Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oosterhout

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 8 februari 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels Wet inburgering 2022 gemeente Oosterhout"

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOosterhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 8 februari 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels Wet inburgering 2022 gemeente Oosterhout"
CiteertitelBeleidsregels Wet inburgering 2022 gemeente Oosterhout
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet inburgering 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-02-202201-01-2022Nieuwe regeling

08-02-2022

gmb-2022-67911

322199

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 8 februari 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels Wet inburgering 2022 gemeente Oosterhout"

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet inburgering 2021;

 

overwegende dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen betreffende de uitvoering van de in de Wet inburgering 2021 en aanverwante regelgeving aan het college van burgemeester en wethouders verleende taken en bevoegdheden;

BESLUIT: vast te stellen de Beleidsregels inburgering gemeente Oosterhout 2022.

 

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021 en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      asielstatushouder: de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet inburgering 2021;

    • b.

      AZC: asielzoekerscentrum, een opvangcentrum voor asielzoekers die tijdelijk in een land verblijven tot over hun asielaanvraag is beslist;

    • c.

      Besluit: het Besluit inburgering 2021;

    • d.

      BRP: Basisregistratie Personen;

    • e.

      COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout;

    • g.

      DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

    • h.

      financieel ontzorgen: financieel ontzorgen betekent in het kader van de wet ‘het vanuit de bijstandsuitkering betalen van de huur, de rekeningen voor gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering vanaf het moment dat het recht op bijstand ontstaat. Daarnaast wordt gewerkt aan financiële zelfredzaamheid;

    • i.

      gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, als bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • j.

      IND: Immigratie- en naturalisatiedienst;

    • k.

      inburgeringstraject: het traject dat is gericht op het afronden van het participatieverklaringstraject, het afronden van de Module Arbeidsmarkt en Participatie en het behalen van het inburgeringsexamen, de onderwijsroute of de zelfredzaamheidsroute;

    • l.

      ISI: Informatie Systeem Inburgering, het registratiesysteem van het DUO;

    • m.

      Leerbaarheidstoets: de toets als bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inburgering 2021;

    • n.

      Leerroutes: de B1-route als bedoeld in artikel 7, de onderwijsroute, als bedoeld in artikel 8 en de zelfredzaamheidsroute, als bedoeld in artikel 9 van de Wet inburgering 2021;

    • o.

      maatschappelijke begeleiding: de begeleiding van asielstatushouder zoals geregeld in artikel 13 van de Wet inburgering 2021;

    • p.

      MAP: de module Arbeidsmarkt en Participatie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel b, van de Wet inburgering 2021; PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, als bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • q.

      PVT: het participatieverklaringstraject als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel a, van de Wet inburgering 2021;

    • r.

      Regeling: de Regeling inburgering 2021;

    • s.

      TVS: Taakstellingvolgsysteem, waarin het COA en gemeenten informatie delen over asielstatushouders;

    • t.

      wet: de Wet inburgering 2021.

Artikel 2 - Informatieverstrekking

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen op adequate wijze informatie ontvangen over:

    • a.

      hun rechten en plichten op grond van de inburgeringswetgeving;

    • b.

      de MAP;

    • c.

      het PVT;

    • d.

      de leerroutes.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding en de lokale voorzieningen.

Hoofdstuk 2 – Brede intake inburgeringsplichtigen

Artikel 3 – Brede intake

  • 1.

    Het college neemt de brede intake zo vroeg mogelijk af, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij de gemeente. Voor asielstatushouders is dit het moment waarop een inburgeringsplichtige door het COA wordt toegewezen aan de gemeente, de zogenoemde koppeling. Voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment van inschrijving in het BRP van de gemeente.

  • 2.

    Het college vermeldt in de eerste uitnodigingsbrief:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake;

    • b.

      waar en wanneer de inburgeringsplichtige voor de brede intake moet verschijnen;

    • c.

      het recht dat de inburgeringsplichtige heeft om de gesprekken, in het kader van de brede intake, alleen met de professionals te voeren. Dus zonder dat daarbij andere mensen (bijvoorbeeld familieleden) aanwezig zijn dan professionals;

    • d.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt, onvoldoende of niet aan de brede intake meewerkt en de hoogte van de mogelijke boete.

  • 3.

    De leerbaarheidstoets wordt afgenomen als onderdeel van de brede intake.

  • 4.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 5.

    Het college legt de relevante informatie die wordt verkregen in verband met de afname van de brede intake schriftelijk vast ook indien de inburgeringsplichtige, conform artikel 14 niet op brede intake is verschenen.

  • 6.

    Wanneer de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de uitnodigingen voor de brede intake onderzoekt het college op grond van artikel 14 tweede lid van de Wet de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens waarover het college wel kan beschikken, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets;

    • b.

      informatie uit het uitkeringsdossier;

    • c.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het TVS.

Hoofdstuk 3 – Onderdelen inburgeringsplicht

Artikel 4 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

  • 1.

    Het college beoordeelt op basis van de gegevens die het COA bij de eventuele voorinburgering heeft verkregen alsmede op basis van de uitkomsten van de brede intake welke leerroute voor de inburgeringsplichtige passend is.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht de re-integratieplicht en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 3.

    Het college stemt de keuze voor een leerroute in ieder geval af op de MAP, het PVT, de (eventuele) maatschappelijke begeleiding, het (eventueel) financieel ontzorgen en het (eventuele) schuldhulpverleningsplan van aanpak.

  • 4.

    Het college neemt de leerroute op in het PIP.

  • 5.

    Het college registreert de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen in het ISI.

  • 6.

    Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

  • 7.

    Het college biedt asielstatushouders binnen maximaal drie maanden na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen.

  • 8.

    Als het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in het ISI.

  • 9.

    Het college registreert de deelname en afronding van de leerroute en het taalniveau in het ISI.

Artikel 5 – PVT inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het PVT duurt minimaal 12 uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      Een inleiding in de Nederlandse kernwaarden, waar minimaal één lokale activiteit of excursie onderdeel van is voor een praktische uitwerking van de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      De ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2.

    Het college stemt het PVT zoveel mogelijk af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering.

  • 3.

    De frequentie en duur als bedoeld in het eerste lid, kunnen in het PIP worden afgestemd op de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat het aantal uren minimaal twaalf bedraagt.

  • 4.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van twaalf uren.

  • 5.

    Het college neemt het PVT op in het PIP.

  • 6.

    Het college biedt inburgeringsplichtigen, bij voorkeur binnen maximaal vierentwintig maanden en in ieder geval binnen zesendertig maanden na de verzending van het PIP, het PVT aan.

  • 7.

    Het college registreert de deelname aan het PVT in het ISI.

  • 8.

    Bij afronding van de in het eerste lid bedoelde activiteiten ontvangt de inburgeringsplichtige een uitnodiging voor de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 9.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

    • a.

      wat de ondertekening van de participatieverklaring inhoudt;

    • b.

      waar en wanneer de inburgeringsplichtige voor ondertekening moet verschijnen;

    • c.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet voor de ondertekening verschijnt.

  • 10.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de ondertekening van de participatieverklaring liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 11.

    Het college registreert de ondertekende participatieverklaring in het ISI.

Artikel 6 –MAP inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De MAP bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      minimaal twintig en maximaal veertig uren kennismaking met, en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt in klassikale vorm; en

    • b.

      veertig uren stage.

  • 2.

    Het college beoordeelt op basis van de uitkomsten van de brede intake hoeveel klassikale uren en welke stage voor de inburgeringsplichtige passend zijn.

  • 3.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van veertig uren als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 4.

    Bij de vaststelling van de MAP houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht, de re-integratieplicht en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 5.

    Het college neemt de MAP op in het PIP.

  • 6.

    Het college biedt inburgeringsplichtigen, bij voorkeur binnen maximaal vierentwintig maanden en in ieder geval binnen zesendertig maanden na de verzending van het PIP, de MAP aan.

  • 7.

    Het college registreert de deelname aan de MAP in het ISI.

  • 8.

    Na afronding van de theoretische uren en de stage nodigt het college de inburgeringsplichtige uit voor het eindgesprek ter afronding van de MAP.

  • 9.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

    • a.

      wat het eindgesprek inhoudt;

    • b.

      waar en wanneer de inburgeringsplichtige voor het eindgesprek moet verschijnen;

    • c.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt.

  • 10.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het eindgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 11.

    Het college doet verslag van het eindgesprek en stelt dat zo spoedig mogelijk ter beschikking aan de inburgeringsplichtige.

  • 12.

    Het college registreert de afronding van de MAP in het ISI.

Hoofdstuk 4 – Voortgangsgesprekken inburgeringsplichtigen

Artikel 7 – Voortgangsgesprekken

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat het voldoende zicht heeft op de voortgang van het voldoen aan de inburgeringsplicht door de inburgeringsplichtige en voert hiertoe periodiek voortgangsgesprekken met inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt.

  • 2.

    Het college wint bij de organisaties die bij het inburgeringtraject zijn betrokken informatie in die relevant zijn om zicht te houden op de in het eerste lid bedoelde voortgang.

  • 3.

    Tijdens het voortgangsgesprek komen onder andere de afspraken uit het PIP en participatie aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij in elk geval om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten; en

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    De frequentie van de voortgangsgesprekken wordt vastgesteld op basis van de uitkomsten van de brede intake en afgestemd op de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat in het eerste jaar minimaal twee voortgangsgesprekken plaatsvinden.

  • 5.

    Het college neemt de frequentie van de voortgangsgesprekken op in het PIP.

  • 6.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

    • a.

      wat het voortgangsgesprek inhoudt;

    • b.

      waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor het voortgangsgesprek moet verschijnen;

    • c.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt.

  • 7.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het voortgangsgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 8.

    Het college doet verslag van het voortgangsgesprek en stelt dat zo spoedig mogelijk ter beschikking aan de inburgeringsplichtige.

  • 9.

    Als het voortgangsgesprek daartoe aanleiding geeft kan het PIP geheel of op onderdelen worden aangepast, dat dan in een nieuwe beschikking moet worden vastgelegd.

Hoofdstuk 5 – Maatschappelijke begeleiding asielstatushouders

Artikel 8 – Maatschappelijke begeleiding

  • 1.

    Op grond van artikel 13 lid 2 van de wet bevat de maatschappelijke begeleiding voor asielstatushouders in ieder geval:

    • a.

      ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen, onderwijs en kennismaking met de lokale woonomgeving;

    • b.

      voorlichting over basisvoorzieningen en thema’s zoals wonen, inkomen, werk, zorg, onderwijs, opvoeding en kennismaking met maatschappelijke organisaties.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van een door het college aangewezen organisatie. De inburgeringsplichtige krijgt zo mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 3.

    Op grond van artikel 13 lid 3 van de wet vangt de maatschappelijke begeleiding aan op de dag van inschrijving BRP van de gemeente.

  • 4.

    Het college stemt de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding zoveel mogelijk af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Hoofdstuk 6 – PIP inburgeringsplichtigen

Artikel 9 – PIP

  • 1.

    Op grond van artikel 15 lid 1 en lid 3 van de wet wordt in het PIP vastgesteld:

    • a.

      de te volgen leerroute;

    • b.

      de daarvoor nodige ondersteuning en begeleiding (voortgangsgesprekken);

    • c.

      de afspraken over het PVT en de MAP;

    • d.

      voor zover van toepassing: de mogelijkheden van voor- of vroegschoolse educatie; en

    • e.

      indien het gaat om een asielstatushouder: de intensiteit van de leerroute.

  • 2.

    Het PIP voor bijstandsuitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen bevat, naast het bepaalde in het eerste lid, de beschikkingen op grond van de Participatiewet inzake opgelegde arbeids- en re-integratieverplichtingen (en/of ontheffingen) en inzake toegekende re-integratievoorzieningen.

  • 3.

    Het PIP voor bijstandsuitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bevat, naast het bepaalde in het eerste en het tweede lid, de ‘ontzorgingsbeschikking’ op grond van artikel 56a Participatiewet.

  • 4.

    Zo snel mogelijk na de afname van de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid tot samenspraak over de manier waarop de inburgeringsplichtige aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen.

  • 5.

    Het college verzendt het PIP in ieder geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Het college registreert de datum van vaststelling van het PIP in het ISI.

Hoofdstuk 7 – Overschakelen en afschalen

Artikel 10 – Overschakelen naar een andere leerroute

  • 1.

    De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is, bijzondere gevallen daargelaten, maximaal anderhalf jaar vanaf de dag na dagtekening van het PIP met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route.

  • 2.

    De beoordeling van het college of er onvoldoende voortgang of een grotere voortgang is dan op grond van het PIP was te verwachten, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Als de beoordeling bedoeld in het tweede lid daartoe aanleiding geeft, schakelt de inburgeringsplichtige over naar een andere leerroute en past het college het PIP aan.

  • 4.

    Het college registreert de wijziging van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen in het ISI.

  • 5.

    Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de nieuwe leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

  • 6.

    Het college biedt asielstatushouders binnen maximaal drie maanden na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de nieuwe vastgestelde leerroute kunnen voldoen.

  • 7.

    Het college registreert de deelname en afronding van de nieuwe leerroute en het taalniveau in het ISI.

Artikel 11 – Afschalen

  • 1.

    Afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen.

  • 2.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van 600 uren.

  • 3.

    De beoordeling of niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    Als de beoordeling bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, schaalt het college (onderdelen van) de B1-route af naar A2-niveau en past het college het PIP aan.

Hoofdstuk 8 – Handhaving

Artikel 12 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing. In de schriftelijke waarschuwing vermeldt het college:

    • a.

      een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

    • b.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt.

  • 2.

    Tussen de datum van de waarschuwing en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op. Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. De hoogte van de boete is vastgelegd in artikel 26 van de wet. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. In de boetebeschikking vermeldt het college:

    • a.

      een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

    • b.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt.

  • 4.

    Tussen de datum van het boetebeschikking en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen en maximaal twee maanden.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de boetebeschikking niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op en voltooit het college de brede intake in afwezigheid van de inburgeringsplichtige. De tweede en derde volzin van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het college registreert de boete in het ISI.

Artikel 13 – Boete tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige de verplichtingen uit het PIP niet of onvoldoende nakomt, legt het college hem een boete op. De hoogte van de boete is vastgelegd in artikel 26 van de wet.

  • 2.

    Voor inburgeringsplichtigen gaat het om de volgende verplichtingen:

    • a.

      deelnemen aan de voortgangsgesprekken;

    • b.

      deelnemen aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 3.

    Voor asielstatushouders gaat het daarnaast om de verplichting om deel te nemen aan de inburgeringslessen.

  • 4.

    Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb.

  • 5.

    Het college registreert de boete in het ISI.

Artikel 14 – Samenloop inburgeringsboete en maatregel Participatiewet

Indien het college voor dezelfde gedraging een boete op grond van de Wet inburgering 2021 kan opleggen en de bijstand op grond van artikel 18 of 18b Participatiewet kan verlagen, dan kiest hij ervoor geen boete op te leggen en de bijstand te verlagen.

Hoofdstuk 9 – Slotbepalingen

Artikel 15 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering 2022 gemeente Oosterhout.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 - Definities

Onderdelen a en i

Inburgeringsplichtigen worden onderscheiden in asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten en overige migranten anderzijds.

 

In schema:

Inburgeringsplichtigen: Artikel 3 Wet inburgering 2021

Asielstatushouder: Artikel 13 lid 1, Wet inburgering 2021

Gezinsmigrant en overige migrant: Artikel 19 Wet inburgering 2021

1. Inburgeringsplichtige die rechtmatig verblijf heeft op grond van een:

a. verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of

b. verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, voor verblijf bij een houder van een:

1. verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

2. verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000; of

3. EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene die is verleend met een aantekening internationale bescherming als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Inburgeringsplichtige die verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021.

 

Het onderscheid is op diverse punten van belang. Zo biedt het college alleen asielstatushouders een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (artikel 4 van deze beleidsregels). Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding (artikel 8 van deze beleidsregels). De inhoud van het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider: het bevat ook de intensiteit van de leerroute (artikel 9 van deze beleidsregels). In verband daarmee geldt voor asielstatushouders ook een extra boete: de gemeentelijke boete voor het zich niet houden aan de in PIP vastgestelde intensiteit van de leerroute, oftewel, de boete voor het niet verschijnen bij de inburgeringscursus of het taalschakeltraject (artikel 13 van deze beleidsregels).

 

Zogenoemde nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders. Met de term nareizigers wordt meestal gerefereerd aan nareizigers met een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet inburgering 2021. Soms wordt met de term nareizigers gerefereerd aan nareizende familieleden die vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. In dat geval gaat het om inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Beide typen nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders en niet onder het begrip gezinsmigranten en overige migranten.

Artikel 2 - Informatieverstrekking

De asielstatushouder ontvangt een “welkomstpakket”, met dit pakket wordt de asielstatushouder onder andere geïnformeerd over de voorzieningen in de gemeente Oosterhout, denk hierbij aan informatie over de bibliotheek, scholen, verenigingen, openbaar vervoer, etc.

 

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding (artikel 8 van deze beleidsregels). In verband daarmee draagt het college er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding (tweede lid).

 

Veel informatie over de Wet inburgering 2021 is te vinden op de website van de rijksoverheid, de website van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de website van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Veel van die informatie is beschikbaar in meerdere talen, zoals de uitnodiging Brede intake, PIP met bijlage.

Artikel 3 – Brede intake

De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om aan de inburgeringsplicht te voldoen.

 

In artikel 5.2, tweede lid, van het Besluit inburgering 2021 wordt voorgeschreven dat de gemeente de inburgeringsplichtige erop wijst dat hij het recht heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen met de gemeente te voeren, dus zonder de aanwezigheid van een partner of een ander persoon (bijvoorbeeld een familielid of iemand anders uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeringsplichtige). Deze bepaling ziet niet op degene die de inburgeringsplichtige vanuit zijn professie kan ondersteunen en begeleiden tijdens de gesprekken, zoals bijvoorbeeld een tolk of een maatschappelijk begeleider.

De gevolgen als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt zijn beschreven in artikel 12 van deze beleidsregels.

Artikel 4 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

Voor alle inburgeringsplichtigen wordt beoordeeld welke leerroute passend is.

Er zijn drie leerroutes:

 

Het COA doet de inburgeringsplichtige in het AZC die nog niet is ingeschreven in de gemeente van uiteindelijke huisvesting een aanbod tot voorbereiding op de inburgering. Men spreekt ook wel van voorinburgering. De deelname aan voorinburgering is kosteloos en deelname kan niet worden verplicht. Het COA verstrekt via het ISI gegevens die bij de voorinburgering zijn verkregen aan het college. De informatie over de voorinburgering zegt iets over de vorderingen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en hebben invloed op het bepalen van de leerroute (eerste lid).

 

Het college stemt de keuze voor een leerroute ook af op een eventueel schuldhulpverleningsplan van aanpak op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (derde lid). Asielstatushouders verkeren vaak in een kwetsbare financiële positie. Hun kwetsbare financiële positie is het gevolg van een onder deze groep wijdverspreid risico op armoede en voor hen geldende specifieke oorzaken van schulden. Zodra zij staan ingeschreven in de BRP van de gemeente kunnen zij zich voor schuldhulpverlening melden bij het college van de gemeente. Binnen vier weken na de melding vindt dan een eerste gesprek plaats waarin zij hun formele aanvraag kunnen indienen. Binnen acht weken na de formele aanvraag beslist het college op die aanvraag. Een toekenning heeft de vorm van een plan van aanpak schuldhulpverlening. Tussen de melding en het schuldhulpverleningsplan van aanpak kunnen in beginsel dus hooguit twaalf weken zitten. Als het college voortvarend te werk gaat kan een schuldhulpverleningsplan van aanpak gereed zijn vóór het PIP (dat binnen maximaal tien weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige wordt verzonden).

 

Financieel ontzorgen betekent dat het beheer van inkomsten en uitgaven geheel of gedeeltelijk uit handen wordt genomen. De Participatiewet regelt de verplichte ontzorging in het kader van het inburgeringsstelsel.

 

Door de complexiteit van het Nederlandse financiële systeem (belastingaangifte, zorg- en kinderopvangtoeslagen, eigen risico’s) lopen bijstandsgerechtigde asielstatushouders groot risico op het ontwikkelen van schulden en zorgen over hun financiële positie. Deze schulden en zorgen leiden af van het inburgeren zelf, terwijl het doel is dat zij zo snel mogelijk meedoen in Nederland. Bijstandsgerechtigde asielstatushouders worden daarom door de gemeente zes maanden financieel ontzorgd op het gebied van betalingen van huur, gas, water, elektra en de verplichte zorgverzekering. Zo kunnen zij zo snel mogelijk te beginnen met het inburgeringstraject, zonder afleiding door eventuele financiële problemen.

 

Ook wordt de financiële zelfredzaamheid gestimuleerd, zodat asielstatushouders uiteindelijk zelfstandig financiële afwegingen kunnen maken en hun financiën op korte en lange termijn in balans kunnen houden. De financiële zelfredzaamheid wordt als een integraal onderdeel van het inburgeringstraject te zien, wordt er een zo passend mogelijk aanbod samengesteld en zal ongeveer een jaar duren. De duur van het traject wordt vastgelegd in het PIP.

 

Alleen asielstatushouders ontvangen van het college een aanbod van een cursus of opleiding waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (zevende lid). Dit aanbod ontvangen zij binnen maximaal drie maanden na de verzending van het PIP. Wanneer het aanbod van het college (zevende lid) uitblijft, dan registreert het college dat in het ISI (achtste lid). Aan de hand van deze registratie beoordeelt DUO of hij een verlenging van de inburgeringstermijn wegens het ontbreken van verwijtbaarheid zal geven.

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige. Het college registreert vervolgens de deelname en afronding van de leerroute en het taalniveau in het ISI (negende lid). Deze registratie geldt voor alle inburgeringsplichtigen. De voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject worden niet alleen met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten gevoerd (artikel 7 van deze beleidsregels). Gegevens over het de examenpogingen en behaalde resultaten kan het college raadplegen in het ISI.

 

De bepalingen over registraties in het ISI (vijfde, achtste, negende lid) en de bepaling over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling (zesde lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 5 – PVT inburgeringsplichtigen

Het afronden van het PVT is, samen met het afronden van de MAP en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht.

 

Ook inburgeringsplichtigen die de Z-route (zoals bedoeld in artikel 9 Wet inburgering 2021) volgen, moeten het PVT afronden. Dat geldt voor zowel asielstatushouders als gezinsmigranten en overige migranten. Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat het PVT (samen met de MAP) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

 

De norm van twaalf uren (tweede lid) is gelijk aan de minimale urennorm van artikel 3.1, derde lid, Besluit inburgering 2021. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT-activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm van twaalf uren (artikel 3.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (derde lid).

 

Het PVT wordt afgerond door het deelnemen aan de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring.

 

Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

  • a.

    het thema democratie;

  • b.

    de Nederlandse rechtsstaat;

  • c.

    het recht op zelfbeschikking;

  • d.

    de vrijheid van meningsuiting;

  • e.

    gelijkwaardige behandeling;

  • f.

    het verbod op discriminatie;

  • g.

    sociale rechten, zoals het recht op medische zorg en onderwijs;

  • h.

    de wijze waarop inwoners in Nederland met elkaar omgaan;

  • i.

    participatie en wat de samenleving hiervan verwacht; en

  • j.

    overige sociale regels en plichten in Nederland.

Het college stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige. Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een lokale excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

 

Met de ondertekening van de participatieverklaring verklaren inburgeringsplichtigen dat zij kennis hebben genomen van de belangrijkste waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving, dat zij deze respecteren en dat zij de universele mensenrechten eerbiedigen en niet daarmee in strijd zullen handelen en dat zij actief een bijdrage willen leveren aan de Nederlandse samenleving. Een toelichting op de participatieverklaring is in meerdere talen beschikbaar.

 

Als de inburgeringplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

 

De bepalingen over registraties in het ISI (zesde en tiende lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 6 – MAP inburgeringsplichtigen

Het afronden van de MAP is, samen met het afronden van het PVT en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht.

 

Ook inburgeringsplichtigen die de Z-route volgen, moeten de MAP afronden. Dat geldt voor zowel asielstatushouders als gezinsmigranten en overige migranten. Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat de MAP (samen met het PVT) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

 

Inburgeringsplichtigen die de onderwijsroute (taalschakeltraject) volgen of hebben gevolgd zijn wettelijk vrijgesteld van de plicht om de MAP te volgen en af te ronden.

 

Artikel 3.1 Regeling inburgering 2021 schrijft een norm voor van veertig uren gericht op de praktische inzet van de inburgeringsplichtige op de arbeidsmarkt en deze urennorm wordt ingevuld met een stage (eerste lid, onderdeel b). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP-activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op die urennorm (artikel 3.2, derde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (derde lid).

 

De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige, waarin de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring worden besproken.

 

Als de inburgeringplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

 

De bepalingen over registraties in het ISI (zevende en twaalfde lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 7 – Voortgangsgesprekken

Voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject worden niet alleen gevoerd met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten. Deze contactmomenten geven gemeenten de mogelijkheid om beter zicht te houden op het verloop van de inburgering en de eventuele (door de inburgeringsplichtige zelf) ingekochte inburgeringslessen.

 

De gevolgen als de inburgeringplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt zijn beschreven in artikel 13 van deze beleidsregels.

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling zijn verplicht het college gegevens te verstrekken over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige (artikel 35 lid 3 Wet inburgering 2021). Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige (vijfde lid).

Artikel 8 – Maatschappelijke begeleiding

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding.

 

In het ISI staan de asielstatushouders vermeld die in aanmerking komen voor maatschappelijke begeleiding. De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

 

Per asielstatushouder duurt het traject ongeveer een jaar. De duur van de maatschappelijke begeleiding wordt vastgelegd in de PIP. Met de maatschappelijke begeleiding wil het college wil bereiken dat de asielstatushouder zo snel mogelijk

  • een baan kan vinden;

  • mee kan doen in de (Oosterhoutse) maatschappij;

  • en beter het inburgeringstraject kan doorlopen.

Asielstatushouders die gebruik maken van de Logeerregeling van het COA moeten zich inschrijven bij de gemeente op het logeeradres. Deze inschrijving geeft nog geen recht op maatschappelijke begeleiding. Het recht op maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders, met een verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, vangt namelijk pas aan op de dag waarop is ingeschreven in de BRP van de gemeente die hem volgens de taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 moet huisvesten.

Artikel 9 – PIP

Voor alle inburgeringsplichtigen stelt het college een PIP vast. De inhoud van het PIP is gereguleerd in artikel 15 Wet inburgering 2021 en is voor asielstatushouders uitgebreider dan dat voor gezins- en overige migranten: het PIP bevat voor hen ook de intensiteit van de leerroute.

 

Het college verzendt het PIP in zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige. Deze regel geldt ook als een andere gemeente, voor de verhuizing van de inburgeringsplichtige, een PIP voor hem had vastgesteld (artikel 5.3,tweede lid, Besluit inburgering 2021). Bij het overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route (artikelen 10 respectievelijk 11 van deze beleidsregels) past het college het PIP aan en wordt het nieuwe PIP aan de inburgeringsplichtige verzonden.

 

De bepaling over registratie in het ISI (zesde lid) is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 10 – Overschakelen naar een andere leerroute

Als blijkt dat een bepaalde leerroute te hoog gegrepen is, kan worden geschakeld naar een andere leerroute. Bij de onderwijsroute ligt het dan voor de hand over te schakelen naar de B1-route met de mogelijkheid om op niveau A2 examens te halen. Het uitgangspunt is dat ook na het switchen van de ene naar een andere leerroute aan alle onderdelen van nieuwe leerroute wordt voldaan. Zo moet bij het switchen van de onderwijsroute - waarbij een vrijstelling van de MAP geldt - naar de B1-route dus ook aan de MAP worden voldaan.

 

De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is maximaal anderhalf jaar vanaf de aanvang van de inburgeringstermijn, met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route (artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021). De inburgeringtermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan het college afwijken van de termijn van anderhalf jaar (artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021).

 

Het overschakelen naar een andere leerroute is niet hetzelfde als de mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2. Ná het afschalen naar niveau A2 is overschakelen naar een andere leerroute alleen nog mogelijk als de termijn van anderhalf jaar om over te schakelen nog niet verstreken is.

 

De bepalingen over registraties in het ISI (vierde en zevende lid) en de bepaling over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling (vijfde lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 11 – Afschalen

Afschalen na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal is mogelijk wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen (eerste lid). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan heeft het college de mogelijkheid deze bestede uren in mindering te brengen op de urennorm van 600 uren (artikel 5.5, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (tweede lid), ook wanneer het daarbij gaat om in het kader van de brede intake gevolgd alfabetiseringsonderwijs.

 

De inburgeringsplichtige kan uiteraard op onderdelen wordt geëxamineerd op B1- of zelfs B2-niveau, als de inburgeringsplichtige daar op onderdelen toe in staat is.

 

De mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2 is niet hetzelfde als het overschakelen naar een andere leerroute. Na 600 cursusuren Nederlands als tweede taal zal de termijn van anderhalf jaar die geldt voor het overschakelen soms al verstreken zijn.

Artikel 12 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

Samenvattend ziet de systematiek van oproep en boeteoplegging er als volgt uit:

  • Oproep met oproeptermijn;

  • Niet verschenen binnen oproeptermijn? Waarschuwing, herhaalde oproep en nieuwe termijn (niet begrensd);

  • Niet verschenen binnen nieuwe termijn? Boetebeschikking, herhaalde oproep en nieuwe termijn (begrensd tot 2 maanden);

  • Niet verschenen binnen deze nieuwe termijn? Boete opleggen en voltooiing brede intake in afwezigheid inburgeringsplichtige.

Bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Deze mogelijkheid wordt opgenomen in de boetebeschikking. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. Dat is geen wettelijke verplichting, maar een wettelijke mogelijkheid. De in artikel 12 van deze beleidsregels genoemde overtredingen zijn namelijk zogenoemde lichte overtredingen en de bestuurlijke boete is een financiële beschikking. Uit artikel 4:12 Awb in samenhang met artikel 5:53 Awb vloeit daarom voort dat geen verplichting geldt de overtreder in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen.

 

De boete bedraagt € 250 (artikel 7.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat het college geen lagere boete kan opleggen, behoudens het geval van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld omstandigheden die verband houden met zijn draagkracht) (artikel 5:46, derde lid, Awb).

 

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb).

 

Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 12 van deze beleidsregels) en boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. De maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.

 

Maximum tijdens (verlengde) inburgeringstermijn Het totaal aan boetes beloopt gedurende de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn ten hoogste € 2.400.

 

Maximum tijdens nieuwe termijn Het totaal aan boetes beloopt gedurende de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete ten hoogste:

  • a)

    € 400 bij een nieuwe termijn van zes maanden;

  • b)

    € 800 bij een nieuwe termijn van een jaar;

  • c)

    € 1.200 bij een nieuwe termijn van anderhalf jaar;

  • d)

    € 1.600 bij een nieuwe termijn van twee jaar.

Onder artikel 12 van deze beleidsregels valt ook het niet meewerken aan de leerbaarheidstoets. Om na te gaan of inburgeringsplichtigen de leerbaarheidstoets afleggen, krijgt het college de uitkomsten van de leerbaarheidstoets van de instantie die de leerbaarheidstoets afneemt.

 

Het college registreert de boete in het ISI (zesde lid). Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 13 – Boete tijdens het inburgeringstraject

Net als bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake, stelt het college de inburgeringsplichtige bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Zie hierover verder de toelichting op artikel 12 van deze beleidsregels.

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige (artikel 35 lid 3 Wet inburgering 2021). Deze gegevens dienen niet alleen om de voortgangsgesprekken voor te bereiden (artikel 7 van deze beleidsregels) en om te beoordelen of overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route aan de orde is (artikelen 10 respectievelijk 11 van deze beleidsregels). Ze dienen ook om te kunnen beoordelen of een boete aan de orde is.

 

De boete bedraagt € 50 (artikel 7.1, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat artikel 5:46, derde lid, Awb van toepassing is en dat het college een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

 

Bij herhaling wordt de boete steeds verdubbeld tot een bedrag van ten hoogste € 800, indien binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding, een eerdere overtreding, bestaande uit het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit het PIP is geconstateerd. Voorwaarde daarbij is dat, als de nieuwe overtreding wordt begaan, de boete vanwege de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden (artikel 7.1, derde lid, Besluit inburgering 2021). Hierbij past het college de volgende opbouw toe:

  • a)

    € 50 bij een eerste boete;

  • b)

    € 100 bij een tweede boete;

  • c)

    € 200 bij een derde boete;

  • d)

    € 400 bij een vierde boete; en

  • e)

    € 800 bij een vijfde en verdere boete.

Als de termijn tussen twee overtredingen van de afspraken uit het PIP meer dan 12 maanden is, dan moet het college opnieuw beginnen met een boete van € 50.

 

Voorbeeld:

Meneer K. is een asielstatushouder. In het PIP staat dat meneer K. elk half jaar moet deelnemen aan een voortgangsgesprek en dat hij moet deelnemen aan de inburgeringslessen. In 2022 zijn twee voortgangsgesprekken gepland, een op 1 april 2022 en een op 1 oktober 2022. Meneer K. verschijnt met opzet niet op het voortgangsgesprek van 1 april 2022. Het college legt een boete op van € 5 0 bij beschikking van 1 mei 2022. Meneer K. maakt geen bezwaar tegen de boetebeschikking. Meneer K. verschijnt met opzet ook niet op het voortgangsgesprek van 1 oktober 2022. Het college legt een boete op van € 1 00 (100% verhoging) bij beschikking van 1 november 2022. Meneer K. maakt geen bezwaar tegen de boetebeschikking. Meneer K. verschijnt vervolgens met opzet niet op de inburgeringslessen van 1 december 2022. Het college legt een boete op van € 2 00 (100% verhoging) bij beschikking van 1 januari 2023.

 

Bij het opleggen van de boete worden de volgende uitgangspunten in acht genomen (artikel 7.1, vierde lid, Besluit inburgering 2021):

  • a)

    indien er sprake is van opzet, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 procent;

  • b)

    indien er sprake is van grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 75 procent;

  • c)

    indien er geen sprake is van opzet of grove schuld wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent;

  • d)

    indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent.

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb).

 

Het totaal aan boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) en de boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 12 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. Zie hierover verder de toelichting op artikel 12 van deze beleidsregels.

 

Het college registreert de boete in het ISI (vijfde lid). Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 14 – Samenloop inburgeringsboete en maatregel Participatiewet

Dit artikel heeft twee belangrijke implicaties:

  • 1.

    Het college verlaagt de uitkering van de inburgeringsplichtige wanneer hij niet verschijnt bij de aangeboden inburgeringscursus en daarmee niet voldoet aan de inspanningsverplichting voor bijstandsgerechtigden om de Nederlandse taal te beheersen, voor zover dit noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (artikel 18b Participatiewet). Het college legt dan geen boete op wegens het niet nakomen van een PIP-verplichting.

  • 2.

    Het college verlaagt de uitkering van de inburgeringsplichtige wanneer hij niet verschijnt bij de aangeboden inburgeringscursus of niet deelneemt aan de MAP en het college die inburgeringscursus of MAP heeft aangeboden als voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling in de zin van de Participatiewet (artikel 9 lid 1 onderdeel b Participatiewet en artikel 18 Participatiewet). Het college legt dan geen boete op wegens het niet nakomen van een PIP-verplichting.

Als de bijstand is verlaagd op grond van artikel 18 of 18b van de Participatiewet, dan mag het college, op grond van artikel 27 Wet inburgering 2021, geen boete meer opleggen op grond van de Wet inburgering 2021.

 

Met artikel 14 van deze beleidsregels vult het college zijn bevoegdheid om een boete op grond van de Wet inburgering 2021 nader, of preciezer, iets restrictiever in dan artikel 27 Wet inburgering 2021 dat doet. De reden daarvoor is gelegen in de rechtsgelijkheid van inburgeringsplichtigen. Artikel 27 Wet inburgering 2021 verhindert op zichzelf namelijk niet dat er in de praktijk diverse situaties kunnen ontstaan die tot rechtsongelijkheid leiden:

  • de ene inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering krijgt een boete op grond van de Wet inburgering 2021;

  • een andere inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering krijgt een verlaging op grond van de Participatiewet;

  • weer een andere inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering krijgt eerst een boete op grond van de Wet inburgering 2021 en daarna zelfs een verlaging op grond van de Participatiewet (al zijn er wel redenen waarom er na een inburgeringsboete soms geen maatregel meer zal volgen: het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4 lid 2 Awb; het afstemmingsbeginsel als bedoeld in artikel 18b lid 7 Participatiewet).

Dat deze drie situaties in de praktijk kunnen voorkomen, is uit oogpunt van rechtsgelijkheid van inburgeringsplichtigen niet wenselijk. Bij een situatie waarbij zowel een verlaging als boete toegepast kan worden wordt alleen een verlaging toegepast en wordt er geen boete opgelegd.

 

Daarom hanteert het college als beleid om geen boete op te leggen en alleen de bijstand te verlagen in een situatie waarin zowel een boete als een verlaging mogelijk zijn.

Artikel 15 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.