Organisatie | Rozendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-02-2022 | 01-10-2021 | nieuwe regeling | 01-02-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 januari 2022
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 lid 1 en 31 lid 2, onderdeel m van Participatiewet
overwegende dat het gewenst is om beleidsregels vast te stellen over vrijlating van giften
Besluit vast te stellen: de beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet
Artikel 4. Uitgezonderde giften
Het Rijk compenseert ouders die de dupe zijn geworden van de zogenaamde Toeslagenaffaire. Deze vergoeding valt onder de zogenaamde ministeriële regelingen voor materiële of immateriële schade en wordt daarom vrijgelaten. Deze vrijlating geldt ook voor de draagkrachtbepaling in het kader van bijzondere bijstand.
Giften worden bij de vaststelling van het recht op, en de hoogte van, de algemene bijstand vrijgelaten voor zover dat deze, gezien de bestemming en de hoogte van de gift, uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Door giften niet in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen en/of personen. Gezien het minimumbehoeftekarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van (een) gift(en) geldt dat het in de rede ligt om (een) gift(en) in niet aanmerking te nemen voor zover dit niet leidt tot een bestedingsniveau dat niet (meer) verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Giften worden bij de vaststelling van het recht op, en de hoogte van, de algemene bijstand vrijgelaten voor zover dat deze, gezien de bestemming en de hoogte van de gift, uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Ten aanzien van de vraag of giften uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn hanteert de gemeente het beleid dat een eenmalige gift wordt vrijgelaten tot een bedrag ter hoogte van € 1.200,- per kalenderjaar per uitkering (dus niet per persoon). Dit geldt voor zowel giften in geld als in natura. Wanneer een gift is verstrekt in natura, wordt de waarde van de gift vastgesteld op de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering. De vrijlating wordt toegerekend aan een kalenderjaar welke loopt van 1 januari tot en met 31 december. Wanneer iemand gedurende een jaar giften heeft ontvangen welke lager zijn dan (in totaal) € 1.200,- wordt het overgebleven gedrag niet meegenomen naar het volgende jaar. Voor mensen die een uitkering toegekend hebben gekregen is de vrijlating van € 1.200,- naar rato van toepassing vanaf de datum van toekenning tot en met 31 december. Bijvoorbeeld: als een belanghebbende vanaf 1 juli instroomt in de uitkering, geldt over de periode vanaf 1 juli (een half kalenderjaar) een vrijlating van €600,- (de helft van de oorspronkelijke vrijlating). Bij een overschrijding van het vrij te laten bedrag zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt het meerdere aangemerkt als vermogen. Bij het ontvangen van giften waarbij het vrij te laten bedrag van € 1.200,- wordt overschreden blijft de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de wet gelden. Giften die bij elkaar opgeteld minder bedragen dan € 1.200,- in het betreffende kalenderjaar, hoeven niet te worden gemeld.
Periodieke giften, in geld of natura, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder m, van de wet worden vrijgelaten tot een bedrag ter hoogte van € 1.200,- per kalenderjaar per uitkering. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als bij eenmalige giften. Bij overschrijding van het vrij te laten bedrag wordt het meerdere aangemerkt als inkomen over de maand waarin de overschrijding plaats vindt.
Artikel 4. Uitgezonderde giften
Een aantal giften kunnen aangemerkt worden als uitgezonderde gift en worden niet in aanmerking genomen als middel voor de bijstandsuitkering. Is de gift bestemd voor specifieke kosten die niet in de uitkering zijn begrepen, dan kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten. Of de bestemming van de gift met de uitkering te verenigen is, wordt per individueel geval beoordeeld.
Indien een gift wordt ontvangen op initiatief van de (Rijks)overheid ter compensatie van tijdelijk hogere lasten die voor een grotere groep gelden (zoals hogere energiekosten), wordt deze buiten beschouwing gelaten. Dit geldt ook voor de compensatie kinderopvangtoeslag. Het Rijk compenseert ouders die de dupe zijn geworden van de zogenaamde Toeslagenaffaire. Deze vergoeding valt onder de zogenaamde ministeriële regelingen voor materiële of immateriële schade en daarom voor de Algemene bijstand vrijgelaten wordt voor de vermogenstoets. Ook voor de draagkrachtbepaling in het kader van bijzondere bijstand wordt deze compensatie vrijgelaten.
Ook giften voor een bepaald doel worden buiten beschouwing gelaten als de klant zonder deze gift voor dit doel een beroep had moeten/kunnen doen op een andere voorziening, zoals Wmo, bijzondere bijstand of overige minimaregelingen. Ook Steunfondsen voor minima, zoals bijvoorbeeld voedselpakketten van de voedselbank en voedselbonnen van Stichting Urgente Noden (SUN), worden mits de ondersteuning van tijdelijke aard is en een onverplicht karakter heeft buiten beschouwing gelaten.
Artikel 5 Onbelaste gratificaties
Onbelaste gratificaties kunnen bij de inkomstenverrekening buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de Wet op de Inkomstenbelasting 1964, zodat voor vrijlating van zo'n gratificatie aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
verjaardag, bruiloft, geboorte kind, jubileum of erkende feestdag). Als stelregel kan worden gehanteerd, dat als de belastingdienst het als inkomen aanmerkt (belast), de gemeente dat ook doet. Als de belastingdienst het niet als inkomen beschouwt (onbelast), dan doet de gemeente dat ook niet.
Indien strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheid van overwegende aard, kan in individuele gevallen worden afgeweken van de beleidsregels. In alle gevallen waarin de beleidsregels niet voorziet beslist het college.
Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel
De beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet gemeente Rozendaal’ en treden in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werken terug tot 1 oktober 2021. Wanneer een belanghebbende denkt met terugwerkende kracht, vanaf 1 oktober 2021, in aanmerking denkt te komen voor deze vrijstelling, kan hij of zij contact opnemen met de gemeente.