Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Verordening op de raadscommissies 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de raadscommissies 2022
CiteertitelVerordening op de raadscommissies 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVerordening op de raadscommissies 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 82 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-2022Nieuwe regeling

25-01-2022

gmb-2022-75833

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de raadscommissies 2022

De raad van de gemeente Beuningen;

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende Verordeningopderaadscommissies2022

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter : de voorzitter van de raad of diens vervanger;

b. amendement : voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c. subamendement : voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm ge- schikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d. motie : korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oor- deel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e. voorstel van orde : voorstel betreffende de orde van de vergadering;

f. initiatiefvoorstel : een voorstel voor een verordening of een ander voorstel als bedoeld in arti kel 147a Gemeentewet.

 

Artikel 2 De voorzitter

 

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

 

Artikel 3 De griffier

 

1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

 

2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad, op voor- dracht van de griffier, daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

 

3. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als be- doeld in dit reglement deelnemen.

 

Artikel 4 De secretaris

 

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

 

 

Artikel 5 De Agendacommissie

 

1. Er is een Agendacommissie die bestaat uit de voorzitter van de raad, de voorzitter van de beide raadscommissies en twee plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies.

 

2. De Agendacommissie bestaat, naast de voorzitter van de raad, in principe uit twee leden van de oppositie en twee leden van de coalitie. Indien dit niet haalbaar is wordt zo veel mogelijk een evenredige vertegenwoordiging van oppositie en coalitie nagestreefd.

 

3. De griffier is adviserend lid van de Agendacommissie.

 

4. Indien het op stemmingen aankomt hebben de leden gelijk stemrecht.

 

5. De Agendacommissie kan anderen uitnodigen deel te nemen aan haar vergaderingen.

 

6. De taken van de agendacommissie zijn in ieder geval:

 

a. het voorbereiden en vaststellen van de voorlopige agenda’s voor de raadsvergaderingen en de commissievergaderingen;

b. het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en van de raadscommissies;

 

c. adviseren over en voorstellen doen voor de wijze van agenderen en over de bijpassende be- handel- en vergaderwijze, ook van de onderwerpen opgenomen in de raadsplanning;

e. beoordelen van agendaverzoeken;

 

f. beoordelen van verzoeken voor bijeenkomsten en werkbezoeken van raads- en collegeleden en anderen;

 

g. het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies.

 

7. Tweemaal per jaar vergadert de Agendacommissie in brede samenstelling met leden van het college om in ieder geval de raadsplanning te bespreken en de kwaliteit van de onderlinge verhouding tussen raad en college te evalueren.

 

Artikel 6 Het Fractievoorzittersoverleg

 

1. Er is een Fractievoorzittersoverleg dat bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters.

2. De fractievoorzitters kunnen zich bij afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg laten vervangen door een raadslid van zijn of haar fractie.

3. Het Fractievoorzittersoverleg kan anderen uitnodigen deel te nemen aan de vergaderingen.

4. Het Fractievoorzittersoverleg heeft overleg en/of doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies voor zover het niet betreft de taken van de Agendacommissie.

 

Hoofdstuk 2 T oelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

 

Artikel 7 A. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

 

1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raad- sleden.

 

2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheids- standpunt melding gemaakt in dit advies.

 

3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raads- vergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

 

4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raads- vergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Artikel 7 B. Benoeming wethouders

 

1. Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsle- den.

 

2. Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet [en kan van de kandidaat-wethouder een verklaring omtrent het gedrag vragen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens].

 

3. De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

 

4. De burgemeester geeft voor aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.

 

Artikel 8 Fractie

 

1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst- nummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een fractie beschouwd.

 

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

 

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

 

4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

 

5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad dan wel raadscommissie ingeval deze eerder vergadert dan de raad.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

 

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 9 Vergaderfrequentie

 

1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis.

 

2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

 

Artikel 10 Oproep

 

1. De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schrifte- lijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

 

2. De eerste voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

 

3. De voorzitter zendt aan de leden van de raad, gehoord het advies van de raadscommissies, een tweede voorlopige agenda met daarbij een onderverdeling in bespreekstukken en hamerstukken.

 

Artikel 11 Agenda

 

1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiter- lijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt.

 

2. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toe- voegen of van de agenda afvoeren.

 

3. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

 

4. De raad kan besluiten de besluitvorming na de openbare beraadslaging aan te houden.

 

5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behande- ling van de agendapunten wijzigen.

 

6. Indien geen unanimiteit bestaat over de onderverdeling in bespreek- en hamerstukken, wordt bij meerderheid besloten.

 

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

 

1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden ge- legd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openb a- re kennisgeving.

 

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

 

3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet ge- heimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

 

Artikel 13 Openbare kennisgeving

 

1. De vergadering wordt door aankondiging in het huis-aan-huisblad en door plaatsing op de ge- meentelijke website openbaar gemaakt.

 

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan i n- zien.

 

3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

 

Paragraaf 2 Orde der vergadering

 

Artikel 14 Presentielijst

 

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 15 Zitplaatsen

 

1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter, zo mogelijk na overleg in de Agendacommissie bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

 

2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in de Agendacommissie.

 

3. Namens de voorzitter draagt de griffier zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

 

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

 

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

 

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de vol- gende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

 

Artikel 17

 

Vervallen.

 

Artikel 18 Primus bij beraadslaging en hoofdelijke stemming

 

De volgorde waarin beraadslaging plaatsvindt deelt de voor zitter mee aan het begin van de vergadering. Het beginnend lid wordt bij loting aangewezen.

 

Artikel 19 besluitenlijst

 

1. Van de commissievergaderingen wordt een besluitenlijst gemaakt. Verder wordt er van een raadsvergadering een beeldopname gemaakt en vindt streaming plaats.

 

2. Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

 

3. Elektronisch beschikbare besluitenlijsten en beeldopnamen worden op de website van de ge- meente geplaatst.

 

Artikel 20 Ingekomen stukken

 

1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt wekelijks aan de leden van de raad toege- zonden en ter inzage gelegd. Per vergadering van de raad wordt een verzamellijst opgesteld.

 

2. De raad stelt de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast of in het geval van onver- wijlde spoed de griffier.

 

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

 

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter anders beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Het college krijgt vervolgens gelegenheid te reageren op de inbreng van de leden.

 

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

 

4. Het derde lid is niet van toepassing op:

a. de rapporteur van een commissie;

b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

 

5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft ge- voerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

 

Artikel 22 Spreektijd

 

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezi gen.

 

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

 

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrup- ties zijn betoog zal afronden.

 

2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel a n- derszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betref- fende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

 

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

 

Artikel 24 Beraadslaging

 

1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer on- derdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

 

2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

 

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

 

1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffier, de secretaris en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

 

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen zo mogelijk alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

 

Artikel 26 Stemverklaring

 

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

 

Artikel 27 Beslissing

 

1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging.

 

2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

 

3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

 

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

 

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

 

1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

 

2. In de vergadering aanwezige leden kunnen een aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet dan wel artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht van stemming hebben onthouden.

 

3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan medede- ling.

 

4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen.

 

5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toe- voeging.

 

7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog her- stellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vra- gen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

 

8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen be- sluit.

 

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

 

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amende- ment gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

 

2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamende- ment gestemd en vervolgens over het amendement.

 

3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ing e- diend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

 

4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

 

Artikel 30 Stemming over personen

 

1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

 

2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

 

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

 

4. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

 

5. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voor- zitter.

 

6. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Artikel 31 Beslissing door het lot

 

Vervallen.

 

Artikel 32 Beslissing door het lot

 

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaats- hebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

 

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevou- wen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

 

3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

 

Artikel 33 Amendementen

 

1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en op het moment van indiening van het amendement in de vergadering aanwe zig zijn.

 

2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

 

3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge in- diening volstaat.

 

4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de beraadslagin- gen over het aan de orde zijnde voorstel door de raad heeft plaatsgevonden.

 

5. Het college wordt tijdens de vergadering in de gelegenheid gesteld t.a.v. het (sub) amendement, als bedoeld in het eerste en tweede lid, alvorens het in stemming wordt gebracht, zijn gevoelens te doen blijken.

 

Artikel 34 Moties

 

1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

 

2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter wor- den ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

 

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de voorzitter de raad anders voorstelt

 

5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de beraadslaging door de raad heeft plaatsgevonden.

 

6.. Het college wordt tijdens de vergadering in de gelegenheid gesteld t.a.v. de motie, als bedoeld in het eerste lid, alvorens het in stemming wordt gebracht, zijn gevoelens te doen blijken.

 

Artikel 35 Voorstellen van orde

 

1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

 

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

 

3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

 

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

 

1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

 

2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst, tenzij inhoud, aard en/of strekking van het voorstel tot behandeling in de eerstvolgende vergadering nopen.

 

3. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de voor- gaande bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

 

Artikel 37 Collegevoorstel

 

1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergade- ring, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

 

2. Alvorens te besluiten wordt het college tijdens de vergadering in de gelegenheid gesteld de moti- vering voor het voorstel tot intrekking toe te lichten.

 

3. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 38

 

Vervallen.

 

Artikel 39 Schriftelijke vragen en Inlichtingen

 

1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelic h- ting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beant- woording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per om- gaande aan de indiener teruggestuurd.

 

2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

 

3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgen- de raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

 

4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

 

5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

 

6. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussen- komst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester. De procedure zoals verwoord in dit artikel wordt bij de beantwoording in acht genomen.

 

Artikel 40 Vragenronde en Interpellatie

 

1. Bij aanvang van de raadsvergadering is er een vragenronde. Het lid van de raad dat tijdens de vragenronde vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp zo mogeli jk 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter via de griffier en wel schriftelijk. De voor- zitter kan weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsver- gadering op diezelfde dag aan de orde komt.

 

2. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

 

3. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college, de burgemeester of aan andere leden van de raad te stellen en een toelichting daarop te geven.

 

4. Na de beantwoording door diegene(n) aan wie de vraag is gericht, krijgt de vragensteller desge- wenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

5. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onder- werp.

 

6. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens naar het oordeel van de voorzitter, spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schrif telijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

 

7. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende ver- gadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

 

8. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de bur- gemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

 

Artikel 41

 

Vervallen.

 

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

 

Artikel 42 Procedure begroting

 

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de be- handeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van de raadscommissie agendacommissie, vaststelt.

 

 

Artikel 43 Procedure jaarrekening

 

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van de Agendacommissie, vaststelt.

 

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

 

Artikel 44 Verslag en verantwoording

 

1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander ge- meenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stel- len. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 39, zijn van over- eenkomstige toepassing.

 

3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

 

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

 

Artikel 45 Algemeen

 

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit Reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 46 Verslag

 

1. Het verslag van een besloten vergadering wordt uitsluitend aan de bij de desbetreffende besloten vergadering aanwezig geweest zijnde leden toegezonden.

 

2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering staat op de openbare agenda het vaststellen van het verslag geagendeerd. Indien een lid van de raad het woord wenst te voeren over het verslag, dan kan dit alleen tijdens een besloten deel. Het vaststellen van het verslag van een besloten vergadering leidt tot de bekrachtiging van de geheimhouding ervan, tenzij de raad besluit dat het verslag openbaar is. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 47 Geheimhouding

 

1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

 

2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een nadere wijze kennis heeft van de stukken.

 

3. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

 

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of arti- kel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

 

Hoofdstuk 8 T oehoorders en pers

 

Artikel 49 Toehoorders en pers

 

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

 

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

 

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

 

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregi- straties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwi j- zingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

 

Artikel 51 Vervallen

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

 

Artikel 52 Uitleg reglement

 

In de gevallen waarin dit Reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het Re- glement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 53 Inwerkingtreding

 

1. Dit Reglement treedt in werking daags na 25 januari 2022.

2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de ge- meente Beuningen vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2019.

Ondertekening

Beuningen, 25 januari 2022

De raad voornoemd,

drs. M.A.J.R. Hermans drs. D.A. Bergman griffier voorzitter