Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogeveen

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogeveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022
CiteertitelBeleidsregels jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Inwerkingtreding dag na bekendmaking: 24 februari 2022

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. Artikelen 2 derde lid, 3, 4, 5 zevende lid, 7 vierde lid, 8, 11 vijfde lid, 13 derde lid Verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-02-2022Nieuwe regeling

09-11-2021

gmb-2022-72741

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen;

gelezen het ambtelijk voorstel;

overwegende dat, het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent

de uitleg van de volgende bepalingen in de Verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022;

omdat, de gemeenteraad in die verordening de opdracht of de bevoegdheid aan het college heeft gegeven om nadere regels te stellen. Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om beleidsregels op te stellen, waarmee uitleg gegeven wordt over hoe het college bepaalde bepalingen uit die verordening toepast;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2, derde lid, 3, 4, 5, zevende lid, 7, vierde lid, 8, 11, vijfde lid, 13, derde lid, van de Verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein op d.d. 15 oktober 2021;

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022

 

Hoofdstuk 1. Inleiding

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Alle definities en begrippen in deze beleidsregels, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022. Overal waar we in dit document spreken over ouders bedoelen we ook eventuele pleegouders of verzorgers. Overal waar we in dit document spreken over hij of zijn bedoelen we ook zij of haar.

 

Hoofdstuk 2. Procedureregels

Toegang tot jeugdhulp kan via verschillende wegen verkregen worden. Aansluitend op artikel 3 en 4 van de Verordening wordt hieronder uitleg gegeven over hoe de procedure eruit ziet.

Artikel 2.1 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch speialist of jeugdarts

In de Jeugdwet is vastgelegd dat ook de huisarts, jeugdarts en medisch specialist toegang kunnen geven tot jeugdhulp. Dit geldt zowel voor de algemene voorzieningen als de individuele voorzieningen. De gemeente heeft een leveringsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente ervoor moet zorgen dat de jeugdhulp waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk wordt ingezet.

Met een verwijzing van de huisarts, jeugdarts en medisch specialist, kan een jeugdige of zijn ouders direct aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk bepaalt deze aanbieder (bijv. jeugdpsychiater of orthopedagoog) meestal precies wat er nodig is als het gaat om de concrete inhoud, vorm, omgang en duur van de benodigde jeugdhulp. De aanbieder moet met de gemeente afstemmen over het woonplaatsbeginsel, of er een contract is, welke productcategorie en -code het betreft, de eenheid/frequentie, de leeftijd van de jeugdige, de relatie met al toegekende jeugdhulp en de termijn en evaluatiemomenten. De gemeente legt de inzet van de jeugdhulp vervolgens vast in een beschikking.

Geen vergoeding voor niet gecontracteerde jeugdhulpDe huisarts, medisch specialist, jeugdarts en jeugdhulpaanbieder (na verwijzing) zijn gebonden aan het gecontracteerde aanbod van de gemeente. Zij mogen dus niet verwijzen naar een jeugdhulpaanbieder waar de gemeente geen contract mee heeft. Als dat toch gebeurt, dan vergoedt de gemeente de zorg door de niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder niet als de gemeente passende jeugdhulp kan bieden door de inzet van een jeugdhulpaanbieder die wèl is gecontracteerd.

Bij verwijzing naar een niet-gecontracteerde aanbieder is het altijd aan de jeugdige of zijn ouders om aan de gemeente een besluit te vragen voor eventuele vergoeding. Ook in de situatie dat de gemeente geen soortgelijke jeugdhulp kan laten leveren door een gecontracteerde aanbieder.

Inzet van pgb na verwijzing Als de jeugdige of zijn ouder(s) een pgb wensen, beoordeelt de gemeente of aan de voorwaarden voor een pgb wordt voldaan. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts mogen dus niet bepalen dat een pgb wordt toegekend. Alleen de gemeente is bevoegd om hierover te oordelen. De noodzaak van de in te zetten hulp staat in dit geval vast. Daar mag de gemeente dus niet meer over oordelen. Het gaat enkel nog om de vraag of dit in de vorm van een pgb kan.

Regie gemeente De gemeente wil zoveel mogelijk zelf regie houden op de jeugdhulp die wordt ingezet. Zowel vanuit de gedachte dat de gemeente zelf het beste zich heeft op de ondersteuningsmogelijkheden in de gemeenten als binnen het gezin, als vanuit het feit dat de gemeente de hulp financiert. De gemeente stuurt daarom aan op de afspraak met artsen dat zij zoveel mogelijk jeugdigen en ouders doorsturen naar de gemeentelijke toegang voor jeugdhulp. Ook wordt in de beschikking opgenomen dat als de jeugdige of zijn ouders een verlenging van de hulp wensen, zij zich hiervoor bij de gemeente moeten melden.

Artikel 2.2 Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

De rechter, het OM en de justitiële jeugdinrichting (JJI) kunnen in het kader van het jeugdstrafrecht toegang geven tot jeugdhulp. Gecertificeerde instellingen (GI’s) voeren kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uit. De gemeente is verantwoordelijk voor alle jeugdhulp die voortvloeit uit een kinderbeschermingsmaatregel, strafrechtelijke beslissing binnen het jeugdstrafrecht en voor de inzet van alle vormen van jeugdreclassering. De gemeente is verplicht deze jeugdhulp in te zetten en kan hier geen beschikking voor afgeven.

Jeugdhulp via de GI De GI moet met de gemeente overleggen als ze jeugdhulp wil inzetten. De wijze waarop de GI en de gemeente is vastgelegd in een samenwerkingsprotocol (het samenwerkingsprotocol Gemeenten in Drenthe en Groningen - Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord Nederland). Het overleg is er primair op gericht dat de GI weet welke jeugdhulp door de gemeente is gecontracteerd. Uit die jeugdhulp kan de GI een keuze maken. In de gevallen dat de GI jeugdhulp noodzakelijk acht die niet is gecontracteerd, moet ze daarover op casusniveau overleggen met de gemeente.

De GI mag alleen tijdens de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering bepalen welke jeugdhulp nodig is. Dit betekent dat de GI geen jeugdhulp mag toekennen die de termijn van de ondertoezichtstelling of jeugdreclasseringsmaatregel te buiten gaat.

Inzet van pgbDe hulp die ingezet moet worden via bovengenoemde instanties zal vaak als zorg in natura geboden kunnen worden. Als echter een pgb gewenst is, dan moet hiervoor een aanvraag bij de gemeente worden ingediend. De bovengenoemde instanties kunnen dus niet zelf bepalen dat er een pgb wordt toegekend. Die bevoegdheid heeft alleen de gemeente.

Artikel 2.3 Toegang jeugdhulp via het college

Voor jeugdigen of ouders met een hulpvraag zijn er algemene voorzieningen in de gemeente die vrij toegankelijk zijn. Wil de jeugdige of zijn ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening, dan moet hiervoor schriftelijk een aanvraag worden ingediend. De ontvangst van de aanvraag wordt per brief of per email bevestigd. In de ontvangstbevestiging wordt uitleg gegeven over de procedure, de onderwerpen die tijdens het onderzoek naar de hulpvraag aan bod komen en de mogelijkheid om bijgestaan te worden door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Een cliëntondersteuner kan de jeugdige of ouder(s) in het gesprek helpen zijn hulpvraag te verwoorden en keuzes te maken als zij hier zelf moeite mee hebben. De jeugdige of ouder(s) kan er ook voor kiezen zijn ondersteuning zelf te organiseren, bijvoorbeeld door een familielid of kennis bij het gesprek aanwezig te laten zijn. De gemeente wil, om een zo objectief mogelijk onderzoek te kunnen doen, waar mogelijk voorkomen dat een zorgaanbieder wordt ingeschakeld. Afstemming met de zorgaanbieder vindt waar nodig op een later moment plaats. Als iemand zelf een professionele cliëntondersteuner inschakelt, vergoedt de gemeente de kosten daarvan niet.

Vervolgens voert de jeugd en gezinswerker op basis van een methodische werkwijze een onderzoek uit naar de hulpvraag. Een gesprek met de jeugdigen en/of de ouder(s), maakt in elk geval deel uit van het onderzoek. Met de jeugdige en/of de ouder(s) wordt bepaald:

  • wat de hulpvraag is van de jeugdige en/of zijn ouder(s);

  • of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;

  • welke hulp, zorg en ondersteuning naar aard en omvang nodig is voor de vastgestelde problemen en stoornissen;

  • wat het resultaat van die hulp, zorg en ondersteuning moet zijn;

  • of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en hun sociaal netwerk ontoereikend zijn om zelf deze hulp, zorg en ondersteuning te kunnen bieden.

Hierbij wordt in ieder geval rekening gehouden met het belang van de ouder(s) om het gezin te voorzien in een inkomen, de belastbaarheid en draagkracht van de ouder(s). Inhoudelijk is dit verder uitgewerkt bij de criteria voor een individuele voorziening.

Als blijkt dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of de ouders en hun sociaal netwerk ontoereikend zijn om de hulp, zorg en ondersteuning zelf te kunnen bieden, wordt met de jeugdige en/of de ouders nader onderzoek gedaan naar:

  • de mogelijkheid om gebruik te maken van een andere voorziening en als dit geen afdoende oplossing biedt;

  • de mogelijkheid om gebruik te maken van een algemene voorziening en als dit geen afdoende oplossing biedt;

  • de mogelijkheden om een individuele voorziening te verlenen.

Voor zover het onderzoek specifieke deskundigheid vereist, zorgt de toegang er voor dat die deskundigheid is gewaarborgd.

Pgb

Als een jeugdige of zijn ouder(s) in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een format dat de gemeente aan hem verstrekt. Het budgetplan voldoet in elk geval aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 8 lid 2 van de Verordening.

De jeugd en gezinswerker beoordeelt of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor verstrekking van een pgb.

Beschikking

Binnen acht weken na de schriftelijke aanvraag ontvangt de jeugdige en/of de ouder(s) de beslissing op zijn aanvraag. Als deze termijn overschreden lijkt te worden, wordt de inwoner schriftelijk geïnformeerd binnen een zo kort mogelijke termijn. De beschikking voldoet aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 11 van de Verordening.

Hoofdstuk 3. Criteria voor een individuele voorziening of maatwerkvoorziening

In dit hoofdstuk staan regels die aanvullend zijn op artikel 7 van de Verordening of hier een nadere uitleg aan geven. Jeugdigen of ouders kunnen alleen in aanmerking komen voor een individuele voorziening of maatwerkvoorziening als zij binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag. Hierbij wordt in elk geval rekening gehouden met de mogelijkheden van:

  • Eigen kracht;

  • Gebruikelijke hulp, mantelzorg en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

  • Bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert en er ook geen andere problemen in het gezin ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden;

  • Het aanspreken van een aanvullende verzekering als die is afgesloten;

  • Algemene voorzieningen;

  • Andere voorzieningen;

Het college hoeft zoals aangegeven geen voorziening voor jeugdhulp toe te kennen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn (voldoende ‘eigen kracht’). Ter invulling hiervan is in de Verordening bepaald dat geen voorziening hoeft te worden verstrekt voor zover sprake is van gebruikelijke hulp. Uit jurisprudentie (onder andere van de Centrale Raad van Beroep) volgt dat ook bovengebruikelijke hulp onder 'eigen kracht' kan vallen en van ouders kan worden verlangd.

Artikel 3.1 Gebruikelijke hulp

Of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt beoordeeld met behulp van de richtlijn die is opgenomen in bijlage 1 van deze beleidsregels.

Artikel 3.2 Bovengebruikelijke hulp van ouders

Het uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en jeugdigen zelf ligt. Ook bovengebruikelijke hulp kan in beginsel van ouders worden verwacht. Om te bepalen of er sprake is van voldoende eigen kracht van ouders, moeten de volgende vragen beantwoord worden:

  • 1.

    Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?

  • 2.

    Is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

  • 3.

    Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?

Overbelasting

Bij het onderzoek naar de bovengebruikelijke hulp moet het college vaststellen of degene waarvan bovengebruikelijke hulp wordt verwacht ook in staat is om deze hulp te bieden, of dat er sprake is van (dreigende) overbelasting. Er moet aandacht zijn voor de draaglast en draagkracht van de ouder of verzorger/opvoeder. Het college moet bekijken of hij/zij naast zijn of haar werk en de te verlenen zorg fysiek en psychisch nog in staat is de hulp te verlenen. Als dat niet het geval is en er sprake is van (dreigende) overbelasting, zal het college (tijdelijk) een voorziening moeten verstrekken. Vanzelfsprekend kan de persoon die overbelast is of dreigt te raken, niet zelf de jeugdhulp verlenen aan het kind of de kinderen. In eerste instantie zal die voorziening van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de (onderlinge) taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Als hulpmiddel bij het vaststellen van eventuele overbelasting wordt gebruikgemaakt van de Opvoedbelasting VragenLijst (OBVL).

Artikel 3.3 Andere voorzieningen

Bij andere voorzieningen gaat het om voorzieningen die op grond van andere wetten of regelingen verstrekt kunnen worden. Als de hulpvraag van de jeugdige of ouders met een andere voorziening kan worden opgelost, verstrekt de gemeente geen individuele voorziening. Hieronder staat een afbakening met de domeinen waarmee men bij de verstrekking van Jeugdhulp het vaakst mee te maken heeft.

ZorgverzekeringswetDe Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) geeft aan op welke medisch noodzakelijke zorg iemand recht heeft. De overheid beslist welke zorg in de basisverzekering zit (basispakket). Vanuit de Zvw wordt onder andere voorzien in:

 

  • GGZ zorg vanaf 18 jaar;

  • Verpleging en verzorging. Meer specifiek gaat het om de 'zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden’. Persoonlijke verzorging kan ook onder de Jeugdwet vallen. Dit is het geval als er geen behoefte bestaat aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Als het onduidelijk is vanuit welke wet de verzorging moet worden geboden, vindt er een beoordeling plaatst door een kinder- of wijkverpleegkundige.

  • Zintuiglijk gehandicaptenzorg;

  • Paramedische zorg;

  • Medisch noodzakelijk verblijf vanwege geneeskundige zorg

  • Hulpmiddelen. Voor langdurig gebruik vallen rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en douche- en toiletvoorzieningen echter onder de Wmo.

  • Ziekenvervoer (onder voorwaarden).

Wet langdurige zorg

Via de Wet langdurige zorg (Wlz) wordt zorg geleverd voor mensen die blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht of 24-uurs zorg. De zorg wordt geïndiceerd door het CIZ. De uitvoering van de Wlz wordt gedaan door de zorgkantoren. De Wlz heeft voorrang boven de Jeugdwet. Dit geldt ook wanneer er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de jeugdige een indicatie voor Wlz-zorg zou kunnen krijgen, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van dit indicatiebesluit. Sommige vormen van hulp biedt de Wlz niet en vallen dus wel altijd onder het bereik van de Jeugdwet. Het gaat hierbij om:

  • Jeugd-ggz

  • Pleegzorg

Passend onderwijs

Scholen hebben een zorgplicht en moeten extra ondersteuning bieden aan leerlingen die dit nodig hebben. De afbakening tussen de zorgplicht van scholen en de jeugdhulpplicht van gemeenten is echter niet altijd even duidelijk. Grofweg kan het volgende onderscheid gemaakt worden: extra ondersteuning die primair is gericht op het leerproces, is de verantwoordelijkheid van de school. Is extra ondersteuning op andere gebieden nodig, dan kan de gemeente verantwoordelijk zijn. De gemeente heeft afspraken gemaakt met het onderwijs hoe jeugdhulp (al dan niet met een beschikking) ingezet kan worden.

Afbakening jeugdhulp 18-/18+

Jeugdhulp kan gegeven worden aan jeugdigen tot 18 jaar. Daarna kan de hulp vaak gegeven worden op grond van een andere wet, zoals de Wmo, Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg. Maar in bepaalde gevallen kan een jeugdige tot 23 jaar jeugdhulp op grond van de Jeugdwet krijgen. Dit kan alleen als er geen andere wet is die deze specifieke hulp voor volwassenen biedt én sprake is van één van de volgende situaties:

  • Jeugdige krijgt jeugdhulp en voortzetting van dezelfde hulp na 18 jaar is noodzakelijk;

  • Vóórdat jeugdige 18 jaar is, is bepaald dat jeugdhulp na het 18e jaar noodzakelijk is;

  • Na beëindiging jeugdhulp, die startte voordat de jeugdige 18 jaar was, is bepaald dat hervatting van dezelfde hulp binnen 6 maanden noodzakelijk is.

Door een bestuurlijke afspraak tussen de VNG, Jeugdzorg Nederland en het Ministerie van VWS, wordt pleegzorg en een verblijf in een gezinshuis, standaard tot 21 jaar ingezet, tenzij het pleegkind heeft aangegeven geen gebruik meer te willen maken van pleegzorg of het gezinshuis. Hiervoor geldt dus een afwijkende regeling.

Verder geldt de grens van 18 jaar niet als de jeugdhulp wordt ingezet in het kader van een strafrechtelijke beslissing. In dat geval kan de hulp doorlopen na het 18e jaar. Dat geldt voor alle vormen van jeugdhulp. Het gaat hierbij in het kort om het jeugdstrafrecht. Dat wordt toegepast voor jeugdigen die op het moment van het begaan van het delict jonger zijn dan 23 jaar. Op het moment van berechting of gedurende de tenuitvoerlegging van de straf, kunnen ze echter ouder zijn dan 23 jaar. De jeugdhulp loopt in dat geval dus ook door na het 23e jaar.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

De voorwaarden voor verstrekking van een pgb staan in de Jeugdwet (artikel 8.1.1) en artikel 8 van de Verordening. Als een jeugdige of zijn ouder(s) in aanmerking wenst te komen voor een pgb, wordt hij in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de voorwaarden verbonden aan het pgb en de gevolgen van die keuze. Vervolgens onderzoekt de jeugd en gezinswerker of aan deze voorwaarden wordt voldaan. De jeugdige of zijn ouder(s) dient hiervoor altijd een budgetplan in.

Artikel 4.1 Voorwaarden pgb

De voorwaarden voor verstrekking van een pgb zijn:

  • 1.

    de aanvrager is, al dan niet met hulp van een (de in de Jeugdwet genoemde) derde, in staat de taken die verbonden zijn aan het pgb uit te voeren;

  • 2.

    de jeugdige of ouder stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend acht;

  • 3.

    de voorziening die ingekocht wordt is van goede kwaliteit.

Bekwaamheid aanvrager

De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de aanvrager. Is iemand in staat om zelf, of met hulp van anderen, de taken en verantwoordelijkheden die horen bij een pgb uit te voeren?

Als de jeugdige of de ouder(s) zelf niet bekwaam zijn, wordt beoordeeld of de jeugdige en/of zijn ouder(s) met hulp uit het sociale netwerk òf met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De gemeente sluit hierbij uit dat de ‘derde’ die de jeugdige, ouder(s) of cliënt ondersteunt bij het pgb-beheer, ook de beoogde zorgverlener is. Deze dubbelrol vindt de gemeente niet wenselijk.

Om na te gaan of de pgb-budgethouder op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb zijn er de volgende beoordelingscriteria:

  • a.

    Is de aanvrager (eventueel met hulp van derden) in staat de eigen situatie te overzien en de hulpvraag te benoemen?

  • b.

    Is de aanvrager (eventueel met hulp van derden) goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en kan hij hiermee omgaan?

  • c.

    Is de aanvrager (eventueel met hulp van derden) in staat de taken verbonden aan het pgb op zich te nemen, zoals een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulp?

De bekwaamheid om de taken en de verantwoordelijkheden die bij een pgb horen uit te voeren, wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst. Echter is het oordeel van het college (in de praktijk de jeugd en gezinswerker) leidend. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp van bovengenoemde derden niet bekwaam is een pgb te beheren, dan wordt het pgb geweigerd.

Om de bekwaamheid van de budgethouder te beoordelen wordt rekening gehouden met de volgende factoren:

  • de budgethouder is handelingsonbekwaam;

  • de budgethouder heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

  • er is sprake van verslavingsproblematiek;

  • er is sprake van schuldenproblematiek;

  • eerder is door de budgethouder misbruik gemaakt van een pgb;

  • eerder is sprake geweest van fraude door de budgethouder.

Als één of meerdere van de volgende situaties zich voordoet kan dat een reden zijn om het pgb te weigeren. Dat is het geval als gevolg van één van deze factoren de aanvrager – ook met hulp van bovengenoemde derden – niet in staat is om de taken verbonden aan het pgb op de juiste manier uit te kunnen voeren. Deze opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is omdat de taken niet naar behoren kunnen worden uitgevoerd, waardoor het pgb wordt geweigerd.

Motivatie aanvrager pgb

Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt als de aanvrager dat gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan, indient bij de gemeente. In dit plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot veilige en doelmatige ondersteuning. Met argumenten moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de mogelijke voorzieningen in natura. Door het opstellen van een budgetplan worden jeugdigen en ouders gestimuleerd na te denken over de hulpvraag en de ondersteuning.

Het is de keuze van de aanvrager om voor een pgb te kiezen en niet van de in te huren aanbieder of ondersteuner. Wel kan iemand uit het sociale netwerk of een onafhankelijk cliëntondersteuner ondersteunen bij het motiveren van de aanvraag.

Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van redenen om een pgb te willen ontvangen, zijn:

  • de benodigde hulp is niet goed vooraf in te plannen;

  • de benodigde hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • de benodigde hulp moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

  • de benodigde hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

  • als het noodzakelijk is om 24 uurs hulp op afroep te organiseren;

  • als de hulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een persoon met autisme of hechtingsproblematiek.

Tot slot dient er waar mogelijk rekening te worden gehouden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen om te kiezen voor een pgb, omdat met het budget een aanbieder kan worden gecontracteerd bij de eigen levensovertuiging, zolang deze voldoet aan de kwaliteitsvoorwaarden zoals gesteld door het college.

Kwaliteitseisen

De derde voorwaarde waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor een pgb, is dat de kwaliteit van de door middel van het pgb in te kopen voorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn.

Voor formele jeugdhulp, geboden door een geregistreerd professional, die wordt ingekocht met het pgb, geldt het Drents Kwaliteitskader (DKK). Dit kader is vindbaar op de website van Jeugdhulp Zuid Drenthe en gebaseerd op hoofdstuk 4 van de Jeugdwet (zoals de norm van verantwoorde werktoedeling, de verplichting van een VOG en het werken met familiegroepsplan). De landelijke Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op het naleven van deze kwaliteitseisen. Voor formele hulp, geboden door een niet-geregistreerd professional, die wordt ingekocht met een pgb, gelden de voorwaarden zoals vastgelegd in bijlage twee. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op het DKK en hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

Het college moet daarnaast in het kader van de voorwaarden van kwaliteit beoordelen of de hulp die de jeugdprofessional/jeugdhulpaanbieder zal verlenen een passende oplossing biedt voor de hulpvraag van de jeugdige. Het gaat hier vooral om een toets op de doelmatigheid: gaat de in te zetten jeugdhulp een oplossing bieden voor de ontwikkeldoelen van de jeugdige.

Ook voor informele hulp moet de gemeente beoordelen of de kwaliteit van de hulp die deze persoon zal gaan bieden gewaarborgd is. Het college moet dus vaststellen of de kwaliteit van de hulp die de persoon uit het sociaal netwerk biedt, passend en toereikend is gelet op de problematiek en ontwikkelingsdoelen van de aanvrager. De jeugd en gezinswerker moet hiervoor dus eerst altijd onderzoeken welke hulp er nodig is. Het gaat dan niet alleen om de vorm, frequentie en duur. Ook moet beoordeeld worden of de situatie van de aanvrager, professionele hulp noodzakelijk maakt, of dat de doelen ook bereikt kunnen worden als er hulp wordt geboden door een informele hulpverlener. Voorwaarde hierbij is altijd dat de beoogde informele hulpverlener meerderjarig is, zelf niet overbelast raakt door de uit te voeren ondersteuning en ook anderszins in staat is om de ondersteuning te verlenen. Daarnaast dient ook informele hulp toezicht te houden op de veiligheid en het welzijn van kinderen. Bij signalen van onveiligheid, dient ook de informele hulp te overleggen met Veilig Thuis.

Als de beoordeling van de situatie tot de conclusie leidt dat – gelet op de specifieke problematiek – alleen professionele hulp een doeltreffende oplossing voor de hulpvraag biedt, dan kan deze hulp niet door iemand uit het sociaal netwerk worden geboden. Professionele hulp betekent immers niet alleen dat er aan de hand van bepaalde methoden wordt gewerkt en de betreffende professional de noodzakelijke diploma’s heeft, maar ook dat de professional objectief en onafhankelijk kan handelen. Een persoon uit het sociale netwerk kan door zijn persoonlijke relatie met de aanvrager niet volledig objectief en onafhankelijk handelen.

Zorgovereenkomst en administratie

De aanvrager is verplicht voor de hulp die hij wenst in te kopen met een pgb een schriftelijke overeenkomst af te sluiten met de zorgverleners die hij daarvoor in wenst te schakelen. De SVB heeft modelovereenkomsten opgesteld. De budgethouders en degenen die de hulp gaan leveren moeten gebruik maken van deze modelovereenkomsten. De SVB toetst deze zorgovereenkomst aan arbeidsrechtelijke en fiscale juridische aspecten. De gemeente beoordeelt de overeenkomst op inhoudelijke gronden: welke hulp wordt ingekocht en is dit in lijn met het doel waarvoor het pgb is verstrekt? De budgethouder is verder verplicht een deugdelijke administratie te voeren ten aanzien van de besteding van het pgb.

Artikel 4.2 Voorkoming en bestrijding oneigenlijk gebruik pgb

Hoewel de gemeente graag preventief te werk wil gaan om zo oneigenlijk gebruik en fraude te voorkomen, zal de gemeente ook toezicht houden op zowel de rechtmatigheid, doelmatigheid, kwaliteit als het te bereiken resultaat van de verstrekte voorziening. Hiervoor vindt standaard na een half jaar een evaluatiegesprek plaats. De zorgverlener levert hiervoor een zorgplan aan waarin eventuele behaalde doelen/resultaten in staan beschreven.

De gemeente doet daarnaast periodiek onderzoek of er aanleiding is om het pgb te heroverwegen. De budgethouder krijgt hier bericht over.

Oneigenlijk gebruik pgb

Als er sprake is van misbruik van de voorziening zal het college hier tegen optreden. De gemeente heeft een toezichthoudende verantwoordelijkheid. Bij een vermoeden of signaal van oneigenlijk gebruik van het pgb wordt dit gemeld bij de toezichthouder. Deze is conform artikel 13 van de Verordening aangewezen. De toezichthouder doet een gedegen onderzoek omtrent het vermoeden of signaal.

Bewaren bewijsstukken

Ten behoeve van rechtmatigheidsonderzoek bewaart de budgetbeheerder de bewijsstukken waaruit blijkt waaraan het pgb is besteed voor een periode van vijf jaar en stelt hij deze op verzoek ter beschikking aan het college of de SVB.

Handhaving

Handhaving wordt ingezet zodra blijkt dat het pgb niet rechtmatig, doelmatig, volgens kwaliteit- en resultaatsafspraken wordt ingezet. Dit gebeurt in overleg met de jeugdige en/of ouder(s), de betrokken jeugd en gezinswerker en eventueel de betrokken hulpverlener.

De gemeente heeft op grond van artikel 8.1.4 Jeugdwet en artikel 12 van de Verordening diverse mogelijkheden om een pgb te herzien of in te trekken en in bepaalde gevallen ook om het pgb terug te vorderen.

Artikel 4.3 Besteding pgb

Het pgb mag alleen ingezet worden om jeugdhulp te bekostigen. Om die reden is in artikel 8 van de Verordening bepaald dat bepaalde kosten zijn uitgesloten van bekostiging. De volgende kosten mogen wél betaald worden vanuit het pgb:

  • a.

    reiskosten hulpverlener op basis van woon-werkverkeer (max. € 0,19 per km);

  • b.

    vervanging hulpverlener bij ziekte/vakantie van hulpverlener;

Artikel 4.5 Terugstorting van het pgb

Wanneer een toegekend pgb niet volledig wordt besteed wordt het niet gebruikte deel door de SVB aan het college teruggestort. Het college deelt de terugstorting mee aan de jeugdige of zijn ouder.

Hoofdstuk 5. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

  • 1.

    Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Regeling toegang individuele jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Regeling toegang individuele jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2020 en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze beleidsregel, worden afgehandeld op grond van deze beleidsregel.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan voor jeugdigen die al bekend zijn met een voorziening in de vorm van een pgb van voor 1 januari 2015 in overleg een langere overgangstermijn afgesproken worden

Artikel 5.2 Slotbepaling

  • 1.

    De Regeling toegang individuele jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2020 wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregel in werking treedt.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 3.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2022.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van ........

De secretaris, De burgemeester,

J. SCHOLTEN, K.B. LOOHUIS

Bijlage I Richtlijnen gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel

De beleidsregels zijn gebaseerd op de richtlijnen die vóór 1 januari 2015 in de AWBZ en bij jeugd-ggz werden gehanteerd: de CIZ-indicatiewijzer en het Handboek Indicatiestelling jeugd-ggz.

 

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en het poetsen van de tanden;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. het maken van huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

 

Bijlage 2 Kwaliteitseisen voor de niet-geregistreerd professional

Met niet-geregistreerde professionals worden de personen bedoeld die voldoen aan artikel 9 lid 2 onder a of b van de Verordening, maar niet zijn geregistreerd zoals wordt bedoeld in artikel 9 lid 2 onder c van de Verordening.

Algemeen

 

  • -

    De niet-geregistreerd professional heeft een diploma dat, naar oordeel van het college, relevant is voor de te bieden hulp;

  • -

    De niet-geregistreerd professional overlegd een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), alvorens de hulp wordt geboden;

  • -

    De niet-geregistreerd professional heeft kennisgenomen van de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

Veiligheid

Onder veiligheid wordt verstaan:

  • -

    De cliënt wordt correct en respectvol bejegend;

  • -

    De veiligheid van de cliënt en zijn systeem wordt gewaarborgd, zowel fysiek als mentaal;

  • -

    De niet-geregistreerd professional beperkt veiligheidsrisico’s voor de cliënt;

  • -

    De niet-geregistreerd professional houdt toezicht op de veiligheid van de cliënt;

  • -

    De niet-geregistreerd professional weet hoe op te treden bij (acuut) onveilige situaties voor een cliënt en past daarbij de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling toe;

  • -

    De privacy van de cliënt is geborgd.

Doelmatigheid

Onder doelmatigheid (het op een efficiënte wijze leveren van hulp/ondersteuning) wordt verstaan:

  • -

    De niet-geregistreerd professional werkt zoveel mogelijk met bewezen effectieve interventies. Bij twijfel is wordt er vooraf contact opgenomen met de medewerker van de toegang voor overleg;

  • -

    De niet-geregistreerd professional werkt planmatig aan ondersteunings-/begeleidingsdoelen van cliënten;

  • -

    De niet-geregistreerd professional maakt gebruik van vakbekwame en deskundige medewerkers en heeft een verantwoord personeelsbeleid (wanneer dit van toepassing is);

  • -

    De niet-geregistreerd professional stemt af met andere hulpverleners en betrokken in alle leefdomeinen, waar nodig.

Doeltreffendheid

Onder doeltreffendheid (het op een effectieve wijze leveren van hulp/ondersteuning) wordt verstaan:

  • -

    De niet-geregistreerd professional werkt resultaatgericht;

  • -

    De niet-geregistreerd professional heeft aandacht voor veranderingen in de situatie van de cliënt en speelt hier actief op in;

  • -

    De niet-geregistreerd professional meet en werkt aan cliënttevredenheid;

  • -

    De niet-geregistreerd professional is gericht op continue kwaliteitsverbetering van de ondersteuning/begeleiding.

Clientgerichtheid

Onder cliëntgerichtheid wordt verstaan:

  • -

    De cliënt beschikt over keuzevrijheid, medezeggenschap en inspraak;

  • -

    De cliënt heeft regie over zijn ondersteuningsbehoefte;

  • -

    Er is duidelijkheid voor de cliënt over de reikwijdte van de ondersteuning;

  • -

    De cliënt heeft, indien aan de orde, duidelijkheid over continuïteit van de ondersteuning;

  • -

    De niet-geregistreerd professional werkt samen met de cliënt aan (perspectief zoekende en perspectief biedende) doelen;

  • -

    De niet-geregistreerd professional geeft cliënten de mogelijkheid om voor hun individuele belangen op te komen;

  • -

    Cliënten hebben en kennen de mogelijkheid om klachten te uiten en/of de niet-geregistreerd professional beschikt over een klachtenprocedure en/of vertrouwenspersoon.

Leefklimaat

Onder leefklimaat wordt de ruimte of leefomgeving bij een aanbieder (dus het gaat meestal om dagbesteding, respijtzorg in dagdelen of (kortdurend) verblijf), waar de cliënt ondersteuning ontvangt:

  • -

    De niet-geregistreerd professional beschikt over een fysieke leefomgeving die van goede kwaliteit is;

  • -

    De niet-geregistreerd professional zorgt voor een passend leefklimaat voor cliënten.