000,- dreigt met € 70.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 7% van het oorspronkelijk bedrag. De raad wordt niet geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding verwacht wordt aangezien de overschrijding minder is dan 10%. Uiteraard wordt de overschrijding wel bijgeraamd bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage.
Een investerings- of projectbudget van € 1.000.000,- dreigt met € 120.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 12% van het oorspronkelijk bedrag. De uitvoering van de investering wordt gestopt en de raad wordt geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding wordt verwacht aangezien de verwachte overschrijding meer is dan 10% en hoger is dan € 50.000,-. Daarna wordt bij de eerstvolgende tussenrapportage de raad voorgesteld het krediet bij te ramen dan wel het beleid aan te passen overeenkomstig de wens van de raad.
Een investerings- of projectbudget van € 100.000,- dreigt met € 40.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 40% van het oorspronkelijk bedrag. De raad wordt niet geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding wordt verwacht. Het percentage van de verwachte overschrijding is weliswaar hoger dan 10% maar het bedrag van € 40.000,- blijft beneden de minimumgrens van € 50.000,-. Uiteraard wordt de overschrijding wel bijgeraamd bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage.
Een investerings- of projectbudget van € 8.000.000,- dreigt met € 600.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 7,5% van het oorspronkelijk bedrag. De uitvoering van de investering wordt gestopt en de raad wordt geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding wordt verwacht. De overschrijding is weliswaar lager dan 10% maar hoger dan het maximum bedrag van € 500.000,-. Daarna wordt bij de eerstvolgende tussenrapportage de raad voorgesteld het krediet bij te ramen dan wel het beleid aan te passen overeenkomstig de wens van de raad.
Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussenrapportages (vierde lid).
Lopende het begrotingsjaar kunnen voorstellen gedaan worden voor nieuwe investeringsvoornemens die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het vijfde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investerings- en projectbudgetten anders dan bij vaststelling van de begroting. Dus ook voor investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien. Daarbij draagt dit lid aan het college op bij grote investeringen aan te geven wat het effect is op de schuldpositie van de gemeente.
Bij meerjarige investerings- en projectbudgetten wordt per jaar het verwachte budget geautoriseerd. Als in een bepaald jaar de werkelijke lasten hoger zijn dan het geautoriseerde budget levert dit geen onrechtmatigheid op mits het totaal van de uitgaven binnen het totale investerings- op projectbudget blijft. Bij een onderschrijding van de raming in een bepaald jaar wordt het restant overgeheveld naar de volgende jaarschijf. In de jaarrekening wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de investeringen.
Voor een grote investering wordt door de raad een investeringsbudget van € 30 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 10 mln in T+1, € 10 mln in T+2 en € 10 mln in T+3.
De werkelijke lasten in T+1 zijn € 11 mln. De overschrijving van € 1 mln levert geen onrechtmatigheid op aangezien verwacht wordt dat het totaal van de uitgaven binnen het investeringsbudget van € 30 mln blijft.
Artikel 6 Tussentijdse rapportage
De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad. Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
Er is gekozen voor twee tussentijdse rapportages, waarvan de eerste op tijd is om te gebruiken als input voor de Kadernota.
Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage, waarbij informatie over de grondexploitatie valt onder de investeringsbudgetten.
Het derde lid bepaalt welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussenrapportages moet toelichten. Aangezien de raad conform artikel 5 lid 1 de totale lasten en baten per programma autoriseert kan het college binnen een programma budgetten wijzigen mits de totale baten en lasten van het desbetreffende programma niet overschreden worden. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen groter dan € 50.000,-- ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investerings- en projectbudgetten toegelicht.
In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Artikel 169 verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.
In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden.
De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.
Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.
Voor wat betreft de aankoop van goederen, werken en diensten blijft het budgetrecht van de raad zoals toegelicht bij artikel 5 uiteraard onverkort van kracht. De raad stelt op basis van het budgetrecht middels het vaststellen van de begroting of een afzonderlijk voorstel een budget beschikbaar voor de aankoop van goederen, werken en diensten. In deze gevallen kan de raad bij het vaststellen van het budget zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college brengen en is dit artikel derhalve niet van toepassing.
Artikel 8 Criteria voor overheveling exploitatiebudgetten
In dit artikel zijn de criteria opgenomen waarbinnen het college incidentele exploitatiebudgetten mag overhevelen naar een volgend boekjaar. Zolang de budgetoverhevelingen binnen de in artikel 8 opgenomen criteria vallen mag het college de desbetreffende begrotingswijzigingen vaststellen. Bekrachtiging van de begrotingswijzigingen door de raad vindt uiterlijk plaats bij de vaststelling van de jaarrekening. Budgetoverhevelingen die niet voldoen aan de criteria genoemd in lid 1 worden separaat ter besluitvorming voorgesteld aan de raad.
Artikel 9 Rechtmatigheidsverantwoording
Met ingang van het verslagjaar 2022 legt het college verantwoording af over de rechtmatigheid in plaats van de accountant. De rechtmatigheidsverantwoording heeft betrekking op de volgende drie criteria:
De rechtmatigheidsverantwoording van het college bevat het totaal aan afwijkingen voor zover die boven de door de raad vastgestelde grens van 1% uitkomen. De verantwoordingsgrens wordt berekend over de lasten en baten en de toevoegingen aan de reserves. In de rechtmatigheidsverantwoording worden alleen de afwijkingen kort en bondig toegelicht. In lid 5 zijn de begrotingsonrechtmatigheden opgenomen die binnen de beleidskaders van de raad vallen. Deze begrotingsonrechtmatigheden worden wel in de rechtmatigheidsverantwoording opgenomen maar niet toegelicht.
Onrechtmatigheden groter dan € 100.000,- worden toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering. Hierbij wordt tevens aangegeven welke maatregelen genomen worden om dergelijke onrechtmatigheden in de toekomst te voorkomen.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11 Waardering & afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. In artikel 9 is hieraan invulling gegeven door op te nemen dat het College een nota waardering en afschrijving vaste activa vaststelt en deze ter informatie aan de raad aanbiedt. In de nota waardering en afschrijving worden de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa opgenomen.
Artikel 12 Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen algemene vorderingen en openstaande vorderingen betreffende sociale zaken.
Vorderingen groter dan € 1.000,-- van de gemeente worden individueel beoordeeld op oninbaarheid. Voor de bepaling van voorziening voor de oninbare vorderingen met betrekking tot sociale zaken worden de Beleidsregels herziening, terugvordering en invordering Gemeente Krimpenerwaard 2019 als basis genomen of de beleidsregels die hiervoor in de plaats zijn gekomen.
Artikel 13 Reserves en voorzieningen
Het eerste lid bepaalt, dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.
Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht, dat een toekomstige investering in de loop van de jaren middels de afschrijvingen een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.
Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar, dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Door voor elke nieuwe bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen een maximale “houdbaarheidsdatum” op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor is in de verordening de bepaling opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (derde lid).
Artikel 14 Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.
Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
Het eerste lid van artikel 13 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.
Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen.
Het derde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke uitkeringen en subsidies, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding aan specifieke uitkeringen en subsidies worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.
Het vierde, vijfde en zesde lid gaan over de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en over de kostprijs van prijzen van goederen, diensten en werken die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.
Het vierde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.
Het vijfde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt, en voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Er wordt voor de toerekening van de overheadkosten bepaalt, dat deze plaatsvindt naar rato van het aandeel van de personeelslasten inclusief inhuur derden in de totale personeelslasten inclusief inhuur derden.
Het zesde lid handelt over de toerekening van rente voor de financiering van activa aan de kostprijs van goederen, werken en diensten die aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Gekozen is om hiervoor hetzelfde percentage te hanteren als het bij de begroting berekende voorcalculatorische rentepercentage.
Voor de methodiek van het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties (bijlage 3) van de Commissie BBV.
In lid 7 is de methodiek voor de berekening van het mengpercentage BTW opgenomen. De methodiek voor de berekening van het mengpercentage is gebaseerd op de verdeling van de loonkomsten. Onder loonkosten wordt verstaan de kosten van de economische categorieën “1.1 Salarissen en sociale lasten” en “3.5.1 Ingeleend personeel”. Per kostendrager wordt aangegeven of de loonkosten betrekking hebben op overheidshandelen, btw-belast handelen of btw-vrijgesteld handelen. De verkregen verdeling wordt gedeeld door de totale loonkosten. Vanzelfsprekend blijven de loonkosten die tot de overhead worden gerekend buiten de berekening.
Artikel 15 Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.
Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.
Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikel 16 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid van artikel 14 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen, afvalstoffenheffing en de overige rechten, leges en heffingen jaarlijks vaststelt.
Artikel 17 Financieringsfunctie
Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de financiële organisatie van de financieringsfunctie staan in artikel 25 van deze verordening.
In aanvulling op de regels uit de Wet financiering decentrale overheden en daarop gebaseerde besluiten en regelingen stelt het eerste lid een aantal aanvullende kaders. Zo mag geen gebruik worden gemaakt van financiële derivaten.
Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 van de Gemeentewet, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Het tweede lid draagt het college op bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal zekerheden te bedingen om zo het financiële risico waaraan de gemeente bloot komt te staan te verminderen.
Het college heeft de Beleidsregels leningen en garantstellingen gemeente Krimpenerwaard vastgesteld die het risico voor de gemeente tot een minimum beperken. Het risico dat resteert wordt meegenomen in de reguliere berekening van het weerstandsvermogen bij de jaarrekening en begroting.
Tenslotte is opgenomen dat het College eens per vier jaar de uitvoering van de financieringsfunctie uitwerkt in een treasurystatuut en deze ter informatie aan de raad aanbiedt.
Het BBV geeft in de artikelen 18 tot en met 24 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen, dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Hoofdstuk 4 van de financiële verordening geeft hier invulling aan.
In het BBV staat in artikel 10, welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd. Een deel van de aanvullende informatie dient voor het met de begroting vaststellen van de gehanteerde omslagrente voor de kostprijsberekening van rechten en leges waarmee kosten in rekening worden gebracht. Ook wordt gevraagd de toerekening van de rente en de toerekening van de overheadkosten aan de verschillende rechten, leges en heffingen in beeld te brengen.
In het BBV staat in artikel 13, welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten.
Artikel 20 Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In het BBV staat in artikel 11, welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd. Er is opgenomen, dat de raad voor het vormen van een oordeel van het weerstandsvermogen in deze paragraaf ook wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als aandeel van de inkomsten en over de onbenutte belastingcapaciteit als aandeel van de inkomsten. Met deze aanvulling op de wettelijk verplichte financiële kengetallen komt de set financiële kengetallen overeen met die van www.waarstaatjegemeente.nl.
In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze in beeld moet worden gebracht of de weerstandscapaciteit voldoende is. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Er is voor gekozen om de gevolgen van de financiële risico’s met een kasstroommodel (houdbaarheidstest) in beeld te brengen.
Artikel 21 Onderhoud kapitaalgoederen
In het BBV staat in artikel 12, welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. In het eerste lid wordt de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf geformuleerd. Het tweede, derde en vierde lid bevatten bepalingen waaruit volgt, dat het college ten minste eens in de vier jaar de raad onderhoudsplannen aanbiedt over respectievelijk het onderhoud openbare ruimte, het onderhoud riolering en het onderhoud gebouwen. Hiermee kan de raad de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.
In het BBV staat in artikel 14, welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. In dit artikel is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd. Er is opgenomen, dat de raad in de paragraaf bedrijfsvoering ook wordt geïnformeerd over de kosten, de opbouw en het verloop van het personeelsbestand, de kosten inhuur derden, de huisvestingskosten, de automatiseringskosten en de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.
In de paragraaf bedrijfsvoering wordt de toelichting opgenomen op geconstateerde rechtmatigheidsfouten en worden onduidelijkheden groter dan de rapportagegrens van € 100.000,- opgenomen. Het college geeft in de paragraaf bedrijfsvoering aan welke maatregelen er genomen worden om dergelijke afwijkingen in de toekomst te voorkomen.
Niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de wet Fido en bijbehorende regelingen moeten worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering. Een voorbeeld van dergelijke onrechtmatigheden zijn het overschrijden van de renterisiconorm en/of de kasgeldlimiet voor meerdere kwartalen.
In lid 4 is opgenomen dat het niet naleven van de overige normbedragen uit de Gids Proportionaliteit niet leidt tot financiële rechtmatigheidsfouten voor zover de gemeente afwijkingen hiervan adequaat heeft gedocumenteerd en gemotiveerd. De commissie BBV is van oordeel dat als deze normen veelvuldig niet nageleefd worden of slecht gedocumenteerd en/of gemotiveerd zijn, het college hierover moet rapporteren via de paragraaf bedrijfsvoering. Dit is een stellige uitspraak van de commissie BBV en is derhalve opgenomen in de financiële verordening. Het ten onrecht niet toepassen van de Aanbestedingswet 2012 mbt de Europese aanbestedingsnormenbedragen bij een aanbesteding van opdrachten leidt tot een financiële rechtmatigheidsfout.
In de Nota misbruik en oneigenlijk gebruik is opgenomen dat gerapporteerd wordt over het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik. (lid 5)
Over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid en de uitputting van bijbehorende budgetten wordt op basis van artikel 4 van de Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Krimpenerwaard 2019 in de paragraaf bedrijfsvoering gerapporteerd. Dit is opgenomen in lid 6.
In het BBV staat in artikel 15, welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. Deze informatie wordt aangevuld met de onderdelen die in de door de raad vastgestelde Nota Verbonden Partijen zijn opgenomen.
In het BBV staat in artikel 16, welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten. In het eerste lid van artikel 22 is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd.
Het tweede lid bepaalt, dat het college eens de vier jaar aan de raad een nota grondbeleid aanbiedt. Met de nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.
Op basis van dit artikel kan de raad een paragraaf toevoegen over actuele zaken die betrekking hebben op meerdere programma’s.
Onder artikel 26 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 27 Financiële organisatie
Artikel 27 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.
Artikel 26 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand, dat het college een organisatiebesluit en een treasurystatuut vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt.
Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.
Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.
In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.
De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 27 draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt, dat het college maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.
Eens in vier jaar moet worden gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.