Organisatie | Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | ALGEMEEN MANDAAT-, VOLMACHT- EN MACHTIGINGSBESLUIT GGD GELDERLAND-ZUID |
Citeertitel | Algemeen mandaat- volmacht- en machtigingsbesluit GGD Gelderland-Zuid |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | MVM-besluit GR GGD |
Geen
artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2020 | vervangende regeling | 10-09-2020 | Besluit Dagelijks Bestuur GR GGD d.d. 10 september 2020 |
1(Bekendmaking van algemene mandaatbesluiten geschiedt conform artikel 3:42 Awb (zie MvT artikel 10:5 Awb).
Het dagelijks bestuur verleent mandaat, volmacht respectievelijk machtiging2 (hierna te noemen: mandaat) aan de directeur publieke gezondheid om besluiten te nemen betreffende de in bijgaand overzicht genoemde bevoegdheden (bijlage 1), het verrichten van daarmee verbonden rechtshandelingen en het verrichten van daarmee samenhangende feitelijke handelingen, daaronder begrepen alle voorbereidings- en uitvoeringshandelingen.
Besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die krachtens dit mandaatbesluit worden genomen, worden op de volgende wijze ondertekend3:
In geval van afwezigheid van de directeur publieke gezondheid worden de in dit mandaat-besluit genoemde bevoegdheden uitgeoefend door een door hem schriftelijk aan te wijzen plaatsvervanger. Er kunnen ook meerdere plaatsvervangers worden aangewezen, mits wordt vastgelegd welke volgorde wordt gehanteerd.
Aldus besloten door het dagelijks bestuur en door de voorzitter van de GGD Gelderland-Zuid, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 33b lid 1 resp. artikel 33d van de Wet gemeenschappelijke regelingen alsmede artikel 12 resp. artikel 15 van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Gelderland-Zuid, en vastgesteld in haar vergadering van 10 september 2020,
HET DAGELIJKS BESTUUR VAN GGD GELDERLAND-ZUID
Secretaris/directeur publieke gezondheid
dr. ir. M. Pieters
De voorzitter
drs. G. Visser
De voorzitter
drs. G. Visser
Bijlage1 Overzicht van de gemandateerde bevoegdheden
Omschrijvingbevoegdheid4 | Ondermandaat5 | |||
Het aangaan van financiële verplichtingen namens de GGD, ten behoeve van het dagelijks functioneren en de instandhouding van de GGD, het beheer en onderhoud, van de ruimten van de dienst daaronder begrepen. | Budgethouder/ beheerder. Zie de Regeling en instructie budgethouders | E.e.a. dient te geschieden binnen de genoemde kaders en grenzen van de Regeling en instructie budgethouders. | ||
Het aangaan, wijzigen en beëindigen van overeenkomsten, vestigen, wijzigen en beëindigen van zakelijke rechten, aangaan van leningen en het verrichten van andere privaatrechtelijke rechtshandelingen. | Budgethouder/ beheerder. Zie de Regeling en instructie budgethouders | Daar waar de privaatrechtelijke handeling leidt tot financiële verplichtingen, geldt aanvullend hetgeen onder Bijzonderheden bij onderdeel 1 is gesteld. | ||
Het beheren van en het toegang verlenen tot de archieven en dossiers van de GGD en het nemen van andere besluiten op grond van de Archiefwet en aanverwante regelgeving. | De DPG is in het Besluit Informatiebeheer GGD Gelderland-Zuid door het dagelijks bestuur aangewezen als beheerder. Het voornoemde besluit is gebaseerd op de Archiefverordening GGD. | |||
Het uitoefenen van bevoegdheden bij of krachtens de AVG en de UAVG, en het afhandelen van verzoeken in dat kader (bijvoorbeeld op grond van de Wmo 2015), alsmede het afhandelen van verzoeken om inzage e.d. op grond van de WGBO. | verleend voor zover betrekking hebbend op verzoeken aangaande die afdeling (behoudens vervanging bij afwezigheid) | |||
Het uitoefenen van bevoegdheden bij of krachtens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg en Hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht (klachtbehandeling). | Uitoefening bevoegdheden dient te geschieden conform de Klachtenregeling GGD Gelderland-Zuid. | |||
bevoegdheid tot het voeren van rechtsgedingen, het instellen van alle rechtsmiddelen en arbitrage in alle instanties, zowel eisend als verwerend, inbegrepen het vertegenwoordigen van de rechtspersoon in rechte. | Het mandaat omvat tevens de bevoegdheid om een procesmachtiging te verstrekken ingeval van vertegenwoordiging in rechte. | |||
beroep, hoger beroep dan wel een verzoek om een voorlopige voorziening, alsmede het inbrengen van zienswijzen over, en bedenkingen tegen besluiten in voorbereiding van andere bestuursorganen. | ||||
Het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten en het nemen van beslissingen ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst met ambtenaren alsmede het aangaan, wijzigen en beëindigen van detacheringsovereenkomsten, uitzendovereenkomsten en andere privaatrechtelijke verbintenissen van personele aard en uitvoering daarvan. | Uitoefening ondermandaat slechts toegestaan conform het Ondermandaat personele aangelegen-heden GGD. Ondermandaat ziet niet op beslissingen die betrekking hebben op de DPG. Deze blijven voorbehouden aan het dagelijks bestuur. | |||
Het vertegenwoordigen van het bestuur tijdens vergaderingen van het Lokaal Overleg. | ||||
De DPG is op grond van de Wet op de ondernemingsraden gesprekspartner van de Ondernemingsraad, aangezien de DPG met de hoogste leiding van de arbeid binnen de GGD is belast. | ||||
Het vaststellen (en ondertekenen) van lokale regelingen en onderhandelingsakkoorden. | Het mandaat aan de DPG ziet tevens op het wijzigen van het Personeelshandboek en de daarin opgenomen regelingen. Mandaat aan de DPG is beperkt tot de situaties die niet leiden tot een uitzetting van de begroting. | |||
Het aangaan (en ondertekenen) van dienstverlenings- en samenwerkings-overeenkomsten. | ||||
Wmo-toezicht & actieve openbaarmaking Het aanwijzen van personen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 20156. Besluiten over het actief openbaar maken van rapporten van bevindingen in het kader van Wmo-toezicht op grond van artikel 8 Wet openbaarheid van bestuur jo. artikel 5 sub n van de GR. | De DPG heeft medewerkers aangewezen als toezicht-houder en gemachtigd om toezichthoudende taken uit te voeren. Denk aan de Beleidsregels inzake actieve openbaarmaking van rapporten van bevindingen WMO-toezicht. | |||
Beslissingen op bezwaar indien en voor zover deze beslissingen op bezwaar (de uitoefening van) de bovengenoemde bevoegdheden betreffen (onderdelen 1-16). | Met inachtneming van de grenzen zoals deze staan vermeld in artikel 10:3 Awb: geen beslissing op bezwaar door dezelfde persoon of functionaris die de primaire beslissing in mandaat heeft genomen. | |||
Beslissen om de DPG aan te wijzen als toezichthouder zoals bedoeld in artikel 1.61 lid 2 Wet kinderopvang7. | Medewerkers van team Toezicht en Handhaving Kinderopvang zijn door de DPG (schriftelijk) gemachtigd om toezichthoudende taken uit te voeren. | |||
Het geven van een schriftelijk bevel aan een kindercentrum, gastouderbureau of voor-ziening voor gastouderop-vang, indien aan de voor-waarden zoals aangegeven in artikel 1.65 lid 3 Wet Kinderopvang is voldaan8. | De DPG dient onverwijld op de hoogte te worden gebracht van een bevel dat namens de DPG is gedaan. Bezwaar tegen een in mandaat genomen bevelsbesluit door genoemde medewerkers kan worden ingesteld bij de DPG die de beslissing op bezwaar vervolgens neemt, met inachtneming van artikel 10:3 Awb. | |||
Het nemen van besluiten ten aanzien van registratietaken met betrekking tot het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en taken in het kader van lichte handhaving, waaronder de waarschuwing en aanwijzing9. | Het mandaat ziet niet op besluiten zoals genoemd in artikel 8 lid 1 van het Besluit landelijk register kinder-opvang, registratie buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang. Bezwaar tegen een in (onder-) mandaat genomen besluit door genoemde medewerkers kan worden ingesteld bij het betreffende college van B&W. In alle andere gevallen beslist de DPG. | |||
Benoeming en intrekking benoeming gemeentelijke lijkschouwer10 | Artikel 5 van de Wet op de lijkbezorging waarin staat vermeld dat uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer, dient hierbij in acht te worden genomen. |
Warenwetbesluit tatoeëren en piercen Besluiten te nemen op aanvragen van vergunningen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen, vergunningen in te trekken als bedoeld in artikel 5 van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen, de hoogte vast te stellen van de retributie en de retributie op te leggen en te innen11. | De mandaat- en volmachtverlening is gebaseerd op artikel 2 jo. bijlage 1 van de Regeling mandaat-verlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. Op grond van artikel 7 van de Warenwet-regelingtatoeëren en piercen zijn de ambtenaren werkzaam bij de GGD’en belast met het toezicht op de naleving van artikel 24 van de Warenwet en op de naleving van het bepaalde bij of krachtens het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. |
Toelichting op het Mandaat-, Volmacht- en Machtigingsbesluit GGD
In de gevallen waarin sprake is van ondermandaat betekent dit dat de betreffende functionaris gebruik kan maken van het ondermandaat (ook in de contacten met externen), op voorwaarde dat bij de uitoefening van het ondermandaat de grenzen van het ondermandaat in acht worden genomen. Binnen de grenzen van het ondermandaat hoeft er in beginsel geen ruggespraak plaats te vinden met de hoger leidinggevende of de directie.
De financiële kaders (denk bijvoorbeeld aan het budgethouderschap), de afbakening tot het organisatieonderdeel van de betreffende functionaris, aanwijzingen en/of instructies van een hoger leidinggevende of voorbehouden die zijn gemaakt bij het betreffende ondermandaat (bijvoorbeeld in het ondermandaat personele aangelegenheden), kunnen bij de uitoefening van het ondermandaat een belangrijke rol spelen.
Daarnaast wordt verwacht dat elke functionaris met een ondermandaat beschikt over politiek-bestuurlijke sensitiviteit. Daar waar het gaat om beslissingen waaraan grote financiële risico’s kleven (ook al is de verplichting die als zodanig wordt aangegaan binnen het financiële kader), overeenkomsten met een groot aantal partijen, (zeer) complexe besluiten of zaken die mediagevoelig zijn, is het van belang om een en ander goed te overleggen, bijvoorbeeld door de direct leidinggevende of de directie erbij te betrekken. Dit biedt tevens de gelegenheid ook (de portefeuillehouder binnen) het bestuur te benaderen en te raadplegen alvorens vervolgstappen worden ondernomen.
De Klachtenregeling GGD Gelderland-Zuid ziet op drie soorten klachten (zgn. a-, b- en c-klachten). Deze indeling in a-, b- en c-klachten is een onderscheid dat intern wordt gemaakt en geen officiële indeling.
Van belang is de realisatie dat de klachtenregeling ziet op een drietal soorten klachten:
a. klachten regulier waarbij de GGD geen rol van zorgaanbieder vervult;
b. klachten waarbij de GGD als zorgaanbieder optreedt;
c. klachten met betrekking tot het AMHK (ook wel aangeduid als Veilig Thuis);
De klachtencommissie adviseert over de a-klacht en de b-klacht (zie artikel 15 lid 1 van de klachtenregeling). De DPG dient vervolgens een oordeel te vormen over de klacht aan de hand van het advies van de klachtencommissie. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt de DPG aan de klager, de klachtencommissie en degene op wie de klacht betrekking heeft het oordeel mee, gemotiveerd (schriftelijk of per email), en geeft aan of de klacht resulteert in maatregelen en zo ja, welke en binnen welke termijn. Bij afwijking van het advies van de klachtencommissie moet ook dat gemotiveerd worden (zie artikel 16 lid 3 van de klachtenregeling). Wanneer het een a-klacht betreft, bestaat de mogelijkheid voor klager om de stap te zetten naar de Nationale Ombudsman. Wanneer het een b-klacht betreft, bestaat de mogelijk voor de klager om de stap naar de Geschillencommissie Publieke Gezondheid te maken (https://www.degeschillencommissiezorg.nl/over-ons/branches/branches-overzicht/ggd-ghor-nederland/).
De klachtencommissie oordeelt over een c-klacht met betrekking tot het AMHK (zie artikel 15 lid 1 van de klachtenregeling). Omdat artikel 4.2.7 Wmo 2015 hierop van toepassing is, dient het AMHK binnen een maand na ontvangst van het oordeel van de klachtencommissie aan de klager en de klachtencommissie mee te delen (schriftelijk) of en zo ja, welke maatregelen worden genomen. Is de klager vervolgens niet tevreden dan resteert de weg naar de Nationale Ombudsman. De Wmo 2015 spreekt in artikel 4.2.7 lid 5 van het AMHK en er worden geen specifieke bestuursorganen of functionarissen aangeduid. Het AMHK als zodanig is dat ook niet. Het AMHK is een uitvloeisel van de taak die in artikel 4.1.1 Wmo 2015 is toebedeeld aan het college. In de regio Gelderland-Zuid is het AMHK op grond van artikel 5 sub m van de GR GGD GZ belegd bij de GGD.
De toelichting op artikel 9:3 en artikel 9:12 Awb geeft aan dat geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb als het gaat om de daarin genoemde inkennisstelling. Dit zou dan ook gelden voor de inkennisstelling zoals genoemd in artikel 16 lid 3 van de klachtenregeling.
De DPG is door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten in de regio Gelderland-Zuid aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 6.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voor bijzonderheden moeten de afzonderlijke collegebesluiten worden geraadpleegd.
Onderdeel 18 Toezichthouders kinderopvang
De DPG is door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten in de regio Gelderland-Zuid aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 1.61 lid 2 Wet kinderopvang. Medewerkers van team Toezicht en Handhaving Kinderopvang zijn door de DPG (schriftelijk) gemachtigd om toezichthoudende taken uit te voeren.
Onderdeel 19 Schriftelijk bevel Wet kinderopvang
De bevelsbevoegdheid betreft een aan de toezichthouder geattribueerde bevoegdheid (op grond van artikel 1.65 lid 3 jo. artikel 1.61 lid 2 Wet kinderopvang). De DPG is door de betreffende gemeenten aangewezen als toezichthouder en de DPG kan deze bevoegdheid mandateren.
Onderdeel 20 Registratietaken en lichte handhaving Wet Kinderopvang
Het verleende mandaat aan de DPG omvat tevens de bevoegdheid tot het verlenen van onder-mandaat aan andere ambtenaren die werkzaam zijn bij de GGD Gelderland-Zuid. Het mandaat-besluit van betreffende de colleges bevat een uitgebreide verwijzing naar de juridische grondslagen in relevante wet- en regelgeving. De DPG heeft ingestemd met het verleende mandaat. In het kader van deze taken zijn dienstverleningsovereenkomsten (DVO) tussen de betreffende gemeenten en de GGD afgesloten, o.a. met de gemeenten Culemborg, Druten, Nijmegen, Tiel en Zaltbommel.
Bij de uitvoering kunnen lokale beleidsregels van belang zijn. De lokale beleidsregels kunnen in de loop der tijd worden aangepast of worden geactualiseerd. De navolgende lokale beleidsregels waren op peildatum 30 april 2020 bekend:
Culemborg - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Culemborg 2018;
Druten - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Druten 2018;
Nijmegen - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Nijmegen 2019;
Tiel - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Tiel 2019;
Zaltbommel - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Zaltbommel (19 oktober 2018).
Onderdeel 21 Gemeentelijke lijkschouwers
De DPG is door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten in de regio Gelderland-Zuid gemandateerd om gemeentelijke lijkschouwers te benoemen. De DPG heeft ingestemd met het verleende mandaat. De DPG heeft verschillende forensich artsen benoemd als gemeentelijk lijkschouwer.
Na 31.12.2023 wordt het FMG-register opgeheven. Vanaf 01.01.2024 dient een forensich arts in het KNMG-profielregister te zijn ingeschreven om als gemeentelijk lijkschouwer te mogen optreden.
Onderdeel 22 Warenwetbesluit tatoeëren en piercen
Het verlenen van ondermandaat en ondervolmacht is toegestaan op grond van voornoemde artikel 2 van de Regeling mandaatverlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. De Warenwetregeling tatoeëren en piercen is eveneens van belang als het gaat om de vergunning, geldigheidsduur, retributie e.d. Mandaat is verleend op grond van een wettelijk voorschrift dus instemming DPG is hier niet aan de orde (artikel 10:4 lid 2 Awb).
De besluiten worden genomen namens de Minister, niet namens de DPG. Artikel 10:10 Awb is hier van toepassing. In ieder geval moet de oorspronkelijke mandaatgever worden genoemd volgens de memorie van toelichting op artikel 10:10 Awb.
Mandaat = De bevoegdheid om namens het dagelijks bestuur besluiten te nemen (incl. ondertekening);Volmacht = De bevoegdheid om namens het dagelijks bestuur privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (incl. ondertekening);Machtiging = De bevoegdheid om namens het dagelijks bestuur overige handelingen te verrichten.
De voorzitter vertegenwoordigt de rechtspersoon in en buiten rechte. In het Algemeen mandaat-volmacht- en machtigingsbesluit GGD (kortweg aangeduid als MVM-GGD) is reeds aangegeven dat de bevoegdheid tot ondertekening door de voorzitter is verleend aan de bevoegde personen zoals aangeduid in deze bijlage. De bevoegdheid omvat derhalve ook de bevoegdheid tot ondertekening van documenten terzake.