Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-2022Nieuwe regeling

25-01-2022

gmb-2022-75870

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022

 

De raad van de gemeente Beuningen; gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T :

 

 

vast te stellen het volgende Reglement vanorde voordevergaderingenenanderewerkzaamhedenvanderaad 2022

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter : de voorzitter van de raad of diens vervanger;

b. amendement : voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c. subamendement : voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm ge- schikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d. motie : korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oor- deel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e. voorstel van orde : voorstel betreffende de orde van de vergadering;

f. initiatiefvoorstel : een voorstel voor een verordening of een ander voorstel als bedoeld in arti kel 147a Gemeentewet.

 

Artikel 2 De voorzitter

 

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

 

Artikel 3 De griffier

 

1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

 

2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad, op voor- dracht van de griffier, daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

 

3. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als be- doeld in dit reglement deelnemen.

 

Artikel 4 De secretaris

 

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

 

 

Artikel 5 De Agendacommissie

 

1. Er is een Agendacommissie die bestaat uit de voorzitter van de raad, de voorzitter van de beide raadscommissies en twee plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies.

 

2. De Agendacommissie bestaat, naast de voorzitter van de raad, in principe uit twee leden van de oppositie en twee leden van de coalitie. Indien dit niet haalbaar is wordt zo veel mogelijk een evenredige vertegenwoordiging van oppositie en coalitie nagestreefd.

 

3. De griffier is adviserend lid van de Agendacommissie.

 

4. Indien het op stemmingen aankomt hebben de leden gelijk stemrecht.

 

5. De Agendacommissie kan anderen uitnodigen deel te nemen aan haar vergaderingen.

 

6. De taken van de agendacommissie zijn in ieder geval:

 

a. het voorbereiden en vaststellen van de voorlopige agenda’s voor de raadsvergaderingen en de commissievergaderingen;

b. het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en van de raadscommissies;

 

c. adviseren over en voorstellen doen voor de wijze van agenderen en over de bijpassende be- handel- en vergaderwijze, ook van de onderwerpen opgenomen in de raadsplanning;

e. beoordelen van agendaverzoeken;

 

f. beoordelen van verzoeken voor bijeenkomsten en werkbezoeken van raads- en collegeleden en anderen;

 

g. het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies.

 

7. Tweemaal per jaar vergadert de Agendacommissie in brede samenstelling met leden van het college om in ieder geval de raadsplanning te bespreken en de kwaliteit van de onderlinge verhouding tussen raad en college te evalueren.

 

Artikel 6 Het Fractievoorzittersoverleg

 

1. Er is een Fractievoorzittersoverleg dat bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters.

2. De fractievoorzitters kunnen zich bij afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg laten vervangen door een raadslid van zijn of haar fractie.

3. Het Fractievoorzittersoverleg kan anderen uitnodigen deel te nemen aan de vergaderingen.

4. Het Fractievoorzittersoverleg heeft overleg en/of doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies voor zover het niet betreft de taken van de Agendacommissie.

 

Hoofdstuk 2 T oelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

 

Artikel 7 A. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

 

1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raad- sleden.

 

2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheids- standpunt melding gemaakt in dit advies.

 

3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raads- vergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

 

4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raads- vergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Artikel 7 B. Benoeming wethouders

 

1. Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsle- den.

 

2. Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet [en kan van de kandidaat-wethouder een verklaring omtrent het gedrag vragen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens].

 

3. De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

 

4. De burgemeester geeft voor aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.

 

Artikel 8 Fractie

 

1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst- nummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een fractie beschouwd.

 

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

 

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

 

4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

 

5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad dan wel raadscommissie ingeval deze eerder vergadert dan de raad.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

 

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 9 Vergaderfrequentie

 

1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis.

 

2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

 

Artikel 10 Oproep

 

1. De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schrifte- lijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

 

2. De eerste voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

 

3. De voorzitter zendt aan de leden van de raad, gehoord het advies van de raadscommissies, een tweede voorlopige agenda met daarbij een onderverdeling in bespreekstukken en hamerstukken.

 

Artikel 11 Agenda

 

1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiter- lijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt.

 

2. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toe- voegen of van de agenda afvoeren.

 

3. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

 

4. De raad kan besluiten de besluitvorming na de openbare beraadslaging aan te houden.

 

5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behande- ling van de agendapunten wijzigen.

 

6. Indien geen unanimiteit bestaat over de onderverdeling in bespreek- en hamerstukken, wordt bij meerderheid besloten.

 

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

 

1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden ge- legd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openb a- re kennisgeving.

 

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

 

3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet ge- heimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

 

Artikel 13 Openbare kennisgeving

 

1. De vergadering wordt door aankondiging in het huis-aan-huisblad en door plaatsing op de ge- meentelijke website openbaar gemaakt.

 

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan i n- zien.

 

3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

 

Paragraaf 2 Orde der vergadering

 

Artikel 14 Presentielijst

 

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 15 Zitplaatsen

 

1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter, zo mogelijk na overleg in de Agendacommissie bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

 

2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in de Agendacommissie.

 

3. Namens de voorzitter draagt de griffier zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

 

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

 

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

 

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de vol- gende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

 

Artikel 17

 

Vervallen.

 

Artikel 18 Primus bij beraadslaging en hoofdelijke stemming

 

De volgorde waarin beraadslaging plaatsvindt deelt de voor zitter mee aan het begin van de vergadering. Het beginnend lid wordt bij loting aangewezen.

 

Artikel 19 besluitenlijst

 

1. Van de commissievergaderingen wordt een besluitenlijst gemaakt. Verder wordt er van een raadsvergadering een beeldopname gemaakt en vindt streaming plaats.

 

2. Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

 

3. Elektronisch beschikbare besluitenlijsten en beeldopnamen worden op de website van de ge- meente geplaatst.

 

Artikel 20 Ingekomen stukken

 

1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt wekelijks aan de leden van de raad toege- zonden en ter inzage gelegd. Per vergadering van de raad wordt een verzamellijst opgesteld.

 

2. De raad stelt de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast of in het geval van onver- wijlde spoed de griffier.

 

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

 

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter anders beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Het college krijgt vervolgens gelegenheid te reageren op de inbreng van de leden.

 

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

 

4. Het derde lid is niet van toepassing op:

a. de rapporteur van een commissie;

b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

 

5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft ge- voerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

 

Artikel 22 Spreektijd

 

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezi gen.

 

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

 

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrup- ties zijn betoog zal afronden.

 

2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel a n- derszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betref- fende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

 

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

 

Artikel 24 Beraadslaging

 

1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer on- derdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

 

2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

 

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

 

1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffier, de secretaris en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

 

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen zo mogelijk alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

 

Artikel 26 Stemverklaring

 

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

 

Artikel 27 Beslissing

 

1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging.

 

2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

 

3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

 

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

 

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

 

1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

 

2. In de vergadering aanwezige leden kunnen een aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet dan wel artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht van stemming hebben onthouden.

 

3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan medede- ling.

 

4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen.

 

5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toe- voeging.

 

7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog her- stellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vra- gen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

 

8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen be- sluit.

 

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

 

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amende- ment gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

 

2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamende- ment gestemd en vervolgens over het amendement.

 

3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ing e- diend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

 

4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

 

Artikel 30 Stemming over personen

 

1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

 

2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

 

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

 

4. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

 

5. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voor- zitter.

 

6. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Artikel 31 Beslissing door het lot

 

Vervallen.

 

Artikel 32 Beslissing door het lot

 

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaats- hebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

 

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevou- wen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

 

3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

 

Artikel 33 Amendementen

 

1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en op het moment van indiening van het amendement in de vergadering aanwe zig zijn.

 

2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

 

3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge in- diening volstaat.

 

4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de beraadslagin- gen over het aan de orde zijnde voorstel door de raad heeft plaatsgevonden.

 

5. Het college wordt tijdens de vergadering in de gelegenheid gesteld t.a.v. het (sub) amendement, als bedoeld in het eerste en tweede lid, alvorens het in stemming wordt gebracht, zijn gevoelens te doen blijken.

 

Artikel 34 Moties

 

1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

 

2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter wor- den ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

 

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de voorzitter de raad anders voorstelt

 

5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de beraadslaging door de raad heeft plaatsgevonden.

 

6.. Het college wordt tijdens de vergadering in de gelegenheid gesteld t.a.v. de motie, als bedoeld in het eerste lid, alvorens het in stemming wordt gebracht, zijn gevoelens te doen blijken.

 

Artikel 35 Voorstellen van orde

 

1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

 

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

 

3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

 

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

 

1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

 

2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst, tenzij inhoud, aard en/of strekking van het voorstel tot behandeling in de eerstvolgende vergadering nopen.

 

3. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de voor- gaande bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

 

Artikel 37 Collegevoorstel

 

1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergade- ring, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

 

2. Alvorens te besluiten wordt het college tijdens de vergadering in de gelegenheid gesteld de moti- vering voor het voorstel tot intrekking toe te lichten.

 

3. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 38

 

Vervallen.

 

Artikel 39 Schriftelijke vragen en Inlichtingen

 

1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelic h- ting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beant- woording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per om- gaande aan de indiener teruggestuurd.

 

2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

 

3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgen- de raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

 

4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

 

5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

 

6. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussen- komst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester. De procedure zoals verwoord in dit artikel wordt bij de beantwoording in acht genomen.

 

Artikel 40 Vragenronde en Interpellatie

 

1. Bij aanvang van de raadsvergadering is er een vragenronde. Het lid van de raad dat tijdens de vragenronde vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp zo mogeli jk 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter via de griffier en wel schriftelijk. De voor- zitter kan weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsver- gadering op diezelfde dag aan de orde komt.

 

2. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

 

3. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college, de burgemeester of aan andere leden van de raad te stellen en een toelichting daarop te geven.

 

4. Na de beantwoording door diegene(n) aan wie de vraag is gericht, krijgt de vragensteller desge- wenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

5. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onder- werp.

 

6. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens naar het oordeel van de voorzitter, spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schrif telijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

 

7. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende ver- gadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

 

8. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de bur- gemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

 

Artikel 41

 

Vervallen.

 

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

 

Artikel 42 Procedure begroting

 

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de be- handeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van de raadscommissie agendacommissie, vaststelt.

 

 

Artikel 43 Procedure jaarrekening

 

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van de Agendacommissie, vaststelt.

 

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

 

Artikel 44 Verslag en verantwoording

 

1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander ge- meenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stel- len. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 39, zijn van over- eenkomstige toepassing.

 

3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

 

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

 

Artikel 45 Algemeen

 

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit Reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 46 Verslag

 

1. Het verslag van een besloten vergadering wordt uitsluitend aan de bij de desbetreffende besloten vergadering aanwezig geweest zijnde leden toegezonden.

 

2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering staat op de openbare agenda het vaststellen van het verslag geagendeerd. Indien een lid van de raad het woord wenst te voeren over het verslag, dan kan dit alleen tijdens een besloten deel. Het vaststellen van het verslag van een besloten vergadering leidt tot de bekrachtiging van de geheimhouding ervan, tenzij de raad besluit dat het verslag openbaar is. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 47 Geheimhouding

 

1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

 

2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een nadere wijze kennis heeft van de stukken.

 

3. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

 

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of arti- kel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

 

Hoofdstuk 8 T oehoorders en pers

 

Artikel 49 Toehoorders en pers

 

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

 

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

 

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

 

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregi- straties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwi j- zingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

 

Artikel 51 Vervallen

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

 

Artikel 52 Uitleg reglement

 

In de gevallen waarin dit Reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het Re- glement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 53 Inwerkingtreding

 

1. Dit Reglement treedt in werking daags na 25 januari 2022.

2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de ge- meente Beuningen vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2019.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Onder 'aanhangig' wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnde. De omschrijving van de termen amendement en initiatiefvoorstel luiden hetzelfde als in de artikelen 147a en 147b van de Gemeentewet.

 

Artikel 2. De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzit- tende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burge- meester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raads- voorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 3. De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Ge- meentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. In de instructie voor de griffier zijn de taken van de griffier uitgewerkt.

 

Artikel 4. De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secreta- ris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.

 

Artikel 5. Agendacommissie

De Agendacommissie heeft een belangrijke procedurele rol (vaststellen voorlopige agenda, uitnodigen externen, wijzigen vergadermomenten e.d.). In artikel 5 is verder als aanvullende taak opgenomen dat de Agendacommissie aanbevelingen doet aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies. Hieronder vallen taken als: het initiëren van een aanpassing van het reglement van orde, het instrueren van de griffier en aanbevelingen doen aan de raad ter bevordering van het dualiseringsproces.

De griffier is bij elke vergadering aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

 

Artikel 6. Fractievoorzittersoverleg

Het Fractievoorzittersoverleg heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol (aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad). De VNG is van mening dat het Fractievoorzittersoverleg voor wat betreft de inhoudelijke aspecten van het raadswerk een ondergeschikte rol dient te vervullen, omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd, hetgeen niets strookt met de Grondwet, die het primaat immers expliciet bij de raad legt (artikel 125, eerste lid, van de Grondwet). Dat laat onverlet dat het Fractievoorzittersoverleg als overlegorgaan een toegevoegde waarde kan hebben om over min of meer apolitieke onderwerpen te spreken.

 

De aanwezigheid van de gemeentesecretaris kan ook gewenst zijn, omdat de gemeentesecretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.

 

Hoofdstuk 2. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toe- gestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

 

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tus- sentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hier- voor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 8. Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Kieswet en de Gemeentewet kennen een dergelijk begrip niet. In de Gemeentewet in artikel 33, tweede lid, wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning).

 

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

 

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie.

 

Hoofdstuk 3. Vergaderingen

 

Paragraaf 1. Tijd van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 9. Tijd en plaats van vergaderen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

 

 

Artikel 10 Oproep

In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering.

 

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste zeven dagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Deze termijn is, bij de herziening van het reglement in 2006, gewijzigd van veertien naar zeven dagen. In de praktijk worden diverse termijnen gehanteerd, gekozen is om dezelfde termijn te hanteren als in de veror- dening op de raadscommissies. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzonde- ring van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de stukken en oproep niet per post maar per e-mail te versturen.

 

Artikel 11. Agenda

De Agendacommissie bepaalt hoe de agenda eruit komt te zien (artikel 5). Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 10. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een week voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in de Agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onder - werp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Het laatste lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voor - stel van de voorzitter de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

 

Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. In de eerste plaats zijn dit het college en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. De Agen- dacommissie kan voorstellen doen die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad (zie artikel 5, lid 2).

 

Artikel 11 vervallen (de Wethouder)

Deze bepaling is vervallen door een verandering en aanvulling van artikel 21 Gemeentewet op 16 april 2009. In de oude situatie bestond voor de raad de mogelijkheid om een wethouder uit te nodi- gen voor de raadsvergaderingen. De raad had ook de mogelijkheid om de wethouder buiten de be- raadslagingen te houden, bijvoorbeeld indien hij van gedachten wilde wisselen over het eigen func-tioneren of bij de voorbereiding van een besluit tot een onderzoek naar het door het college gevoer- de bestuur. Aanwezigheid geschiedde op uitnodiging, niet-uitgenodigde wethouders konden slechts op de publieke tribune plaatsnemen en hadden niet het recht aan de beraadslagingen deel te ne- men. De bepaling in het Reglement van orde regelde dat op verzoek van de wethouder of op wens van het presidium een wethouder werd uitgenodigd om aan de beraadslagingen deel te nemen.

 

 

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

Onder de stukken ter inzage wordt verstaan; geheime stukken en de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt. (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.).

 

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bij- voorbeeld betrekking hebben op een groot bouwproject. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteres- seerden wel de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelij- ke oproep ter inzage aangeboden.

 

Naast de fysieke terinzagelegging op het gemeentehuis, worden in Beuningen alle relevante stukken behorende bij de agenda op het digitale Raadsinformatiesysteem geplaatst en daarmee voor elk raadslid elektronisch ter inzage aangeboden. Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, verslag, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de Wob.

 

Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop voorlopige geheimhouding is opge- legd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Hiervan worden geen kopieën gemaakt, omdat het gevaar bestaat dat vaak gekopieerde stukken toch in de openbaarheid komen.

Stukken die betrekking hebben op de agenda en die geheim moeten blijven, liggen in Beuningen in de regel ter inzage bij de behandelend ambtenaar.

 

Artikel 13. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Ge- meentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de herziening van het reglement is tevens de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst. Elke gemeente beschikt over een website. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet.

 

Paragraaf 2. Orde der vergadering Artikel 14. Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om for- meel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 15. Zitplaatsen

De voorzitter kan na overleg met de agendacommissiefunctie de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat.

 

Artikel 16. Opening vergadering

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een pro- cedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

 

 

 

Artikel 17

Artikel 17 betreffende ‘Open Podium’ is vervallen, omdat het ‘Open Podium’ met ingang van dit reglement vervalt. Het voornemen bestaat om ‘Raad op locatie’ te introduceren. De vorm en inhoud van ‘Raad op locatie’ wordt nog nader uitgewerkt. Omdat ‘Raad op locatie’ geen formele status gaat krijgen, maakt dit geen onderdeel uit van dit reglement.

 

Artikel 18. Primus bij beraadslaging en hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.

 

Artikel 19. besluitenlijst

Van de raadsvergaderingen wordt een besluitenlijst gemaakt. Dit is een verplichting volgens de Ge- meentewet (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet). Verder wordt er van een raadsvergadering een beeldopname gemaakt.

 

Artikel 20. Ingekomen stukken; mededelingen

Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt wekelijks aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd. Per vergadering van de raad wordt een verzamellijst opgesteld. De raad stelt de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast of in het geval van onverwijlde spoed de grif-fier. In Beuningen is het mogelijk een vraag te stellen over een ingekomen stuk tijdens de vergade- ring. Het best is om vragen te stellen tijdens een commissievergadering.

 

Artikel 21. Aantal spreektermijnen

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn af- sluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder ant- woordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

 

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

 

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

 

Artikel 22. Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

 

Artikel 23. Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.

 

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 49 van dit reglement.

 

 

 

Artikel 24. Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderings- mogelijkheid opgenomen.

 

Door de toevoeging 'of een lid van de raad' wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werk- wijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderen- de rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraad- slagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

 

In het tweede lid wordt onder meer gesproken over het college dat de mogelijkheid krijgt tot nader beraad. Dit is uiteraard alleen het geval indien het college bij de bespreking van het betreffende onderwerp vertegenwoordigd is.

 

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verscho- ningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in be- paalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

 

Artikel 26. Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

 

Artikel 27. Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toege- licht. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

 

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

 

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.

 

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van de artikelen 28 Gemeentewet en 2:4 Algemene wet bestuursrecht. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegen- woordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18.

 

Artikel 29. Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwe- zen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stem- ming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wij- ziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de be- sluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onder- werp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 30. Stemming over personen

 

Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

 

Bij een benoeming stelt de raad een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (raadslid, wethou- der). Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot raadslid, dit is een heel ander soort benoeming dat in artikel 7 van dit regle- ment wordt toegelicht. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een per- soon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming (zie ook toelichting bij artikel 28). Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

 

Artikel 31. Vervallen (herstemming over personen)

Gehele artikel is vervallen aangezien artikel 31 Gemeentewet dit al uitputtend regelt. Het is derhal- ve niet toegestaan aanvullend aan de Gemeentewet in dit reglement bepalingen inzake herstem- ming over personen op te nemen.

 

Artikel 32. Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Ge- meentewet is voorgeschreven.

 

Hoofdstuk 4. Rechten van leden Artikel 33. Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

 

Omwille van de duidelijkheid moeten amendementen schriftelijk worden ingediend. Dit kan ook ter vergadering handgeschreven en ondertekend worden ingeleverd bij de voorzitter. Deze gebruiksre- gel kan niet in het reglement zelf worden opgenomen,omdat er strijd ontstaat met artikel 147b ge- meentewet als bij reglement de eis van schriftelijkheid wordt gesteld. De gemeentewet biedt uitslui- tend ruimte voor het stellen van eisen die betrekking hebben op amendementen die worden inge- diend op ontwerp-verordeningen.

 

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over ade- quate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempel- steun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.

 

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatief- voorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stel- len, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21).

 

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

 

Artikel 34. Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhou- delijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daar- om zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrou- wensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individu- ele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zon- der belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempel- steun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkade- ring en controle door de raad.

 

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Bij de wijziging van de Gemeentewet van april 2009 is dit artikel 49 gewijzigd. Voortaan is het een wethouder niet toe- gestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij dit zelf niet doet, dient de raad actie te ondernemen.

 

Artikel 35. Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatief- voorstel gevolgd te worden (artikel 36).

 

Artikel 36. Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 36 voorzien hierin.

 

Artikel 37. Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voor- stel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

 

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet vol- doende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoor- beeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het col- lege verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissiefunctie overlaten.

 

Het vragen- en informatierecht (artikelen 38, 39, 40 en 41).

In de gemeente Beuningen heeft de raad gevraagd om duidelijker dan op grond van de modelver- ordening van de VNG te regelen welke vragen de raad of raadsleden kunnen stellen en op welke wijze dit dient te gebeuren. Dat het in de praktijk lastig gevonden wordt het Reglement van orde op dit punt te volgen is vooral gelegen in het feit dat in de Gemeentewet in verschillende artikelen het recht op informatie is geregeld. In artikel 155 is opgenomen dat een raadslid mondeling of schriftelijk vragen kan stellen en is het recht tot het houden van een interpellatie geregeld. In artikel 169 is het vragen en geven in inlichtingen geregeld, onder meer in lid drie, waarin het college de raad mondeling of schriftelijk gevraagde inlichtingen dient te verstrekken. In artikel 180 is deze inlichtingenrelatie geregeld voor de burgemeester en de raad.

 

Technische vragen

Niet in dit reglement opgenomen is het stellen van technische vragen. In het dagelijks verkeer tus- sen ambtenaren en raadsleden is het van belang om hierover goede werkafspraken te maken. Soms is het lastig scherp te bepalen wanneer een vraag technisch is en wanneer beleidsgevoelig of poli- tiek-bestuurlijk. Het verschil is gelegen in het feit dat technische vragen louter gaan over feiten of dat van een collegelid niet kan worden verlangd dat het antwoord behoort tot zijn parate kennis, maar wel van die van een ambtenaar. De raad is van mening dat raadsleden makkelijk toegang moeten krijgen tot ambtenaren om antwoorden te krijgen op deze technische vragen (mailadres en telefoonnummer van behandeld ambtenaar). Indien deze ‘informele weg’ niet leidt tot bevredigende antwoorden, pas dan zouden technische vragen in commissieverband mogen worden gesteld. De commissievergaderingen zijn er primair om beleidsinhoudelijke vragen te stellen. De verordening Ambtelijke bijstand is op bovenstaande punten aangepast.

 

Artikel 38. Vervallen (Interpellatie)

Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Daarom is dit recht opgenomen in artikel 40 vragenronde.

 

Artikel 39. Schriftelijke vragen en Inlichtingen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenhe- den die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vra- gen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De ver- antwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.

 

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtin- gen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragenstel- ler van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

 

In artikel 41 werd een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Om dit reglement eenvoudig te houden is het artikel ondergebracht bij artikel 39.

 

Artikel 40. Vragenronde en interpellatie

 

Deze bepaling vormt een invulling op het voorgesteld artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenronde en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. In Beuningen staat vanaf 2010 op de agenda van de raad geen rondvraag meer als agendapunt. Bewust is er gekozen voor een algemene regeling van de vragen- ronde en deze dient twee doelen, namelijk het mogelijk te maken dat raadsleden:

• vragen kunnen stellen aan het college (over het gevoerde beleid);

• vragen kunnen stellen over onderwerpen die niet geagendeerd staan en daarbij het colle- ge/mederaadsleden uitnodigen tot het geven van een reactie.

Het karakter van de vragenronde verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagen- deerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur.

 

In het tweede lid is een aanmeldingstermijn van zo mogelijk 24 uur voor vragen opgenomen. Vra- gen die binnenkomen worden z.s.m. naar het college en de overige leden van de raad doorgezon- den.

 

Het interpellatierecht (artikel 155 van de Gemeentewet) ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

 

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over ade- quate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wel is hier geko- zen voor een ondersteuning door de raad bij gewone meerderheid. Minister Pechtold heeft in een brief van 16 december 2005 aan de Groen-Links fractie in Schoonhoven aangegeven dat de raad de ruimte heeft eigen beleid te ontwikkelen, waardoor de raad dus de vrijheid heeft om te bepalen dat een raadsmeerderheid nodig is om een interpellatiedebat te houden. De minister juicht dit echter niet toe. Voor de democratie lijkt het hem goed om de regels van de Tweede Kamer te volgen. Dit houdt in dat de toestemming ven een betekenende minderheid (ondersteuning door 30 van de 150 leden) volstaat. In een gedualiseerd systeem zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek.

 

Artikel 41. Vervallen (Inlichtingen)

In dit artikel werd een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Om dit reglement eenvoudig te houden is het artikel ondergebracht bij artikel 39.

 

Hoofdstuk 5. Begroting en rekening

Artikel 42. Procedure begroting en artikel 43. Procedure jaarrekening

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetref- fende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Gemeentewet) (website Actieprogramma Lokaal Bestuur) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

 

Hoofdstuk 6. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 44. Verslag en verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentese- cretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functione- ren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad die hen heeft aangewezen. Ook de gemeen- schappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

 

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in een commis- sie kan plaatsvinden.

 

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, over- eenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 39.

 

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechte- lijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het derde lid.

 

Hoofdstuk 7. Besloten vergadering Artikel 45. Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepa- lingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

 

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

In de Raad van Beuningen is op een aantal momenten onduideli jkheid geweest over beslotenheid en geheimhouding. Daarom onderstaand een werkinstructie, gebaseerd op wettelijke verplichtingen en eisen op grond van dit Reglement. In een vraag en antwoord opzet worden ook enige bijzonderhe- den toegelicht.

 

Werkinstructie

 

Uitgangspunt is vergaderen in de openbaarheid.

Besloten vergaderen kan niet over toelating nieuwe raadsleden, begroting en jaarrekening, gemeen- telijke belastingen en benoeming en ontslag van wethouders.

 

Criteria voor beslotenheid

Op grond van artikel 10 Wob is beslotenheid is verplicht voorzover stukken of de bespreking daar- van in het openbaar:

a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwe- lijk aan de overheid zijn meegedeeld.

d. persoonsgegevens betreft (als bedoeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 2 Wpb), tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

 

Daarnaast zal er in een aantal gevallen een afweging gemaakt moeten worden tussen openbaarheid of beslotenheid. Dit is het geval voor zover stukken of de bespreking daarvan in het openbaar niet opweegt tegen één of meer van de volgende belangen:

e. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

f. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen (o.a. gemeenten);

g. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

h. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

i. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

j. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

k. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrok- ken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

 

BESLOTENHEID

RAAD

1. Openbaar begin vergadering

2. Deuren worden gesloten op voorstel van tenminste 1/5 aantal leden op presentielijst of wanneer de voorzitter het nodig vindt

3. Beslissing of met gesloten deuren wordt vergaderd door de raad

4. Afzonderlijk verslag

5. Het verslag is niet openbaar, tenzij de raad anders beslist

6. Het verslag wordt op geel papier verstuurd met de terugkerende koptekst GEHEIM- HOUDING aan de raadsleden (tenzij niet tot geheimhouding is besloten). Behoudens collegeleden, ontvangen mogelijk andere aanwezigen bij de besloten vergadering geen verslag.

7. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze verga- dering staat op de openbare agenda het vaststellen van het verslag geagendeerd. Indien een lid van de raad het woord wenst te voeren over het verslag, dan kan dit alleen ti j- dens een besloten deel. Het vaststellen van het verslag van een besloten vergadering leidt tot de bekrachtiging van de geheimhouding ervan, tenzij de raad besluit dat het verslag openbaar is. De notulen worden door de voorzitter en griffier ondertekend.

 

GEHEIMHOUDING

RAAD

1. Oplegging geheimhouding over het behandelde in besloten vergadering en omtrent overgelegde stukken. Beslissing hierover nemen in dezelfde raadsvergadering als waarin tot beslotenheid is besloten. De geheimhouding geldt voor iedereen die aanwezig was, dan wel kennis draagt van de overgelegde stukken

2. Voorafgaande voorlopige oplegging geheimhouding door B en W, burgemeester of raadscommissie t.a.v. stukken die aan de raad zijn overgelegd. Hiervan melding maken op de stukken. Geel en terugkerende koptekst GEHEIMHOUDING.

3. Bekrachtiging geheimhouding t.a.v. aan de raad overgelegde stukken in eerstvolgende raadsvergadering

4. Bij voornemen opheffing geheimhouding in besloten vergadering vooraf overleg plegen met het betreffende orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd

 

BESLOTENHEID

COMMISSIES

1. Openbaar begin vergadering

2. Deuren worden gesloten op voorstel van tenminste 1/5 aantal leden op presentielijst of wanneer de voorzitter het nodig vindt

3. beslissing of met gesloten deuren wordt vergaderd door de commissie en bepaling van de kring van aanwezigen. Raadsleden die niet in de commissie zitting hebben mogen het besloten deel als toehoorder bijwonen.

4. Afzonderlijk verslag

5. Het verslag is niet openbaar, tenzij de commissie anders beslist

6. Het verslag wordt op geel papier verstuurd met de terugkerende koptekst GEHEIM- HOUDING aan de vaste commissieleden (tenzij niet tot geheimhouding is besloten).

7. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze verga- dering staat op de openbare agenda het vaststellen van het verslag geagendeerd. Indien een lid van de raad het woord wenst te voeren over het verslag, dan kan dit alleen tij- dens een besloten deel. Tijdens de vergadering neemt de commissie een besluit over het al dan niet openbaar maken van de notulen.

 

GEHEIMHOUDING

COMMISSIES

1. Oplegging geheimhouding over behandelde in besloten vergadering en omtrent overgelegde stukken. Beslissing hierover nemen in dezelfde commissievergadering als waarin tot beslo- tenheid is besloten. De geheimhouding geldt voor iedereen die aanwezig was, dan wel ken- nis draagt van de overgelegde stukken.

2. Voorafgaande voorlopige oplegging geheimhouding door BenW, burgemeester of voorzitter van de raadscommissie tav stukken die aan de commissie zijn overgelegd. Hiervan melding maken op de stukken. Geel en met terugkerende koptekst GEHEIMHOUDING.

3. Deze geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

4. Als de commissie zich terzake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheim- houding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

 

In raads- en commissieverband zijn in 2010 een aantal vragen gesteld over beslotenheid en ge- heimhouding. De vragen en de antwoorden van de VNG zijn onderstaand opgenomen.

 

Vragen over geheimhouding.

 

1. Kunnen raadsleden die geen lid van zijn van een adviescommissie van de raad (bijvoorbeeld Ruimte) als toehoorder bij de besloten vergadering aanwezig zijn; en op die wijze bij de besloten- heid betrokken worden (zie onderstaand ook toelichting op de vraag)?:

 

Toelichting:

Na de commissie Ruimte is er een besloten deel over onderwerp X. Na een vorige besloten vergade- ring mochten de aanwezige raads- en commissieleden het besprokene zelfs niet met andere raadsle- den delen. Omdat de beslotenheid strikt de aanwezigen betreft werd gezegd. De vraag: kunnen raadsleden die geen lid van Ruimte zijn als toehoorder bij de besloten vergadering zijn. En op die wijze bij de beslotenheid betrokken worden?

 

2. Het college besluit een bepaald stuk onder geheimhouding te sturen naar de leden van een com- missie, bijvoorbeeld ruimte. Kan ik in het reglement van orde opnemen dat alle stukken die onder geheimhouding uitgaan naar de leden van de commissie, altijd ook gaan naar de raadsleden die geen zitting hebben in eerst genoemde commissie (dus dat ze dezelfde rechten en plichten hebben als commissieleden die het stuk hebben ontvangen)?

 

3. Een vertrouwelijk/geheim onderwerp X wordt in concept in een besloten vergadering van de commissie ruimte besproken. Een cyclus later biedt het college onderwerp X ter bespreking aan in de raad, zonder tussentussenkomst van de commissie en het raadspresidium stemt hiermee in. De stukken horend bij onderwerp x worden dan direct aan de raad(-sleden) aangeboden. Een commis- sielid, niet zijnde raadslid, benadert de griffier met de opmerking dat hij graag het stuk na behande-ling in de commissie wil zien. Mag dat? Verder vraagt hij of hij bij de afronding van het onderwerp in de besloten raad mag zijn, met toelichting dat hij onderwerp X in concept-fase wel mocht zien/bespreken in de commissie en het dan vreemd is dat hij de afronding niet mag meemaken.

Vraag: Mag hij aanwezig zijn, en zo, ja wat moet daar voor worden geregeld?

 

Relevante bronnen:

- Gemeentewet artikelen 23, 24, 25, 82, 86,

- Reglement van orde raad (hs. 7) en raadscommissies (hs. 5) gemeente Beuningen.

 

- Antwoord:( VNG Expertisecentrum Gemeenterecht)

1. Ja, dat is mogelijk. Het hangt uiteraard ook af van de gebruikelijke gang van zaken binnen uw gemeente, maar er is juridisch niets op tegen wanneer de betreffende raadsleden als toehoorder aanwezig zijn. De geheimhoudingsplicht strekt zich op basis van artikel 25 eerste lid van de Ge- meentewet uit tot alle personen die bij de vergadering aanwezig zijn en alle personen die van het behandelde of van de stukken kennis dragen, bijvoorbeeld deskundigen, ambtenaren, de griffier, de burgemeester, commissieleden die geen raadslid zijn etc. Deze bepaling opent de mogelijkheid om de stukken onder het opleggen van geheimhouding aan de betreffende raadsleden te verstrekken zonder dat zij bij de commissievergadering aanwezig hoeven te zijn. De mogelijkheden om geheim- houding op te leggen zijn derhalve erg breed; de eventuele strafrechtelijke sancties bij niet naleving van de geheimhoudingsplicht strekken zich ook uit tot niet-commissieleden.

 

2. Nee, dat raad ik u af. Op grond van artikel 25 lid 2 kan het college besluiten de stukken te ver- zenden naar een bepaalde commissie of naar enkele raadsleden; indien u in het RvO vastlegt dat daardoor automatisch alle stukken naar de overige leden van de raad worden verzonden komt u mijns inziens in conflict met de bedoeling van de wetgever.

 

3. Ja, beide situaties zijn mogelijk. Indien er geheimhouding is opgelegd en deze is bekrachtigd strekt de geheimhouding zich uit tot allen die van het stuk kennis dragen. De geheimhoudingsplicht geldt dus ook voor het commissielid, niet zijde raadslid. Verder bepaalt de raad zelf wie de vergade- ring achter gesloten deuren bijwoont. Het is weliswaar niet gebruikelijk dat daar externen bij zijn, maar het is niet verboden.

 

Artikel 46. Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeen- stemming met artikel 19 is de griffier verantwoordelijk voor het verslag van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering.

 

Artikel 47. Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheim- houdingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 jo artikel 55 van de Ge- meentewet noodzakelijk.

 

Artikel 48. Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overge- legd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplich- ting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt be- krachtigd.

 

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat ge- heimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze beslo- ten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

 

 

Hoofdstuk 8. T oehoorders en pers Artikel 49. T oehoorders en pers

De hier aangegeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Artikel 50. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openba ar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

 

Artikel 51. Vervallen

 

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen Artikel 52. Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 53. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

 

Beuningen, 25 januari 2022

De raad voornoemd,

drs. M.A.J.R. Hermans drs. D.A. Bergman

griffier voorzitter