Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Brabant

Beleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Brabant
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant
CiteertitelBeleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-2022nieuwe regeling

07-02-2022

prb-2022-1812

C2292842/5019800

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat uit het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer volgt dat enkel Gedeputeerde Staten als wegbeheerder verkeerstekens op, langs of boven provinciale wegen mag aanbrengen of verwijderen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het belang van de doorstroming en verkeersveiligheid op de weg, het wenselijk vinden om op uniforme wijze om te gaan met bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen en daartoe een beleidsregel wensen vast te stellen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

bebouwde kom: bebouwde kom als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

bewegwijzering: bewegwijzering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder y, van de Wegenverkeerswet 1994 en bijlage 1, hoofdstuk K, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

bijzondere aanduiding: informatiepaneel, routenummerverwijzing, gebiedsbord, streekgrensbord, provinciegrens- of gemeentegrensbord of naambord als bedoeld in de richtlijn bewegwijzering, alsmede een provinciaal mottobord of bouwbord;

CROW: Nederlands kennisinstituut voor infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer en werk en veiligheid;

dagrecreatief object of terrein: dagrecreatief object of terrein als bedoeld in de richtlijn bewegwijzering;

erftoegangsweg: erftoegangsweg als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

gebiedsontsluitingsweg: gebiedsontsluitingsweg als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

haven: haven, niet zijnde een industriële haven, bestemd als opstapplaats voor passagiers te water;

industrieterrein, bedrijventerrein of kantorenpark: terrein als bedoeld in de richtlijn bewegwijzering, alsmede een industriële haven;

kliniek: zorginstelling waar gespecialiseerde medische of psychische zorg wordt aangeboden;

militair object of terrein: object of terrein van het Ministerie van Defensie;

provinciale weg: provinciale weg als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

recreatiegebied: gebied met een toeristisch-recreatieve functie;

richtlijn bewegwijzering: Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatienummer 322, van het CROW;

strokenbord: strokenbord als bedoeld in de richtlijn bewegwijzering;

stroomweg: stroomweg als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

tot de provinciale weg behorende verkeersvoorziening: element met een verkeersfunctie die Gedeputeerde Staten in het kader van de zorgplicht voor de provinciale weg hebben geplaatst of aangebracht op of aan de weg;

verkeersbord: bord als bedoeld in artikel 4 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

vliegveld: luchthaven die uitsluitend of gedeeltelijk bestemd is voor de burgerluchtvaart;

winkelgebied: gebied dat bestemd is voor de vestiging van meerdere winkels op één locatie;

ziekenhuis: ziekenhuis als bedoeld in de richtlijn bewegwijzering, alsmede een ziekenhuis zonder afdeling spoedeisende hulp;

zorgplicht voor de provinciale weg: wettelijke verplichting om provinciale wegen te onderhouden als bedoeld in artikel 15 van de Wegenwet en de belangen te beschermen als bedoeld in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2 Bewegwijzering

  • 1.

    Gedeputeerde Staten volgen voor het op de provinciale weg plaatsen van bewegwijzering de richtlijn bewegwijzering.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten ook de volgende objecten of terreinen aanduiden op bewegwijzering:

    • a.

      een industrieterrein, bedrijventerrein of kantorenpark met een oppervlakte van minimaal 50 hectare;

    • b.

      een vliegveld of haven van waaruit minimaal 25.000 reizigers per kalenderjaar worden vervoerd;

    • c.

      een ziekenhuis;

    • d.

      een dagrecreatief object of terrein:

      • 1°.

        met minimaal 500.000 bezoekers per kalenderjaar

      • 2°.

        dat op een maximale rijafstand van 10 kilometer van de provinciale weg ligt;

    • e.

      een nationaal park met een bezoekerscentrum;

    • f.

      een recreatiegebied dat in het gemeentelijke omgevingsplan als zodanig is aangeduid;

    • g.

      een winkelgebied dat in het gemeentelijke omgevingsplan als zodanig is aangeduid;

    • h.

      een militair object of terrein.

Artikel 3 Strokenborden

  • 1.

    Gedeputeerde Staten volgen voor het op de provinciale weg plaatsen van een strokenbord de richtlijn bewegwijzering.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid plaatsen Gedeputeerde Staten alleen een strokenbord:

    • a.

      voor een object of terrein dat is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze beleidsregel; en

    • b.

      indien een strokenbord bijdraagt aan de zorgplicht voor de provinciale weg.

  • 3.

    Een strokenbord draagt in ieder geval bij aan de zorgplicht bedoeld in het tweede lid, onder b, indien:

    • a.

      een object of terrein als genoemd in bijlage 1 bij deze beleidsregel niet kan worden bereikt door de bestaande bewegwijzering te volgen;

    • b.

      door het ontbreken van een strokenbord op de provinciale weg de verkeersveiligheid of doorstroming op de provinciale weg in het geding is;

    • c.

      het doel, de functionaliteit en de kwaliteit van de provinciale weg onaangetast blijven;

    • d.

      het vrije zicht van weggebruikers op de provinciale weg of het zicht op een tot de provinciale weg behorende verkeersvoorziening onbelemmerd blijft;

    • e.

      er voldoende fysieke ruimte beschikbaar is; of

    • f.

      in het geval dat:

      • 1°.

        een weggebruiker na het verlaten van de provinciale weg meer dan één afslaande verkeersbeweging moet maken om het object of terrein te bereiken; en

      • 2°.

        de bevoegd wegbeheerder op haar wegen die aansluiten op de provinciale weg strokenborden plaatst voor het aan te duiden object of terrein;

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid volgen Gedeputeerde Staten de plaatsingsvereisten opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

Artikel 4 Bijzondere aanduidingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten volgen voor het op de provinciale weg plaatsen van een bijzondere aanduiding de richtlijn bewegwijzering.

  • 2.

    In afwijking van eerste lid plaatsen Gedeputeerde Staten alleen een bijzondere aanduiding indien deze bijdraagt aan de zorgplicht voor de provinciale weg.

  • 3.

    Om te bepalen of een bijzondere aanduiding bijdraagt aan de zorgplicht voor de provinciale weg is artikel 4, derde lid, onder b tot en met f, van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Onverminderd het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een bijzondere aanduiding met naamgeving van een kunstwerk of een rotonde plaatsen indien:

    • a.

      een verzoek tot plaatsing van een bijzondere aanduiding met naamgeving van een kunstwerk of rotonde is ingediend door het gemeentebestuur;

    • b.

      de naamgeving lokaal maatschappelijk draagvlak geniet;

    • c.

      de naamgeving een duurzaam karakter heeft;

    • d.

      de naamgeving gemakkelijk uitspreekbaar is;

    • e.

      de naamgeving past bij de omgeving en andere naamgevingen van objecten in de nabijheid.

  • 5.

    Onverminderd het derde lid en het vierde lid, onderdeel a, kunnen Gedeputeerde Staten een bijzondere aanduiding met persoonsnaamgeving van een kunstwerk of een rotonde plaatsen indien:

    • a.

      de persoon waarnaar vernoemd wordt bijzondere verdiensten heeft verricht voor de maatschappij;

    • b.

      uit een antecedentenonderzoek naar de persoon waarnaar vernoemd wordt geen bezwaren blijken.

Artikel 5 Onderhoud en kosten

Gedeputeerde Staten onderhouden bewijzering, strokenborden of bijzondere aanduidingen voor eigen rekening.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingsverordening Noord-Brabant in werking treedt.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, 7 februari 2022

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel 3, tweede lid, onder a, van de Beleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant

Categorieën objecten en terreinen

 

  • 1.

    Object of terrein met verkeersaantrekkende werking, te weten:

    • a.

      een kliniek met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar;

    • b.

      een crematorium met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar;

    • c.

      een begraafplaats met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar;

    • d.

      een tankstation met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar;

    • e.

      een conferentieoord met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar;

    • f.

      een bedrijventerrein met een oppervlakte groter dan 25 hectare en kleiner dan 50 hectare.

  • 2.

    Object of terrein gericht op het bieden van een overnachtingsmogelijkheid, met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar en meer dan 20 slaapkamers, bungalows of standplaatsen, te weten:

    • a.

      een hotel;

    • b.

      een motel;

    • c.

      een bed & breakfast;

    • d.

      een jeugdherberg;

    • e.

      een bungalowpark;

    • f.

      een camping.

  • 3.

    Dagrecreatief object of terrein, dat meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar heeft en meer dan zes maanden aaneengesloten per kalenderjaar geopend is, te weten:

    • a.

      een bezoekerscentrum natuurgebied;

    • b.

      een recreatieplas;

    • c.

      een kuuroord;

    • d.

      een pretpark of speeltuin;

    • e.

      een dierentuin, vogelpark of safaripark;

    • f.

      een museum;

    • g.

      een gebouw als bezienswaardigheid.

  • 4.

    Object of terrein gericht op sportrecreatie, met meer dan 25.000 bezoekers per kalenderjaar, te weten:

    • a.

      een sporthal of zwembad;

    • b.

      een sportpark of stadion;

    • c.

      een vliegveld of zweefvliegveld;

    • d.

      een circuit;

    • e.

      een manege.

  • 5.

    Object gericht op horeca, dat meer dan 15.000 bezoekers per kalenderjaar heeft en gemiddeld vier dagen per week per kalenderjaar geopend is, te weten:

    • a.

      een restaurant of café-restaurant;

    • b.

      een partycentrum.

Bijlage 2 behorende bij artikel 3, vierde lid, van de Beleidsregel bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant

Plaatsingsvereisten strokenborden

 

  • 1.

    Per object of terrein als genoemd in bijlage 1 bij deze beleidsregel worden maximaal twee strokenborden per provinciale weg geplaatst.

  • 2.

    Een strokenbord bevat een verzamelnaam, in plaats van de specifieke benaming van een object of terrein, indien:

    • a.

      meerdere objecten of terreinen van dezelfde categorie als bedoeld in bijlage 1 bij deze beleidsregel zijn gevestigd op één als zodanig aan te duiden locatie of terrein of in dezelfde straat;

    • b.

      meerdere objecten of terreinen van dezelfde categorie als bedoeld in bijlage 1 bij deze beleidsregel zijn gevestigd naast of nabij elkaar en bereikt kunnen worden door dezelfde richting te volgen.

  • 3.

    Op één bevestigingspunt zijn maximaal zes strokenborden bevestigd.

  • 4.

    In aanvulling op de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens gelden de volgende vereisten voor de plaats op de weg van een strokenbord:

    Wegcategorie op basis Duurzaam Veilig

    Streefafstand tot beslispunt buiten de kom

    Streefafstand tot beslispunt binnen de kom

    Stroomweg

    300 meter

    Niet van toepassing

    Gebiedsontsluitingsweg

    Tussen de 150 en 200 meter

    Tussen de 25 en 50 meter

    Erftoegangsweg

    Tussen de 25 en 50 meter

    Tussen de 25 en 50 meter

  • 5.

    Voor de maatvoering en uitvoering van een strokenbord gelden de volgende vereisten:

    Afmetingen

    1 regel tekst

    2 regels tekst

    Breedte mm

    1600/1200 bij smalle berm

    1600/1200 bij smalle berm

    Hoogte mm

    250

    350

    Pictogram mm

    100

    100

    Kapitalen /onderkasten mm

    80/60

    80/60

    Materiaal

    Retroreflecterend klasse 3

    Retroreflecterend klasse 3

    Hoogte onderste bord t.o.v. maaiveld in mm

    1200

    1200

  • 6.

    De strokenborden voor de aanduiding van objecten en terreinen als bedoeld in bijlage 1, categorieën 2 tot en met 5, bij deze beleidsregel, worden met een bruine achtergrondkleur uitgevoerd.

Toelichting behorende bij de Beleidsregel bewegwijzering, strokenborden en aanduidingen op provinciale wegen Noord-Brabant

I. Algemeen deel

Op grond van artikel 15 van de Wegenwet heeft de provincie Noord-Brabant voor haar provinciale wegen een onderhoudsverplichting en moet zij de belangen die in artikel 2 Wegenverkeerswet 1994 benoemd zijn, beschermen. In het kader van de provinciale zorgplicht voor wegen kunnen Gedeputeerde Staten verkeerstekens als bedoeld in artikel 3 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) op de provinciale wegen plaatsen. Dit betreffen verkeersborden, verkeerslichten en verkeerstekens. Voor verkeersborden bepaalt artikel 4 BABW het volgende:

  • 1.

    Verkeersborden die een gebod, verbod of adviessnelheid betreffen zijn vastgesteld in bijlage 1 behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), hoofdstukken A tot en met H;

  • 2.

    Verkeersborden die een gevaar aanduiden zijn vastgesteld in bijlage 1 behorende bij het RVV 1990, hoofdstuk J;

  • 3.

    Verkeersborden die overige informatie voor de weggebruikers bevatten, moeten, voor zover in de hoofdstukken K en L uit bijlage 1 behorende bij het RVV 1990 niet een bepaald model is voorgeschreven, bestaan uit een rechthoekig bord waarop de letters, cijfers of symbolen in een blauw veld zijn geplaatst.

Voor het plaatsen van de verkeersborden als bedoeld in artikel 4, eerste lid, BABW is een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 12 BABW nodig. De bevoegde wegbeheerder neemt dat besluit en plaatst de borden. De verkeersborden als bedoeld in het tweede en derde lid van artikel 4 BABW plaatst de wegbeheerder vanuit diens zorgplicht voor haar wegen. Voor het plaatsen van die borden is geen verkeersbesluit nodig. Bewegwijzering, strokenborden en overige aanduidingen vallen onder het bepaalde in artikel 4, derde lid BABW.

 

Deze beleidsregel bevat de afwegingen die Gedeputeerde Staten volgen voor het plaatsen van bewegwijzering, strokenborden en bijzondere aanduidingen op de provinciale wegen in Noord-Brabant. Voor de utilitaire bewegwijzering volgen Gedeputeerde Staten de richtlijn bewegwijzering van het CROW. Gedeputeerde Staten plaatsen verder alleen strokenborden en bijzondere aanduidingen als dit in verband met de verkeersveiligheid of goede doorstroming op haar wegen noodzakelijk is. Zij toetsen daarbij voor elke situatie of dat bebording een verkeersprobleem oplost, dan wel de verkeersveiligheid en doorstroming verbetert.

 

II. Artikelsgewijs deel

 

Artikel 2 Bewegwijzering

Bewegwijzering draagt bij aan een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer op de provinciale weg. Bewegwijzering is bedoeld voor het verwijzen van een route naar steden, dorpen, objecten of terreinen. De wetgever is ervan uitgegaan dat de publieke belangen rondom bewegwijzering er het meest mee gediend zijn als de verantwoordelijkheid voor de samenhang bij één organisatie wordt belegd. Met de Wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering (Stb. 2014, 313) is die verantwoordelijkheid bij de Nationale Bewegwijzeringsdienst (NBd) belegd. Ook al is dat niet expliciet in artikel 16a Wegenverkeerswet 1994 benoemd, is de wetgever ervan uitgegaan dat de NBd een ontwerp maakt op voorstel van de wegbeheerder. De NBd maakt voor alle wegbeheerders plannen voor borden die verwijzen naar geografische bestemmingen en behoren tot het regionale of landelijke systeem van verwijzingen. Het gaat om de bewegwijzering die is opgenomen in bijlage 1, hoofdstuk K, van het RVV 1990, met uitzondering van bord K14 (route vervoer gevaarlijke stoffen). Bord K14 is gebaseerd op de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, waarin aparte regels zijn opgenomen over de routering van transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

De CROW-richtlijnen vormen de basis voor het ontwerp van alle borden binnen de wettelijke scope. Door de eenduidige interpretatie van deze richtlijn is de bewegwijzering in Nederland uniform, leesbaar, begrijpelijk en helpt het de weggebruiker zijn weg makkelijk te vinden. Richtlijn 322 uit 2014 is de meest actuele CROW-richtlijn. De NBd conformeert zich hieraan.

Voor het specifiek aanduiden van objecten en terreinen op de utilitaire bewegwijzering conformeren Gedeputeerde Staten zich met de NBd aan de richtlijn bewegwijzering van het CROW. Gedeputeerde Staten hebben in aanvulling op de genoemde richtlijn in deze beleidsregel enkele objecten en terreinen benoemd die in Noord-Brabant ook in de utilitaire bewegwijzering opgenomen kunnen worden.

 

Volgens de richtlijn bewegwijzering komen ziekenhuizen alleen voor bewegwijzering in aanmerking indien zijn beschikken over een afdeling waar gedurende 24 uur per etmaal spoedeisende hulp plaats kan vinden. Gedeputeerde Staten willen ook ziekenhuizen die niet beschikken over voornoemde afdeling in de bewegwijzering kunnen opnemen. Daarom is voornoemd onderscheid in dit artikel niet gemaakt.

 

Artikel 3 Strokenborden

Het komt voor dat op grond van gemeentelijk beleid andere plaatsingsvereisten gelden dan Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld in bijlage 2.

 

Hoewel deze beleidsregel geldt voor alle provinciale wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Wegenverkeerswet 1994, kan er gemeentelijk de wens bestaan om toch eigen plaatsingsvereisten toe te passen op een provinciale weg gelegen binnen de bebouwde kom voornoemd. Gebruikmakend van de inherente afwijkingsbevoegd als bedoeld in artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen Gedeputeerde Staten de betreffende gemeente toestaan dat voor strokenborden binnen de bebouwde kom de plaatsingsvereisten van een gemeente gelden. Omdat in dat geval Gedeputeerde Staten de gemeentelijke strokenborden niet zelf wil plaatsen en onderhouden, dient de gemeente op grond van artikel 2.112 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant een omgevingsvergunning aan te vragen. Gedeputeerde Staten nemen in de voorschriften van de omgevingsvergunning op dat de gemeente de bebording zelf plaatst en onderhoudt voor eigen rekening.

 

Tweede lid Afwijking

Indien het object of terrein bereikt kan worden door de reeds bestaande bewegwijzering op de provinciale weg te volgen (de bewegwijzering met daarop de vestigingsplaats van het object of terrein verwijst dan in de richting waar het object of terrein gevestigd is), biedt een strokenbord op de provinciale weg geen meerwaarde.

Voor objecten en terreinen die gericht zijn op lokale belangen gaan Gedeputeerde Staten ervan uit dat de locatie van het object of terrein bekend is bij de plaatselijke bevolking. Het object of terrein trekt in verhouding tot objecten en terreinen die gericht zijn op bovenlokale belangen minder zoekend verkeer aan. Bedrijven zoals boerenbedrijven, verkoop van fruit en groente aan de weg of vanuit huis, thuiskappers en dergelijke komen daarom niet in aanmerking voor een strokenbord. Bijlage 1 bevat een limitatieve lijst van objecten en terreinen die wel in aanmerking kunnen komen voor een strokenbord.

 

Derde lid Zorgplicht

Algemeen

Gedeputeerde Staten willen voorkomen dat te veel bebording op de provinciale weg aanwezig is, waardoor onduidelijkheid kan ontstaan en de verkeersveiligheid en doorstroming in het geding kunnen komen. Gedeputeerde Staten gaan er bovendien vanuit dat tegenwoordig het merendeel van de weggebruikers hun route vindt met behulp van in voertuigen ingebouwde routeplansystemen of met behulp van routeplanners die voor mobiele telefoons beschikbaar zijn. Strokenborden zijn tegenwoordig nauwelijks nog nodig voor weggebruikers om een goede route te vinden naar hun bestemming. Gedeputeerde Staten hanteren daarom een ‘nee-tenzij’-beleid. Zij willen alleen nog een strokenbord plaatsen als dit een probleem in het kader van de verkeersveiligheid of de goede doorstroming op de provinciale weg oplost of een verkeerssituatie significant verduidelijkt.

Het derde lid bevat de afwegingen die Gedeputeerde Staten volgen voor het plaatsen van strokenborden op provinciale wegen. De criteria die Gedeputeerde Staten betrekken in hun afwegingen over het al dan niet plaatsen van een strokenbord zijn niet allemaal niet tot in detail omschreven. De reden hiervoor is dat verkeerssituaties vaak unieke omstandigheden kennen met als gevolg dat voor de beoordeling en afweging in de praktijk maatwerk nodig is.

 

Derde lid, onder f Afslaande beweging

In het geval de weggebruiker na het verlaten van de provinciale weg één of meerdere afslaande bewegingen moet maken, is louter het aanduiden van het object op de provinciale weg niet voldoende. Om zoekend verkeer op het onderliggend wegennet te voorkomen, moet de betreffende wegbeheerder doorverwijzen. Als daarvan geen sprake is, verwijzen Gedeputeerde Staten in principe ook niet.

 

Artikel 4 Bijzondere aanduidingen

De bijzondere aanduidingen die Gedeputeerde Staten naast bewegwijzering of een strokenbord kunnen toestaan, zijn andere borden dan die zij als wegbeheerder op haar wegen plaatsen. Sommige aanduidingen kunnen, zonder een functie te hebben in het duiden van routes voor het verkeer, ook een andere bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid of andere belangen van weggebruikers dienen. Een voorbeeld is bebording waarmee toeristisch-recreatieve fietsroutes worden aangeduid. Die borden voorkomen zoekend verkeer, ondanks dat deze borden geen functie vervullen voor de verkeersveiligheid. Een ander voorbeeld is de aanduiding van een gebied of rivier, een brug, een viaducten of een rotonde, omdat hiervan een oriënterende werking kan uitgaan. Gedeputeerde Staten willen dergelijke bijzondere aanduidingen niet op voorhand weren. Gedeputeerde Staten willen wel de toelaatbaarheid binnen de in deze beleidsregel vastgelegde beleidslijn op kunnen toetsen.

 

Naamgeving van kunstwerken, zoals bruggen en viaducten, of rotondes heeft niet alleen een oriënterende werking, maar bevordert ook de herkenbaarheid voor de omgeving en weggebruikers, is functioneel voor wegbeheerders en hulpdiensten en kan bijdragen aan de instandhouding van cultuur en historie van het gebied waarin het kunstwerk of de rotonde aanwezig is.

Voor de naamgeving van verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen in Nederland geldt de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet BAG). Daarin is geregeld dat de gemeenteraad bevoegd is tot adressering en naamgeving van straten, pleinen, parken, wateren en openbare gebouwen. Mits de gemeente daartoe een formeel besluit heeft genomen, vindt registratie plaats in de BAG. De Wet BAG is niet van toepassing op kunstwerken, omdat deze op zichtzelf niet te kwalificeren zijn als adresseerbare objecten in de openbare ruimte. Oftewel, een kunstwerk kent geen adres en huisnummer. Hieruit volgt dat de eigenaar van een kunstwerk op grond van het eigendomsrecht zelf bevoegd is om (al dan niet) een kunstwerk een naam te geven.

Gedeputeerde Staten volstaan in beginsel met de technische nummering van de provinciale bruggen, viaducten en ecoducten. Dit is afgestemd op de werkwijze van Rijkswaterstaat. Duikers en soortgelijke kunstwerken krijgen geen naam. Desgewenst kunnen gemeenten echter wel een voorstel over een naamgeving van een provinciaal kunstwerk indienen. Gedeputeerde Staten gaan er hierbij vanuit dat indien een gemeentebestuur het verzoek indient en zij daarbij aantoont dat de naamgeving maatschappelijke draagvlak heeft. Gedeputeerde Staten beoordelen ook of de voorgestelde naamgeving niet louter gebaseerd is op een actualiteit. De naamgeving moet derhalve een bestendig karakter hebben. Naamgeving die in de constructie van het kunstwerk wordt aangebracht behoort ook tot de mogelijkheden indien hieraan geen technische bezwaren kleven.

Voor persoonsnaamgeving gelden enkele bijzondere vereisten, omdat Gedeputeerde Staten een persoonsnaamgeving van haar kunstwerken of rotondes alleen toestaan als uit de justitiële gegevens van de persoon een ongeschonden blazoen blijkt.

Het vernoemen van een rotonde of kunstwerk naar leden van het Koninklijk Huis vereist tegenwoordig geen toestemming meer van het Ministerie van Algemene Zaken. Het informeren van de Dienst van het Koninklijk Huis volstaat.

 

Specifieke voorbeelden van bijzondere aanduidingen die Gedeputeerde Staten in het belang van de zorgplicht voor provinciale wegen kunnen plaatsen zijn mottoborden en bouwborden.

Gedeputeerde Staten voeren regelmatig campagnes, bijvoorbeeld gericht op het beïnvloeden van weggedrag. Met een mottobord kunnen Gedeputeerde Staten aandacht vragen voor een specifiek thema. In het belang van de zorgplicht voor provinciale wegen voeren Gedeputeerde Staten regelmatig infrastructurele projecten uit. Met een bouwbord informeren Gedeputeerde Staten de weggebruikers over dergelijke projecten.

 

Artikel 5 Onderhoud en kosten

Het plaatsen van verkeersborden brengt kosten met zich mee. De artikelen 152 tot en met 157 van de Wegenverkeerswet 1994 bepalen dat de kosten voor het plaatsen en verwijderen van verkeerstekens (waaronder verkeersborden) voor rekening van de wegbeheerder komen. Er zijn enkele uitzonderingen, maar die zijn niet relevant voor deze beleidsregel. Aangezien Gedeputeerde Staten alleen de strokenborden en bijzondere aanduidingen plaatsen die van belang zijn voor de verkeersveiligheid of doorstroming, onderhouden Gedeputeerde Staten deze borden zelf en voor eigen rekening. De kosten voor bewegwijzering verrekent de NBd met de provincie Noord-Brabant.

 

Bijlage 2

Artikel 4 BABW bepaalt hoe de vormgeving van verkeersborden die geboden, verboden, adviessnelheden of gevaren aanduiden, uitgevoerd moeten worden. Verkeersborden die overige informatie voor weggebruikers bevatten moeten bestaan uit een rechthoekig bord waarop de letters, cijfers of symbolen in een blauw veld zijn geplaatst. Strokenborden ter aanduiding van de route naar objecten en terreinen duiden Gedeputeerde Staten dan ook zo aan.

Van het bepaalde in artikel 4 BABW mag uitsluitend worden afgeweken indien de Minister van Infrastructuur en Waterstaat daartoe heeft besloten. De minister heeft in 2009 besloten dat voor het aanduiden van toeristisch-recreatieve objecten en terreinen op de bewegwijzering en strokenborden een bruine kleurstelling wordt gehanteerd. Het CROW heeft dit in de richtlijn bewegwijzering opgenomen.

 

Gedeputeerde Staten plaatsen in beginsel niet meer dan twee strokenborden per object of terrein per provinciale weg. Het kan voorkomen dat een object of terrein met behulp van vier strokenborden aangeduid wordt, in het geval de route naar een object of terrein via twee elkaar kruisende of aan elkaar grenzende provinciale wegen gaat.

 

Voor de maatvoering passen Gedeputeerde Staten een van de richtlijn bewegwijzering afwijkende maatvoering toe, omdat de maatvoering zoals opgenomen in bijlage 2, beter past bij de beschikbare fysieke ruimte in de bermen en bij de inrichting van de provinciale wegen in Noord-Brabant.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA