Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Welstandsnota

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWelstandsnota
CiteertitelWelstandsnota Ede 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageWelstandsnota ede bijlagen A en B

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-2013nieuwe regeling

19-12-2013

huis-aan-huisblad Ede-Stad, 19-12-2013

7635

Tekst van de regeling

Intitulé

Welstandsnota

De raad van de gemeente Ede:

gelezen het voorstel “Welstandsnota 2013” van burgemeester en wethouders d.d. 26-11-2013, met zaaknummer 7635

 

Besluit

  • 1.

    De Welstandsnota gemeente Ede (2005) in te trekken met ingang van de dag waarop de Welstandsnota gemeente Ede 2013 in werking treedt;

  • 2.

    in te stemmen met de Nota van Zienswijzen;

  • 3.

    te besluiten tot vaststelling van de Welstandsnota Ede 2013, een en ander met inachtneming van de bijgevoegde Nota van Wijzigingen;

  • 4.

    te bepalen dat de Welstandsnota Ede 2013 alleen van toepassing is op verzoeken om een omgevingsvergunning die ná haar inwerkingtreding zijn ingekomen;

  • 5.

    te bepalen dat verzoeken om vergunning, ingekomen vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe Welstandsnota en waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, worden afgewikkeld volgens de Welstandsnota Ede 2005;

  • 6.

    te bepalen dat de opzet, het doel en de uitwerking van de Welstandsnota 2013 één jaar na inwerkingtreding door de gemeente Ede worden geëvalueerd waarbij zij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en relevante maatschappelijke vertegenwoordigingen betrekt.

De raad voornoemd,

 

G.H. Hagelstein

de griffier,

 

C. van der Knaap

de burgemeester.

 

Hoofdstuk 1: Doel en uitgangspunten

 

Deze welstandsnota heeft als doel een bijdrage te leveren aan het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit doen we door middel van transparante, objectieve en daarmee voor iedereen begrijpelijke criteria waar bouwplannen aan worden getoetst. Daarnaast geeft deze nota inzicht in de achter- gronden van deze criteria en in de procedures die daarbij gevolgd worden. Hiermee streven we naar een welstandsbeleid dat bestuurlijk en maatschappelijk breed gedragen wordt en dat vooral gezien wordt als een stimulans en inspiratiebron voor goede architectuur, nadrukkelijk niet als een instrument om van alles te verbieden. We verwachten dat dit leidt tot passende ontwerpen in de woon- of werkomgeving.

 

Voor wie is de welstandsnota bedoeld?

Deze nota is vooral bedoeld om de Edese burgers, architecten en andere opdrachtgevers te informeren over de criteria die de gemeente hanteert bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen. De gemeenteraad stelt deze nota vast. Het college van burgemeester en wethouders besluit aan de hand van de ambtelijke adviezen of adviezen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK, de oorspronkelijke welstandscommissie) of een plan voldoet aan redelijke eisen van welstand.

 

Welstandsniveaus

Uit enquêtes onder bewoners van de gemeente Ede blijkt dat het merendeel van de geënquêteerden een door de overheid gereguleerde zorg voor het uiterlijk van de omgeving wenselijk acht. Maar dan niet overal even streng; in zekere mate terughoudend en eenvoudiger dan het huidige welstands- beleid. Omdat niet alle gebieden overal even belangrijk zijn voor het ‘gezicht’ van de gemeente Ede is gekozen voor een indeling in gebieden met verschillende welstandsniveaus: van ‘bijzonder’ voor gebieden die zeer beeldbepalend of anderszins waardevol zijn, een soepel niveau voor de reguliere woonwijken, tot welstandsvrij voor gebieden waar aanbevelingen voldoende zijn voor de gewenste beeldkwaliteit.

 

Samen verantwoordelijk

Het welstandsbeleid van de gemeente Ede is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid samen met haar inwoners verantwoordelijk is voor het behoud en de ontwikkeling van een aantrekkelijke gebouwde omgeving. Dit betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van een eigenaar van het bouwwerk alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het welstandstoezicht beweegt zich dus op het grensvlak van private en collectieve belangen. Bij het opstellen van welstandsbeleid moet er een afweging worden gemaakt tussen individuele vrijheid en algemeen belang. De individuele vrijheid gaat tot daar waar een ander er last van heeft of tot waar het algemene belang er onder lijdt.

 

Conserverend en vernieuwend

Het welstandsbeleid richt zich in hoofdzaak op het beschermen van belangrijke bestaande karakteristieken van een gebied. Daarmee richt het beleid zich op de zorg dat nieuwe ontwikkelingen daar verantwoord op aansluiten en voortbouwen. Behoud van bestaande kwaliteiten hoeft niet te betekenen dat alles gelijk moet zijn aan de bestaande omgeving. Voor een levensvatbare toekomst van de gebouwde omgeving is het noodzakelijk dat er ook ruimte is voor creatieve bouwideeën, die wellicht anders zijn dan wat ter plekke gebruikelijk is. Hierbij staat steeds een zorgvuldige afstemming op de bestaande omgeving voorop. Van groot belang is daarbij dat iedereen de waardevolle karakteristieken van zijn eigen buurt kan herkennen. Bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of aanpassingen van bestaande bouwwerken moet daarmee dus rekening worden gehouden.

 

Leeswijzer

De welstandsnota is opgedeeld in informatie voor het gebruik, achtergrondinformatie en de bijlagen. Om snel aan de slag te kunnen met een concrete bouwaanvraag begint u met hoofdstuk 2 ‘Toetsing in grote lijnen’. In de bijlagen A en B zijn de kaarten opgenomen die u kunt raadplegen voor de wel- standstoets.

 

Informatie voor gebruik

Hoofdstuk 2: Toetsing in grote lijnen geeft een korte beschrijving van alles wat komt kijken bij de welstandstoets.

Hoofdstuk 3: Kleine bouwwerken laat een overzicht zien van de criteria voor kleine bouwwerken. Hoofdstuk 4: Gebiedscriteria omvat alle gebiedsbeschrijvingen met de daarbij behorende beeldkenmerken en criteria. De bijbehorende kaarten zijn als bijlage opgenomen.

Hoofdstuk 5: Algemene criteria beschrijft de criteria die bij elk bouwplan van toepassing zijn. Hoofdstuk 6: Excessencriteria beschrijft wanneer iets als een exces wordt beschouwd.

Hoofdstuk 6: Excessencriteria beschrijft wanneer iets als een exces wordt beschouwd.

 

Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 7: Bijzondere gebieden gaat in op het hoe en waarom van bijzondere gebieden Hoofdstuk 8: Achtergronden welstandsnota gaat over de totstandkoming van de welstandsnota, de ambitie van de gemeente en de relatie met overig beleid.

Hoofdstuk 8: Achtergronden welstandsnota gaat over de totstandkoming van de welstandsnota, de ambitie van de gemeente en de relatie met overig beleid.

Hoofdstuk 9: Toelichting bij toetsingsproces licht onderdelen uit het proces van toetsing en advisering nader toe.

 

Bijlagen

Bijlage A: Welstandsniveaus bevat kaarten waarop per kern aangegeven is waar welk welstandniveau van toepassing is (bijzonder, regulier en welstands- vrije gebieden). De bijlage geeft ook een overzicht van waar welke beeldkwaliteitsplannen van toepassing zijn en voor welke gebieden aanvullende beeldkenmerken gelden.

Bijlage B: Gebiedskaarten bevat kaarten waarop is aangeven waar welke gebiedsbeschrijving en gebiedscriteria van toepassing zijn.

Bijlage C: Begrippenlijst geeft uitleg van de begrip- pen die in deze nota worden gehanteerd.

 

Op de pagina hiernaast is het stroomschema weergegeven voor de gemeentelijke afhandeling van een aanvraag in het kader van het welstandsbeleid. Om te bepalen wat van toepassing is voor een specifiek plan kan de aanvrager de stappen uit het stroomschema hiernaast doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt de welstandstoets en het welstandsproces op hoofdlijnen verder toegelicht.

 

 

Hoofdstuk 2:  

 

Toetsing in grote lijnen

In het vorige hoofdstuk is het stroomschema weergegeven voor de gemeentelijke afhandeling van een aanvraag in het kader van het welstands- beleid. Het schema beschrijft in het kort welke stappen van belang zijn bij het aanvragen van een welstandsadvies. In dit hoofdstuk wordt de welstandstoets en het welstandsproces op hoofdlijnen verder toegelicht.

 

Toelichting bij het stroomschema

Vergunningvrij bouwen

Om te kunnen bouwen of verbouwen is meestal een vergunning nodig. Het Rijk heeft echter een aantal situaties aangegeven waar geen omgevingsvergunning voor aangevraagd hoeft te worden. Bijvoorbeeld bij gewoon onderhoud zoals schilderwerk of gevelonderhoud of voor een kleine dakkapel aan de achterkant van de woning. Met het introduceren van vergunningsvrije bouwwerken wil de wetgever eigenaren van woningen en panden meer vrijheid geven voor aanpassingen van hun woning. Alleen aan de achterkant en zijkant van woningen zijn bepaalde bouwwerken vergunningsvrij. Achterliggende gedachte hiervan is dat de voorkant van woningen uit oogpunt van het gemeenschappelijk belang kwetsbaarder is. Zij-erven die grenzen aan de openbare ruimte worden daarbij ook tot de voorkant gerekend. Overigens moet elk bouwwerk wel aan de regels uit het Bouwbesluit en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek voldoen.

Meer informatie hierover vindt u bij balie Bouwen, Wonen en Milieu van gemeente Ede of op www. rijksoverheid.nl.

 

Bestemmingsplan

In een bestemmingsplan is geregeld wat je mag bouwen en hoe je gronden mag gebruiken voor andere doelen dan bouwen. De welstandsnota is een apart toetsingskader en doet uitspraken over de architectonische vormgeving van het bouwwerk. Wanneer een bouwwerk niet in het bestemmingsplan past moet eerst beoordeeld worden of de gemeente bereid is mee te werken aan een wijziging van het bestemmingsplan. Een welstandstoets of advies kan dan nog niet worden gevraagd, omdat andere redenen dan welstand doorslaggevend kunnen zijn om af te zien van medewerking.

 

Monumenten

Monumenten vormen een bijzondere categorie binnen het Edese culturele erfgoed. Deze objecten, complexen of structuren zijn om verschillende redenen zo waardevol dat ze een beschermde status hebben. Ze geven gemeente Ede namelijk karakter en identiteit en zijn daarom van belang voor het omgevingsbeeld. Monumenten worden beschermd door de Monumentenwet, de Erfgoedverordening van de gemeente Ede en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daaruit volgen richtlijnen en eisen ter bescherming van het monument. Een geplande aan- of verbouw van een monument wordt eerst aan deze richtlijnen getoetst, daarna pas aan de criteria in deze welstandsnota.

 

Werken aan ruimtelijke kwaliteit

De welstandsnota staat niet op zich zelf. In de welstandsnota wordt slechts de verschijningsvorm van bebouwing geregeld. Allerlei aspecten van ruimtelijke kwaliteit kunnen ook door middel van andere instrumenten worden vastgelegd, vaak op verschillende momenten. Het bestemmingsplan en het monumentenbeleid zijn daar een voorbeeld van. In hoofdstuk 8 is een uitgebreider overzicht opgenomen van de instrumenten die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit.

 

Welstandstoets

De welstandstoets is opgebouwd uit twee onderdelen: het welstandsniveau en de welstandscriteria. Het welstandsniveau bepaalt hoe streng of hoe soepel er getoetst wordt. De welstandscriteria bepalen op welke onderdelen een bouwplan wordt getoetst.

 

Welstandsniveaus

Op basis van gebiedskenmerken en waarden worden drie welstandsniveaus onderscheiden. Op de kaart in bijlage A staat per kern vermeld voor welk gebied welk welstandsniveau geldt. Voor het grootste deel van het bebouwde gebied geldt een soepel welstandsniveau. Dit betreft in hoofdzaak de reguliere woongebieden. In gebieden die bijzondere waarden hebben of een grotere bijdrage leveren aan het de beleving van het ruimtelijke beeld wordt een bijzonder niveau ingevoerd. In gebieden die weinig invloed hebben op de beleving van het ruimtelijk beeld, wordt een welstandsvrij regime gevoerd. De toetsing wordt als volgt afgestemd op het welstandsniveau:

 

1.soepel

Een (verbouw-) plan leidt tot een positief welstandsadvies als het plan geen afbreuk doet aan de bestaande omgeving. De toetsing is globaal van opzet en vindt plaats aan de hand van de gebieds-

beschrijvingen en de daarin weergegeven toetsbare beeldkenmerken. Gebieden kennen een soepel welstandsniveau, tenzij anders aangegeven. In gebieden met een soepel welstandsniveau volstaat in principe een ambtelijk toets. In bijzondere gevallen of bij twijfelgevallen kan de ambtelijke toetser besluiten alsnog een onafhankelijk advies te vragen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

2.bijzonder

Een (verbouw-) plan leidt tot een positief wel- standsadvies als het plan leidt tot een goede (of verrijkende) inpassing in de omgeving in gebieden met belangrijke waarden zoals: landschappelijke, stedenbouwkundige, architectonische, of historische waarden, identiteit dragend of anderszins vastgesteld. De toetsing is gedetailleerd van opzet en vindt plaats aan de hand van de gebiedsbeschrijvingen en de daarin weergegeven toetsbare beeldkenmerken. Voor een aantal gebieden gelden daarnaast ook aanvullende beeldkenmerken. De hierna volgende gebieden zijn als bijzonder aangemerkt:

  • historische structuren en gebieden;

  • dorpskernen en historische dorpsgebieden;

  • hoofdwegen;

  • dorpsranden;

  • agrarische relicten;

  • bijzondere woon- of werk gebieden;

  • opmerkelijke en solitaire gebouwen(clusters);

  • parken en pleinen.

Bovenstaande gebieden kunnen elkaar overlappen. Een groot deel van deze gebieden heeft betrekking op cultuurhistorisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Ede.

 

In gebieden waar een bijzonder welstandsniveau geldt, vraagt het college in principe voor alle vergunningplichtige bouwwerken een onafhankelijk advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK); Bij veel voorkomende plannen en kleine bouwwerken -waarvan bij voorbaat het standpunt van de CRK bekend mag worden verondersteld- is een ambtelijke toets voldoende. In hoofdstuk 7 leest u meer over de aanleiding en achtergrond van gebieden met een bijzondere waarde binnen de gemeente Ede.

 

3.welstandsvrij

Volledig welstandsvrije gebieden zijn er slechts weinig: alleen (delen van) bedrijventerreinen zijn aangewezen als welstandsvrij. Daarnaast geldt voor bepaalde achtererfgebieden eveneens een wel- standsvrij regime (zie hoofdstuk 3). Een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze gebieden wordt niet getoetst aan welstandscriteria. Voor de nu opgenomen welstandsvrije gebieden worden aanbevelingen in plaats van criteria meegegeven. U kunt hier in uw plan rekening mee houden. Dat een gebied welstandsvrij is wil overigens niet zeggen dat er geen omgevingsvergunning nodig is om te kunnen bouwen.

 

 

Welstandscriteria

Toetsing en advisering vinden plaats aan de hand van criteria. De gemeente Ede maakt onderscheid in criteria voor kleine bouwwerken en gebiedscriteria. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de algemene criteria en de criteria voor de excessenregeling. Hieronder leest u meer over deze criteria.

 

Criteria voor veel voorkomende en kleine bouwwerken en reclame-uitingen

Bij veel voorkomende en kleine bouwwerken en reclame-uitingen (waarvoor u een omgevings- vergunning nodig heeft) wordt een eenvoudige toets toegepast. Voor deze bouwwerken heeft de gemeente specifieke criteria opgesteld. Als het bouwwerk of de reclame-uiting voldoet aan de criteria, dan krijgt u een positief welstandsadvies. Als het bouwwerk of de uiting niet voldoet aan de criteria of bij twijfel zal, afhankelijk van de locatie, alsnog een nadere toets of advisering nodig zijn. De criteria voor veel voorkomende en kleine bouw- werken en reclame-uitingen zijn opgenomen in hoofdstuk 3.

 

Gebiedscriteria

Voor bouwplannen die niet vallen onder de categorie ‘kleine bouwwerken’ zijn gebiedscriteria van toepassing. Deze criteria zijn ontleend aan de ruimtelijke kenmerken en karakteristieken van de verschillende herkenbare gebiedseenheden binnen de gemeente. Deze karakteristieken zijn het resultaat van bijvoorbeeld wordingsgeschiedenis, stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische vormgeving. De gebiedscriteria zijn niet beschreven als harde richtlijnen en eisen, maar als beeldkenmerken. Het streven van de gemeente is erop gericht om aan te sluiten bij de beeldkenmerken van een gebied. De gebiedscriteria laten daar- mee ook ruimte voor creativiteit en interpretatie. De beeldkenmerken voor gebieden zijn opgenomen bij de gebiedsbeschrijvingen in hoofdstuk 4.

Voor sommige locaties of gehele gebieden zijn aanvullende, meer gedetailleerde beeldkenmerken beschreven. Dit komt alleen voor binnen gebieden waarvoor een bijzonder welstandsniveau geldt.

Deze aanvullende beeldkenmerken hebben steeds betrekking op een specifiek bebouwingscluster met een eigen karakteristiek. Deze bebouwingsclusters staan met buurt- of straatnaam vermeld onder het kopje ‘Bijzonder welstandsbeleid’ bij de betreffende gebiedsbeschrijving in hoofdstuk 4.

 

Voor een beperkt aantal gebieden zijn geen beeldkenmerken geformuleerd, bijvoorbeeld omdat de kenmerken te uiteenlopend of bijzonder zijn. Binnen deze gebieden zijn de zogenaamde algemene criteria van toepassing. Bij de gebiedsbeschrijvingen is dat expliciet aangegeven.

 

Algemene criteria

De algemene criteria zijn criteria die bij elk bouwplan van toepassing zijn. Deze criteria richten zich op het vakmanschap van de ontwerper en de expressie van het bouwplan. Het gaat dan om de basiselementen van het bouwen zoals: klopt de vormgeving met de functie en het gebruik van het gebouw, levert het bouwwerk een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de openbare ruimte, is er gekozen voor een begrijpelijke bouwstijl, is het een samenhangend gebouw en kloppen maat- en schaalverhoudingen. Deze criteria vormen altijd het eerste uitgangspunt voor de welstandsbeoordeling, maar dienen, in combinatie met de gebiedsbeschrijvingen, ook als inspiratiebron voor ontwerpers en opdrachtgevers. In bijzondere situaties kan ervoor worden gekozen om alleen aan de algemene criteria te toetsen. In deze nota is er expliciet voor gekozen om de algemene criteria van toepassing te laten zijn voor gebieden waarbinnen de bebouwing te zeer uiteenlopende kenmerken in architectuur heeft, of in geval van afgebakende gebieden met bijzondere waarden, zoals bijvoorbeeld een landgoed.

 

Ook kunnen de algemene criteria gebruikt worden als sprake is van een architectonisch ontwerp dat niet past binnen de specifieke welstandscriteria in deze nota, maar wel op overtuigende wijze een positieve bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een gebouw, waarvan de vormgeving afwijkt van de omgeving, maar die wel een bijzonder fraaie aanvulling vormt op de omgeving. Expressie en architectonisch vakmanschap worden belangrijker naarmate een bouwwerk zich sterker van de omgeving onder- scheidt. De algemene criteria zijn verwoord in hoofdstuk 5.

 

Criteria voor de excessenregeling

Een bouwwerk dat in dusdanig negatieve zin afwijkt van haar omgeving, noemen we een exces. Het betreft een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen duidelijk is. Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar van dat bouwwerk (of degene die uit andere hoofde bevoegd is) vragen de ‘ernstige strijd met redelijk eisen van welstand’ op te heffen. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert het college op verzoek. De excessenregeling is voor alle gebieden van toepassing. De criteria voor de excessenregeling vindt u in hoofdstuk 6.

 

Beeldkwaliteitsplannen

Bij gebieden met een geldend beeldkwaliteitsplan is het bijzondere welstandsniveau van toepassing.

 

Naast de welstandsnota kan de gemeenteraad beeldkwaliteitsplannen voor specifieke ontwikkelingen vaststellen. Het gaat dan om nieuwe ontwikkelingen of transformaties die zodanig van schaal zijn dat ze niet meer aansluiten bij de oorspronkelijke situatie. Er ontstaan dan nieuwe waarden en nieuwe karakteristieken. In beeldkwaliteitsplannen worden meer specifieke, ontwikkelingsgerichte criteria voor toetsing opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan vormt dan het beleids- en toetsingskader, ook als het afwijkend is van deze nota.

 

De gemeente gebruikt veel beeldkwaliteitsplannen. Beeldkwaliteitsplannen waarvan de ontwikkeling is afgerond komen te vervallen. Om de bijzonder karakteristiek van een aantal van deze ontwikkelingen te behouden zijn hiervoor aanvullende criteria opgenomen binnen het bijzondere welstandsniveau (zie ook hoofdstuk 4). Bij ontwikkelingen die nog niet zijn afgerond is het beeldkwaliteitsplan nog geldend. Een overzicht van de geldende beeldkwaliteitsplannen vindt u in bijlage A.

 

Beeldkwaliteitsplan Buitengebied

Voor de welstandstoets in het buitengebied geldt het ‘Beeldkwaliteitsplan Buitengebied’, dat door de raad in 2012 is vastgesteld. Dit plan maakt als separaat document deel uit van deze nota. Het gaat hier niet om criteria voor een bepaalde nieuwe ontwikkeling. In dit beeldkwaliteitsplan zijn in feite de gewone welstandscriteria voor bouwplannen in het gehele buitengebied beschreven. Binnen het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied is eveneens een verdeling gemaakt in welstandsniveaus, te weten: regulier en bijzonder. Deze zijn niet op de kaarten in bijlage A aangegeven, maar zijn terug te vinden in het beeldkwaliteitsplan. Binnen beide welstands- niveaus vormt de landschappelijke inpassing altijd een belangrijke toets. In het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied wordt daar uitgebreid aandacht aan besteed. Alle plannen in het buitengebied worden in principe getoetst door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

Toetsing en advisering

Werkwijze Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

Burgemeester en wethouders worden bij hun beoordeling van bouwplannen geadviseerd door een ambtelijk toetser of de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK). De CRK is een onafhankelijke commissie van deskundigen: zij zijn werkzaam in, of hebben anderszins kennis van of raakvlakken met, de architectuur, landschap, stedenbouw en cultuur- historie. De CRK kent ook een burgerlid.

De commissie adviseert vooral over het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met zijn omgeving. Haar adviezen zijn openbaar. De CRK neemt de uitgangspunten en criteria van deze welstandsnota als vertrekpunt bij de advisering, maar vindt haar taak toch vooral het enthousiasmeren en stimuleren om samen te werken aan de kwaliteit van Ede. Jaarlijks verschijnt er een verslag van haar werkzaamheden en door middel van rechtstreekse contacten met burgers, aan de balie van het gemeentehuis of tijdens open dagen, treedt ze naar buiten. Om kennis te kunnen nemen van wat er in de wijken en dorpen leeft maakt de CRK tegenwoordig ook afspraken met dorps- of wijkraden. En dat alles om de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving van Ede te behouden en te versterken.

 

Planbeoordeling

Toetsing of advisering vindt in principe plaats binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen van de omgevingsvergunning. Resultaten van toetsing en advisering worden schriftelijk vastgelegd. Afhankelijk van het specifieke geval kan dit met een akkoordstempel, dan wel met een uitgebreidere beschrijving van het plan, verwijzing naar criteria en een weergave van de planbeoordeling.

De uitkomsten kunnen zijn:

  • Akkoord: het ingediende plan voldoet, eventueel in afwijking van beschreven criteria. Beoordeling aan de algemene criteria moet dan wel gemotiveerd worden.

  • Niet akkoord: het ingediende plan voldoet niet en dient te worden aangepast.

Een aanvraag kan worden aangehouden als nadere informatie nodig is om het plan daadwerkelijk te kunnen beoordelen. Het plan wordt dan pas behandeld, wanneer alle benodigde stukken bij de ambtelijke toetser of CRK aanwezig zijn.

 

Vooroverleg

Een initiatiefnemer kan het bouwplan ook in een vroeg stadium informeel aan de CRK of ambtelijke toetser voorleggen. Dit kan door het indienen van een verzoek om een preadvies van de CRK of door een afspraak te maken bij de balie Bouwen, Wonen & Milieu. Het gaat dan om plannen die nog niet tot in detail zijn uitgewerkt. Dit vooroverleg is bedoeld om de mening van de CRK of ambtelijke toetser te peilen en om samen de mogelijkheden of eventuele aanpassingen te bespreken.

De gemeente raadt u aan om gebruik te maken van dit vooroverleg. Uw plan moet dan wel passen binnen het geldende bestemmingsplan of de gemeente moet bereid zijn mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging. Advisering naar aanleiding van een vooroverleg wordt altijd schriftelijk vastgelegd.

 

Indieningsvereisten

In de ministeriële regeling omgevingsrecht is aangegeven welke gegevens moeten worden ingeleverd bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Informatie hierover is te vinden op www.rijksoverheid.nl, of bij de gemeente (balie Bouwen, Wonen en Milieu) www.omgevingsloket.nl. Het staat u vrij om meer gegevens aan te leveren, als u van mening bent dat het uw plan beter toelicht.

 

Omgevingsvergunning en WABO

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van kracht (WABO). Ter bevordering van de dienstverlening van de overheid aan burgers en het bedrijfsleven zijn de vergunningen samengevoegd die nodig zijn voor de burger of een bedrijf om op een bepaalde plek iets te willen slopen, (ver)bouwen, oprichten of gaan gebruiken. De Wabo integreert hierbij ongeveer 25 vergunningen, ontheffingen en meldingen die tot één omgevingsvergunning.

 

Criteria voor veel voorkomende en kleine bouwwerken en reclame-uitingen

Veel voorkomende en kleine bouwwerken die omgevingsvergunningsplichtig zijn kunnen eenvoudig aan welstand worden getoetst. Hiertoe heeft de gemeente criteria opgesteld voor deze bouwwerken. Dit is een vereenvoudigde welstandstoets. Indien het bouwwerk voldoet aan de geformuleerde criteria, volgt een positief advies. Bij twijfel wordt getoetst aan de geldende gebiedscriteria.

Het gaat om de volgende bouwwerken:

  • Bouwwerken aan de niet zichtbare zijde van het hoofdgebouw in gebieden met een soepel welstandsbeleid

  • Kleine bouwwerken bij woningen zoals:

    • -

      aan- of uitbouwen;

    • -

      bijgebouwen of overkappingen;

    • -

      kozijn- of gevelwijzigingen;

    • -

      dakkapellen;

    • -

      dakramen;

    • -

      erf- of perceelafscheidingen;

    • -

      zonnecollectoren of zonnepanelen;

    • -

      (Schotel)antennes.

  • Kleine bouwwerken bij woningen en andere gebouwen zoals:

    • -

      zonwering of (rol)luiken;

    • -

      reclame-uitingen.

Bouwwerken aan de niet-zichtbare zijde van het hoofdgebouw in gebieden met een soepel welstandsbeleid

De gemeente Ede vindt dat voor het straatbeeld de beleving van bebouwing direct zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied een grotere rol speelt dan van bebouwing gelegen op of aan de (private) binnenzijde van een bouwblok. Om deze reden wil de gemeente meer ruimte geven voor veel voorkomende bouwwerken die niet direct in het zicht liggen in gebieden met een soepel welstandsbeleid. Een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand wanneer het voldoet aan de hierna volgende voorwaarden.

Het bouwwerk:

  • Maakt geen deel uit van een monumentaal gebouw of ensemble;

  • Heeft geen betrekking op de voorgevel of naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel;

  • Bevindt zich niet op het voorerf of binnen 10 meter van het openbaar toegankelijk gebied op het achtererf. En het achtererf grenst niet aan het open en/of openbaar toegankelijk gebied (zie afbeelding hieronder);

  • Bevindt zich niet op het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw;

  • Bevindt zich niet op het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar het openbaar toegankelijk gebied;

  • Is volgens het bestemmingsplan mogelijk, of burgemeester en wethouders overwegen afwijking toe te staan.

De excessenregeling blijft van toepassing op dergelijke bouwwerken. Als het bouwwerk niet voldoet aan bovengenoemde criteria kan het zijn dat criteria onder overige kleine bouwwerken van toepassing zijn.

 

Kleine bouwwerken

Een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand wanneer het voldoet aan de hierna volgende voorwaarden. Het bouwwerk:

  • Is overeenkomstig het ontwerp dat de architect al van tevoren bij het betreffende project ontworpen heeft en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven.

Of het bouwwerk:

  • Maakt geen deel uit van een monumentaal gebouw of ensemble;

  • En ligt niet in een gebied met een vastgesteld beeldkwaliteitsplan waarin regels voor kleine bouwwerken zijn opgenomen;

  • En is mogelijk volgens het bestemmingsplan, of burgemeester en wethouders overwegen daarvan vrijstelling te verlenen;

  • én voldoet aan de van toepassing zijnde criteria zoals vermeld in de tabellen op de hiernavolgende bladzijden.

Indien het bouwwerk hieraan niet voldoet is alsnog een reguliere welstandstoets vereist.

1. Aan- of uitbouwen bij een woning

1a. Aan- of uitbouwen aan de voorgevel of zichtbare zijgevel:

(SCHEMA IN PDF)

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

Gebouwd aan:

- De oorspronkelijke voorgevel;

- Een naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel.

Vorm

- Rechthoekige of een andere eenvoudige hoofdvorm;

- Geen doorgetrokken dakvlakken van het hoofdgebouw;

- Kapvorm: plat, schuin afgedekt tot 15 graden of dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw;

- Aan de voorgevel: zonder vergroting van de oorspronkelijke gevelopening(en).

Maatvoering

Hoogte:

- Maximaal 4 meter gemeten vanaf het aansluitende terrein;

- Maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw.

Of, indien schuin afgedekt:

- Goothoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, maximaal 3 meter;

- Daknok, gemeten vanaf het aansluitend terrein, maximaal 5 meter;

- Daknok maximaal tot de borstwering van de ramen op de verdieping;

- Hoogte daktrim, bovendorpel of boeiboord is minder dan 0,25 meter

Diepte:

- Aan de voorgevel en zijgevel minder dan 1,5 meter.

Materiaal

- Overeenkomstig materiaal hoofdgebouw, of, als een serre wordt gebouwd, van glas.

Kleur

- Overeenkomstig kleurgebruik hoofdgebouw.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

1a. Aan-/uitbouw aan de zichtbare zijgevel

 

1b. Aan- of uitbouwen aan de achtergevel en de niet openbaar gelegen zijgevel:

SCHEMA IN PDF

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Direct aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel, 1 m terug van de voorgevelrooilijn

Vorm

- Plat afgedekt, of schuin afgedekt tot 15 graden; of dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw;

- Geen doorgetrokken dakvlakken vanaf het hoofdgebouw.

Maatvoering

Hoogte:

- Maximaal 4 meter, gemeten vanaf het aansluitende terrein;

- Maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw.

Of, indien schuin afgedekt:

- Daknok maximaal 5 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

- Daknok maximaal tot de borstwering van de ramen op de verdieping;

Percentage bebouwd:

- Zij- of achtererf voor niet meer dan 50% bebouwd.

Materiaal

- Overeenkomstig materiaal hoofdgebouw, of, als een serre wordt gebouwd, van glas.

Kleur

- Overeenkomstig kleurgebruik hoofdgebouw.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

1b. Aan- / uitbouwen aan de achtergevel

 

2. Bijgebouwen of overkappingen bij een woning.

2a. Bijgebouwen of overkappingen op het voorerf en zichtbaar gelegen zijerf:

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

Gebouwd aan:

- Op het zijerf, 3 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1,5 m van de weg of het openbaar groen.

Vorm

- Plat afgedekt, of;

- Schuin afgedekt met een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw.

Maatvoering

Hoogte:

- Op het zijerf maximaal 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.

- Indien schuin afgedekt: dakvoet maximaal 3m, daknok maximaal 5 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.

Materiaal

- Indien aan het hoofdgebouw geplaatst of op minder dan 3 m afstand daarvan: overeenkomstig materiaal hoofdgebouw.

Kleur

- Indien aan het hoofdgebouw geplaatst of minder dan 3 m afstand daarvan: overeenkomstig kleurgebruik en hoofdgebouw

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

2a. Bijgebouw op het zichtbaar gelegen zijerf

 

2b. Bijgebouwen of overkappingen op het achtererf en met openbaar gelegen zijerf

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Op het achter- of zijerf, 1 m achter de voorgevelrooilijn.

Vorm

- Plat afgedekt, of;

- Schuin afgedekt met een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw.

Maatvoering

Hoogte:

- Indien plat afgedekt: boeirand max 3 m;

- Indien schuin afgedekt: dakvoet maximaal 3m, daknok maximaal 5 m.

Materiaal

- Indien aan het hoofdgebouw geplaatst of op minder dan 3 m afstand daarvan: overeenkomstig materiaal hoofdgebouw.

Kleur

- Indien aan het hoofdgebouw geplaatst of minder dan 3 m afstand daarvan: overeenkomstig kleurgebruik en hoofdgebouw.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

2b. Overkapping op het achtererf

 

3. Kozijn- of gevelwijzigingen bij een woning

3a Kozijn- of gevelwijzigingen in de voorgevel en de zichtbaar gelegen zijgevel

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

In de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de we of het openbaar groen gekeerde zijgevel.

Vorm

- Zonder aantasting van de omvang van de bestaande gevelopening;

- Bij vervanging van een garagedeur door een pui: geen gemetselde borstwering:

Maatvoering

- Profielmaten gelijk of nagenoeg gelijk aan bestaande kozijnonderdelen;

- Nieuwe gevelopeningen in de zijgevel.

Materiaal

- Overeenkomstig materiaal bestaande kozijnen

Kleur

- Overeenkomstig kleurgebruik hoofdgebouw

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

3b. Kozijn- of gevelwijzigingen in de achtergevel en niet openbaar gelegen zijgevel

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

In de achtergevel of niet openbaar gelegen zijgevel van een woning of woongebouw of een daarbij behorend bijgebouw.

Vorm

Maatvoering

Materiaal

Kleur

- Vorm, maatvoering, materiaal en kleur zijn welstandsvrij voor wat betreft de achtergevel op de begane grond en bijgebouwen. Voor de gevels op de verdieping(en) en de zijgevel geldt hetgeen voor de voorgevel en de openbaar gelegen zijgevel is bepaald.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

3a. Kozijnwijziging in de voorgevel

 

3b. Kozijnwijziging in achtergevel

 

4. Dakkapellen bij een woning

4a. Dakkapellen in het voordakvlak of het zichtbaar gelegen zijdakvlak:

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Op het voordakvlak of een naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak;

- Bij een dwarskap: afstand tot de voorgevel meer dan 3 m;

- Onderkant meer dan 0,5 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;

- Zijkant meer dan 1 m van de zijkanten van het dakvlak;

- Bovenkant meer dan 1 m uit de nok.

Vorm

- Voorzien van een plat dak;

- Geen borstwering;

- Afstemmen op bestaande dakkapellen van buurwoningen

- Eén dakkapel per dakvlak;

Maatvoering

Hoogte en breedte:

- Hoogte dakkapel maximaal 1,50 m;

- Breedte dakkapel maximaal 3m;

- Hoogte boeiboord maximaal 0,2 m;

Bebouwingspercentage:

- Niet meer dan 50% van de breedte van het dakvlak, en;

- Niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkappellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.

Materiaal

- Hout of conform materiaalgebruik van de woning

Kleur

- (gebroken) wit of overeenkomstig kleurgebruik hoofdgebouwe

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

4a. Dakkapel in het voordakvlak

 

4b. Dakkapellen in het achterdakvlak of niet openbaar gelegen zijdakvlek

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Onderzijde meer dan 0,5 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;

- Bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;

- Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak, bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;

- Bij meer dan één dakkapel regelmatig rangschikking op een horizontale rij met een minimale tussenruimte van 0,5 m.

Vorm

- Plat afgedekt, of;

- Bij een dakhelling van meer dan 45 graden plat afgedekt of aangekapt.

Maatvoering

Hoogte:

- Niet meer dan 1,75 m, gemeten boven de zoldervloer;

- Boeiboord nooit hoger dan 0,2 m;

Bebouwingspercentage:

- Niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, en;

- Niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkappellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.

Materiaal

- Overeenkomstig materiaalgebruik hoofdgebouw

Kleur

- Overeenkomstig kleurgebruik hoofdgebouw, of in de kleur van de dakbedekking

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

4b. Dakkapel in het achterdakvlak

 

5. Dakramen bij een woning

5a. Dakramen op het voordakvlak en het openbaar gelegen zijdakvlak

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet;

- Bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;

- Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak, bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakraam gemeten;

- Bij meer dan één dakraam regelmatige rangschikking op een horizontale rij met een minimale tussenruimte van 0,5 m.

Vorm

- Rechthoekig;

- Verzonken in het dakvlak (onder de pannenlijn)

Maatvoering

Bebouwingspercentage:

- Niet meer dan 50% van de breedte van het dakvlak, en;

- Niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkappellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.

Materiaal en kleur

- Donker, of in de kleur van de dakbedekking, mat oppervlak.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

5b. Dakramen op het achterdakvlak en het niet openbaar gelegen zijdakvlak

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet;

- Bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;

- Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak, bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakraam gemeten;

- Bij meer dan één dakraam regelmatige rangschikking op een horizontale rij met een minimale tussenruimte van 0,5 m.

Vorm

- Rechthoekig;

- Verzonken in het dakvlak (onder de pannenlijn)

Maatvoering

Bebouwingspercentage:

- Niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, en;

- Niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkappellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.

Materiaal en kleur

- Donker, of in de kleur van de dakbedekking, mat oppervlak.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden

 

5a. Dakramen op het voordakvlak

 

5b. Dakramen in het achterdakvlak

 

6. Erf- of perceelafscheidingen bij een woning

6a. Erf- of perceelafscheidingen op het openbaar gelegen zijerf en openbaar gelegen achtererf

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Op het zijerf tot 3 m achter de voorgevel

Vorm

- In één lijn en horizontaal

Maatvoering

- Maximaal 2 m hoog.

Materiaal

- Haag of volledig begroeid gaashekwerk of

- ≥50% transparant/begroeid gaashekwerk- en ≤ 50% natuurlijke materialen (steen, hout)

Kleur

- Naturel, verzinkt of overeenkomstig kleurgebruik hoofdgebouw.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

6b. Erf - of perceelafscheidingen op het niet openbaar gelegen achtererf en het niet openbaar gelegen zijerf

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Op het achtererf op de erfgrens;

- Op het zijerf tot 3 m achter de voorgevel

Vorm

- In één lijn en horizontaal

Maatvoering

- Maximaal 2,25 m hoog.

Materiaal

- Duurzaam en natuurlijk materiaal, zoals steen of hout of een hek van smeedijzer

Kleur

- Aardkleuren, groen of zwart

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

6a. Erf-/ perceelafscheiding op het openbaar gelegen zij erf

 

6b. Erf-/ perceelafscheiding op het achtererf

 

7. Zonnecollectoren of zonnepanelen bij een woning

Zonnecollectoren of -panelen op het voordakvlak en het zichtbaar gelegen zijdakvlak

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet;

-Bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok; -Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak, bij hoekkepers aan de bovenkant van het paneel gemeten.

Vorm

- Rechthoekig;

- Verzonken in het dakvlak (onder de pannenlijn)

Maatvoering

- Niet meer dan 50% van de breedte van het dakvlak, en;

- Niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.

Materiaal en kleur

- Donker, of in de kleur van de dakbedekking, mat oppervlak.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

8. (Schotel)Antennes op het voorerf en het openbaar gelegen zijerf bij een woning

Omschrijving

In de bouwregelgeving rond antennes wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal soorten antennes:

  • antennes ten behoeve van mobiele communicatie. Dit betreft de zogenaamde gsm-antennes;

  • C2000 antennes. Dit zijn antennes ten behoeve van de communicatie tussen hulpdiensten, zoals politie, brandweer en ambulances;

  • overige antennes. Onder deze categorie vallen schotelantennes en andere antennes voor de ontvangst van radio of tv-signalen en sprietantennes, zoals bijvoorbeeld voor 27 mc zendinstallaties.

Voor de loketcriteria wordt uitsluitend ingegaan op de laatste categorie. Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Uitsluitend op een inpandig balkon achter de voorgevelrooilijn

Vorm

- Een spriet of staafantenne, of;

- Een schotelantenne

Maatvoering

- Hoogte maximaal 3 m, gemeten vanaf de voet van de antennedrager;

- diameter schotelantenne maximaal 1 m

Materiaal en kleur

- In kleur achterliggende gevel of donker van kleur.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

 

9. Zonwering of (rol)luiken op het voorerf op het openbaar gelegen zijerf

 

Omschrijving

Zonweringen zijn voorzieningen zoals markiezen of uitvalschermen om gebouwen tegen zonlicht en warmte te beschermen. Rolhekken*, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om vensters van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beveiligen. Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onder- staande voorwaarden wordt voldaan:

 

Vereisten

- Bouwwerk is mogelijk volgens het bestemmingsplan, het betreft geen monument en ligt niet binnen een beeldkwaliteitsplan.

Plaatsing

- Binnen de bestaande gevelopening;

- Een gesloten (rol)luik op 1 m achter de winkelpui.

Bijzonder welstandsniveau

- Bij plannen binnen het bijzondere welstandsniveau kunnen meer eisen worden gesteld.

Zie daarvoor de gebiedsgerichte criteria die voor het adres gelden.

Overig

- Gemeentelijke rolluikenverordening op basis van de APV

* Met rolhek wordt hier niet bedoeld het rolhek in een erfafscheiding

 

10. Reclame

 

Omschrijving

Reclame is een openbare aanprijzing om de afzet van goederen of diensten te bevorderen.

 

Vergunning

Voor reclameborden van welke vorm dan ook is een vergunning van de gemeente nodig. Ook muren of gedeelten daarvan, waarop de reclame wordt aangebracht, vallen onder het begrip reclamebord. Onder reclame wordt ook verstaan tekeningen en opschriften voor het aankondigen van bijvoorbeeld politieke-, culturele- of sportactiviteiten en naams- aanduidingen.

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (A.P.V.) is een vergunning nodig voor borden die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en die ge- plaatst worden langs de openbare weg of ergens in de open lucht. Dit laatste betekent dat de reclame- uiting esthetisch moet passen in de omgeving en bij het gebouw waar het geplaatst is. Voor het plaatsen van (permanente)reclame, waaronder lichtreclames, is meestal een bouwvergunning vereist. Tijdelijke reclame mag niet eerder dan vier weken voor de te houden activiteit worden aangebracht en moet na afloop van het evenement zo spoedig mogelijk worden verwijderd.

De aanvraag zal ook getoetst worden aan de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Bij nieuwbouw zal gezamenlijk met het bouwplan ook een reclameplan moeten worden ingediend ter beoordeling door de welstand.

 

Randvoorwaarden waaraan reclames moeten voldoen:

 

Loketcriteria reclame winkelgebied

- Reclame dient verband te houden met de diensten of producten welke in het pand plaatsvinden of worden verkocht;

- De huistijl van een winkel/bedrijf mag de gevel en de omgeving niet domineren maar moet zich voegen naar de welstandseisen van de gemeente Ede;

- Geheel of grotendeels dichtgeplakte ruiten zijn niet toegestaan. Veertig procent van een raamoppervlak mag worden beplakt mits deze beplakking wordt los gehouden van de kozijnen en niet op ooghoogte wordt aangebracht;

- Bewegende reclame zoals lichtkranten zijn niet toegestaan;

- Maximaal 1 reclame-uiting plat op de gevel en 1 reclame-uiting loodrecht op de gevel;

- Aan erkers of balkons zijn haakse lichtreclame niet toegestaan; - Indien er op de verdieping woonruimte of een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie aanwezig is mag de reclame niet op deze laag worden aangebracht of eventueel niet hoger dan de onderkant van de onderdorpels van de aanwezige ramen;

- Geen reclame-uitingen die het zicht op de openbare ruimte ontnemen;

- Indien er een duidelijke begrenzing is in een gevel tussen onder- en bovenbouw, bijvoorbeeld door een luifel, is dit de uiterste plaats van de reclame;

- Reclame op een luifel mag maximaal 0.45 m hoog zijn of de helft van de aanwezige bovenliggende borstwering;

- Reclame dient qua afmetingen te passen binnen de contouren van het gebouw;

- Reclame op daken is niet mogelijk;

- Platte reclame is alleen toegestaan binnen de contouren van de gevelopeningen;

- Breedte van de reclame mag maximaal 50% van de gevelbreedte beslaan. Lange doorlopende banden zijn niet toegestaan;

- Loodrecht op de gevel staande reclame mag een maximaal oppervlak hebben van 0,8 m2 . In zijn totaliteit, inclusief ophanging mag de haakse reclame niet verder dan 0.90 m uit de gevel komen. De minimale aanbrenghoogte is 2.30 m;

- Reclame op luifels of gesloten gevelvlakken dienen te bestaan uit losse letters;

- Een reclame-uiting is als zelfstandig element vormgegeven, waarbij de vorm, maatvoering detaillering en kleur zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel;

- Reclame-uitingen waar mogelijk integreren in de architectuur van het achterliggende pand;

- De samenhangende ritmiek in het bestaande gevelbeeld mag niet worden verstoord;

- Geen mechanisch bewegende delen.

 

Loketcriteria reclame woongebieden:

Voor buurtwinkels is het mogelijk op beperkte wijze reclame-uitingen toe te staan mits dat

- Niet hinderlijk is voor de omgeving;

- Voor woningen met praktijk aan huis is beperkt onverlichte reclame toegestaan bestaande uit naam- en beroepsaanduiding.

 

Loketcriteria reclame industrieterreinen:

- Reclame-uitingen op en bij bedrijfspanden dienen in harmonie te zijn met de architectuur van het pand

 

Loketcriteria reclame-uitingen los van bebouwing:

- Maximaal 1 reclame-uiting per erf (behalve voor industrieterreinen);

- Bij openbare instellingen max. 3 reclame uitingen per erf;

- Geen reclame voor diensten en of producten die niet in het pand plaatsvinden of respectievelijk worden verkocht - Plaatsing bij de entree of op een parkeerplaats;

- Bij een reclame in de vorm van een zuil de hoogte relateren aan achterliggende pand maar maximaal 2.00 m hoog (behalve voor industrieterreinen);

- Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte ernstig belemmeren;

- Reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven waar bij de vorm,maatvoering, detaillering en kleur zijn afgestemd op en in harmonie zijn met het hoofdgebouw;

- Reclame beperken tot het hoogst noodzakelijke;

- Geen mechanische bewegende delen;

- Geen lichtkranten;

- Geen aangelichte reclame

 

Alle reclamevormen en uitingen die niet aan bovengenoemde criteria voldoen dienen ter beoordeling aan de CRK te worden voorgelegd.

 

Hoofdstuk 4 Gebiedscriteria

 

De gebiedsbeschrijvingen en de beeldkenmerken uit dit hoofdstuk vormen het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling. Het gaat hier om bouw- plannen binnen de komgrenzen van de kernen in de gemeente Ede.

 

Gebiedstypen - leeswijzer

In deze nota zijn de gebiedsgerichte welstandscriteria gekoppeld aan een specifieke gebiedsbeschrijving en de daarbij behorende beeldkenmerken. Voor alle kernen binnen de gemeente Ede is een gebiedsindeling gemaakt op basis van gelijke of vergelijkbare ruimtelijke kenmerken. Leidend daarbij is de ruimtelijke structuur die aan de verschillende wijken, buurten en terreinen ten grondslag ligt. Zo is onderscheid gemaakt in ongeveer 17 verschillende gebiedstypen.

 

Bij elk gebiedstype wordt eerst een beschrijving en waardering gegeven van het gebied. Hier leest u meer over het ontstaan, de ruimtelijke structuur, de plaatsing van de bebouwing op het perceel, bouwmassa, vormgeving en het kleur- en materiaalgebruik. Vervolgens zijn per gebied de beeldkenmerken benoemd die karakteristiek zijn voor het gebied.

 

Als algemeen criterium voor de welstandstoets geldt dat nieuwe bouwplannen aansluiten bij de beeldkenmerken van het gebied waarin ze plaatsvinden. Uitgangspunt is daarbij dat bestaande situaties die afwijken van de beeldkenmerken niet verder worden versterkt. Voor die gebieden waar sprake is van een matige kwaliteit zijn de beeldkenmerken verwoord in een wensbeeld.

 

Voor het gehele gebied of voor delen van het gebied kan een bijzondere welstandstoets gelden. Deze waardevolle gebieden zijn per kern aangegeven op de kaarten in bijlage A. Voor deze gebieden kunnen ook meer specifieke, aanvullende kenmerken en criteria zijn geformuleerd. Deze zijn in dit hoofdstuk beschreven als aanvulling op de gebiedskenmerken en criteria. Bouwplannen worden in dat geval getoetst aan de algemene beeldkenmerken en de aanvullende kenmerken.

 

De hierna volgende beschrijvingen verwijzen naar de kaarten in bijlage B. De kleuren van de pagina- tabs bij de gebiedsbeschrijvingen komen overeen met de kleuren op de welstandskaarten.

Centrumgebied

Gebiedsbeschrijving

 

Algemeen

Betreft de centrumgebieden van Ede, Bennekom en Lunteren.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

In Ede, Bennekom en Lunteren hebben de oudste delen van de kern nog altijd een centrale functie als centrum. In Bennekom en Lunteren zijn deze oude straten in de loop der tijd verdicht en uitgegroeid tot levendige centrumgebieden op dorpse schaal. In Ede is het historische dorpscentrum uitgegroeid tot stadscentrum met een regionale centrumfunctie.

 

Ruimtelijke structuur

In de centrumgebieden van Bennekom en Lunteren is het oude historische webachtige wegenpatroon nog goed te herkennen. De oude wegen vormen de ruimtelijke dragers van het gebied. Deze zijn in de loop der tijd steeds verder verdicht met winkels, wonen, dienstverlening, horeca en kantoren. Verder zijn er rondom het centrumgebied parkeerruimten gelegen. De organisch ontstane bebouwing heeft geleid tot een gevarieerd bebouwingspatroon. Aan de randen neemt de bebouwingsdichtheid af en neemt de woonfunctie toe.

In Ede is met het doortrekken van de Molenstraat het zwaartepunt van het historische centrum naar het zuiden verplaatst. Hier heeft in de loop der tijd een schaalvergroting plaatsgevonden, waarbij uiteenlopende stedenbouwkundige en architectonische principes zijn toegepast. Deels is nog de kleinschalige open dorpse bebouwing herkenbaar, maar er zijn ook latere, grootstedelijke en meer gesloten uitbreidingen. Binnen het gebied komen ook stedenbouwkundige structuurwijzigingen voor, die gedeeltelijk historische patronen hebben vervangen. Ook zijn bij deze ingrepen nieuwe pleinruimten gecreëerd zoals de Markt en het Kuyperplein.

 

Plaatsing op het perceel

In de centrumgebieden is sprake van een grote bebouwingsdichtheid. In de dorpse delen staan individuele panden (hier en daar onderbroken door een steegje) aaneengesloten naast elkaar in een herkenbare rooilijn. Grotere elementen, zoals kerken, supermarkten en grotere winkelpanden zijn ingebed tussen de meer kleinschalige bebouwing. De positie van de kerk is daarin veelal verbijzonderd, doordat deze vrij staat van de omliggende bebouwing en omgeven wordt door een pleinachtige ruimte. In de stedelijke delen beslaat projectmatig ontwikkelde bebouwing complete straatwanden, waarbij de begane grond is opgedeeld in kleine en grotere (winkel-)ruimten. De meeste bebouwing is direct aan de straat gelegen, waardoor het gebied een steenachtig karakter heeft. Alle bebouwing is op de weg georiënteerd. De bebouwing begeleidt de straat. Daar waar de rooilijn sterk wijkt of verspringt ontstaan vaak bijzondere (plein)ruimten.

 

Massa en vorm

In het gebied komen verschillende massa’s en bouwvormen voor die afzonderlijk herkenbaar zijn. In de dorpse delen is sprake van een perceelsgewijze invulling, waardoor er een grote diversiteit is aan bouwstijlen die varieert per individueel pand. De bebouwing in de centrumgebieden bestaat over het algemeen uit één à twee bouwlagen met een hoge kap. Drie bouwlagen komen ook geregeld voor. De stedelijke delen van Ede centrum variëren van drie tot vijf bouwlagen. Deze bebouwing heeft veelal één herkenbare bouwstijl, waarbij soms in de gevelindeling individuele panden worden gesuggereerd. Hogere bebouwing, tot zeven bouwlagen, komt voor als nieuw oriëntatiepunt in het winkelgebied (Ede).

Als kapvorm komen overwegend zadel- en schild- daken voor haaks op of evenwijdig aan de straat. De stedelijke invullingen hebben veelal een plat dak. Een deel van de winkelpanden heeft aan de voorzijde een luifel die boven- en onderpui van elkaar scheidt.

 

Detaillering, kleur en materiaal

Omdat de bebouwing in de centrumgebieden organisch en over lange tijd is gegroeid en vernieuwd, is er geen eenduidige detaillering te onderscheiden. Karakteristieke oude bebouwing met rijke detail- lering staat hier naast moderne invullingen met een sobere detaillering. Ook in kleur- en materiaal- gebruik is er verscheidenheid. Gevels zijn evenwel grotendeels opgetrokken uit baksteen en soms gepleisterd of wit geverfd. Panden met kappen zijn veelal gedekt met rode of donkergrijze pannen.

Kleuren zijn overwegend sober en rustig. Bij de meest recente nieuwbouw die aaneengesloten gebieden beslaat, zoals in Ede, is sprake van een grotere eenheid in detaillering, kleur- en materiaalgebruik. Het straatbeeld langs de oudere delen wordt in sterke mate bepaald door de vele reclame-uitingen. Deze zijn zowel horizontaal als verticaal aan de gevels zijn bevestigd en hebben vaak geen relatie met de achterliggende gevels.

 

Waarde

Het centrumgebied heeft grote waarde als aantrekkelijk winkel- en verblijfsgebied. Hierbij spelen zichtbaarheid en herkenbaarheid van historie, cultuur en eigenheid een grote rol; de dynamiek van de verscheidenheid aan functies zoals wonen, werken, cultuur etc.; het aanbod van prettige verblijfsruim- ten zoals winkelstraten en pleinen.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

 

Beeldkwaliteitsplannen

Voor het centrumgebied van Ede geldt het beeld- kwaliteitsplan Centrum Ede. De richtlijnen uit

dit plan zijn leidend voor de welstandstoets. De beeldkwaliteitsplannen voor de centra van Bennekom en Lunteren komen te vervallen. De karakteristieke waarden zijn verwerkt in onderstaande beeldkenmerken.

 

Beeldkenmerken

Voor de bebouwing in de centrumgebieden van Bennekom en Lunteren gelden de volgende beeld- kenmerken:

  • Aaneensluitende bebouwing met een kleinschalige korrel begeleidt de ruimtelijke dragers en stedelijke ruimten van het dorp;

  • Gevarieerd straatbeeld: elk individueel pand is anders (geen eenvormigheid);

  • Variatie in bouwstijl, kapvorm, detaillering, kleur- en materiaalgebruik.

  • Panden hebben een rechthoekige basisvorm met een royale kap of daklijst.

  • Gevelbreedte is beperkt, panden hebben een duidelijke geleding en zijn niet grootschalig;

  • Oriëntatie op de weg;

  • Etalages verlevendigen het straatbeeld en beperken zich alleen tot de eerste bouwlaag;

  • Begane grond- en bovenverdieping zijn een samenhangend geheel;

  • Reclame uitingen hebben een beperkte omvang;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

  • Bijgebouwen staan achter de hoofdbebouwing.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor de centrumgebieden geldt een bijzonder welstandsniveau. Gezien de overeenkomsten tussen Bennekom en Lunteren zijn geen specifieke beeldkenmerken per kern opgenomen.

 

Historisch dorpsgebied

Gebiedsbeschrijving

 

Algemeen

Betreft de oude kernen en bebouwingslinten van de dorpen Harskamp, Wekerom, Otterlo, Ederveen en de Klomp en de nog bestaande linten van Ede, Bennekom en Lunteren.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Het historisch dorpsgebied laat een beeld zien van de ontstaansgeschiedenis van het dorp. Het merendeel van de kernen maakt deel uit van een reeks nederzettingen die op de overgang van het Veluwemassief naar de Gelderse vallei zijn ontstaan: een strategische plek tussen de laag gelegen bouw- en graslanden en de hoog gelegen bos- en heidegebieden. Verbindingswegen tussen de nederzettingen kwamen evenwijdig aan de hoogtelijnen te liggen. Deze kernen, met uitzondering van Ederveen en Wekerom, zijn van oorsprong engdorpen. Ede is ontstaan als agrarisch dorp met een spinvormige structuur van wegen met verspreide boerderij- en (Maanderweg, Molenstraat, Amsterdamseweg). Bennekom en Lunteren groeiden vooral langs de verbindingswegen in noord-zuidrichting (Edeseweg, Dorpsstraat, Bovenweg(Bennekom)) en daarnaast langs de uitwaaierende verbindingswegen over de engen. Bennekom ontwikkelde zich tot een brinkdorp in de 19e eeuw. Harskamp ontwikkelde zich vanaf 1900 zich steeds meer tot een wegdorp met de Dorpsstraat en de Otterloseweg als ontwikkelingsas. Otterlo heeft van oorsprong een belangrijke ligging aan de Harderwijkerweg/Arnhemseweg. Wekerom is (na de Tweede Wereldoorlog) tot ontwikkeling gekomen op de kruispunten van de wegen, te weten de Lage Valkseweg-Edeseweg en de Koperensteeg-Schoolsteeg. Van oorsprong lag de kern meer naar het zuiden. Vanwege de overlast van zandverstuivingen heeft het dorp zich noordwaarts ontwikkeld. Ederveen en de Klomp zijn ontstaan als veenontginning met de Hoofdstraat als ontginningas.

 

Ruimtelijke structuur

Het historisch dorpsgebied is nog altijd bepalend voor de hoofdstructuur van het dorp. Vooral in de kleine kernen vormen de oude wegen de ruimtelijke dragers en belangrijkste wegen in het dorp. In Bennekom en Lunteren is het ontstaanslint de ruggen- graat van het dorp. In Ede is de oude structuur nog wel deels aanwezig, maar deze is niet overal meer als lint herkenbaar omdat de oude bebouwing heeft plaatsgemaakt voor nieuwe stedelijke ingrepen. Boven de Molenstraat ligt nog een bijzonder deel van het oude centrum van Ede: het Bospoortgebied, dat los van het huidige winkelcentrum is komen te liggen. Dit gebied ademt nog grotendeels een historische dorpse sfeer met kleinschalige, individuele bebouwing. Ook de oude centrumvorming rond het station Ede-Wageningen is nog altijd herkenbaar in de bebouwing langs de Parkweg.

In de verschillende kernen zijn de oude nog bestaande linten in de loop der tijd steeds verder verdicht. Boerderijen langs de oude linten zijn aan- gevuld of vervangen door woningen, herenhuizen en moderne eengezinswoningen. Er is sprake van een verscheidenheid aan functies. Naast woningen zijn er winkels, kerken, scholen, bedrijven en enkele horecagelegenheden gevestigd. In de dorpen Harskamp, Ederveen en Wekerom is geen sprake van een historisch centrum met voorzieningen. Voorzieningen en bedrijven liggen verspreid langs de bebouwingslinten. Wel zijn in deze dorpen in een later stadium pleinvormige ruimten gebouwd om een centrale plek in het dorp te creëren. Otterlo kent van oudsher wel een duidelijke kern, waar sprake is van een concentratie van voorzieningen (winkels, school, kerk). De Klomp is in hoofdzaak een langgerekt bebouwingslint gebleven aan weerszijden van het station Veenendaal-De Klomp. De linten hebben veelal een profiel met een doorgaand karakter, vaak met grote bomen en aan weerszijden bebouwing. In de kleine kernen krijgt de lintbebouwing aan de rand van het dorp vaak een landelijk karakter, met individuele woningen en soms schuren op grote diepe percelen en grote open percelen tussen de bebouwing. In Bennekom en Lunteren wordt het lint aan weerszijden van het centrum in sterke mate bepaald door villa’s op lommerrijke percelen.

 

Plaatsing op het perceel

De plaatsing van de bebouwing op het perceel is los en informeel. De bebouwing is op de weg georiënteerd. De rooilijn is veelal verspringend en de bebouwing heeft een vrij losse en open structuur. In de kleine kernen zijn er tussen de afzonderlijke bouwmassa’s zo nu en dan doorzichten naar het open buitengebied. Overgangen van privé naar openbaar bestaan uit tuinen. De bebouwingsdichtheid varieert. In het hart van de centrumgebieden is sprake van dichtere tot aaneengesloten bebouwing, voortuinen ontbreken hier vaak en de panden staan direct aan het trottoir. Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen, zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en staan naast en/of achter de voorgevels. Als erfafscheiding fungeren lage heggen, lage muren en kleine open hekken.

 

Massa en vorm

Doordat de periode waarin de panden zijn gebouwd varieert - historische panden worden afgewisseld met moderne(re) invullingen - is er een zeer divers bebouwingsbeeld ontstaan. De bebouwing in het deelgebied is grotendeels kleinschalig en bestaat overwegend uit vrijstaande panden van een of twee lagen met een kap. De woonbebouwing betreft vooral grondgebonden woningen, enkele boerderijen en herenhuizen, maar ook villa’s zoals in Bennekom. Incidenteel staat er een bungalow tussen de lintbebouwing. Op centrale plekken komt wat hogere bebouwing voor in twee of drie bouwlagen met een kap. De graansilo’s in Ederveen, de Klomp en Wekerom wijken wat massa en vorm betreft af van de rest van de bebouwing en vormen als het ware de landmarks van het dorp. De silo’s zijn in deze nota opgenomen als solitaire bebouwing. De nokrichtingen van de panden varieert, van overwegend haaks op de weg tot juist afwisselend evenwijdig en haaks. De bebouwing is divers van karakter. Er is vaak sprake van een perceelsgewijze invulling, waardoor de bebouwing een geheel eigen en individueel karakter heeft. Deze wordt gekenmerkt door een verscheidenheid in architectuur, kapvormen, nokrichtingen, aan- en uitbouwen en gevelindelingen. De karakteristieke lintbebouwing wordt in een aantal gevallen ontsierd door storende reclame-uitingen, wijzigingen van de begane grondlaag ten behoeve van een winkelfunctie en door aan- en uitbouwen aan de voorgevels van bedrijfspanden.

 

Detaillering, kleur en materiaal

Omdat de bebouwing in verschillende perioden tot stand is gekomen, is er sprake van een zeer grote verscheidenheid in detaillering, kleur- en materiaal- gebruik binnen een veelal traditionele architectuur. Gevels zijn grotendeels opgetrokken uit baksteen en soms gepleisterd of wit geverfd. Daken worden gedekt met oranje of donkergrijze pannen en zo nu en dan een rieten kap. Kleuren zijn overwegend sober en rustig.

 

Waarde

De waarde van deze gebieden ligt in het historische karakter van de bebouwing en straten. Ze laten een beeld zien van de ontstaansgeschiedenis van de dorpen. De veelal kleinschalige en gevarieerde bebouwing en functies geven de straten levendigheid en een eigen kleur aan het dorp.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteitsplan

Voor enkele locaties binnen het historisch dorpsgebied van Wekerom geldt een beeldkwaliteitsplan.

 

Beeldkenmerken

Voor de bebouwing in het historisch dorpsgebied gelden de volgende beeldkenmerken:

  • De bebouwing begeleidt de ruimtelijke dragers van het dorp;

  • Gevarieerd straatbeeld: elk individueel pand is anders (geen eenvormigheid);

  • Variatie in bouwstijl, kapvorm, detaillering, kleur- en materiaalgebruik;

  • Panden hebben een rechthoekige basisvorm met een beeldbepalend kap of daklijst;

  • Oriëntatie op de weg, nokrichting varieert;

  • Voortuin is groen en representatief;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

  • Bijgebouwen staan achter de hoofdbebouwing.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor het historisch dorpsgebied geldt een bijzonder welstandsniveau. Specifiek voor de Bospoort in Ede gelden aanvullende criteria.

 

Ede: Bospoort

Het Bospoort gebied is uniek voor Ede. Veel inwoners waarderen het historische karakter van het gebied. De waarde van de Bospoort ligt in de dorpse, historische sfeer en de geborgen kleinschalige opbouw. Er is eenheid in verscheidenheid. De entrees naar de Bospoort hebben weinig uitstraling en behoeven een kwaliteitsverbetering.

Aanvullende beeldkenmerken

  • kleinschalige afzonderlijk herkenbare bebouwing;

  • veelal traditionele bouwstijl of daaraan verwant;

  • royale kappen of daklijsten en kloeke kozijnen;

  • zorgvuldige detaillering en natuurlijk kleurgebruik;

  • traditionele materialen: baksteen, hout, zink, soms stucwerk;

  • reclame uitingen bescheiden en afgestemd op de gevelindeling;

  • winkelpuien zijn levendig, etalages beperken zich tot de eerste bouwlaag.

 

Eerste planmatige uitbreidingen

STATIONSWEG

 

Gebiedsbeschrijving

 

Algemeen

Betreft de bebouwing langs de Stationsweg in Ede.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw groeide Ede ongebreideld en lintvormig langs de bestaande wegen. Van planmatige stedenbouw was geen sprake, met uitzondering van het plan Tulp voor de Stationsweg. Met de komst van het station had Ede twee kerngebieden ontwikkeld: de oude kern en ter hoogte van het station. Het plan voor de Stationsweg droeg ertoe bij dat beide polen naar elkaar toe groeiden.

 

De lokale ‘projectontwikkelaar’ J. Tulp ontvouwde in 1874 een plan om aan weerszijden van deze weg vrijstaande woningen te bouwen in een strook

van 70 meter diep. Het deel van de Stationsweg tot aan de Beukenlaan werd op basis van het plan Tulp verkaveld. In de periode 1880-1930 verrees een groot aantal villa’s langs de Stationsweg. Een zandpad met bomen aan weerszijden moest aan de westkant van het plangebied een halt toeroepen aan de zandverstuivingen vanuit het aangrenzende Maanderzand, het huidige Zwartelaantje.

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van de Stationsweg wordt bepaald door de eenvoudige rechte loop van de weg met aan weerszijden bebouwing op ruime percelen met een vaste kaveldiepte. Langs de Stationsweg werden rijk gedecoreerde villa’s en rentenierswoningen met tuinen met een parkachtige aanleg gebouwd. Veel villa’s aan de Stationsweg hebben in de loop der tijd een andere functie gekregen, vooral als kantoor. Opvallend is de aanwezigheid van enkele grote (woon-)complexen in het gebied. De rijk aanwezige loofboombeplanting in de verschillende tuinen geeft de Stationsweg een statige allure.

 

Plaatsing op het perceel

De bouwmassa’s zijn centraal gesitueerd op grote percelen. Rooilijnen aan de stationsweg liggen relatief ver op de kavel. Deze verspringen per woning. De woningen zijn dan ook voorzien van relatief grote voortuinen die door stijl gebonden erfafscheidingen gescheiden worden van de openbare ruimte. Hoofdgevels en entrees zijn op straat georiënteerd.

 

Massa en vorm

De Stationsweg wordt gekenmerkt door een afwisseling van grote vrijstaande villa’s uit verschillende perioden en moderne appartementencomplexen. De bebouwing varieert in hoogte van twee bouwlagen met kap tot ongeveer vier bouwlagen bij de woon-zorgcomplexen voor ouderen.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Omdat er in uiteenlopende perioden in het deelgebied gebouwd is, is de bebouwing pluriform van karakter. Imposante 19de-eeuwse herenhuizen staan naast witte, brede bungalows. Wel is over het algemeen sprake van een hoge architectonische kwaliteit. Ook bij recent gebouwde appartementen- complexen is veel zorg aan de detaillering besteed.

 

Waarde

De waarde van de Stationsweg ligt in de ruime opzet van de villaverkaveling met stadsvilla’s (grote woningen met compact volume en bijzondere architectuur) op ruime en rijk begroeide percelen.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

 

Beeldkenmerken

  • Vrijstaande panden (stadsvilla’s en urbanvilla’s) met een compact bouwvolume op een ruim, overwegend groen erf;

  • Voorname panden met representatieve voor- en zijgevels en karakteristieke elementen, “gebouwd om gezien te worden”;

  • Royale onderlinge afstanden tussen de panden;

  • Oriëntatie van de huizen op de Stationsweg;

  • Huizen op ruime afstand van de weg (grote voortuinen);

  • Grote variatie in architectuurstijlen;

  • Royale kappen met veelal een samengestelde kapvorm;

  • Monumentale solitaire bomen in de voortuinen bepalen het groene beeld van de weg;

  • Representatieve voor- en achtertuinen bepalen in sterke mate de kwaliteit van het straatbeeld;

  • Lage erfscheiding bij voor- en hoektuinen;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor bebouwing aan de Stationsweg geldt een bijzonder welstandsbeleid. Er zijn geen aanvullende criteria.

 

TUINDORPEN

 

Gebiedsbeschrijving

 

Algemeen

Betreft de Kolkakkerbuurt en Oud Ede-Zuid in Ede. De Oranjebuurt (Park Maanen) is hier niet aan toegevoegd, omdat deze buurt zich niet of nauwelijks meer als eenheid onderscheidt.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Aan het begin van de 20e eeuw was er in Ede weinig industriële bedrijvigheid. De vestiging van de Enka-fabriek (‘Nederlandse Kunstzijdefabriek’, in de volksmond kortweg ‘Enka’ genoemd) in Ede in 1921 betekende een grote groei-impuls voor de gemeen- te. Voor de werknemers van de ENKA werden onder andere Park Maanen (Oranjebuurt) en Vooruit (Oud Ede Zuid) gebouwd. Ook het tuindorp Kolkakker ontstond in deze periode.

Van grote invloed bij de ontwikkeling van deze buurten was de tuinstadgedachte. Het streven was gericht op een gezonde woonomgeving, waarbij werd uitgegaan van functiemenging (woningbouw en voorzieningen), een geringe dichtheid, een besloten straatbeeld en verbijzonderingen in straatruimten. Het beoogde karakter was dorps en landelijk. In Kolkakker en Vooruit is dat nog steeds te zien. De kenmerkende eenheid in architectuur had tot doel de gemeenschapsgeest te versterken. De wens van de architecten voor gesloten straat- wanden stuitte op bezwaar van de gemeenteraad. Deze wilde geen stedelijke straatwanden maar een open bebouwing. In de Kolkakkerbuurt is daartoe de twee-onder-een-kap het meest voorkomende woningtype in het plan. Aaneengesloten bebouwing is uiteindelijk wel in het eerste deel van de Parkweg en in het tuindorp Vooruit gerealiseerd. De gemeenteraad vond tevens dat groen vooral productief groen moest zijn. Er werd gepleit voor veel tuinbouwgrond bij de woning voor moes en vee, zodat men zich deels zelf kon blijven redden en de huur kon blijven opbrengen.

 

Ruimtelijke structuur

De buurten zijn oorspronkelijk ontworpen als een samenhangend geheel met specifieke architectonische en stedenbouwkundige kenmerken. Vooral het samenspel tussen de bebouwing en de straatruimte is van belang. De straatgevels vormen veelal kleinschalige, intieme openbare ruimten. Verspringende rooilijnen, geknikte of gekromde woonstraten, poorten en hofjes, versmallingen of juist verbredingen van het straatprofiel en groene pleintjes zijn ingezet om variatie in straatruimten te creëren. Op hoeken zijn veelal verbijzonderingen in de bebouwing aangebracht. Gedachte buurtvoorzieningen zijn vrijwel niet gerealiseerd of inmiddels verdwenen. Wel is bedrijvigheid te vinden op achter terreinen. De buurten zijn ruim opgezet, de woningen zijn grondgebonden en hebben ruime tuinen. De buurten zijn opgebouwd uit gesloten bouwblokken en vormen als geheel een herkenbare eenheid. Door de samenhang in straat, bebouwing, tuinen en pleinen is een aangename en vriendelijke woonomgeving ontstaan.

 

Plaatsing op het perceel

De woningen zijn allemaal georiënteerd op de straat. De rooilijn van de bebouwing begeleidt de straat of pleinruimte. Op hoeken zijn veelal verbijzonderingen aangebracht in de rooilijn, de gevel en dakopbouw, waarmee de bebouwing zich naar twee kanten richt. De overgang van privé naar openbaar is van oorsprong zorgvuldig vormgegeven met een voortuin en een eenduidige erfafscheiding. Deze herkenbare erfafscheiding is niet overal behouden gebleven. Bijgebouwen zijn ondergeschikt en zijn veelal achter de woning gesitueerd.

 

Massa en vorm

Er is een sterke eenheid in architectuur. De bebouwing is niet uniform vormgegeven, maar er zijn steeds variaties op een samenhangend thema. De grote dakvlakken spelen hierin een belangrijke rol. De nokrichting is haaks of evenwijdig aan de weg en hangt samen met de plek in de straat, bijvoorbeeld als verbijzondering van een hoek of als accent aan een plein. De bebouwing bestaat uit een of twee lagen en een kap. Verspringende gootlijnen binnen het bouwblok brengen variatie aan in het straat- beeld.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Er is een duidelijke samenhang in kleur- en materiaalgebruik. De huizen zijn opgetrokken uit baksteen en hebben een pannendak. Per buurt komt de kleurstelling overeen. De bebouwing is met zorg ontworpen en heeft kenmerkende details en ornamenten in de gevel en het dak.

 

Waarde

De waarde van de tuindorpen ligt in de herken- baarheid van de woonbuurten met een sterke samenhang tussen bebouwing en straatruimte. Dit geeft, tezamen met de aandacht voor vormgeving, detaillering en groen, deze woonbuurten een vriendelijk karakter.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

 

Beeldkenmerken

  • Eenheid in architectuur en stedenbouw;

  • Eenheid in materiaal- en kleurgebruik en detaillering;

  • Kleinschalige uitstraling en detaillering;

  • Grondgebonden woningen met een uitgesproken dakvorm;

  • Oriëntatie op de weg, verbijzondering bij hoekpanden;

  • Zorgvuldig ontworpen overgang tussen open- baar en privé (voortuinen, erfafscheiding);

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor de Kolkakkerbuurt en Oud Ede-zuid geldt een bijzonder welstandsbeleid. Per buurt gelden daarbij de hierna volgende aanvullende criteria:

 

Tuindorp Kolkakker

Karakteristiek voor het tuindorp zijn de besloten straten en verspringende rooilijnen. Het oudste deel is in één hand ontworpen en kent een samenhang in sobere architectuur en materiaalgebruik. Latere invullingen zijn op basis van particulier initiatief en daar bevinden zich de karakteristieke ‘Veluwe puntjes’, vrijstaande woningen voor de middenklasse. De beeldkenmerken voor bebouwing in Tuindorp Kolkakker zijn opgedeeld in:

  • 1.

    Vrijstaande woningen aan de Bremlaan, de Papekoplaan en de Korenbloemlaan;

  • 2.

    Woningen aan de Brinkweg, Klaprooslaan, Kolkakkerweg, Talmalaan, Den Brink en de Patrimoniumweg.

Aanvullende beeldkenmerken

  • Hoekhuizen en huizen aan het einde en/of begin van de straat zijn vaak beeldbepalend en verdienen hierdoor extra aandacht;

  • De voorgevels staan over het algemeen op gelijke afstand van de straat (in een rooilijn). Huizen die buiten de rooilijn zijn geplaatst, hebben vaak een bijzondere positie in de stedenbouwkundige structuur (bijvoorbeeld markeren van een begin van de straat) en verdienen hierdoor extra aandacht.

  • 1.

    Vrijstaande woningen aan de Bremlaan, de Papekoplaan en de Korenbloemlaan:

    • Over het algemeen vrijstaande woningen, het zogenaamde ‘Veluwse puntje’;

    • De huizen hebben een steil zadeldak met lage goot. De nokrichting van de kap staat dwars op de richting van de straat. De kap heeft een klein overstek;

    • Variatie in kleur: er is een mooie genuanceerde variatie gemaakt in de wijk door per woning te variëren in kleur baksteen en kleur dakpan;

    • Voor- en hoektuinen zijn representatief en vormen een belangrijk onderdeel van het straatbeeld. Voor- en hoektuinen hebben een lage erfscheiding.

  • 2.

    Woningen aan de Brinkweg, Klaprooslaan, Kolkakkerweg, Talmalaan, Den Brink en de Patrimoniumweg:

    • Het merendeel van de woningen is planmatig en in sterke samenhang ontworpen;

    • Sobere woningen met kap. De nokrichting van de kap staat parallel of dwars op de straat. Het dak is voorzien van dakpannen. Karakteristiek is dat het dak geen overstek heeft;

    • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van roodbruine baksteen;

    • De gevels zijn versierd met horizontale metselwerk banden;

    • Voor- en hoektuinen zijn representatief en vormen een belangrijk deel van het straatbeeld. Voor- en hoektuinen hebben een lage erfscheiding.

Oud Ede-Zuid

De woonbuurt heeft de herkenbare stedenbouwkundige opzet van een tuindorp met een duidelijke samenhang tussen bebouwing en de straatruimte. Dit is gebeurd door middel van verspringen, poortjes en straatbeëindigingen met bijzondere woningtypen. De woningen zijn uit één hand ontworpen en hebben nog veel originele architectonische details.

Het grootste deel van de woningen in Oud Ede-Zuid zijn aangemerkt als gemeentelijk monument. De twee-onder-een-kapwoningen aan de Blokkenweg en de Zijdelaan zijn niet aangemerkt als monument.

Aanvullende beeldkenmerken:

  • de voorgevels staan in een rechte rooilijn. Deze verspringt als markering van de zijstraat en het einde van de rij. Deze woningen hebben hierdoor een grotere voortuin;

  • bijgebouwen staan (vrijwel direct) achter de voorgevellijn (rooilijn);

  • twee-onder-een-kapwoningen (twee bouwlagen) met schilddak. De nokrichting van het schilddak is parallel aan de straatrichting. Het schilddak is voorzien van gebakken gesmoorde dakpannen;

  • de voorgevel is spiegel-symmetrisch opgebouwd met naast elkaar in het midden de voordeuren;

  • de gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van bruinrode baksteen;

  • de gevels zijn versierd met siermetselwerk: horizontale metselwerk banden die iets uitsteken ten opzicht van het muurvlak;

  • voordeuren zijn extra gemarkeerd door gemetseld kader;

  • houten goot met groot overstek, afgewerkt met zinken kraal;

  • karakteristiek zijn de gemetselde schoorstenen. Deze zijn verticaal opgetrokken vanaf het midden van de zijgevel (dwars op de zijgevel);

  • voor- en hoektuinen zijn representatief en vormen een belangrijk onderdeel van het straatbeeld. Voor- en hoektuinen hebben een lage erfscheiding.

 

Dorpse uitbreidingen

Algemeen

Betreft de gebieden rond de oude kernen van Ede, Lunteren en Bennekom die volgens de eerste vooroorlogse uitbreidingsplannen zijn aangelegd en waar ook na de Tweede Wereldoorlog op is voortgebouwd.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Om de groei van de dorpen te sturen wordt in de periode van 1924 tot 1940 een aantal uitbreidingsplannen opgesteld voor de dorpen Ede, Lunteren en Bennekom. Deze plannen kenmerken zich door een fijnmaziger stratenpatroon dat tussen de oude linten of veldwegen is gelegd. Bennekom en Lunteren groeien met name in oostelijke richting. In Ede wordt de groei aan de oost en noordzijde beperkt door de natuur, het uitdijende militaire complex en de nieuwe rijksweg (nu N224). Uitbreidingen vinden hier vooral in westelijke en zuidelijke richting plaats. Binnen het gemeentebestuur is een voorkeur voor een (half) open verkaveling, ook langs doorgaande wegen en stedenbouwkundige assen. Het dorpse karakter wordt gekoesterd. Aaneengesloten bebouwing wordt alleen toegelaten in de dorpskern.

Voor Lunteren volstaat tot de Tweede Wereldoorlog het raamwerk van bestaande straten omdat daarbinnen nog voldoende ruimte is voor woningbouw. Na de Tweede Wereldoorlog wordt in de dorpen nog enige tijd voortgeborduurd op de fijnmazige dorpse uitbreidingsstructuren. Ook de nieuwe uitbreidingsplannen uit halverwege de jaren ’50 voorzien voor een deel in de afronding van vooroorlogse aanzetten. Aaneengesloten bebouwing is dan inmiddels geen bezwaar meer.

 

Ruimtelijke structuur

Kenmerkend is de informele stedenbouwkundige structuur met nieuwe verbindingen tussen de oude linten en nieuwe dwarsstraten. De straten vormen tezamen min of meer rechthoekige of driehoekige bouwblokken in verschillende afmetingen. Hierlangs werden nieuwe woningen gebouwd. In de loop der tijd zijn de straten steeds verder verdicht. Deze verdichting met -in hoofdzaak- particuliere woningbouw heeft uiteindelijk geleid tot een variatie aan individuele grondgebonden woningen uit verschillende perioden. Woningbouw overheerst, maar er is nog wel enige menging van functies. Verspreid over de buurten zijn ook scholen, kerken en andere voorzieningen in het stratenpatroon opgenomen. Karakteristiek in deze uitbreidingsbuurten zijn de relatief grote achterterreinen. Deze zijn deels ingevuld met diepe tuinen, maar bieden hier en daar ook ruimte aan bijvoorbeeld bedrijven, scholen of andere functies. Daarentegen is er weinig tot geen openbaar groen aanwezig.

Nieuwe stedenbouwkundige structuren komen eigenlijk niet voor. Alleen het Beatrixpark kent een ‘barokke’ symmetrische opzet met assen die als een driepoot vanuit het centrum uitlopen richting spoor. Dit vooroorlogse stratenpatroon is pas na de Tweede Wereldoorlog bebouwd met woningen.

 

Plaatsing op het perceel

Woningen op de kavels zijn haaks of evenwijdig ten opzichte van de straat georiënteerd. De oriëntatie van de hoofdgevel van de woningen is op de weg gericht. De rooilijn is veelal verspringend en de bebouwing heeft een vrij losse en open structuur. Overgangen van privé naar openbaar bestaan uit tuinen. De bebouwingsdichtheid varieert. Aan de oostzijde van de dorpen is sprake van ruimere percelen tegen en in de bosrand. Nabij de kern en aan de westzijde zijn de percelen en woningen kleiner. Het Beatrixpark kent ook enkele portiekflats die als ensemble diagonaal op het bosachtige perceel staan.

 

Massa en vorm

De bebouwing is kleinschalig en bestaat overwegend uit vrijstaande of dubbele woningen van een of twee lagen met een kap. De nokrichting varieert: overwegend haaks op de weg (vrijstaande woningen) of een variatie van haaks en parallel aan de weg. De bebouwing die na de Tweede Wereldoorlog is gerealiseerd betreft ook rijenwoningen en enkele portiekflats.

De bebouwing is divers van karakter. Er is vaak sprake van een perceelsgewijze invulling waardoor de bebouwing een geheel eigen en individueel karakter heeft. Deze wordt gekenmerkt door een verscheidenheid in architectuur, kapvormen, nokrichtingen, aan- en uitbouwen en gevelindelingen. De na-oorlogse bebouwing kent vaak een sterkere herhaling van dezelfde eenheden vooral bij rijenwoningen. Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen, zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

 

Materiaal, detaillering en kleur

De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken uit baksteen. Het dak is bedekt met pannen. Er is sprake van een zeer diverse detaillering en een traditioneel kleur- en materiaalgebruik.

 

Waarde

De waarde van deze buurten ligt in de dorpse informele opbouw. Er is samenhang in diversiteit, panden hebben een eigen identiteit zonder opzichtig te zijn. Tezamen met de ongedwongen ritmiek in het bebouwingspatroon zorgt dit voor een gevarieerd straatbeeld.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkenmerken

  • kleinschalige, informele uitstraling;

  • gevarieerd straatbeeld, elk individueel pand is anders (eenvormigheid beperkt zich in hoofdzaak tot rijenwoningen);

  • variatie in bouwstijl, kapvorm, detaillering, kleur- en materiaalgebruik. Bij rijenwoningen is er wel eenheid binnen het blok;

  • panden hebben een rechthoekige basisvorm met kap;

  • oriëntatie op de weg, nokrichting eenduidig of juist variabel;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

  • bijgebouwen staan achter het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • de bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • de gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor een aantal locaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria:

 

Ede: Beatrixpark

De waarde van het Beatrixpark betreft vooral de bijzondere stedenbouwkundige structuur. De stedenbouwkundige plattegrond is van voor de oorlog. Deze is in een voor Ede bijzondere een formele stijl met verschillende (zicht)assen en een middenas. Van de bebouwing is alleen de monumentale kerk voor de oorlog gebouwd. De overige bebouwing is na-oorlogs. De sobere bouw en beperking in kleur en materiaalgebruik maakt dat ondanks de architectonische diversiteit en de verschillende woningtypologieën toch een zekere samenhang gewaarborgd is. Bijzondere en hoogwaardige beplanting en groen elementen in de openbare ruimte en op private terreinen maken het beeld compleet.

 

Aanvullende beeldkenmerken:

  • de gevels zijn opgetrokken in metselwerk;

  • de architectuur van de woningen is sober. Er is geen tot weinig contrast;

  • kleur en materiaal gebruik zijn afgestemd op het straatbeeld;

  • de aanwezige woongebouwen in 4 lagen vormen een duidelijk ensemble;

  • de hoge woongebouwen zijn met de entrees op de straat gericht en hebben een plat dak.

Ede: Willem Witselaan

Wigvormig pleintje omsloten door stedenbouwkundig ensemble bestaande uit huizenrijen van twee lagen met zadeldak. Ondiepe woningen met sobere baksteenarchitectuur met pannendaken. Verbijzondering betonnen luifel boven entreedeur. Diepe voortuinen met oorspronkelijk gemetselde erfscheidingen gecombineerd met haag.

 

Aanvullende beeldkenmerken:

  • Karakteristiek zijn de eerste en de laatste woningen in de rij ten westen van de Willen Witsenlaan. Het dak van de woningen is verhoogd. Hierdoor vormen zij samen een poort naar het achterpad;

  • Sobere rijwoningen met zadeldak. Het zadeldak is voorzien van donker gesmoorde gebakken dakpannen;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van roodbruine baksteen;

  • De woningentrees zijn extra gemarkeerd;

  • Karakteristiek zijn de kopse tuitgevels;

  • Voor- en hoektuinen zijn representatief en vormen een belangrijk deel van het straatbeeld. Voor- en hoektuinen hebben een lage erfscheiding.

Ede: Thomaslaan eo

Woonbuurt ter plaatse van de straten Thomaslaan, Van Voorthuizenlaan en IJssel de Schepperlaan. De symmetrisch opgezette lanen hebben aan weerszijden van de weg bomenrijen en diepe voortuinen. De Thomaslaan en de IJssel de Schepperlaan zijn geknikt. Het bouwblok tussen Thomaslaan, Van Voorthuizenlaan en IJssel de Schepperlaan heeft een overmaat met een collectieve groene binnenruimte die als speelterrein is ingericht. Deze is verbonden via een smalle doorgang met de Thomaslaan. De woningen aan de lanen bestaan uit gelijke huizenrijen met een hoogte van twee lagen met zadeldak.

De ondiepe woningen hebben een sobere baksteenarchitectuur. De entrees zijn extra geaccentueerd met betonnen luifels en ruitvormige decoraties in het metselwerk. De kopgevels met raamopeningen zijn extra markant uitgewerkt als tuitgevel met hoog opgemetselde schouders. De totale verschijningsvorm borduurt voort op het vooroorlogse principe van de tuinwijk.

 

Aanvullende beeldkenmerken:

  • Rijwoningen met zadeldak. De nokrichting van het zadeldak is parallel aan de straat. Kappen zijn nog gaaf en zonder dakopbouw;

  • De Kopse gevels zijn voorzien van gevelopeningen en zogenaamde schouders. De woningentrees zijn gemarkeerd;

  • Aanbouwen vormen één geheel met de kopgevel;

  • De gevels zijn opgetrokken in sobere baksteenarchitectuur;

  • Het zadeldak is voorzien van rode gebakken dakpannen.

 

Wederopbouw vroeg na-oorlogs

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft de eerste na-oorlogse woonbuurten die volgens een rationele verkaveling zijn opgezet, maar nog wel binnen het historische wegenpatroon.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Na de Tweede Wereldoorlog is de woningnood ongekend groot. Halverwege de jaren ’50 worden de vooroorlogse uitbreidingsplannen van Ede, Bennekom en Lunteren vervangen door nieuwe uitbreidingsplannen. Ook voor de andere dorpen worden dan uitbreidingsplannen gemaakt. In deze plannen wordt deels voortgeborduurd op een traditionele manier van uitbreiden en deels worden ook modernistische principes zichtbaar in het scheiden van wonen, werken en sport. Men wil Ede ontwikkelen van agrarisch dorp naar industriële stad. Het uitbreidingsplan uit 1954-1955 blijft tot halverwege de jaren zestig het ruimtelijke kader voor de groei van Ede en voorziet onder andere in nieuwe uitbreidingen in het westen en oosten van de kern. In Bennekom en Lunteren worden aan de westzijde nieuwe meer rationeel verkavelde woonbuurten geïntroduceerd. Op beperkte schaal worden deze nieuwe woonbuurten ook in de plannen voor de kleine dorpen opgenomen. In deze periode wordt de ambachtelijke manier van bouwen aangevuld met nieuwe industriële bouwsystemen. En in de jaren vijftig worden de eerste portiekflats gebouwd, incidenteel, en later ook in reeksen, soms als begeleidingen van de hoofdstructuur.

 

Ruimtelijke structuur

De eerste naoorlogse uitbreidingen vinden in hoofdzaak plaats binnen de bestaande ruimtelijke structuren. Deze uitbreidingen zijn nog steeds opgebouwd uit een fijnmaziger stratenpatroon tussen de al aanwezige wegen, maar de opzet is rationeler met rechte straten en strakkere rooilijnen en de bebouwing is eenvormiger dan voor de oorlog. Op een enkele plek liggen nieuwe hoofdwegen met begeleidende bebouwing, zoals de Proosdijerveldweg in Ede. De bebouwing in deze buurten bestaat volop uit rijenwoningen. Daarnaast staan op enkele plekken rijenwoningen en middelhoge flats in strokenbouw. Behalve woningen zijn hier ook voorzieningen te vinden, waaronder kerken, scholen en winkelcentra (bouwblokken met winkels op de begane grond) op centrale plekken in de buurt. Deze voorzieningen vormen markeringspunten in de wijk. Het aandeel openbaar groen in de buurten is beperkt.

 

Plaatsing op het perceel

De naoorlogse bebouwing kent een strakker regime in situering op de kavels. De woningen zijn per straat hetzelfde op de kavels geplaatst. Flats en rijenwoningen staan evenwijdig of diagonaal ten opzichte van de weg. De woonbebouwing is op de straat georiënteerd. Bij de rijenwoningen en etagewoningen is soms sprake van dichte kopgevels op de hoeken. Een kleine voortuin zorgt voor de overgang van privé naar openbare ruimte. Enkele flats en rijenwoningen zijn als stroken in een in bosachtig of open plantsoen geplaatst.

 

Massa en vorm

De bebouwing is overwegend kleinschalig en bestaat uit woningen van een of twee lagen met een zadel(dak). Dit zijn in hoofdzaak rijenwoningen. Daarnaast is er sprake van dubbele en vrijstaande woningen en op enkele plaatsen staat etagebouw van drie à vierbouwlagen hoog zonder kap. Vrijstaande en dubbele woningen hebben hun nokken veelal haaks op de as van de straat gericht. Bij rijenwoningen is de nokrichting evenwijdig aan de weg. De kappen zijn laag, vrij vlak en vaak bedoeld als bergzolder. De rijtjeswoningen en etagebouw zijn gelijkvormig. De architectuur en uitstraling van de verschillende woningen binnen een deelgebied zijn nagenoeg gelijk. De laagbouw kenmerkt zich door ambachtelijk metselwerk en relatief kleine verticaal gerichte gevelopeningen. De etagebouw kent een horizontale opbouw met grote raampartijen.

Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen, zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en staan opzij of achter de woningen.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

De naoorlogse woningen vertonen grote overeenkomsten in detaillering en kleur- en materiaalgebruik. De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken uit baksteen. Het dak van grondgebonden woningen is bedekt met pannen. De flats hebben veelal een plat dak en zijn horizontaal geleed. Veelal is sprake van een traditioneel kleurgebruik, dat wil zeggen met wit en groen geschilderd houtwerk. Veel vrijstaande en dubbele woningen zijn in de loop der tijd verbouwd of vernieuwd, waardoor enige verscheidenheid in kleur- en materiaalgebruik is ontstaan.

 

Waarde

De waarde van deze buurten ligt in het kleinschalige karakter, de eenheid in vormgeving en de heldere straatopbouw.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkenmerken

  • Strakke ritmiek, kleinschalige uitstraling;

  • Eenheid in massaopbouw, kapvorm en architectuur;

  • Daken met een flauwe hellingshoek;

  • Eenheid in materiaal- en kleurgebruik;

  • Oriëntatie op de weg;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

  • Bijgebouwen staan veelal op het achtererf.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor een aantal locaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria. In een aantal gevallen zijn de algemene criteria van toepassing. Dit is dan specifiek vermeld.

 

Bennekom: Ericapark

Het Ericapark ten noorden van de Heelsumseweg is een park met seniorenwoningen. De gelijke lage rijwoningen (één laag + kap) staan schuin ten opzichte van de Heelsumseweg geplaatst. De buitenruimte van de woningen is beperkt tot een klein voortuintje. Kenmerk is de parkachtige omgeving (collectieve tuin) waarin de huizen zijn geplaatst.

Aanvullende beeldkenmerken:

  • Smalle lange bouwvolumes met een flauw hellend zadeldak. Elke woning heeft een gelijke uitbouw van één laag met plat dak. Karakteristiek is de forse gemetselde schoorsteen ter plaatse van de uitbouw;

  • Het zadeldak heeft een klein overstek met op de kopgevels zichtbare uiteinden van de gordingen (wit geschilderd) en aan de langsgevel een zogenaamde overhoekse goot met gootklossen (wit geschilderd). Het dak is bedekt met een donker gesmoorde gebakken dakpan;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van geel baksteen;

  • De zijgevel van de uitbouw ter plaatse van de woning is gemaakt van verticale houten rabatdelen, oorspronkelijk geschilderd in een uniforme kleur. Kozijnen, ramen en voordeur en dakranden zijn van hout en wit geschilderd;

  • Het gehele Ericapark is omheind met een lage haag;

  • Eén architectuurstijl;

  • Bijgebouwen maken onderdeel uit van de architectuur.

Ede: Proosdijerveldweg

Nieuw aangelegd deel van een aanpassing op het vooroorlogse uitbreidingsplan. Het maakte onderdeel uit van een verkeerskundige ingreep die voorzag in een (nooit) voltooide ringvormige ontsluiting rond het centrum. De bebouwing aan de Proosdijerveldweg vormt samen een begeleidende straatwand. Deze bebouwing bestaat uit rijwoningen (2 lagen + kap) en portieketageflats (3 tot 4 lagen met of zonder kap). De straatwand wordt zo nu en dan onderbroken met open groene tussenruimtes . In de open tussenruimte bij de Timorstraat staat een gemeentelijk beeldbepalend kerk, de Sionkerk. Het kruispunt tussen Proosdijerveldweg en de Veenderweg wordt gemarkeerd door de Proosdijkerk. Daarnaast zijn er twee bijzondere voorzieningencomplexen, namelijk: de winkelvoorzieningen aan de Soembalaan en de winkelvoorzieningen aan het Rozenplein.

 

Aanvullende beeldkenmerken:

Straatwand

  • Lange gebouwen begeleiden de wegen (portieketageflats en rijwoningen);

  • Indien kap, zadeldak in de lengterichting van het bouwvolume. Kaprichting parallel aan de richting van de weg;

  • Oriëntatie van de gebouwen naar de Proosdijerveldweg. Entrees aan de straat;

  • De bebouwing heeft een sobere architectuur. Er is een architectonische samenhang tussen de diverse gebouwtypen in materiaal en kleur;

  • Horizontaliteit in het gevelbeeld;

  • Functionele architectuur.

Kerken en voorzieningen

  • De bijzondere eigen en tijdgebonden architectonische stijlkenmerken van de kerken en winkelvoorzieningen vormen het kwalitatieve referentiepunt voor ieder vergunningplichtig bouwwerk. Hier zijn de algemene criteria van toepassing.

Ede: Regentesseplein e.o.

De Jan Th. Tooroplaan is een kronkelende weg die een dynamisch perspectief biedt op de wijk. Dit dynamische beeld wordt versterkt door de dwars op de weg gepositioneerde portiekflats van drie lagen hoog. Het begin en einde van het buurtje worden gemarkeerd door kerken. De Bethelkerk met zijn markante toren en stenen voorplein is direct georiënteerd op de Jan Th. Tooroplaan. De Nieuw-Apostolische Kerk ontleent haar uitstraling aan de overhoekse positie achter een parkachtig voorplein.

 

Aanvullende beeldkenmerken

  • Flats aan de Jan TH. Tooroplaan

  • De flats staan met hun kopse gevels op gelijke afstand aan weerszijden van de Jan TH. Tooroplaan en volgen de slingerende lijn van de laan;

  • De flats zijn qua beeldkenmerken in sterke samenhang ontworpen als rechthoekig bouwvolume met plat dak;

  • Ze vormen samen één architectonisch geheel door een sobere architectuur zonder contrasten;

  • Dubbelzijdige oriëntatie.

Rijwoningen aan de Jan TH. Tooroplaan

  • Sobere rijwoningen (2 lagen) met zadeldak. De nokrichting van het zadeldak is parallel aan de straat. Het zadeldak is voorzien van rode gebakken dakpannen;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van gele baksteen;

  • Voor- en hoektuinen zijn representatief en vormen een belangrijk onderdeel van het straatbeeld. Voor- en hoektuinen hebben een lage erfscheiding;

  • Karakteristiek is de laatste woning in de rij aan de Anton Mauvestraat. De woning heeft een tweezijdige oriëntatie. In de kopse gevel zijn meerdere gevelopeningen en de voordeur tot de woning.

Kerken

  • De bijzondere eigen en tijdgebonden architectonische stijlkenmerken van de kerken vormen het kwalitatieve referentiepunt voor ieder vergunningplichtig bouwwerk. De algemene criteria zijn van toepassing.

Ede: Vogelbuurt

Het gebied heeft een kenmerkende rechthoekige structuur met rijenwoningen en voorzieningen. Het centraal gelegen plein met schoolvoorziening en vooral de kerk als oriëntatiepunt completeren het beeld van een zogenaamde ‘parochiewijk’. Een groot deel van de privé-tuinen aan de het plein is voorzien van een lage gemetselde muur op de erfgrens.

 

Aanvullende beeldkenmerken

Rijenwoningen

  • Sobere rijwoningen met zadeldaken in veel gevallen beëindigd met een schild. De nokrichting van de daken is parallel aan de straat. Kappen zijn nog gaaf zonder dakopbouw;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van baksteen, het metselwerk is versierd met verschillende elementen. Sommige rijen zijn geparceleerd door over de gehele hoogte gemetselde penanten;

  • De entrees van de woningen worden paarsgewijs gemarkeerd;

  • Alle kopse gevels zijn voorzien van gevelopeningen (representatief);

  • Het schilddak is voorzien van gebakken dakpannen in verschillende kleuren per eenheid.

Voorzieningen gebouwen

  • De bijzondere eigen en tijdgebonden architectonische stijlkenmerken van de kerk en de school vormen het referentiepunt voor ieder vergunningplichtig bouwwerk. De algemene criteria zijn van toepassing.

Ede: Banckertplein

Betreft een ensemble van een groen plein omgeven door bebouwing, met rijenwoningen aan noord- en zuidzijde en een school en portiekwoningen aan respectievelijk de west en oostzijde. De plek is ook bijzonder als vrijwel enig openbaar plantsoen te midden van in hoofdzaak woonstraten.

 

Aanvullende beeldkenmerken

  • Portiekflat en school hebben plat dak met elk een specifieke dak beëindiging;

  • Rijenhuizen zijn nagenoeg identiek, met loggia’s aan de zuidgevel en een meer gesloten noordgevel. Opvallend: Woningen zijn niet gespiegeld ten opzichte van het plantsoen;

  • Rijenhuizen hebben zadeldak met nokrichting parallel aan de straat en een ritmiek van bakstenen schoorstenen. Kap is nog gaaf zonder dakopbouw en voorzien van donker (gesmoorde) gebakken dakpannen;

  • Voortuinen als overgang naar de straat en het groene plantsoen;

  • Grote samenhang in de vormgeving van de gevels met een strakke ritmiek van gesloten en open geveldelen:

  • Gemetselde gevelvlakken (baksteen), kleine raamopeningen en een entree;

  • Open gevelvlakken met veel glas, loggia’s, houten kozijnen en een dichte borstwering;

  • Sterke samenhang in materialisering en het -gedekte- kleurgebruik.

Ede: Van Heutszlaan e.o.

Ten noorden van de Van Heutzlaan en aan de Gen. Chasselaan staan gelijke twee-onder-een-kapwoningen met flauw hellend zadeldak. De woningen met sobere architectuur staan op gelijke afstand van de weg en hebben diepe voortuinen. Aan de zuidzijde van de Van Heutzlaan staan vierlaagse gebouwen met beneden-bovenwoningen. Deze gebouwen staan schuin ten opzichte van de weg met de kopse kant naar de weg georiënteerd. Op de kopse kant staan trappenhuizen die met een ‘portico’ zijn verbonden met garageboxen. Tussen de gebouwen zijn collectieve groene ruimtes met bossages die het beeld oproepen van een typische Veluwse woonbuurt.

 

Aanvullende beeldkenmerken

Twee-onder-een-kapwoningen ten noorden van de Heutzlaan en aan de Generaal Chasselaan

  • Sobere twee-onder-een-kapwoningen (twee lagen) met flauw hellend zadeldak. De nokrichting van het zadeldak is parallel aan die van de straat. Het zadeldak is voorzien van bitumineuze dakbedekking. Het dak heeft zowel aan de zij- als de voorgevels een overstek;

  • De woningen staan op gelijke afstand van de weg en hebben diepe voortuinen;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van roodbruine baksteen;

  • De voordeur bevindt zich in de zijgevel van de woning;

  • Karakteristiek zijn de uitgemetselde schoorstenen in de zijgevel net achter de noklijn.

Vierlaagse gebouwen met maisonnettewoningen aan de zuidzijde van de Heutzlaan

  • De gebouwen staan schuin ten opzichte van de weg met de kopse kant naar de weg georiënteerd. Op de kopse kant staan trappenhuizen die met een ‘portico’ zijn verbonden met garageboxen en voorzieningen;

  • Sobere bouwvolumes met plat dak die qua beeldkenmerken in sterke samenhang ontworpen en vormen samen één architectonisch geheel;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van baksteen;

  • Witte kozijnen en de raamdelen en voordeuren hebben een donker groene kleur;

  • Situering op bospercelen;

  • Begane grond woningen hebben een privé-tuin.

Ede: Buurtscheuterlaan

De woonbuurt heeft een sterke sfeer van wonen in het bos. Het is gebouwd op een hoogteverloop dat van zuid naar noord verloopt. De hoofdwegenstructuur (Buurtscheuterlaan) is dwars op het hoogteverloop gemaakt. Ten noorden van de Buurtscheuterlaan liggen de kavels hoger ten opzichte van de weg. De huizenrijen op deze kavels zijn ten opzichte van elkaar verschoven. Bomen in de diepe voortuinen versterken het beeld van wonen in het bos. Aan de zuidzijde van de Buurtscheuterlaan zijn twee open hofjes (close) gemaakt rondom bospercelen. Op de koppen van de hofbebouwing zijn voorzieningen gemaakt van één laag gecombineerd met garageboxen. Aan de Buurtmeesterweg zijn specifieke twee-onder-een-kapwoningen gemaakt die met de korte zijden aan elkaar zijn verbonden. De woningen van één laag met kap hebben schuurachtig bouwvolume en staan schuin ten opzichte van de weg gepositioneerd.

 

Aanvullende beeldkenmerken:

Rijwoningen aan de Buurtscheuterlaan

  • Sobere rijwoningen (twee lagen) met flauw hellend zadeldak. De nokrichting van het zadeldak is parallel aan die van de straat. Het zadeldak is voorzien van bitumineuze dakbedekking. Het dak heeft zowel aan de zij- als de voorgevels een overstek;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van gele baksteen;

  • De voorgevels zijn verticaal opgedeeld in:

    • gemetselde gevelvlakken (gele baksteen) met kleine raamopeningen en voordeur;

    • houten gevelelementen. Deze gevelelementen zijn horizontaal opgedeeld in een transparante onderlaag (houten kozijnen), een borstwering en een transparante bovenlaag (houten kozijnen).

  • Karakteristiek zijn de éénlaagse voorzieningen gecombineerd met garageboxen op de koppen van de woningen aan de hofjes:

    • Plat dak met groot overstek ter plaatsen van de voorzieningen;

    • Terug liggend gevelvlak ter plaatsen van de voorzieningen;

    • Grote overhoekse etalageramen;

    • Lager plat dak ter plaatsen van de garageboxen.

Twee-onder-een-kapwoningen aan de Buurtmeesterweg

  • Situering vrij op het perceel (schuin op de straat);

  • Sobere langgerekt twee-onder-een-kapwoningen (één laag) met zadeldak in de lengterichting van het bouwvolume;

  • De gevels zijn opgetrokken in metselwerk van baksteen;

  • Zadeldak met rode gebakken dakpannen;

  • Eenheid in vormgeving;

  • Bebouwing op bospercelen. Huizen nauwelijks zichtbaar vanaf de straat.

Lunteren: Dr. Schaepmanstraat e.o.

Met het bijzondere, zogenaamde Panegrobouwsysteem opgezette functionele woonbuurt.

 

Aanvullende beeldkenmerken:

Rijwoningen

  • Sobere rationele rijwoningen met zadeldak. Het zadeldak is voorzien van dakpannen;

  • De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk van rood baksteen;

  • Voor- en hoektuinen zijn representatief en vormen een belangrijk deel van het straatbeeld. Voor- en hoektuinen hebben een lage erfscheiding;

  • Witte kozijnen en de ramen en voordeuren hebben een donkere kleur.

Voorziening gebouwen

  • Sobere architectuur;

  • Gevels zijn voor een groot deel opgetrokken in schoon metselwerk;

  • Platte daken.

 

Wederopbouw Grootschalig

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

De modernistische wederopbouw is vooral herkenbaar in Veldhuizen A en de Componistenbuurt in Ede. Daarnaast is hoogbouw langs hoofdwegen gebouwd zoals de Kastelenlaan, de Keesomstraat en Jan Th. Tooroplaan. In de dorpen is deze manier van bouwen niet of nauwelijks te vinden.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Begin jaren ’60 is de woningnood nog altijd erg groot. Omdat de bestaande manier van uitbreiden niet langer voldoet, worden in stedenbouwkundig opzicht nieuwe wegen ingeslagen. Het principe van voortborduren op de historisch gegroeide ruimtelijk structuur maakt plaats voor het toevoegen van autonome wijken veelal los van de landschappelijke ondergrond. De modernistische principes van de CIAM, waarbij uitgegaan wordt van scheiding van wonen, werken, groen, recreëren en verkeer worden volop toegepast. Er is behoefte aan nieuwe woonwijken, werkgebieden en een ruimer wegenplan. In de uitbreidingsplannen worden aparte woonwijken/buurten gecreëerd voor arbeiders, middenstanders en rijken. Dit uit zich o.a. aan grotere woningen aan de boszijde van de dorpen (veelal oostzijde) en kleinere woningen op de mindere gronden (veelal westzijde van de kern). De wijkgedachte doet zijn intrede waarbij wordt uitgegaan van een hiërarchische indeling in buurten en wijken voor elke levensfase, elk met bijpassende voorzieningen. De industrialisatie en standaardisatie in de bouw wordt verder voortgezet. Dit maakt grootschalige en snelle bouwwijzen mogelijk. In de architectuur verschuift het accent van het vernuft en de kwaliteit naar het grote gebaar en de kwantiteit. Het historische wegenpatroon wordt radicaal gemoderniseerd en aangevuld met nieuwe grootschalige hoofdwegen als dragers van de stedelijke ontwikkeling.

 

Ruimtelijke structuur

De zelfstandige wijk Veldhuizen A is volgens de wijkgedachte opgebouwd uit een aantal woonbuurten gekoppeld aan de wijkontsluitingsweg. De wijk is door een groene bufferzone gescheiden van de organisch gegroeide kern. De Componistenbuurt en Veldhuizen A kennen een orthogonale stedenbouwkundige opzet met rationele stempelverkavelingen. Door de schakering van de stempels is variatie aangebracht in de stedenbouwkundige compositie. In Veldhuizen maakt ook hoogbouw deel uit van de bebouwingsstructuur en staat langs de randen of belangrijke ontsluitingswegen. Elders in Ede is hoogbouw toegepast om de belangrijke verkeersassen in Ede te accentueren, deze flats staan los van de achterliggende buurten in het groen. Er is een duidelijke scheiding tussen gebieden met de functie wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. De groenstructuur volgt het orthogonale opbouw met groenstroken tussen de bebouwing. In Veldhuizen zijn hier bijzondere functies in ondergebracht zoals scholen. De Componistenbuurt kent een soort dambordstructuur van stempels met rijenwoningen en bosstempels.

 

Perceel

De grondgebonden woningen zijn gegroepeerd in stempels en staan evenwijdig of haaks ten opzichte van de weg. De hoofdgevels zijn op straat georiënteerd. Aan- en uitbouwen staan achter de woningen. Langs de randen van buurten en stempels staan portiekflats en etagebouw, opgenomen in de ontworpen stedenbouwkundige hoofdstructuren. In Veldhuizen A zijn veel portiekflats en hoogbouw gesloopt en zijn/worden vervangen door nieuwe ontwikkelingen. De grootschalige flats liggen parallel aan belangrijke routes van Ede. De ruimte om flats is openbaar en bestaat uit parkeerplaatsen en groen. Elk flatgebouw heeft aan de achterzijde zijn eigen ontsluiting op doorgaande buurtontsluitingswegen.

 

Massa en vorm

In een groot deel van de bebouwing is de invloed van de geïndustrialiseerde bouwmethoden goed zichtbaar in het ritme van woningscheidende wanden en puien met glas en hout ertussen. Deze stijl is bij alle woningtypen (rijen, drive-in, portiek, flat) herkenbaar. De rijenwoningen bestaan uit twee lagen zonder (Veldhuizen A) of met (Componistenbuurt) kap. In de loop der tijd hebben verscheidene woningen zonder kap een dakopbouw gekregen, waardoor de hele rij of incidenteel een extra woonlaag zichtbaar is. Hierbij is overwegend gekozen voor eenzelfde type opbouw. Dubbele en vrijstaande woningen zijn beperkt in aantal en bestaan uit een of twee lagen met een kap en kennen meer variëteit in uitstraling. Etage- en drive-inwoningen hebben tot vier bouwlagen zonder kap. De grootschalige gallerijflats hebben tot veertien bouwlagen en zijn daarmee beeldbepalende elementen binnen Ede. Op de daken zijn hier en daar bouwwerken als antennes en GSM-masten aangebracht, wat de eenheid in het beeld verstoort. Een enkele flat heeft een meer gestileerde gevel dan de andere. De gevelgeleding is horizontaal. Langs de zuidelijke rand van Veldhuizen staan ook enkele sterflats aan de rand van het Proosdijerveldpark.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Het ambachtelijke metselwerk heeft plaats gemaakt voor prefab-elementen. De bebouwing uit de jaren zestig kent daardoor een grote de uniformiteit in detaillering, kleur- en materiaalgebruik. In de loop der tijd is door verschil in schilderwerk en dakopbouw enige variatie ontstaan bij de laagbouw. De bebouwing van latere datum kent meer variëteit in detaillering, kleur- en materiaalgebruik. Per rij of cluster is er wel sprake van uniformiteit. De flats langs de Keesomstraat/J. Tooroplaan vertonen variatie in detaillering en kleurgebruik. De flats hebben elk een eigen kleurgebruik. De liftschaften sluiten hier op aan. De verschillen in ontwerp, detaillering en kleurgebruik geven de flats een bijzondere uitstraling als beeldbepalende elementen in een groene omgeving.

 

Waarde

De waarde van deze buurten zit in de heldere opbouw en grote groenstructuren (licht en lucht rond de bebouwing). Functiescheiding en grootschaligheid maken de buurten eenzijdig en kwetsbaar, evenals nieuwe invullingen die de waarden in de oorspronkelijke opbouw en samenhang loslaten.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteitsplan

Voor het noordelijke deel van Veldhuizen A geldt een beeldkwaliteitsplan.

 

Beeldkenmerken

  • Compositie van bebouwing in stempels/ herhaling-ritme van gelijke bouwvolumes;

  • Eenheid in vormgeving, detaillering en materiaalgebruik;

  • Samenhang in vormgeving tussen verschillende type woningen (bungalow, rij, flat, etc.);

  • Hoe groter het bouwvolume hoe meer lucht rond het gebouw;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

  • Bijgebouwen staan achter het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De huidige situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor een aantal locaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria:

 

Ede: Componistenbuurt

De stedenbouwkundige opzet bestaat uit een dambordstructuur (grid) met afwisselend bouwvelden en bosparkjes. De bouwvelden zijn volledig bebouwd met grondgebonden woningen, de bosparkjes bestaan uit dichte bebossing met alleen bebouwing aan de zuidelijke rand. Het groene karakter bepaalt sterk het beeld.

 

Aanvullende beeldkenmerken

Bouwvelden

  • De bebouwing bestaat uit sobere rijwoningen met een duidelijk samenhangende architectuur;

  • De woningen zijn voorzien van een zadeldak met de kaprichting parallel aan de straat;

  • Gevelbeeld: ritme van woningscheidende wanden en een pui met houten gevelelementen.

  • Kopgevels van donkerrode baksteen. Het zadeldak is voorzien van donkere dakpannen.

Bosparkjes

  • De bebouwing aan de rand van de bosparkjes bestaat uit:

    • een hoog (4 lagen), langwerpig en rechthoekig woongebouw met plat dak;

    • twee bungalowwoningen met plat dak met voorzijde naar de straat.

  • De hogere bebouwing heeft een dubbele oriëntatie naar de straat en naar het bosparkje;

  • Gevelbeeld: ritme van woningscheidende wanden en verdiepingsvloeren en een pui met vooral glas en houten gevelelementen. Kopgevels van gelige baksteen.

Uitbreidingen woonervenstructuralisme

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft de woonwijken en buurten uit de jaren ’70-’80: Veldhuizen B (Ede) en Maandereng (Ede), Hubertusbuurt (Ede), Witte de Withstraat (Ede), “Kroonwijk” (Ede), Kleefsehoek (Ede), Halderbrink (Bennekom),De Kempjes (Lunteren), Prangsmalaan (Otterlo), Tepelenburgbuurt (Harskamp), omgeving de Ring (Wekerom), Ederveen Oost.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

In de jaren ’70 en ‘80 wordt een andere stedenbouwkundige aanpak gehanteerd als reactie op de grootschaligheid en uniformiteit zoals in Veldhuizen A: het woonerf. Hierin staat de menselijke maat (kleinschaligheid, herbergzaamheid) centraal. Deze wijken/buurten kennen een introverte opzet die zich veelal afkeert van omliggende wegenstructuren. De historische verkavelingsstructuur wordt overschreven door een nieuw onregelmatig patroon van verkeersluwe, meanderende en veelal doodlopende woonstraten met overwegend grondgebonden woningen in verspringende rooilijnen. De grillige verkaveling en hiërarchische, veelal lusvormige ontsluitingsstructuur heeft deze wijken ook wel de naam bloemkoolwijken bezorgt.

 

Ruimtelijke structuur

De wijken en buurten hebben een introverte opzet met een heel eigen meanderende ontsluitingsstructuur. De ontsluitingswegen takken op een aantal plekken aan op de bestaande wegenstructuur, maar trekken zich verder weinig aan van de omgeving. Achtertuinen van woningen liggen gerust langs hoofdwegen. De grotere woonwijken zijn opgebouwd uit verschillende buurten die ontsloten worden op een ringvormige ontsluitingsweg. Een fijnmazig stelsel van voetgangers- en fietspaden ontsluit de verschillende buurten onderling. Een belangrijke rol voor de aanblik van deze wijken spelen de groene zones aan de randen en midden in de wijk. De groenstructuur varieert van een wijd vertakte groene doornadering van de wijk tot enkele geconcentreerde centrale groenzones (parken, plantsoenen). Het bebouwingsbeeld wordt gedomineerd door rijtjeswoningen. Op enkele centraal gelegen plekken komen etagewoningen voor. Parkeren langs de straat maakt plaats voor geclusterd parkeren op woonerven, garageboxen en parkeren in voortuinen. De verschillende buurten hebben een fijnmazige woonerfachtige verkavelingstructuur. De bebouwingsstructuur per cluster of buurt vormt steeds een samenhangend geheel. Deze structuur varieert van verkavelingen met rechte bouwblokken langs een steeds verspringend wegenpatroon tot schijnbaar willekeurig kronkelende wegen tussen bebouwing met alsmaar verspringende rooilijnen. Ook is er sprake van bijzondere schakeringen van woningen ten opzichte van elkaar die als clusters in een bepaald ritme gegroepeerd zijn.

 

Perceel

De woningen zijn gebouwd rondom verkeersluwe straatjes of hoven. De hoven hebben een stenig karakter en de bebouwingsdichtheid is relatief hoog. Er is geen eenduidige plaatsing van de bebouwing ten opzichte van de straat. Ook wordt een deel van de woningen ontsloten vanaf woonpaden. Rooilijnen zijn recht en volgen de straat of verspringen regelmatig. In Veldhuizen B is daarbij sprake van één overheersende verkavelingsrichting. Ongeacht het stratenverloop is vrijwel alle bebouwing gesitueerd onder één bepaalde hoek of loodrecht daarop. Er is geen strakke scheiding tussen voor- en achterkanten van woningen. Bebouwing is dikwijls met de achterzijde naar de straat gericht of heeft een omgekeerde oriëntatie dan het rijenblok ernaast. Overgangen tussen privé- en openbare ruimte bestaan uit voor- en/of achtertuinen. Voortuinen worden veelvuldig benut voor parkeren en bergingen.

 

Massa en vorm

Het grootste deel van de woningen bestaat uit een of twee bouwlagen met een zadeldak. Ook zijn er woningen met een kap aan één zijde en een deel plat dak. Etagebouw heeft veelal een plat dak, maar op enkele plaatsen is de etagebouw ook voorzien van een zadeldak. De massaopbouw is nauwkeurig bepaald, met toenemende bouwhoogtes aan de randen van de wijk. Kenmerkend voor Ede zijn de terrasflats zoals de flats langs de Kastelenlaan die lange tijd de entree van Ede markeerden. De nokrichting volgt de weg haaks of evenwijdig. Deze is per woonstrook of cluster gelijk. Kenmerkend zijn de individuele kappen bij rijenwoningen (zadeldak met nokrichting haaks op de weg). In Veldhuizen B is niet het wegenpatroon maar de verkavelingsrichting leidend voor de nokrichting. Per cluster of buurt zijn de indelingen en geledingen van gevels gelijk. In veel gevallen staan bergingen voor de woningen opgesteld. Een groot aantal woningen heeft mede daardoor een gesloten karakter aan de straatzijde. Aan- en uitbouwen, dakkapellen, carports en dakramen, zijn projectmatig aangebracht. Aanbouwen/bergingen aan de voorzijde hebben een eigen kap of het dak van de woningen loopt door.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

De woningen vertonen per cluster een eenheid in detaillering en kleur- en materiaalgebruik. De architectuur van de woningen is relatief ingetogen en sluit in materialisering aan bij de cultuur van de jaren zeventig: ambachtelijke materialen, bruine, rode of gele baksteen, hout als gevelbekleding op de bovenste verdieping en donkere pannen. Beige kleurstellingen komen voor. Etagewoningen aan de rand van de wijk hebben ongeveer dezelfde kleurstelling als de rijtjes woningen (rode kleuren). Afwerkingsmaterialen bestaan veelal uit witte volkernplaat (trespa). De hoogbouw heeft een eigen functionele detaillering met glaspuien en betonvloeren. De kopgevels en beganegrondlaag zijn overwegend in rode baksteen uitgevoerd. Bij de terrasflats is veelal de kleur wit toegepast om de terrassen te markeren.

 

Waarde

De waarde van deze buurten ligt in de kleinschaligheid, de beslotenheid, de samenhang in architectuur en de weelderige groenstructuren. De kwetsbaarheid van deze buurten ligt onder ander in het gebrek aan oriëntatie, de verrommeling van achterkanten aan de openbare ruimte en verstening van de buitenruimte ten behoeve van parkeren.

  • Beeldkenmerken en welstandscriteria

  • Beeldkenmerken

  • Variatie tussen de erven;

  • Specifieke schakering van woningen;

  • Kleine schaal en besloten;

  • Uniformiteit in architectuur;

  • Kleur- en materiaalgebruik zijn per rij/cluster in onderlinge samenhang;

  • Zorgvuldige vormgeving van zichtbare achterkanten;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor een aantal locaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria:

 

Ede: Stadspoort Noord

De stadspoort is een ruim opgezet stedenbouwkundig ensemble. Er is sprake van een geleidelijke overgang tussen het Edese bos en het centrum van Ede.. De hoge langwerpige begeleidende wanden vormen met een trechtervormige compositie de entree van Ede stad met als hoogtepunt de onderdoorgang bij het Raadhuis van Ede (‘stop op de fles’).

 

Aanvullende beeldkenmerken

  • Tweezijdige, hoge (4 tot 6 lagen) en aaneengesloten bebouwing aan weerszijden die samen begeleidende en verspringende wanden vormen;

  • Oriëntatie van de gebouwen is alzijdig;

  • Variatie in bouwmassa (plat dak of met (afgeknotte) zadeldak parallel aan de weg;

  • Bebouwing qua materiaal en kleur familie van elkaar: roodbruine baksteen, donkere dakpannen (gesmoord).

Uitbreidingen thematisch-conceptueel

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft de woonbuurten die in de laatste deccenia zijn gebouwd of worden gebouwd zoals Rietkampen (Ede), Kernhem (Ede), Nimrodlaan (Ede), Breukereng (Bennekom)en Brummelweg (Otterlo). Ook omvat het de vele inbreidingen die in de loop der tijd in de oudere buurten zijn gerealiseerd en de transformatiegebieden zoals de kazerneterreinen en het ENKA-terrein in Ede.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Rond de jaren ’90 wordt het ontwerpprincipe uit de jaren ’70-80 met de kronkelige en introverte bebouwingsstructuren (zogenaamde bloemkoolwijken) afgedaan als truttig. De thematische stedenbouw wordt populair, waarbij de verbeelding een grote rol speelt. Kenmerkend zijn de formele stedenbouwkundig plannen waarover een thematiek is gelegd, veelal in de vorm van poëtische metaforen. De gekozen thema’s dienen als hulpmiddel om een buurt of wijk een eigen identiteit mee te geven. De eerste aanzet daartoe is te zien in de wijk Rietkampen en het flankerende winkelcentrum Stadspoort (jaren negentig). De woonerven maken plaats voor wijken en buurten met een strakke opzet van orthogonale lijnen al dan niet gecombineerd met geometrische figuren. De architectuur wordt weer strakker en rationeler. Gaandeweg ontstaat er ook steeds meer aandacht voor de landschappelijke en cultuurhistorische aspecten bij de aanleg van nieuwe wijken. Historische structuren en bestaande landschappelijke elementen worden (mede-) bepalend voor de hoofdopzet van de wijk (Kernhem). Opmerkelijk daarbij is de herleving van het traditionalisme in allerlei varianten historiserende architectuur, zoals de jaren-dertigstijl.

Naast uitbreidingswijken worden verscheidene (werk-)locaties binnen de kernen getransformeerd naar woonbuurten. Recent zijn de kazernecomplexen aan de oostzijde van Ede en het ENKA-terrein vrijgekomen voor nieuw gebruik. Deze terreinen zullen worden getransformeerd naar woon- en werkgebieden die deel uit gaan maken van de stad Ede. Op het ENKA-terrein is inmiddels al een begin gemaakt met de eerste woonbebouwing. Voor deze bijzondere en waardevolle terreinen zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Ze worden hier verder niet beschreven.

 

Ruimtelijke structuur

Kenmerkend voor deze wijken en buurten is de geometrische orde en regelmaat in bebouwingspatronen. De woonbuurten hebben veelal een strakke orthogonale opzet en binnen deze structuur zijn bestaande elementen opgenomen zoals bijvoorbeeld oude boerderijen, laan- en groenstructuren (onder andere boomsingels). Waterlopen en groen zijn medebepalend voor de hoofdstructuur. Soms geeft de historische verkaveling letterlijk richting aan de opbouw van de wijk (Kernhem). In de grotere woonwijken zijn naast de woonfunctie ook andere aan het wonen gerelateerde voorzieningen aanwezig, zoals scholen, kerken, een sporthal en enkele wooncomplexen voor ouderen. De wijken zijn onderverdeeld in kleinere buurten met een fijnmazig patroon en verkeersluwe straten/erven. De meeste bebouwing staat in bouwblokken gegroepeerd. De grotere bouwmassa’s bestaan uit wijkvoorzieningen en etagewoningen/flats. Deze staan veelal aan de randen van de wijk of gegroepeerd op een centraal punt. De bebouwingsstructuur is door de projectmatige ontstaansgeschiedenis nauwkeurig op elkaar afgestemd.

 

Perceel

De plaatsing van de woningen en woonstroken ten opzichte van de straat is evenwijdig of schuin (regelmatig gestaffeld) waarbij de bebouwingsdichtheid per wijk/buurt varieert. De woonbebouwing is op de straat georiënteerd. De bebouwing vormt daarbij een duidelijke begeleiding van de straten. In Kernhem is evenwel de overheersende verkavelingsrichting juist bepalend voor de situering en oriëntatie ten opzichte van de straat. Overgangen tussen privé- en openbare ruimte bestaan uit kleine tuinen, groenstroken en/of parkeerplaatsen. Woningen zijn grotendeels geclusterd in rijen. Vrijstaande en dubbele woningen zijn vooral te vinden langs randen en hoofdstructuren.

 

Massa en vorm

De bebouwing is overwegend kleinschalig en bestaat uit woningen van twee lagen met een zadel(dak). Kenmerkend voor de Nimrodlaan zijn de lessenaarskappen en de Breukereng kent per cluster een specifieke kapvorm. Naast rijenwoningen zijn er ook vrijstaande en dubbele woningen. Het aandeel etagewoningen/appartementen is beperkt. Hogere bebouwing is te vinden als markering op hoeken of als stedelijke rand in drie tot zes bouwlagen zonder kap. De nokrichting van rijenwoningen is evenwijdig aan de weg. Vrijstaande woningen hebben hun nokken veelal haaks op de as van de straat gericht. In Kernhem is er slechts één uniforme kaprichting voor alle woningen. De massaopbouw is per cluster nauwkeurig op elkaar afgestemd. De architectuur en uitstraling van de verschillende woningen binnen een cluster zijn nagenoeg gelijk. Waar in de Rietkampen nog sprake is van een grotere variatie in architectuurbeeld tussen eenduidige clusters, ontstaat in de recentere woonbuurten en wijken ook steeds meer samenhang tussen de verschillende clusters. Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen, zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Vooral in de Rietkampen hebben nog veel woningen een aanbouw, berging of de garage aan de straatzijde gesitueerd. Deze zijn mee ontworpen met de woningen en zijn eenduidig per cluster.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

De woningen vertonen per cluster grote overeenkomsten en afstemming in detaillering en kleur- en materiaalgebruik. Recente wijken en buurten kennen hierin ook een sterke samenhang tussen de verschillende clusters (bijvoorbeeld één hoofdkleur of kleurenpalet). Bij particulier uitgegeven kavels met vrijstaande woningen is met name in Rietkampen meer variatie in vormgeving, kleur- en materiaalgebruik te zien. De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken uit baksteen. Het dak van grondgebonden woningen is bedekt met pannen. Bij aan- en bijgebouwen aan de voorzijde zijn kleur-, materiaalgebruik en detaillering afgestemd op de woning.

 

Waarde

De waarde van deze buurten ligt in de hechte relatie met de omgeving. Er is een duidelijke en herkenbare bouwstijl die consequent is toegepast, maar ruimte biedt voor variatie binnen het thema.

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteitsplannen

Voor de wijk Kernhem vlek B, de kazerneterreinen in Ede en het ENKA-terrein gelden beeldkwaliteitsplannen. Deze plannen zijn leidend voor de welstandstoets.

Beeldkenmerken

  • Eenduidige stedenbouwkundige structuur;

  • Eenheid in architectuurbeeld;

  • Eenheid in massaopbouw, kapvorm en architectuur per cluster;

  • Eenheid in materiaal- en kleurgebruik per cluster;

  • Herkenbare rooilijn;

  • Oriëntatie op de weg;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied.

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt

Bijzonder welstandsbeleid

Voor een aantal locaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria:

Bennekom: Breukereng,

Bijzondere groene woonbuurt met gevarieerde bebouwing binnen een herkenbaar samenhangend thema ‘hoeve’, dat tot uitdrukking komt in het stedenbouwkundig plan, de bebouwing en het kleur en materiaalgebruik.

Aanvullende beeldkenmerken

  • Woonbuurt bestaat uit naar thema HOEVE verwijzende, herkenbare clusters met eigen compositie van bebouwing en vormgeving;

  • Per cluster sterke eenheid in massa, dakvorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering;

  • Bijgebouwen/garages zijn geïntegreerd in hoofdgebouw of staan achter de achtergevelrooilijn of zoveel mogelijk los van de woning;

  • Erfafscheiding voorzijde met lage hagen.

Ede: Kernhem

De waarde van Kernhem A ligt in de sterke herkenbare samenhang tussen de bebouwing en de relatie met het landschap. De samenhang tussen de bebouwing komt tot uitdrukking de verkavelingsrichting van de bebouwing en het gebruik van de zelfde hoofdkleuren, materialisering en detaillering van de bebouwing.

 

Aanvullende beeldkenmerken

Woonbuurten

  • Sfeer van een tuindorp;

  • Gevarieerd beeld van verschillende woningtypes en bloklengtes;

  • Rooilijn en een nokrichting parallel aan de Landgoedlaan;

  • Huizen verspringen met de richting van de straat;

  • Gevels en daken worden in de hele wijk opgetrokken uit dezelfde materialen met dezelfde hoofdkleur: overheersend donkerrode baksteen voor de gevels en rode dakpannen bij schuine daken;

  • Individuele kavels worden omzoomd met hagen.

Laan van Kernhem

  • Situering direct aan de ventweg;

  • Statige gebouwen met gestapelde woningen;

  • Wisselend ritme van hoogte en woningtype;

  • Vaste rooilijn en uniform materiaalgebruik: donkerrode baksteen, lichtgekleurd houtwerk;

  • Sterk aanwezige daklijst;

  • Veel aandacht wordt besteed aan de entrees;

  • Overgang naar openbaar gebied bestaat uit stoepen van Belgisch hardsteen en perken met Engelse hekwerken.

 

Boswonen / villa’s

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft woongebieden met woningen op zeer ruime percelen aan de oostzijde van Ede, Bennekom, Lunteren en Otterlo.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Al vanaf het einde van de 19e eeuw blijkt de omgeving van de dorpen langs de Veluwerand een aantrekkelijke woonplaats voor meer gegoeden. Met de komst van het spoor en de verbeterde infrastructuur komen welgestelden, renteniers, gepensioneerden en oud-Indiëgangers af op het natuurschoon en de goedkope grond. Deze welgestelden vestigen zich vooral aan de oostzijde van de dorpen in het bosgebied. In Ede worden de eerste villa’s gebouwd langs de Stationsweg en Oranjepark rond 1900. In Bennekom bouwen kapitaalkrachtigen grote landhuizen op ruime kavels in het groen langs de Edeseweg, Selterskampweg en de uitvalswegen richting Arnhem en Wageningen. Ook in Lunteren worden in die tijd villa’s gebouwd langs de Dorpsstraat, de Honskamp en het Molenpark. In de uitbreidingsplannen na de TweedeWereldoorlog wordt voor Ede een zekere zonering geïntroduceerd met kleine woningen in het westen en grote woningen in het oosten. Als gevolg daarvan worden villa-buurten gebouwd rond de Paasberg en aan weerszijden van de Arnhemseweg. In het uitbreidingsplan van Lunteren worden de uitbreidingsmogelijkheden fors beperkt omwille van het behoud van het natuurschoon. Om toch aan de wens tot vestiging van villa’s in het bos te voldoen, wordt hiervoor een klein terrein aan de Reigerlaan gereserveerd. In het na-oorlogse uitbreidingsplan voor Otterlo zijn aan de zuidzijde van het dorp villa’s voorzien in het Buurtbos (complexmatig) en het Onderlangs. In nieuwe ontwikkelingen in de Veluwezoom zoals op het ENKA terrein en de kazerneterreinen komt dit type opnieuw voor.

 

Ruimtelijke structuur

De villa-buurten worden gekenmerkt door ruime percelen in een bosachtige omgeving. Woningen zijn voor een groot deel middenin het bos gebouwd. De stedenbouwkundige structuur is informeel, de nieuwe wegen voegen zich tussen het historisch gegroeide wegenpatroon. Alleen het terrein aan de Reigerlaan in Lunteren ligt buiten de kern. De bebouwing is als een lint met individuele panden langs de wegen gebouwd.

 

Perceel

Woningen op de kavels zijn over het algemeen haaks of evenwijdig ten opzichte van de straat georiënteerd. De oriëntatie van de hoofdgevel van de woningen is op de weg gericht. De rooilijn is veelal verspringend en de bebouwing heeft een losse en open structuur. Overgangen van bebouwing naar openbaar gebied bestaan uit tuinen.

 

Massa en Vorm

De bebouwing bestaat vrijwel uitsluitend uit vrijstaande panden. De omvang van de bebouwing varieert van eenvoudige vrijstaande woningen tot de wat grotere villa-bebouwing. Een opvallend groot deel van de woningen is niet uitzonderlijk groot, maar staat wel op een uitzonderlijk ruim perceel. De bebouwing bestaat uit enkelvoudige of samengestelde bouwmassa’s van één of twee lagen met een forse kap. Ook bungalows komen voor. De nokrichting varieert tussen haaks en parallel aan de weg. De bebouwing is zeer divers van karakter. Er is sprake van een perceelsgewijze invulling waardoor elk huis een geheel eigen en individueel karakter heeft. Deze wordt gekenmerkt door een verscheidenheid in architectuur, kapvorm, nokrichtingen, aan- en uitbouwen en gevelindelingen. Garages zijn dikwijls opgenomen in de bouwvorm en vormen een prominent onderdeel van de woning.

 

Materiaal, detaillering en kleur

De detaillering varieert van sober tot rijk. Ook het kleur- en materiaalgebruik is divers. De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken uit baksteen. Het dak is bedekt met pannen of riet. Veelal is sprake van een traditioneel kleurgebruik, dat wil zeggen met wit en groen geschilderd houtwerk.

 

Waarde

De waarde van deze buurten ligt in de ruime boomrijke percelen, waarbinnen een grote variëteit aan (voorname) panden staat.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteitsplan

Voor de ontwikkelingsgebieden ENKA en Kazerneterreinen is een beeldkwaliteitsplan van toepassing.

 

Beeldkenmerken

  • Informele stedenbouwkundige structuur;

  • Ruime, rijk beplante percelen, grote groene ruimte rondom de woningen;

  • Variatie in verschijningsvorm bebouwing, individuele panden (geen eenvormigheid);

  • Grondgebonden woningen;

  • Oriëntatie op de weg;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor een aantal locaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria:

 

Bennekom: Ten oosten van de Selterskampweg

Er is sprake een verweving van oude veldwegen en nieuw structuren, met een langzaam maar zeker verdampen van het dorp richting bos. Opeen volgend van oost naar west: bos, wonen in het bos, wonen in de bosrand en wonen aan een boslaan.

 

Lunteren: Honskamp

Inbreiding uit de 60-er jaren in oorspronkelijk villapark. Het straatbeeld wordt voornamelijk bepaald door grote voortuinen met volwassen bomen en groene erfscheidingen.

 

Otterlo: Onderlangs

Bijzondere overgang tussen dorp en Veluwe met kenmerkende bosvilla's.

 

Solitaire bebouwing

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Op verscheidene plekken binnen de kernen komt bebouwing voor die ontworpen is als solitaire invulling. Vaak gaat het om bijzondere functies zoals scholen, kerken, zorgvoorzieningen, sporthallen, graansilo’s. Ook het ziekenhuis Gelderse Vallei, hotel en congrescentrum de Reehorst, winkelcentrum Stadspoort, de Cinemec-bioscoop en de ‘Kenniscampus’ vallen onder deze noemer.

 

Ruimtelijke structuur

De bebouwing heeft een sterk individueel karakter en staat los van het bebouwingspatroon in de omgeving. Solitaire bebouwing ligt veelal op centrale plekken, langs ontsluitingswegen of midden in een woonbuurt. Als onderbreking van het heersende bebouwingspatroon of op een prominente plek langs de ontsluitingsstructuur kunnen ze fungeren als herkennings- en oriëntatiepunt. Bijvoorbeeld de silo’s in Ederveen en Wekerom vormen door hun uitzonderlijke massa en vorm als het ware de landmarks van het dorp. Soms zijn het ook invullingen van restgebieden of clusters van bijvoorbeeld sport- of schoolvoorzieningen zoals bij de Peppelensteeg. Het voormalige bedrijventerrein aan de Reehorsterweg wordt getransformeerd naar de zogenaamde ‘Kenniscampus’: een cluster van onder andere scholen, studentenhuisvesting en aan de scholen gerelateerde bedrijvigheid.

 

Perceel

De bebouwing staat veelal centraal op het perceel en de buitenruimte is ingericht ten dienste van de functie voor bijvoorbeeld parkeren, plein of spelen al dan niet in een groene setting. Op het terrein kunnen ook nevengebouwen staan die vaak ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Bijgebouwen als bergingen en fietsenstallingen staan soms wat ongelukkig op het perceel en vallen uit de toon bij het hoofdgebouw.

 

Massa en vorm

De massa en vorm verschilt per solitaire invulling. De vormgeving is vooral afhankelijk van de functie en de periode wanneer het is gebouwd. De oriëntatie is op de omgeving gericht. Een groot deel van de solitaire bebouwing is niet speciaal gebouwd om op te vallen, maar er zijn uitzonderingen. Beeldbepalend voor Ede zijn onder andere Stadspoort en de Cinemec-bioscoop. Stadspoort is een laag gebouw dat als brug over de weg is gesitueerd, met toegangen en winkels aan weerszijden. Het heeft een moderne en een langerekte kapvorm. Vanwege de situering is het gebouw beeldbepalend voor de entree van Ede. De Cinemec is een opvallend alzijdig gebouw dat onderdeel uitmaakt van de geluidswal langs de A12. Vooral de gigantische ‘filmposters’ in de gevel springen in het oog.

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik variëren met het gebouw.

 

Waarde

De waarde van de solitaire bebouwing ligt in de afwijking (situering en vorm) ten opzicht van de omgeving die de bijzondere functie herkenbaar maakt en daarmee kan dienen als oriëntatiepunt.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteit

Voor de ‘Kenniscampus’ geldt een beeldkwaliteitsplan.

 

Beeldkenmerken

  • Elk solitair gebouw heeft eigen beeldkenmerken;

  • Situering en vormgeving wijken af van de omgeving, waardoor het gebouw opvalt;

  • De bijzondere functie van het gebouw komt tot uitdrukking in situering en vormgeving;

  • De bebouwing is georiënteerd op meerdere zijden naar de omgeving;

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • Gezien de grote variatie in bebouwing gelden voor bebouwing binnen dit gebied de algemene criteria;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor de bebouwing binnen deze gebieden geldt een bijzonder welstandsbeleid. Er zijn geen aanvullende criteria.

 

Kleinschalige bedrijventerreinen

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft kleinschalige bedrijventerreinen: Klaphek (Ede), Knuttelweg (Ede), Reehorst (Ede), Kaardebol (Bennekom), Willinkhuizen (Wekerom), Hooikamp (Ederveen), Molenerf (Harskamp), de Stroet (Lunteren).

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Na de Tweede Wereldoorlog is niet alleen de vraag naar woningen groot, maar er is ook behoefte aan nieuwe werkgebieden. Organisch gegroeide bedrijvigheid langs de linten volstaat niet meer. In de eerste na-oorlogse uitbreidingsplannen voor de verschillende kernen wordt daarom voorzien in kleinschalige werkgebieden. Deze zijn nu nog herkenbaar in bijvoorbeeld Willinkhuizen, Molenerf, Hooikamp, Knuttelweg, Reehorst en langs het spoor in Ede (Verlengde Blokkenweg). In Bennekom is dit nog te zien in de bedrijvigheid achter de Molenstraat. Een deel van de oorspronkelijke werkterreinen zijn in de loop der tijd vervangen door woningbouw of vormen nu transformatiegebieden, zoals een deel van het bedrijventerrein Reehorsterweg. Een deel van de huidige kleinschalige bedrijventerreinen is van latere datum.

 

Ruimtelijke structuur

De kleine bedrijventerreinen zijn allemaal verschillend en zijn ook in verschillende tijdsperioden tot stand gekomen. Het type bedrijvigheid varieert van lichte bedrijven tot industriële activiteiten. Op deze terreinen komen zowel bedrijfspanden als (bedrijfs)woningen voor. De opzet varieert van een duidelijk ontworpen stedenbouwkundige structuur tot bedrijventerreinen die min of meer gegroeid zijn langs bestaande wegen. De terreinen liggen vrijwel allemaal aan de rand van het dorp, met uitzondering van Klaphek en de Reehorsterweg in Ede. De Stroet in Lunteren ligt geheel buiten het dorp. De meeste terreinen hebben een vrij orthogonale opzet en zijn vooral functioneel ingericht met veel verharding en weinig groen. De bedrijven worden ontsloten vanaf een interne ontsluitingsweg of vanaf de doorgaande wegenstructuur.

 

Perceel

De bouwmassa’s staan los of tegen elkaar aangebouwd. De meeste panden staan in een rooilijn evenwijdig aan de straat, maar de rooilijn kan willekeurig verspringen. Bedrijfswoningen staan vooral langs de randen van het terrein. De woningen staan doorgaans voor op het perceel met daarachter het bedrijfspand. Ook staan verscheidene woningen tussen de bedrijfspanden. In de Stroet is specifiek aandacht besteed aan de overgang naar de openbare ruimte door middel van hagen en boombeplanting op eigen terrein. Op de meeste terreinen loopt echter de verharding van de bedrijfsterreinen over in de verharding van de ontsluitingswegen. Daar waar ook opslag aan de voorzijde staat geeft dit een rommelig beeld. Met uitzondering van bedrijventerrein Knuttelweg kennen de terreinen weinig of geen openbaar groen en er zijn nauwelijks tuinen. Veel ruimte aan de voorzijde wordt ingenomen door parkeerruimte.

 

Massa en vorm

De bedrijfspanden hebben overwegend eenvoudig rechthoekige vormen en platte daken. In Willinkhuizen en Harskamp heeft veel bedrijfbebouwing juist een zadeldak. De bouwhoogte is vaak niet groter dan 10-12 meter met hier en daar uitschieters van onder andere silo’s. Deze silo’s zijn beeldbepalend voor de omgeving. De vormgeving van de bebouwing is voornamelijk functioneel en doelmatig. De gevels zijn meestal horizontaal geleed. Een uitzondering is bijvoorbeeld het NIZO (Knuttelweg), dat zich nadrukkelijk naar de N224 presenteert en onder architectuur is gebouwd. De bedrijfswoningen hebben een of twee bouwlagen en zijn meestal voorzien van een zadeldak, maar platte daken komen ook voor. Tussen de vormgeving van de woningen en de bedrijfspanden bestaat niet of nauwelijks samenhang. De bedrijfspanden zijn niet altijd op straat georiënteerd. Sommige bedrijven hebben een dichte gevelwand op de straat staan. Kantoren of woning zijn meestal wel georiënteerd op de straat.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

De bedrijfspanden zijn hoofdzakelijk functioneel vormgegeven met gevels van baksteen in combinatie met glas, kunststof- en metaalplaten. Het kleurgebruik van de bedrijfspanden is zeer divers, er wordt gebruik gemaakt van zowel felle als ingetogen kleuren. De woningen zijn doorgaans traditioneler vormgegeven met bakstenen gevels en donkere pannen.

 

Waarde

De waarde van deze bedrijventerreinen ligt in de functionele stedenbouwkundige opzet. Een deel van de terreinen maakt nu vaak een té informele indruk. Met het oog op de toekomstwaarde van de terreinen is aandacht wenselijk voor de kwalitatieve verschijningsvorm, vooral langs de doorgaande wegen/spoor.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteitsplan

Voor de Stroet II geldt een beeldkwaliteitsplan.

 

Beeldkenmerken

  • Functionele indeling en bebouwing;

  • De gebouwen zijn met de voorgevel op de straat georiënteerd;

  • Kantoorgedeelten en publiekgerichte ruimten zijn aan de voorzijde van het pand gebouwd;

  • Op beeldbepalende plekken is aandacht voor representativiteit;

  • Bedrijfspanden staan achter eventuele bedrijfswoningen;

  • Opslag is zo veel mogelijk aan het zicht worden onttrokken en ligt op een visueel afgeschermd deel van het terrein;

  • Overgangen van openbaar naar privé zijn helder vormgegeven, bij voorkeur met een haag of een begroeid hek;

  • Kleur- en materiaalgebruik is ingetogen (niet opvallend, fel, spiegelend en glimmend);

  • Bedrijfspanden op bedrijventerrein Willinkhuizen hebben een kap.

Welstandscriteria

Voor percelen gelegen aan de belangrijke stedenbouwkundige en landschappelijke structuren (zie hoofdstuk 7) geldt dat de bebouwing aansluit bij beschreven (wens)beeldkenmerken van het gebied. De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

De overige delen zijn welstandsvrij. Hierbij worden de bovenbeschreven (wens)beeldkenmerken en wensbeeld aanbevolen als richtlijn voor het bouwen. De excessenregeling is wel van toepassing.

 

Bijzonder welstandniveau

Voor percelen gelegen aan de belangrijke stedenbouwkundige en landschappelijke structuren geldt een bijzonder welstandsniveau. Er gelden geen aanvullende criteria.

 

Grootschalige bedrijventerreinen

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

In de kern Ede is een aantal grootschalige bedrijventerreinen ontwikkeld (Frankeneng, Heestereng) en nog in ontwikkeling (de Vallei, BT Kievitsmeent, BT A12). Bij de nieuwe bedrijventerrein is er grote aandacht voor representativiteit. Voor deze terreinen zijn dan ook beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Hierna worden vooral de oudere voltooide bedrijventerreinen beschreven.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Naast wonen is er in Ede in de deccenia na de Tweede Wereldoorlog een acute behoefte aan nieuw bedrijventerrein. Er worden nieuwe uitbreidingsplannen gemaakt voor de kernen waarin de modernistische principes van de CIAM tot uitdrukking komen met een scheiding van wonen, werken, recreëren en verkeer. Zo ontstaan vanaf de jaren ’60 bedrijventerreinen die nu uitgegroeid zijn tot grootschalige aaneengesloten werkgebieden, omgeven door grote wegen en los van de woonwijken en buurten. Aanvankelijk waren deze werkgebieden buiten de kern gepland, maar de oudere delen zijn in de loop der tijd tussen de later gebouwde woonwijken komen te liggen. De recente uitbreidingen liggen vooral op zichtlocaties langs hoofdwegen (A12/A30) en zijn representatief voor Ede.

 

Ruimtelijke structuur

Het totale bedrijventerrein wordt ingekaderd door spoor, snelweg en een brede groenstructuur die de het terrein afschermt van de Rietkampen. Het terrein heeft een orthogonale opzet en elk deel wordt ontsloten vanaf een wijkontsluitingsweg (Galvanistraat) die een verbinding vormt tussen de Keesomstraat en de A30. De verkaveling is bloksgewijs opgezet langs brede ontsluitingswegen, die op regelmatige afstand van elkaar liggen en worden begeleid door groensingels met waterlopen en boombeplanting.

Op het terrein staan vrijwel uitsluitend bedrijfshallen, grote en kleine productiebedrijven en groothandelsbedrijven. Aan de Lorentzsstraat is een gebied aangewezen voor perfifere detailhandel. Hier zijn onder meer bouwmarkten gevestigd. Aan de oostzijde van de Keesomstraat is ook sprake van industriële activiteiten. Ter hoogte van de Kelvinstraat/Hertzstraat staat een enkele bedrijfswoning en langs de Ottostraat staan enkele woonwagens.

 

Perceel

De bedrijfspanden liggen haaks of evenwijdig aan de straat. Naarmate de bebouwing recenter gebouwd is worden de rooilijnen steeds rechter. De bedrijven hebben een verschillende oriëntatie op de kavel. De bebouwingsdichtheid is op sommige plekken hoog, mede door het optimaal benutten van de kavels. De overgangen van openbaar- naar privé-terrein bestaan uit parkeerplaatsen, kleine erfafscheidingen en hekken. De Frankeneng kent een gevarieerd beeld van kleine en grotere bouwmassa’s, in de Heestereng is meer sprake van een zonering van grotere en kleinere kavels.

 

Massa en vorm

De meeste bedrijfspanden hebben een à twee bouwlagen. Naar de randen neemt de hoogte toe. De meeste panden hebben platte daken en er zijn grote verschillen in het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De bouwstijl is vooral toespitst op functionaliteit. Bij recente bebouwing zijn ook representatieve gevels zichtbaar onder andere langs de hoofdwegen en zichtlocaties. Het representatieve hoofd- of kantoorgedeelte van een pand is vaak hoger dan werkplaats- en/ of opslaggedeelte. Op een kavel staan soms meerdere bouwmassa’s.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Het materiaalgebruik varieert, mede door de ontstaansgeschiedenis, van traditioneel tot modern. Dit geldt tevens voor het kleurgebruik: in het oosten van het deelgebied meer ingetogen terwijl de westkant meer variatie en een uitbundiger kleurgebruik kent.

 

Waarde

Vooral in het oudere deel van het bedrijventerrein (Frankeneng) ligt de waarde in de functionele stedenbouwkundige opzet. Een deel van de bebouwing ligt evenwel langs belangrijke hoofdwegen en is daarmee bepalend voor het stadsbeeld van Ede. Bedrijven gelegen op zichtlocaties langs de Keesomstraat, de Galvanistraat en ook langs het spoor, zullen extra aandacht moeten besteden aan de beeldkwaliteit. Bij de Heestereng is veel meer aandacht besteed aan de vormgeving van de bedrijfspanden en aan de ruimtelijke inrichting van het industrieterrein zelf. In de toekomst zal deze architectonische en ruimtelijke kwaliteit moeten worden behouden en voortgezet.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkwaliteit

Voor de bedrijventerreinen de Vallei, BT Kievitsmeent en BT A12 gelden beeldkwaliteitsplannen.

 

Beeldkenmerken -wensbeeld

  • De gebouwen zijn met de voorgevels gericht naar de hoofdontsluitingswegen;

  • Kantoorgedeelten en publiekgerichte ruimten zijn aan de voorzijde van het pand gebouwd;

  • Op beeldbepalende plekken is aandacht voor representativiteit;

  • Opslag is zo veel mogelijk aan het zicht worden onttrokken en ligt op een visueel afgeschermd deel van het terrein;

  • Overgangen van openbaar naar privé zijn helder vormgegeven, bij voorkeur met hagen of een begroeid hekwerk;

  • Kleur- en materiaalgebruik is ingetogen (niet opvallend, fel, spiegelend en glimmend);

  • Aan de hoofdontsluitingswegen staan de gebouwen in een vaste rooilijn.

Welstandscriteria

Voor percelen gelegen aan de belangrijke stedenbouwkundige en landschappelijke structuren (zie hoofdstuk 7) geldt dat de bebouwing aansluit bij de beschreven (wens)beeldkenmerken van het gebied. De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

De overige delen zijn welstandsvrij. Hierbij worden bovenbeschreven (wens)beeldkenmerken en wensbeeld aanbevolen als richtlijn voor het bouwen. De excessenregeling is wel van toepassing.

 

Bijzonder welstandniveau

Voor percelen gelegen aan de belangrijke stedenbouwkundige en landschappelijke structuren geldt een bijzonder welstandsniveau. Er gelden geen aanvullende criteria.

 

Kantoren

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

De kern Ede kent enkele concentraties van kantoren en daarnaast komen verspreid solitaire kantoorgebouwen voor. Alleen het Horapark in Ede is ontwikkeld als (bosrijk) kantorenpark.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Met de groei van de stad worden ook kantoren steeds grootschaliger en passen ze niet meer in het centrum. Panden worden te groot en de kantoren zijn niet meer bereikbaar voor het toenemende aantal werknemers. Daarbij ontstaat de tendens om kantoren te concentreren langs belangrijke wegen en representatieve plekken. Anderzijds wordt ook steeds meer waarde gehecht aan het creëren van een prettige werkomgeving. In die sfeer wordt het Horapark ontwikkeld.

 

Ruimtelijke structuur

In Ede liggen de concentraties van kantoorgebouwen vooral op zichtlocaties langs de hoofdwegen. Er is geen sprake van een eenduidige ruimtelijke structuur. De gebouwen liggen op goed bereikbare plekken, en markeren randen van woonbuurten of bedrijventerreinen. Het Horapark heeft een geheel eigen opzet en vormt een op zichzelfstaande ontwikkeling en richt vooral op een aangename bosrijke werkomgeving. Het terrein wordt op een aantal plekken ontsloten vanaf de Horalaan. De kantoren zijn gesitueerd in een rustige bosachtige setting en liggen langs een informele slingerende wegen. Ondanks de besloten ligging is veel aandacht besteed aan representativiteit.

 

Perceel

De situering van de kantoren op het perceel varieert. Over het algemeen volgt de bebouwing de richting van de straat. Bij de stadspoort vormen de kantoren een begeleiding van de afrit van de A12, maar bij het Horapark is het bos leidend. De kantoren worden rechtstreeks ontsloten vanaf de toegangsweg. Bij hoofdontsluitingswegen ligt de ontsluiting veelal aan de achterzijde. De buitenruimte heeft vooral een functie voor het parkeren van auto’s. De overgangen van openbaar- naar privéterrein bestaan uit hagen en andere beplanting. In het Horapark lopen bos en privéterrein in elkaar over.

 

Massa en vorm

De bebouwing is nadrukkelijk op de omgeving georiënteerd. Bij de oudere bebouwing staat vooral de functionaliteit voorop met anonieme gevels. Bij nieuwere panden is meer aandacht besteed aan de representativiteit, uitstraling, eigen identiteit en herkenbaarheid. Kantoorpanden zijn in de hoogte georganiseerd en hebben veelal drie tot zes bouwlagen met grote ramen aan alle zijden en bepaalde ritmiek in het gevelbeeld. De meeste panden zijn opgebouwd eenvoudige rechthoekige vormen. In het Horapark is op enkele plekken gevarieerd met speelse grond- en dakvormen.

 

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Het materiaalgebruik varieert. Bij de oudere panden zijn de gevels opgetrokken uit baksteen en plaatmateriaal en witte en grijze kleuren. Bij nieuwere panden meer gebruik van warme (rood-bruine) kleuren en materialen zoals baksteen en hout. Het kleurgebruik is ingetogen, felle kleuren of accenten ontbreken. De detaillering is overwegend sober en strak.

 

Waarde

De waarde van de kantoren ligt in het representatieve gevelbeeld en de goede bereikbaarheid. Dit vormt niet alleen een visitekaartje voor het bedrijf maar ook voor Ede. Vooral op locaties als Stadspoort bepalen ze het beeld van de entree van Ede.

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkenmerken

  • De gebouwen zijn met de representatieve gevels gericht naar de hoofdontsluitingswegen;

  • Entrees zijn aan de voorzijde van het pand gesitueerd;

  • Overgangen van openbaar naar privé zijn helder vormgegeven met hagen of ander groen;

  • Kleur- en materiaalgebruik is ingetogen (niet fel, spiegelend en glimmend);

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Welstandscriteria

  • De bebouwing sluit aan bij de beeldkenmerken van het gebied;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsniveau

Voor een aantal kantoorlocaties geldt een bijzonder welstandsbeleid (zie bijlage A). Voor de onderstaande gebieden gelden daarbij de volgende aanvullende criteria.

 

Ede: kantoren bij de Stadspoort

Deze maken deel uit van de entree van Ede vanaf de A12. Overige bebouwing in dit gebied is zodanig verschillend dat hier gekozen is voor de gebiedstypering solitaire bebouwing met een toepassing van de algemene criteria.

 

Ede: Horapark

De waarde van het Horapark betreft de karakteristiek villa-achtige kantoorbebouwing in een bosachtige omgeving. Het Horapark is zowel kenmerkend voor de ligging aan de Veluwe als uniek voor Ede.

Aanvullende beeldkenmerken

  • Architectuur is afgestemd op de natuurlijke omgeving (geen contrasten). Rustige uitstraling;

  • Geen ‘Platte dozen’, hallen en ‘dode’ gevels;

  • Het gebouw presenteert zich aan alle zijden naar buiten toe;

  • Gevels zijn overwegend in baksteen of hout, aansluitend bij het karakter van het terrein;

  • Kleurgebruik is rood of bruin of aardetinten. Wit en geel zijn slechts ondergeschikt;

  • Kap met pannen (antraciet, terracotta of gemêleerd) of een plat met ruime dakoverstekken;

  • Bouwmassa’s zijn eenduidig zonder bij- en noodgebouwtjes, loopbruggen, en dergelijke;

  • Eventuele naamgeving op gebouwen alleen op een ingetogen, onopvallende wijze;

  • Reclame is niet toegestaan;

  • Maximale gevellengte is 40 meter;

  • Geen bedrijfsruimte in de kap;

  • Erf is ingericht als bostuin;

  • Erfafscheiding is gecombineerd met beplanting;

  • Parkeren onder het gebouw of op maaiveld in kleinschalig clusters.

Sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen in de kernen van de gemeente Ede.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen komen van oudsher voor aan de randen van kernen. Oudere terreinen zijn later ingebouwd door nieuwere uitleggebieden en daardoor midden in de bebouwde kom komen te liggen.

 

Ruimtelijke structuur

Sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen hebben over het algemeen een introvert karakter en zijn veelal omgeven door (dichte) groenstructuren zoals boomsingels en hagen. De ruimtelijke opzet is functioneel met een orthogonale verkaveling ten behoeve van efficiënt ruimtegebruik. Beplanting dient vooral om af te schermen. Bij begraafplaatsen wordt beplanting ook ingezet om parkachtige sfeer te creëren voor bezoekers. Bebouwing komt beperkt of nauwelijks voor. Sportvelden en volkstuinen zijn vaak in elkaars nabijheid te vinden. Soms liggen deze ook naast andere groene functies zoals een kinderboerderij.

 

Perceel

Bij de functies is met name het grondgebruik van belang. Bebouwing staat bij de meeste terreinen ten dienste van de functie en staat op een voor de functie gunstige plek. Op begraafplaatsen en volkstuinen is dit vaak een enkel kleinschalig gebouw aan de rand van het terrein.

Op sportvelden is vaak bebouwing aanwezig in de vorm van kantines met kleedlokalen en tribunes. Bij een aantal sportcomplexen zijn ook sporthallen en andere sportgebouwen (zoals zwembad en ijsbaan) te vinden. De gebouwen zijn solitair en vrij op de kavels geplaatst. Deze bebouwing is vaker gericht op de ontsluitingsweg en staat nabij de entree al dan niet achter een grote parkeerplaats. De sportcomplexen bij Peppelensteeg vormen tezamen een apart gebouwencluster naast de sportvelden en zijn opgenomen in de gebiedscriteria ‘Solitaire bebouwing’.

 

Massa en vorm

De bebouwing op volktuinen en begraafplaatsen beperkt zich veelal tot eenvoudige onderhoudsgebouwen van een bouwlaag, soms met kap. Bij ontmoetingsruimten op het terrein is meer aandacht besteed aan uitstraling van het gebouwd, maar ook deze bouwmassa’s zijn bescheiden en ingetogen vormgeven.

Op sportterreinen is er meer variatie in bebouwing. Kantines en kleedkamers zijn overwegend functioneel vormgegeven en bestaan veelal uit een bouwlaag met een plat dak of zadeldak. Sporthallen hebben veelal een grootschalig karakter en zijn tot 12 meter hoog, vaak zonder kap of met een gebogen dak. De meeste hallen hebben een eenvoudige rechthoekig vorm en zijn functioneel vormgegeven. Bij een aantal hallen is echter ook aandacht besteed aan een representatieve uitstraling.

 

Detaillering, kleur en materiaal

Detaillering, kleur en materiaalgebruik is verschillend. De meeste bebouwing is opgetrokken uit baksteen, maar er wordt ook gebruik gemaakt van hout, staalplaat en kunststof. Het kleurgebruik is gevarieerd maar weinig uitgesproken en passend bij de functionele vormgeving. Binnen een bouwwerk is sprake van eenheid in kleur. De gevelgeledingen zijn overwegend horizontaal.

 

Waarde

De waarde van deze gebieden ligt vooral in de specifieke functie van het terrein. Voor de omgeving heeft met name de open groene ruimte en de omzoming met boomsingels waarde.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkenmerken - wensbeeld

functie is bepalend voor de vormgeving;

eenvoudige, ingetogen vormgeving, kleur en materiaalgebruik;

op beeldbepalende plekken aandacht voor representativiteit.

 

Welstandscriteria

voor bebouwing binnen deze gebieden gelden de algemene criteria;

de gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

 

Bijzonder welstandsbeleid

N.v.t.

 

Park en groenbeleid

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Betreft parken en groengebieden die beeldbepalend zijn en bijdragen aan ruimtelijke structuur van de kern.

 

Achtergrond, plaatsing in de historie

Binnen de bebouwde kom komen meerdere groengebieden voor. Met name vanaf de jaren zestig werden groene lobben in de stedenbouwkundige structuur opgenomen als scheiding tussen verschillende wijken en buurten. In de kleine kernen beperkt het openbaar zich vaak tot plantsoenen, grotere openbare groenstructuren komen niet of nauwelijks voor.

 

Ruimtelijke structuur

Het ‘Proosdijpark’ is gelegen langs drie belangrijke verkeersaders binnen de bebouwde kom van Ede. Het park is aangelegd in de jaren 1970-1975, tegelijkertijd met de omliggende wijken. Het park bestaat uit twee delen. Het westelijk deel bestaat uit een grote, enigszins slingerende vijverpartij met rondom ligweiden en bosschages. Het oostelijk deel omvat een speeltuin, een natuurtuin, een kinderboerderij en milieucentrum. De bebouwing aan het Soembaplein lijkt bedoeld als beëindiging van het Proosdijpark. Echter de invulling van het plein en de bebouwing in het park zelf verstoren het doorgaande karakter. De waterpartij tussen de Hubertusbuurt en bedrijventerrein Klaphek heeft in hoofdzaak een waterbergende functie. Het park ten noorden van Rietkampen is aangelegd met de bouw van de woonwijk. Het park bestaat uit waterpartijen en bosschages. Een deel van de bomen is aangeplant als boscompensatie. In het park staat één enkele woning. Het groengebied in Ede Oost aan de oostzijde van het centrum is een aaneenschakeling van groene elementen met een eigen karakter: park rond het mausoleum, trapakkers en het groene Raadhuisplein in het centrum van Ede. Het is een bijzondere plek waar het groen vanaf de Paasberg helemaal tot in het centrum loopt. In Otterlo komt een klein groengebied voor. Deze bosstrook vormt een overgang tussen de dorpsbebouwing en het buitengebied. De situering is onder andere bepaald door de milieuzone die bebouwing op die plek belemmerde. De groenstrook in Harskamp is onderdeel van het kazerneterrein. Hier staat verspreide bebouwing in een soort landschapspark.

 

Perceel

Bij de functies is met name het grondgebruik van belang. Bebouwing komt beperkt of nauwelijks voor en staat ten dienste van de functie.

 

Massa en vorm

De bebouwing binnen dit gebied is bescheiden en bestaat bijvoorbeeld uit een enkele woning van een laag en een kap, een oude boerderij en een paar schuren of andere bebouwing van een laag en een kap. De bebouwing in Harskamp is onderdeel van het kazerneterrein.

 

Detaillering, kleur en materiaal

Detaillering, kleur en materiaalgebruik is verschillend. De meeste bebouwing is opgetrokken uit baksteen, maar er wordt ook gebruik gemaakt van hout, staalplaat en kunststof. Het kleurgebruik is gevarieerd maar weinig uitgesproken en passend bij de functionele vormgeving. Binnen een bouwwerk is sprake van eenheid in kleur. De gevelgeledingen zijn overwegend horizontaal.

 

Waarde

Parken en groengebieden hebben een grote (recreatieve) waarde voor de omliggende woongebieden. Bovendien zijn er nauwelijks parken in Ede. Samen met het groen van de sportparken en begraafplaatsen zorgen ze voor lucht in de stad. Het Proosdijpark verleent ook nog onderdak aan andere recreatieve en educatieve voorzieningen. De legerplaats Harskamp heeft bijzondere cultuurhistorisch waarde.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkenmerken - wensbeeld

  • Functie is bepalend voor de vormgeving;

  • Eenvoudige, ingetogen vormgeving, kleur en materiaalgebruik;

  • Op beeldbepalende plekken aandacht voor representativiteit.

Welstandscriteria

  • Voor bebouwing binnen dit gebied gelden de algemene welstandcriteria;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor de bebouwing binnen deze gebieden geldt een bijzonder welstandbeleid. Er zijn geen aanvullende criteria.

 

Landgoederen

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

De gemeente Ede kent diverse buitenplaatsen en landgoederen. Een deel hiervan maakt deel uit van beeldkwaliteitsplan buitengebied. Onderstaande gebiedsbeschrijving omvat alleen de landgoederen binnen de komgrenzen. Dit zijn het landgoed Den Ham in Harskamp en De Bruinhorst in Ederveen. Grote delen van de landgoederen zijn beschermd in het kader van het monumentenbeleid.

 

Achtergrond-plaatsing in de historie

Het landgoed Den Ham ligt ten westen van de bebouwde kom van Harskamp aan de Edeseweg. Het uit de Middeleeuwen stammende landgoed, ook wel De Harscamp genoemd, werd in 1909 door het echtpaar Kröller-Müller aangekocht en werd onder regie van de architecten H.P.Berlage en H. Van der Velde verbouwd en uitgebreid met o.a. een nieuwe proefboerderij en een landhuis. De Bruinhorst ligt aan de noordzijde van Ederveen. In 1878 kwam het landgoed in handen van mevrouw S.E. Reiger-Fisler en zij besloot tot het opgraven van de gracht en het bouwen van een ‘net’ buitenverblijf. Het huidige kasteel Bruynhorst is in 1879 gebouwd.

 

Ruimtelijke structuur

Landgoed Den Ham heeft van oorsprong een symmetrische structuur met een in het verlengde van de Heersweg gelegen middenas. De proefboerderij is als het ware over deze middenas gebouwd. Het overige gedeelte van het binnenterrein bestaat uit een open gebied. Het geheel wordt omzoomd door een laan met aan weerszijden een hoge loofboombeplanting die het landgoed van de buitenwereld afschermen. Een deel van het landgoed wordt gebruikt als camping. De Bruinhorst omvat nog een klein deel van het oorspronkelijke landgoed. Van de tuinopzet uit de 19e eeuw is niets bewaard gebleven. Het complex is gelegen in een langgerekt dichtbegroeid perceel met uitgebreide waterpartijen.

 

Plaatsing op het perceel

De bebouwing van Landgoed den Ham staat verspreid over het landgoed en wordt met elkaar verbonden middels een lanenstelsel. De bebouwing bestaat uit enkele villa’s, het Huis Harscamp, de tot woonhuis verbouwde boerderij het Klaverblad en een landhuis van H. Van der Velde, en de proefboerderij met enkele bijgebouwen. Het huis van kasteel de Bruinhorst ligt op grote afstand van de weg verscholen achter dichte beplanting. Rechts achter het huis bevindt zich een koetshuis.

 

Massa en vorm

Op landgoed Den Ham is de individuele bebouwing is niet hoger dan één bouwlaag met kap. Het huis Harscamp en het Klaverblad hebben een rechthoekig plattegrond, terwijl het landhuis van Van der Velde een samengesteld plattegrond heeft. De proefboerderij heeft een U-vormig plan dat over de middenas van het landgoed is gebouwd. H.P. Berlage verbouwde het Huis Harscamp en de boerderij Het Klaverblad in een voor hem bijzonder landelijke, maar wel ambachtelijke stijl die doet denken aan de Engelse landhuizen uit het einde van de 19de eeuw. De gebouwen van de hand van Van der Velde vertonen meer invloed van de Art Nouveau met asymmetrische vormen en afgeschuinde hoeken. Alle bouwmassa’s worden gedekt door enkelvoudige of samengestelde wolfseindkappen. Het kasteel of landhuis op De Bruinhorst is gebouwd als voornaam pand in een eclectische stijl met een symmetrische opbouw van twee hoge bouwlagen met kap en een torentje in het midden. Het koetshuis is in dezelfde stijl gebouw.

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Vrijwel alle bebouwing op de landgoederen een hoogwaardige architectuurhistorische kwaliteit. Alle gebouwen op landgoed Den Ham zijn opgetrokken in baksteen die al dan niet is witgeschilderd. De meeste bebouwing wordt gedekt door een rieten dak.

De Bruinhorst is opgebouwd uit rood-bruine baksteen en witte speklagen. Het dak is met lei bedekt.

 

Waarde

Beide landgoederen hebben een grote cultuurhistorische en architectuurhistorische betekenis. De bebouwing is zeer waardevol en heeft een grote individuele uitstraling. Een deel van de bebouwing heeft de status van rijksmonument, een ander deel die van gemeentelijk monument. Daarnaast is de landschappelijke inrichting van landgoed Den Ham met de typerende lanenstructuur en bijpassende beplanting zeer waardevol.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

Beeldkenmerken

Cultuurhistorisch waardevolle panden en aanleg van het landgoed.

 

Welstandscriteria

  • Gezien het unieke karakter en situering van de bebouwing gelden de algemene criteria;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor de landgoederen geldt een bijzonder welstandbeleid. Er zijn geen aanvullende criteria.

 

 

Landelijk gebied binnen de kromgrens

Gebiedsbeschrijving

Algemeen

Bij het opstellen van het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied is uitgegaan van de begrenzing van het bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied van de gemeente Ede. Deze grens ligt niet strak om de bestaande bebouwing van de kernen, maar hier en daar loopt het landelijke gebied door over de grens. Hierdoor ontstaan ‘binnen de kernen’ niet of nauwelijks bebouwde gebieden met het karakter van het buitengebied. Ook zijn er agrarische relicten binnen de bebouwde kom opgenomen, waarin de voorstedelijk agrarische identiteit van het gebied nog duidelijk herkenbaar is.

 

Beeldkenmerken en welstandscriteria

  • De gebieden die direct grenzen aan het buitengebied hebben het bij het aangrenzende gebied passende welstandsregime van de het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied;

  • Voor de overig gebieden gelden de Algemene criteria;

  • De gegeven situatie vormt het uitgangspunt.

Bijzonder welstandsbeleid

Voor de agrarische relicten die geheel binnen de bebouwde kom zijn opgenomen geldt een bijzonder welstandsniveau. Er zijn geen aanvullende criteria.

Hoofdstuk 5 Algemene criteria

 

De algemene criteria zijn criteria die bij elk bouwplan van toepassing zijn. Deze criteria richten zich op het vakmanschap van de ontwerper en de expressie van het bouwplan. Het gaat dan om de basiselementen van het bouwen zoals:

  • klopt de vormgeving met de functie en het gebruik van het gebouw;

  • levert het bouwwerk een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

  • is er gekozen voor een begrijpelijke bouwstijl;

  • is het een samenhangend gebouw;

  • kloppen maat- en schaalverhoudingen;

  • dragen kleur- en materiaalgebruik bij aan het bouwplan.

Deze criteria vormen altijd het eerste uitgangspunt voor de welstandsbeoordeling, maar dienen, in combinatie met de gebiedsbeschrijvingen, ook als inspiratiebron voor ontwerpers en opdrachtgevers.

 

Bijzondere situaties

In bijzondere situaties kan worden gekozen om alleen aan de algemene criteria te toetsen. In deze nota is er expliciet voor gekozen om de algemene criteria van toepassing te laten zijn voor gebieden waarbinnen de bebouwing te zeer uiteenlopende kenmerken in architectuur heeft, of in geval van afgebakende gebieden met bijzondere waarden, zoals bijvoorbeeld een landgoed. Ook kunnen de algemene criteria gebruikt worden als sprake is van een architectonisch ontwerp dat niet past binnen de specifieke in deze nota geformuleerde welstandscriteria, maar wel op overtuigende wijze een positieve bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit. Zeggingskracht en architectonisch vakmanschap worden belangrijker naarmate een bouwwerk zich sterker van de omgeving onderscheidt.

 

Algemene criteria

De algemene criteria staan hieronder verwoord:

 

Variatie

Gebieden en bouwwerken binnen gemeente Ede kunnen sterk van elkaar verschillen. Die verschillen zijn belangrijk en dragen bij aan de identiteit van gebieden en de gemeente in zijn geheel. Het is van belang dat deze verschillen (in stedenbouwkundige en landschappelijke opzet en architectonische uitwerking ) herkenbaar blijven.

 

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Hoe een gebouw eruit ziet (de vorm) wordt in belangrijke mate bepaald door het gebruik van het gebouw en de manier waarop het is gemaakt (constructie). Toch is de vorm meer dan alleen het gebruik en de constructie samen: de vorm voegt iets toe. We vinden het dan ook belangrijk dat gebruik, constructie en vorm op elkaar aansluiten en logisch met elkaar samenhangen.

 

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Een gebouw en haar omgeving kunnen elkaars waarde versterken. Vooral de gevels en groottes van bouwwerken bepalen voor een belangrijk deel hoe de openbare ruimte wordt ervaren. We vinden het dan ook belangrijk dat een nieuw bouwwerk past in zijn omgeving en er positief aan bijdraagt. Heeft uw gebouw of de locatie een grote openbare betekenis, dan stellen we hogere eisen aan uw ontwerp. Ook naarmate er een groter onderscheid is tussen uw gebouw en de omgeving zal strenger worden getoetst op een zorgvuldige vormgeving.

 

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Bepaalde vormen hebben in de architectuur een specifieke betekenis gekregen. Bijvoorbeeld:

  • Pilaren in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels;

  • Transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

Past u vormen met een specifieke betekenis toe in uw bouwwerk? Zorg dan dat dit niet tot verwarring of verkeerde associaties leidt.

 

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Het beeld van het bouwwerk is enerzijds gestructureerd en helder, maar ook complex en aantrekkelijk. Een heldere structuur (symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen) zorgt ervoor dat het gebouw herkenbaar en te bevatten is. Tegelijkertijd mag het prikkelen en intrigeren: het gaat om het evenwicht.

 

Schaal en maatverhoudingen

Dit criterium heeft betrekking op de afmeting van

  • het bouwwerk zelf;

  • en van onderdelen van het bouwwerk ten opzichte van elkaar.

Ruimtes, volumes en vlakverdelingen moeten met elkaar samenhangen en een heldere hiërarchie vertonen. De afmetingen van de verschillende onderdelen van het bouwwerk moeten in een juiste verhouding staan met de rest van het gebouw. Een goede harmonie in schaal en maatverhouding maakt het ontwerp sterker en draagt bij aan de beleving van het gebouw zelf en de omgeving waarin het staat.

 

Materiaal, textuur, kleur en licht

Materiaal, textuur, kleur en licht maken een gebouw zichtbaar en voelbaar. Materiaal, textuur, kleur en licht moeten het ontwerp van het bouwwerk ondersteunen en aansluiten bij het karakter van het gebouw. Ook moeten ze bijdragen aan de samenhang van het gebouw in haar omgeving. Als kleuren en materialen niet zijn afgestemd op het ontwerp gaat dat ten koste van de expressie van het bouwwerk.

Hoofdstuk 6 Excessen criteria

 

Er is sprake van een exces wanneer:

  • 1.

    Er een te grove inbreuk wordt gemaakt op wat in de omgeving gebruikelijk is.

  • 2.

    Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing of uitbreiding van een bouwwerk (bijvoorbeeld door pleisteren van bakstenen gevels of het op onevenwichtige wijze aantasten van een aanwezige monumentaliteit of spiegelsymmetrie).

  • 3.

    Een bouwwerk, dan wel een gezichtsbepalend deel van een bouwwerk, wordt fysiek of visueel afgesloten van zijn omgeving.

  • 4.

    Armoedig materiaalgebruik (waaronder ook gebruik van materialen waarvan bekend is dat die onevenredig ‘lelijk’ verouderen of die tot een groot contrast binnen de architectuureenheid leiden, dan wel onevenredig afbreuk doen aan de visuele kwaliteit van de omgeving).

  • 5.

    Toepassen van te felle of (sterk) contrasterende kleuren.

  • 6.

    Te opdringerige reclames (te opdringerige of te veelvuldig herhaalde of te grote reclames die de huisstijl van de gevels domineert).

  • 7.

    Ernstige verwaarlozing van het uiterlijk of ernstig verval of ernstige verloedering door achterstallig onderhoud.

  • 8.

    Gedeeltelijk afgebrande bouwwerken of gebouwen en bouwwerken of gebouwen in bouwvallige staat die in negatieve zin bij hun omgeving afsteken.

Hoofdstuk 7 Bijzondere gebieden

 

Een aantal structuren en gebieden heeft een zodanige waarde of betekenis, dat het gewenst is om daarop een bijzonder welstandsniveau van toepassing te laten zijn. Dat betekent dat in deze gebieden een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nodig is. Deze gebieden dragen namelijk bij aan de beleving van de identiteit van Ede of vertegenwoordigen belangrijke (historische) stedenbouwkundige en architectonische waarden. In dit hoofdstuk wordt toegelicht welk soort gebieden zijn aangemerkt als gebied met een bijzondere waarde en waarom. De bijzondere gebieden zijn aangegeven op de kaarten in bijlage A. Ook is op deze kaarten aangegeven voor welke gebieden aanvullende criteria van toepassing zijn. De aanvullende criteria zijn opgenomen bij de betreffende gebiedsbeschrijvingen in hoofdstuk 4 .

 

Welstandsnota en Cultuurhistorische waardenkaart

Bij het benoemen van gebieden met bijzondere waarde en bij een deel van de gebiedbeschrijvingen in hoofdstuk 4 is gebruik gemaakt van de ‘Cultuurhistorische waardenkaart’ van de gemeente Ede. In deel II van de Cultuurhistorische waardekaart geeft het hoofdstuk over historische (steden)bouw en de bijbehorende kaart een uitgebreid overzicht van de bijzondere waarden in Ede. De in deze nota overgenomen beschrijvingen zijn bedoeld voor het welstandstoezicht. Voor aanvullende informatie, bijvoorbeeld nodig voor een grotere ontwikkeling en voor andere dan welstandsaspecten wordt verwezen naar de ‘Handreiking voor ontwikkelingsrichtingen per kern’ in deel IV van de Cultuurhistorische waardenkaart. Achtergrondinformatie over landschaps- en bewoningsgeschiedenis is te vinden in deel III van de Cultuurhistorische waardenkaart. Andere waarden of betekenis voor ruimtelijke kwaliteit zijn te vinden in gemeentelijke beleidsnota's als structuurvisies en sectorale beleidsplannen.

 

Gebieden met bijzondere waarde

Hierna volgt een overzicht van de gebieden, structuren, wegen en gebouwen met een bijzondere waarde. Deze bijzondere gebieden zijn aangegeven op de kaarten in bijlage A.

 

Historische structuren en gebieden

In de ontwikkelingsgeschiedenis van alle dorpen en kernen spelen de oude wegen en verbindingsroutes een belangrijke rol. In veel situaties zien we hier de oorsprong van de huidige vorm van de kern terug. Langs de oude routes en wegen is de ontwikkelingsgeschiedenis af te lezen in onder andere de plaatsing van bebouwing en architectuur. In sommige kernen is de typische radiale structuur herkenbaar, in andere is er juist sprake van een ontginningslint. Langs deze routes is de identiteit van de verschillende kernen zichtbaar. Er staat veelal gevarieerde en relatief kleinschalige bebouwing waarin verschillende perioden en bijbehorende kenmerken van architectonische vormgeving voorkomen. Deze structuren en gebieden vallen in de meeste kernen binnen de gebiedstyperingen ‘centrumgebied’ of ‘historisch dorpsgebied’ en zijn niet apart aangeduid

De historische analyse en ontwikkelingsgeschiedenis van de kernen vindt u in delen II,III en IV van de Cultuurhistorische waardenkaart. Hierin zijn vanuit historische perspectief de belangrijkste structuurdragers beschreven en gewaardeerd.

 

Dorpskernen en historische dorpsgebieden

Dorpskernen en historische dorpsgebieden zijn de ontwikkelingsbasis geweest voor de verschillende kernen. Bijvoorbeeld lokale verschillen in ondergrond (bodemomstandigheden) of economie hebben geleid tot grote verschillen tussen de dorpen. Daarom kennen de dorpen een grote variatie aan stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en stijlen. Veelal vinden we hier de kerk, dorps- en voorzieningenfuncties. De gebieden dragen sterk bij aan de beleving van het dorp en de identiteit.

Er is een onderscheid gemaakt in dorpscentra en historisch dorpsgebied. Dorpscentra zijn duidelijk herkenbaar in Ede, Bennekom en Lunteren. In de overige dorpen wordt gesproken van dorpshart of dorpskern. Deze vallen binnen de aanduiding ‘historische dorpsgebied’, aangezien het onderscheid tussen dorpse lintbebouwing en het dorpshart of -kern niet zo groot is.

 

Hoofdwegen

In latere perioden zijn, onder invloed van het belang van verkeer, vervoer en de omvangrijke uitbreidingsplannen, met de toename van mobiliteit belangrijke structuren, (snel)wegen en spoorlijnen aangelegd. Ook deze bepalen hoe we de omgeving herkennen en beleven. De belangrijkste routes en structuren zijn opgenomen in de nota als gebieden met een bijzonder welstandsniveau en aangegeven op kaart. Voor zover deze gebieden onderdeel uitmaken van een gebiedstypering waar al sprake is van een bijzonder welstandsniveau zijn deze niet apart aangeduid. De daar geldende criteria zijn dan van toepassing.

 

Dorpsranden

In de dorpen is het omringende landschap de groene tegenhanger van de bebouwde omgeving. Het landschap van Ede is afwisselend en levert een divers beeld op: van vrij zicht vanaf de engen op de kernen tot de besloten randen langs de Veluwe. Bebouwing goed zichtbaar vanuit de omgeving krijgt een bijzonder welstandsniveau.

In specifieke gevallen reikt het landschap tot ver in de bebouwde kom. Het zijn ruimtelijke dragers van de kernen. De groene wiggen van Lunteren en de beken in Wekerom zijn hier voorbeelden van. Bebouwing langs deze groene gebieden krijgen ook een bijzonder welstandsniveau. Een aantal dorpsranden is beschreven in delen II, III en IV van de cultuurhistorische waardenkaart.

Agrarische relicten

Binnen de dorpen zijn op enkele plekken nog agarische relicten te vinden. Deze gebieden zijn geheel binnen de bebouwde kom opgenomen, maar de oorspronkelijke agrarische identiteit van het gebied is nog duidelijk herkenbaar.

 

Bijzondere woon- of werkgebieden

Dit zijn gebieden die een hogere waarde vertegenwoordigen dan vergelijkbare gebieden met eenzelfde typering. Het gaat om:

  • Gebieden die in de afgelopen jaren ontwikkeld zijn op basis van een beeldkwaliteitsplan. De gestelde beeldkwaliteitseisen hebben in deze gevallen geleid tot een bijzonder gebied met een herkenbare verschijningsvorm en samenhang in stedenbouwkundige en/of architectonische vormgeving.

  • De op de Cultuurhistorische waardenkaart aangegeven gebieden met een bijzondere waarde. Deze gebieden zijn van belang voor de identiteit en de beleving van Ede. Bij de indeling zijn de definities en de legenda-eenheden van de Cultuurhistorische waardenkaart aangehouden, voor zover van relevant voor welstandstoetsing.

Deze gebieden zijn bij de verschillende gebiedsbeschrijvingen apart opgenomen met aanvullende criteria.

 

Opmerkelijke en solitaire gebouwen (clusters)

In het stedelijk beeld van Ede komen vaak bijzondere gebouwen of gebouwenclusters voor die niet direct onderdeel van het omliggende gebied uitmaken of juist bij elkaar een bijzondere eenheid vormen. In sommige gevallen is sprake van opmerkelijke en/of hoogwaardige architectuur en vormgeving. Vaak gecombineerd met een opmerkelijke locatie in de stad of het dorp waarmee een stedenbouwkundige of landschappelijke verbijzondering ontstaat of juist wordt geaccentueerd. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de CineMec of de silo's in Ederveen en Wekerom. Deze gebieden hebben in de gebiedsbeschrijving de aanduiding ‘Solitaire gebouwen’ gekregen.

 

Parken en pleinen

Parken en pleinen zijn openbare gebieden waar mensen samenkomen, elkaar ontmoeten en ontspanning vinden; het zijn de huiskamers van de bebouwde omgeving. Afhankelijk van de ligging hebben deze ruimtes ook een representatieve functie voor bewoners en bezoekers aan onze gemeente. Pleinen worden gevormd door bebouwingsranden, ze bepalen het beeld en de sfeer van het plein en krijgen een bijzonder welstandsniveau. Kerkpleinen hebben een bijzondere betekenis door de aanwezigheid van bebouwing op het plein.

Bebouwing langs parkranden is vaak divers van vorm. Afhankelijk van de zichtbaarheid vanuit de omgeving of de bedachte stedenbouwkundige interactie tussen park en bebouwing is de zichtbare kwaliteit ervan belangrijk. Enkele parken zijn beschreven in delen II, III en IV van de Cultuurhistorische waardenkaart.

Hoofdstuk 8 Achtergronden welstandsnota

 

De welstandsnota en -toets zijn geen doel op zich. Ze komen voort uit de gedachte dat de gebouwde omgeving de nodige respect en zorg verdient bij (ver)bouwplannen. De zorg voor welstand is onderdeel van de zorg voor de ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit wordt mede bepaald door de verschijningsvorm van een bouwwerk en de manier waarop dit past in zijn omgeving. Naast de gebruiksfunctie en economische waarde, spelen ook beleving, identiteit en toekomstwaarde een belangrijke rol. Een bouwwerk wordt daarom getoetst ‘aan redelijke eisen van welstand’:

 

“De aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren.”

 

De zorg voor welstand is een gedeelde zorg en verantwoordelijkheid voor burgers en de gemeentelijke overheid. Centraal staat dat degene die een bouwinitiatief voorbereid -al is het maar voor het bouwen van een dakkapel- vooral een investering doet in de woon- en leefomgeving in de gemeente Ede. De primaire zorg hierbij is dat, dat niet onnodig leidt tot een vermindering van het woon- en leefgenot van anderen. Om dit te beoordelen is een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota, met voldoende heldere en transparante criteria, verplicht gesteld in de wetgeving.

 

Actualisering

De gemeente Ede werkt sinds 2004 met een welstandsnota. De welstandsnota die is vastgesteld door de gemeenteraad in mei 2004, is aan herziening toe. Met de voorliggende nota wil de gemeente het welstandsbeleid actualiseren en vereenvoudigen. Er is sprake van een actualisering en niet van een volledig nieuwe nota. De nota is wel vernieuwd en speelt in op de nieuwe regelgeving en de behoefte aan eenvoud en differentiatie in het welstandsbeleid.

 

Nieuw beleid en regelgeving

De welstandsnota is indertijd gemaakt als het vervolg op de architectuurnota (1996) en de nieuwe kaders voor het gemeentelijke welstandsbeleid in de Woningwet (2004). Sindsdien heeft het Rijk meerdere aanpassingen gemaakt op het gebied van ruimtelijke wetgeving en de bijbehorende kaders, die relevant zijn voor het gemeentelijk welstandsbeleid. Ook is er nieuw gemeentelijk beleid dat invloed heeft op het welstandsbeleid, zoals bijvoorbeeld de geactualiseerde bestemmingsplannen en de Cultuurhistorische waardenkaart.

 

Differentiatie

Welstandstoezicht ontstond ruim een eeuw terug omdat particuliere huisbezitters zich zorgen maakten over de ontsiering van de gebouwde omgeving en de mogelijke waardevermindering van hun pand. Aan de (gebouwde) omgeving werden ook toen al belangrijke waarden toegekend en ontleend. Tegenwoordig zien we echter steeds vaker politiek-bestuurlijke en maatschappelijke weerstand tegen wat wordt gezien als ‘bevoogdend’ optreden van de overheid tegen initiatieven van individuen. Om een indruk te krijgen hoe bewoners in de gemeente Ede hierover denken is een tweetal enquêtes gehouden over de welstandsnota. Hieruit bleek dat het merendeel van de respondenten het goed vindt dat de gemeente zich bemoeit met het uiterlijk van gebouwen of straten. Maar dan wel gedifferentieerd (niet overal even streng), in zekere mate terughoudend en eenvoudiger. Deze benadering is ook tot uitdrukking gekomen bij de behandeling van eerste stukken in de gemeenteraad: minder regels, minder eisen, maar wel: zorg voor de kwaliteit.

 

Vernieuwing

Bovengenoemde invalshoeken hebben geleid tot de volgende aanpassingen en uitwerking in deze nota:

  • verwerking nieuwe regelgeving en beleid;

  • een vereenvoudiging van de regels en de afhandeling van aanvragen;

  • een versoepeling waar mogelijk;

  • bijzondere aandacht waar nodig.

Zoals hiervoor aangegeven wil de gemeente Ede het welstandsbeleid vereenvoudigen. Hierin spelen welstandsniveaus en criteria een belangrijke rol. Om te beginnen zal het welstandskader van de gemeente Ede drie welstandsniveaus bieden: vrij, soepel en bijzonder. Bouwplannen binnen grote delen van de gemeente worden daarbij alleen ambtelijk getoetst of zelfs helemaal niet getoetst. Bijzondere waardevolle gebieden krijgen daarentegen juist extra aandacht en worden getoetst door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Dit geldt bijvoorbeeld voor de cultuurhistorisch waardevolle gebieden uit de Cultuurhistorische waardenkaart. In combinatie met een vereenvoudiging van de zogenaamde gebiedscriteria die nodig zijn voor toetsing en advisering, ontstaat meer ruimte voor vrijheid, interpretatie en creativiteit.

 

Nieuwe welstandscriteria

De nieuwe welstandscriteria zijn vanaf nu richtinggevend. Eerder toegestane bouwwerken die in strijd zijn met de geformuleerde criteria kunnen in principe niet meer als referentie worden gebruikt. Alleen nog niet vergunde aanvragen, ingediend vóór het tijdstip waarop de nieuwe welstandsnota van kracht is geworden, kunnen refereren aan eerder toegestane bouwwerken of de oude welstandsnota.

 

Opbouw beeldkwaliteitsplannen

Beeldkwaliteitsplannen zijn over het algemeen zeer divers van opbouw en inhoud. Om meer eenheid in de beeldkwaliteitsplannen te krijgen worden nieuwe plannen opgesteld volgens een vaste opbouw:

  • Een vormvrij deel waarin de beoogde nieuwe situatie herkenbaar is omschreven en geïllustreerd. Ook kunnen hierin aanwijzingen zijn opgenomen voor het ontwerp en de kwaliteitsniveaus van de openbare ruimte.

  • Een vormvast deel waarin het plangebied en bijbehorende criteria zijn aangegeven, in overeenstemming met de beschrijvingen in deze nota: beschrijving, ruimtelijke structuur, perceel, vorm en massa, kleur, materiaalgebruik en detaillering. Het beeldkwaliteitsplan houdt rekening met de mogelijkheden die de regeling voor kleine en veel voorkomende bouwwerken biedt. Het beeldkwaliteitsplan bevat ook een verwijzing naar de algemene criteria en de excessenregeling in deze welstandsnota.

Beeldkwaliteitsplannen worden altijd in overleg met de CRK opgesteld.

 

Beeldkwaliteitsplan Buitengebied

Het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied (vastgesteld in 2012) is als separaat document opgenomen in de welstandsnota. In dit beeldkwaliteitsplan is al gebruik gemaakt van de eerdere versie van de Cultuurhistorische waardenkaart. Hierdoor ontstaat al een zekere samenhang in de systematiek. Het buitengebied is over het algemeen echter kwetsbaarder voor visuele verstoring dan het stedelijk gebied door de grote afstand waarop bebouwing waarneembaar is. Ook gezien het grote belang dat door geënquêteerde wordt gehecht aan het buitengebied, is er reden om in het buitengebied enigszins anders om te gaan met welstandstoezicht dan in het stedelijke gebied. Het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied is integraal opgenomen. Dat wat in het beeldkwaliteitsplan wordt benoemd als ‘regulier’ beleid wordt daarbij beschouwd als ‘soepel’ beleid. Daarnaast blijft de landschappelijke inpassing van bouwplannen in het buitengebied altijd een belangrijke toets. Verder wordt bekeken of een vereenvoudiging voor kleine en veelvoorkomende aanvragen mogelijk is.

 

Ambitie

Uiteindelijk is ruimtelijke kwaliteit meer dan redelijke eisen van welstand. De opzet van deze nota is er op gericht dat mensen die een bouwaanvraag indienen hun eigen verantwoordelijkheid nemen voor de omgeving waarin ze bouwen, in de stad en de buurt waar zij wonen. Het gros van de bouwplannen betreft kleinschalige uitbreidingen aan woningen. Hiermee wil de gemeente zich vanuit een welstandsperspectief zo min mogelijk bemoeien. Dit geldt ook voor de wat grotere plannen in de meeste delen van de kernen. De toetsing zal eenvoudiger plaatsvinden. Uiteraard zijn er ook gebieden die om verschillende redenen zo waardevol zijn voor de lokale identiteit, dat initiatieven daar vanuit welstand strenger worden beoordeeld. Welstandsvrije situaties blijven beperkt tot (delen van) bedrijventerreinen en achterkantsituaties. Ze kunnen in de toekomst vaker voorkomen als de gemeenteraad dat nadrukkelijk voor nieuwe ontwikkelingen besluit. Gezien de uitkomsten van eerder genoemde enquêtes is er geen reden om binnen de bestaande bebouwde omgeving in de gemeente Ede meer welstandsvrije gebieden te maken. Met het oog op de hoge waarden in het buitengebied en de kwetsbaarheid van het landschap wordt voor het buitengebied eveneens geen welstandsvrij beleid overwogen.

Van belang is ook dat er ruimte moet zijn voor dialoog, creativiteit en nieuwe interpretaties van de in deze nota beschreven kenmerken en criteria. Meerdere uitkomsten zijn mogelijk. De gemeente Ede kan hierin een belangrijke rol spelen door het stimuleren van lokale initiatieven en het initiëren van een actieve dialoog over ruimtelijke kwaliteit.

Met deze kwalitatieve variëteit zet de gemeente in op het behoud en het versterken van Ede als een aantrekkelijke, groene gemeente in het hart van de Foodvalley.

 

Werken aan ruimtelijke kwaliteit

De welstandsnota staat niet op zich zelf. In de welstandsnota wordt slechts de verschijningsvorm van bebouwing geregeld. Aspecten van ruimtelijke kwaliteit kunnen door middel van andere instrumenten worden vastgelegd, vaak op verschillende momenten. Het volgende overzicht bevat een aantal direct met het welstandsbeleid verbonden producten.

 

Ruimtelijk ontwerp

Een ruimtelijk ontwerp in de vorm van een stedenbouwkundig en/of landschappelijk plan is over het algemeen de eerste stap in een ontwikkeling. In zo'n plan wordt de toekomstige inrichting van een gebied vastgelegd en bepaald waar wel of niet gebouwd kan worden etc. Nadat het plan is vastgesteld wordt een bestemmingsplan gemaakt op basis van het plan. Een dergelijke procedure is gevolgd voor grote delen van Ede.

 

Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt -meer of minder gedetailleerd- de functies van gronden en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden daarop. Het bestemmingsplan gaat boven de welstandsnota. Als iets mag volgens een bestemmingsplan, dan kan dat in welstandsadvisering in principe niet ongedaan worden gemaakt. In sommige gevallen kunnen de welstandscriteria de bouwmogelijkheden wel beperken. De Welstandsnota is een apart toetsingskader en doet uitspraken over architectonische vormgeving die weer niet in het bestemmingsplan zijn geregeld.

 

Beeldkwaliteitsplan

Als de welstandsnota voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen onvoldoende kaders biedt, bijvoorbeeld voor nieuwe onwikkelingen of grootschalige veranderingen, kan de gemeente specifieke welstandscriteria in een beeldkwaliteitsplan vastleggen. Het beeldkwaliteitsplan doorloopt dezelfde procedure als de welstandsnota: inspraak en vaststelling door de gemeenteraad. Over het algemeen is het beeldkwaliteitsplan gekoppeld aan een nieuw of herzien bestemmingsplan of een uitwerking van een bestemmingsplan. Een vastgesteld beeldkwaliteitsplan is onderdeel van welstandsbeleid. In tegenstelling tot de welstandsnota kunnen in een beeldkwaliteitsplan echter ook criteria voor de openbare ruimte worden opgenomen.

 

Openbare ruimte

In tegenstelling tot een beeldkwaliteitsplan bevat de welstandsnota geen criteria voor de openbare ruimte zelf. De samenhang tussen architectuur en de openbare ruimte is echter van grote invloed op de beleving van beide. Om deze reden heeft de gemeente Ede bebouwing rond belangrijke openbare parken en ruimten ondergebracht in het bijzondere welstandsregime. Er zijn geen extra criteria, er is echter op deze wijze meer aandacht voor de architectuur van de aangrenzende bebouwing. Op dit moment is zowel ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte onder verantwoordelijkheid van de gemeente, die daarin haar eigen verantwoordelijkheid neemt.

 

Wabo en omgevingsvergunning

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. Ter bevordering van de dienstverlening van de overheid aan burgers en het bedrijfsleven zijn de toestemmingen (vergunningen) samengevoegd. De Wabo integreert ongeveer 25 vergunningen, ontheffingen en meldingen tot één omgevingsvergunning. De gemeente moet aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen toetsen aan de bouwverordening, het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en aan de welstandscriteria. Bij strijdigheid tussen het bestemmingsplan en de bouwverordening heeft het bestemmingsplan voorrang.

 

Algemene Plaatselijke Verordening

De Algemene Plaatselijk Verordening (APV) is een algemene (wetgevende) regeling op gemeentelijk niveau. De APV regelt onder andere zaken die gaan over incidenteel particulier gebruik van de openbare ruimte, zoals voor terrassen en reclame-uitingen. Aanvragen, binnen gebieden met een bijzonder welstandsbeleid en die van invloed zijn op de kwaliteit van de openbare ruimte, worden op basis van de algemene welstandscriteria getoetst aan redelijke eisen van welstand.

 

Relatie welstand en monumentenzorg

Het cultuurhistorisch beleidsterrein vormt een belangrijk onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in de gemeente. Omdat welstand vooral betrekking heeft op de direct zichtbare gebouwde omgeving is vooral de relatie met de gebouwde monumenten van belang. Monumenten vormen een bijzondere categorie binnen het Edese culturele erfgoed. Deze objecten, complexen of structuren zijn om uiteenlopende redenen zo waardevol bevonden dat ze een beschermde status hebben gekregen. Ze geven Ede karakter en identiteit en zijn daarom van belang voor het omgevingsbeeld.

De gemeente Ede heeft er per 2012 voor gekozen om de welstands- en erfgoedadvisering te integreren, zodat de nieuwe Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) de bevoegdheid heeft om in voorkomende gevallen een integraal advies uit te brengen over zowel de erfgoed- als de welstandsaspecten. In de ‘Leidraad MOOI Ede’ zijn de meest actuele uitgangspunten en uitvoeringsrichtlijnen in het kader van de (gebouwde) monumentenzorg verzameld. De in 2011 geactualiseerde leidraad vormt voor de CRK een transparant (behoudtechnisch) toetsingskader bij vergunningaanvragen. Tegelijkertijd dient het document als hulpmiddel bij het opstellen van verbouwings- of restauratiewerkzaamheden aan een monument. Het ondersteunt bij het vertalen van voorschriften naar eenduidige opdrachten aan marktpartijen, zoals een architect of (restauratie-) aannemer.

 

Cultuurhistorische waardenkaart

De Cultuurhistorische waardenkaart biedt aanknopingspunten voor de welstandsnota. Zowel de beschrijvingen van de stedenbouw- en bouwhistorische ontwikkelingen, als de integrale waardering zijn benut om inhoud te geven aan de welstandsnota. De gebieden met historisch stedenbouwkundige waarden zijn opgenomen in de gebieden die een bijzonder welstandsniveau krijgen (zie hoofdstuk 4 Gebiedscriteria).

Hoofdstuk 9 Toelichting bij toetsingsproces

 

In hoofdstuk 2 is het verloop van het toetsingsproces op hoofdlijnen beschreven. In dit hoofdstuk wordt onder andere uitgebreider ingegaan op de partijen die betrokken zijn bij de welstandstoets en hun rol daarin. Daarnaast wordt ingegaan op de mogelijkheid om af te wijken van het advies en het maken van bezwaar.

 

College van burgemeester en wethouders

Het dagelijks bestuur van de gemeente, het college van burgemeester en wethouders, voert het welstandsbeleid uit door het verlenen of het weigeren van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het college laat hiertoe een ambtelijk toets plaatsvinden of laat zich adviseren door een onafhankelijke commissie (in Ede de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit). De keuze is afhankelijk van het gebied waarin de verandering plaatsheeft. In gebieden waar een bijzonder welstandsniveau geldt, vraagt het college in principe voor alle vergunningplichtige bouwwerken een onafhankelijk advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit; in gebieden met een soepel welstandsniveau volstaat in principe een ambtelijk toets. In gebieden die welstandsvrij zijn wordt niet getoetst of geadviseerd.

 

Advisering door Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) is een onafhankelijk adviesorgaan van de gemeente met een ambtelijk secretariaat. Het welstandsadvies wordt gegeven door de welstandskamer van de CRK. In sommige gevallen zal het advies door de gehele commissie worden gegeven: deze bestaat uit Welstandskamer en Erfgoedkamer. De samenstelling van commissie en kamer is geregeld in het huishoudelijk reglement van de CRK Ede. In de advisering neemt het zogenaamde vooroverleg een belangrijke plaats in. Door (laagdrempelig) vooroverleg krijgt de initiatiefnemer, in samenspraak met de CRK of ambtelijke organisatie, inzicht in de onderliggende bedoelingen van de welstandsnota. Omgekeerd wordt de onder het plan liggende motivatie duidelijker in beeld gebracht. De vergaderingen van de CRK zijn openbaar tenzij (met reden) is aangegeven dat er sprake moet zijn van een besloten zitting.

 

Ambtelijke toets

In veel gevallen volstaat een ambtelijke toets aan de in de welstandsnota geformuleerde criteria. Deze ambtelijke toets is mogelijk op basis van de zogenaamde KAN-bepaling. Om de afstemming met de advisering van de CRK voldoende te borgen ligt de zorg voor de ambtelijke toetsing bij het ambtelijk secretariaat van de CRK. In bijzondere situaties, bij twijfel of bijvoorbeeld naar aanleiding van een zienswijze of bezwaar, kan een plan alsnog aan de CRK ter advisering worden voorgelegd. Naast deze ambtelijke toets kan het secretariaat ook namens de CRK gemandateerd zijn voor veel voorkomende plannen en kleine bouwwerken in gebieden met een bijzonder welstandsniveau, waarvan bij voorbaat het standpunt van de CRK bekend mag worden verondersteld.

 

Supervisor

De gemeente kan een overeenkomst aangaan met een supervisor. Deze zal dan verantwoordelijk zijn voor het vooroverleg en de eerste beoordeling van (voorlopig ontwerp-) plannen. De rol van een supervisor is sterk verbonden met het bewaken van kwalitatieve doelstellingen binnen een specifiek stedenbouwkundig of landschappelijk plan en bijbehorend beeldkwaliteitsplan. De CRK blijft uiteindelijk de eigen verantwoordelijkheid houden voor de welstandstoets (een en ander is vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de CRK Ede).

 

Welstandsadvies en bestemmingsplan

Het welstandsadvies wordt gebaseerd op de criteria in de welstandsnota. In het advies wordt aangegeven of het bouwwerk en de situering ervan in de omgeving voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Een advies met betrekking tot de welstandstoets kan alleen worden gevraagd als het plan past binnen het bestemmingsplan of wanneer de gemeente heeft aangegeven mee te willen werken aan een wijziging of afwijking van het bestemmingsplan.

 

Vooroverleg

De gemeente wil iedereen die van plan is een bouwinitiatief te ondernemen, stimuleren tot een vooroverleg, ambtelijk of met de CRK. Op die manier kan in een vroeg stadium meegedacht worden over een bouwplan. Ook bij een vooroverleg geldt dat het bouwplan binnen het geldende bestemmingsplan gerealiseerd moet kunnen worden. Schetsplannen worden in eerste instantie behandeld door de Omgevingsdienst. Als een wijziging van het bestemmingsplan nodig is wordt de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling bij het plan betrokken. De initiatiefnemer kan een (schets)plan dan voorleggen aan deze afdeling. Die beoordeelt of een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij dergelijke plannen neemt de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling het initiatief tot een eventueel vooroverleg met de CRK.

 

Afwijken van het advies

Het is gebruikelijk dat burgemeester en wethouders het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit volgt. In uitzonderlijke gevallen kan het college van het advies afwijken:

  • Op inhoudelijke grond:

  • Het college is van oordeel dat de commissie de welstandscriteria niet juist interpreteerde of niet de juiste criteria toepaste. Het college vraagt dan bijvoorbeeld een andere welstandscommissie of Commissie Ruimtelijke Kwaliteit om een second opinion.

  • Om andere redenen:

  • Andere belangen, bijvoorbeeld maatschappelijke of economische, hebben meer belang. Het college moet het afwijken van het welstandsadvies altijd goed motiveren. Het college brengt de CRK daarvan schriftelijk op de hoogte.

Bezwaar en beroep

De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of de ambtelijk toetser adviseert aan het college van burgemeester en wethouders. Dit college beslist vervolgens over het advies. Formeel kan daarom niet rechtstreeks tegen een welstandsbeoordeling bezwaar ingediend worden, maar wel tegen de beslissing van het college. In de bezwaarschriftprocedure heroverweegt het college het besluit volgens de daartoe geldende procedure. In bezwaar- en beroepsprocedures zal altijd een advies van de CRK worden gevraagd.

 

A: Welstandsniveaus

 

B: Gebiedskaarten

C: Begrippenlijst

Aanbouw

Bouwwerk dat in directe verbinding staat met het (hoofd)gebouw, waaraan het is gebouwd en dat een toevoeging van een afzonderlijke ruimte betreft.

 

Accentuering van een knooppunt

Verbijzondering van een ruimtelijk belangrijke plek door bijv. een markant gebouw, een bijzondere inrichting of een kunsttoepassing.

 

Afgewolfd

Zie wolfdak.

 

Ambachtelijk-traditioneel

Inheemse of ‘streekeigen’ bouwtrant die niet aan een bepaalde stijl of periode gebonden is, maar gebruik maakt van traditionele vormen en motieven zoals vlechtingen, banden of ruitvormen in contrasterende kleuren e.d.

 

Amsterdamse School

In Amsterdam ontwikkelde, maar ook elders voorkomende expressionistische stijl (circa 1910-1930) in bouwkunst en kunstnijverheid met plastische, fantasierijke vormentaal en kleurig materiaalgebruik, met gebeeldhouwde of in siersmeedwerk uitgevoerde ornamenten; kenmerkend is het veelvuldig gebruik van siermetselwerk en een vrije roedeverdeling van de vensters; veel toegepast bij woningbouw, scholen en bruggen; zie ook Expressionisme.

 

Arbeiderswoning

Klein type woonhuis voor arbeiders en ambachtslieden; kan zelfstandig gesitueerd zijn, maar staat veelal twee-aan-twee of in een rijtje.

 

Art Nouveau

Internationale decoratieve stijl in bouwkunst en nijverheid (circa 1895-1910), gericht op vernieuwing van de vormentaal; vaak met gebruik van destijds moderne materialen als (giet)ijzer en grote glasoppervlakken, en toepassing van golvende lijnen en grillige patronen, deels geïnspireerd op de plantenwereld; vooral in zwang bij winkels en woonhuizen, waarbij vaak asymmetrische gevels soms zijn voorzien van kleurige, figuratieve tegeltableaus.

 

Balkonhek

Een hekwerk rondom een balkon of een dakterras.

 

Band

Horizontale laag van natuur- of baksteen, enkel of in veelvoud, aangebracht ter verlevendiging van een meestal bakstenen gevel.

 

Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

Blinde gevel

Gevel zonder openingen.

 

Blokverkaveling

Eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch profiel en bomen op de trottoirs; aan weerszijden woonblokken, dubbele en/of vrijstaande woningen; straathoeken zijn veelal open.

 

Bolwerk

Voor de vestingwallen uitspringend verdedigingswerk, ook wel bastion of rondeel genoemd.

 

Borstwering

  • 1.

    Oorspronkelijk dichte muur tot borsthoogte met een verdedigende functie; later meer opengewerkt en functionerend als leuning, balustrade of versiering.

  • 2.

    Gedeelte van de kamermuur tussen vloer en vensterdorpels.

Bouwblok

Door wegen en groen begrensde stedenbouwkundige eenheid, waarop geheel of gedeeltelijk bebouwing staat.

  • gesloten: aan alle zijden door gevelwanden omsloten bouwblok, waarbij het binnenterrein vaak bestaat uit tuinen;

  • halfopen: door open ruimten, poorten of doorgangen onderbroken blokbebouwing, soms met particuliere binnentuinen, soms met (half)openbaar binnenterrein, al dan niet met groen;

  • Open: zie strokenbouw.

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die direct of indirect met de grond verbonden is en die direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

Bijgebouw

Een op zichzelf staand gebouw, zoals een schuur, een garage of een ander bijgebouw bij een (hoofd)gebouw.

 

Cataloguswoning

Standaard woningtype zonder regionale kenmerken uit een woningcatalogus.

 

Chaletstijl

Vooral bij villa’s hotels en gestichten in bosrijke omgeving voorkomende, op Zwitserse chalets geïnspireerde bouwtrant (circa 1870-1910), waarbij vaak overstekende daken met houtsnijwerk, vakwerk, houten erkers en veranda’s worden toegepast, soms volledig in hout uitgevoerd, doch veelal in combinatie met (gepleisterde) baksteen en eclectische elementen.

 

Classicisme

Bouwstijl in de zeventiende eeuw in Nederland ontstaan onder invloed van nieuwe architectonische inzichten uit Italië symmetrie en proportie werden benadrukt; kenmerkend zijn een eenvoudige hoofdvorm, kolossale pilasters en een fronton boven het middenrisaliet.

 

Dakkapel

Bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichtinval te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten

 

Dakopbouw

Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

 

Dakraam

Een dakraam vervangt een gedeelte van het gesloten dakvlak door een in hetzelfde vlak liggend venster, ter vergroting van de lichtinval.

 

Dakschild

Elk der hellende en elkaar snijdende vlakken van een dak, ook wel dakvlak genoemd.

 

Dakvlak

Zie Dakschild.

 

Damwandprofiel

Metalen beplatingmateriaal

 

Delftse School

Traditionalistische sobere bouwstijl (circa 1925-1955) ontstaan rondom de Delftse hoogleraar bouwkunde ir. M.J. Grandpré Molière; inspiratiebronnen waren de traditionele Nederlandse baksteenbouwtraditie, Scandinavische raadhuizen en Romaanse kerken; kenmerkend zijn vlechtingen, hoekschoorstenen, inheemse metselverbanden, hoge daken en natuurstenen accenten.

 

Detaillering

Een klein toegevoegd onderdeel wat een bijzonderheid aangeeft.

 

Dienstwoning

Zie Bedrijfswoning.

 

Duplexwoning

Woning, hetzij een ééngezinswoning, hetzij een woning in een meergezinshuis, die tijdelijk is gesplitst in twee deelwoningen voor een klein gezin; deze splitsing is een methode die na de Tweede Wereldoorlog in verband met de grote woningnood werd toegepast om op korte termijn meer gezinnen aan afzonderlijke woonruimte te helpen; de tijdelijkheid vindt haar oorzaak in het feit, dat deelwoningen niet geheel voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening; als termijn voor splitsing werd tien jaar genomen.

 

Dwarshuisboerderij

Boerderij waarbij het woonhuisgedeelte dwars op het achterhuis van de boerderij is geplaatst; beide delen zijn voorzien van een eigen dak.

 

Eclecticisme

Verzamelnaam voor de in vele varianten voorkomende bouwstijl (circa 1850-1910) met gemengde toepassing van diverse historische stijlmotieven, aanvankelijk vooral aan de klassieke vormentaal ontleend, vaak met pleisterwerk; vanaf circa 1875 met een grotere invloed van de Renaissance (topgevels, torentjes, kleurig siermetselwerk) en een steeds vrijere op schilderachtige effecten gerichte vormentaal.

 

Eigentijds

Hedendaags, modern.

 

Engelse landschapsstijl

Naar Engelse voorbeelden bij parken, plantsoenen, begraafplaatsen en tuinen toegepaste romantische tuinstijl (circa 1800-1880), gekenmerkt door slingerende paden en vijvers en afwisseling van besloten beplanting en vergezichten.

 

Ensemble

Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.

 

Erker

Rond, vierkant of veelhoekig uitkragend gedeelte van de gevel dat zich over één of meerdere verdiepingen uitstrekt.

 

Erf- of perceelafscheiding

Tuinmuren, schuttingen van beton of hout, vlechtschermen en andere kant-en-klare afscheidingen.

 

Expressionisme

Internationale kunststroming (circa 1910-1930) die in de bouwkunst heeft geleid tot een fantasierijke, vaak plastische vormentaal en eigenzinnig materiaalgebruik (zoals bij de Amsterdamse School), soms in een meer verstrakte vorm met meer aandacht voor functionele aspecten (zakelijk expressionisme) of met gebruik van in- en uitspringende blokvormen (kubistisch expressionisme).

 

Façade

Gevel.

 

Forumbeweging

Als reactie op de stedenbouw van het Nieuwe Bouwen ontstaan in de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarbij de menselijke schaal en maat centraal stond; kenmerkend zijn een grillig stratenpatroon met weinig doorgaande wegen, clustering van de bebouwing rondom woonerven, het ontbreken van het onderscheid tussen voor- en achtergevel en veel variaties in de vormgeving van openbare en privé-ruimte.

 

Fronton

Driehoekige of segmentvormige bekroning van een gebouw of onderdeel daarvan (venster of ingang).

 

Functionalisme

Internationale bouwtrant (circa 1920-1940), waarbij het ontwerp is gebaseerd op een analyse van de functie(s) van het gebouw (met name de indeling en situering van de verschillende ruimten), veel aandacht wordt besteed aan de toetreding van licht en lucht (lintvensters, balkons, dakterrassen), en gebruikt wordt gemaakt van moderne materialen (glas, staal, beton), blok- en cilindervormen, platte daken en witgepleisterde gevels zonder ornament. Zie ook Nieuwe Bouwen.

 

Galerijflat

Hoogbouw, waarbij de woningen worden ontsloten door middel van (half)open gangen die over de hele breedte aan een buitenzijde van het gebouw liggen.

 

Gesloten bouwblok

Zie Bouwblok.

 

Gevelgeleding

Elementen van een gebouw die de indeling van wanden of gevels bepalen of accentueren zoals pilasters, gevelbanden, vensterpartijen etc.

 

Gevelindeling

Compositie van de gevel.

 

Hallehuisboerderij

Boerderij naar het Saksische type, het ‘los hoes’; zware gebinten die een middenbeuk begrenzen, vormen het geraamte, waarbij aan weerszijden de lagere zijbeuken aansluiten; de plattegrond bestaat uit een langwerpige rechthoek, aan de ene smalle zijde de inrit naar de middenbeuk of deel, links en rechts hiervan de lage veestallen in open verbinding met de deel.

 

Herenhuis

Het herenhuis is te beschouwen als het basistype voor de vele buitenplaatsen die in de 18de en 19de eeuw zijn gebouwd; kenmerkend is de blok- of kubusvormige hoofdvorm met een symmetrisch ingedeelde voorgevel en plattegrond; in verschillende varianten is dit type woonhuis tot in de 20ste eeuw gebouwd; door zijn statige uiterlijk was het herenhuis bij uitstek geschikt voor gebouwen met een representatieve functie.

 

Historiserende stijl

Ook wel nieuw historiserende stijl genoemd, ontstaan als reactie op de Art Nouveau en het rationalisme (circa1905-1925); ook wel Um 1800-stijl genoemd; op traditionele wijze toegepaste historische stijlmotieven uit de barok en het classicisme werden gecombineerd met moderne constructies in bijvoorbeeld gewapend beton; vooral toegepast bij warenhuizen, kantoorpanden en landhuizen.

 

Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

Hoogbouw

Toepassing van meer dan vier bouwlagen boven elkaar.

 

Jaren zestig architectuur

Rationele bouwstijl uit de jaren zestig van de vorige eeuw voortvloeiend uit het Nieuwe Bouwen die zich kenmerkt door het laten zien van de constructie in de gevel hetgeen voortvloeide uit de industriële bouwmethoden: vloeren van beton worden afgewisseld door gevel van baksteen, borstweringen onder de vensters zijn van een afwijkend materiaal (hout, trespa); vensters zijn zo groot mogelijk en beslaan zo veel mogelijk de gehele gevelbreedte (doorzonwoning).

 

Jaren zeventig architectuur

Bouwtrant uit de jaren zeventig van de vorige eeuw die in reactie op de jaren zestig de strakke, functionele vormgeving verlaat; kenmerkend zijn doorgetrokken gevelgedeelten en dakschilden en afwisselende venstervormen die zorgen voor een gevarieerde gevelopbouw en het toepassen van semi-ambachtelijke materialen: gevels zijn opgetrokken uit baksteen en vaak gedeeltelijk bekleed met hout.

 

Kaprichting

Richting waarnaar de lange zijde van een kap georiënteerd is.

 

Klos

Uit de muur stekend houten of gemetseld blokje ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw, zoals de dakgoot e.d.

 

Kroonlijst

Horizontale uitspringende en meestal geprofileerde band, die de bekroning vormt van een muur onder het dak of boven een ander belangrijk bouwonderdeel is geplaatst, zoals een venster, portiek of dakkapel; in oorsprong de bovenste, uitspringende lijst van een hoofdgestel, een element uit de Klassieke bouwkunst.

 

Kozijn

Omlijsting van steen, hout of ijzer, bestaand uit de onder- of bovendorpel en twee of meer stijlen, om een ingang of lichtopening te omlijsten en er een raam, deur of luik in te bevestigen

 

Kwalitatief

Gewaardeerd beeld, waarnaar men zijn handelen of denken kan richten.

 

Laagbouw

Eén of twee bouwlagen tellende bebouwing, veelal bestaande uit eengezinswoningen.

 

Landgoed

Een geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak –daaronder begrepen die manier waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende opstallen voorkomen- voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristiek verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.

 

Landhuis

Royaal opgezet woonhuis in de regel vrijstaand of als twee-onder-één-kap gebouwd.

 

Langhuisboerderij

Boerderij waarbij het woonhuis en het achterhuis onder een dak in elkaars verlengde liggen.

 

Latei

Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening van enige breedte overspant en bovendien het bovenliggende muurwerk draagt, tenzij er een ontlastingsboog over is geslagen.

 

Lintbebouwing

Langgerekte reeks van, veelal vrijstaande gebouwen aan een of beide zijden van een weg en/of waterloop.

 

Lessenaarsdak

Een dak dat bestaat uit een hellend dakschild of dakvlak volgens het model van de oude lessenaar.

 

Loggia

Een soort balkon, dat ingebouwd is en zich binnen het geveldak van een gebouw bevindt; als decoratief en schaduwrijk element is de loggia vooral via de Renaissance in het noorden bekend geworden.

 

Mansardedak

Gebroken dak waarbij de dakschilden van goot tot nok niet uit een plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten; door de Fransman Mansard (circa 1660) ontwikkeld ten behoeve van meer zolderruimte voor slaapvertrekken; in eenvoudige vorm veel toegepast bij kleine woningen vanaf de tweede helft van de 19de eeuw.

 

Middenstandswoning

Middelgroot woonhuis gebouwd ten behoeve van een middenstander hetzij op particulier initiatief, hetzij complexmatig tot stand gekomen; meestal vrijstaand of twee-aan-twee voorkomend.

 

Neo-Classicisme

Internationale, maar in Nederland weinig verbreide stijl in bouwkunst en kunstnijverheid (circa 1780-1840) die geïnspireerd is op de voorbeelden van de klassieke tempels en gebruik maakte van strakke, symmetrisch ingedeelde (witgepleisterde) gevels, (driehoekige) frontons en zuilorden.

 

Neo-Renaissance

Wijdverbreide, in vele varianten ontwikkelde en langdurig toegepaste bouwstijl (circa 1870-1915) waarbij motieven van de Renaissance-bouwkunst zijn verwerkt, vooral van de ‘Oud-Hollandse’ voorbeelden (met o.a. trapgevels, speklagen, blokken en kruiskozijnen), maar ook wel van de Franse en Italiaanse voorbeelden.

 

Nieuwe Bouwen

Nederlandse variant van het Functionalisme vooral geconcentreerd rond de leden van de Amsterdamse groep ‘De 8’ en de Rotterdamse groep ‘Opbouw’, die vanaf 1932 (tot 1942) gezamenlijk het tijdschrift De 8 en Opbouw uitgegeven hebben.

 

Nok

Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, bovenste rand van een dak.

 

Nokvulling

De in een topgevel onder de nok aanwezige houten schoren opgevuld met decoratief uitgezaagde panelen.

 

Ondergeschikt

Voert niet de boventoon.

 

Ornamentiek

Versieringskunst aangebracht op de buitenkant van een bouwwerk.

 

Orthogonaal

Rechthoekig.

 

Orthogonaal stratenpatroon

Patroon waarbij de straten elkaar onder een rechte hoek kruisen.

 

Overkapping

Een overkapping is een bijgebouw (zie Bijgebouw) dat het aan twee of meerdere zijden open is; bij overkappingen gaat het vrijwel altijd om carports.

 

Overstek

Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzicht van het eronder gelegen deel.

 

Parcellering

De mate van indeling van percelen; deze indeling van breedtes en hoogtes van bouwwerken bepaalt het straatbeeld.

 

Pilaster

Iets vooruitspringende muurpijler, dienend ter ondersteuning van een boog of hoofdgestel; zie Kroonlijst.

 

Pleisteren

Een muur of plafond bedekken met een laag metselspecie van kalk en zand of portlandcement.

 

Plint

Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.

 

Portiek

Naar de straatzijde geopend overdekt (trap)portaal, leidend naar de deur van een huis (trapportiek).

 

Portiekflat

Hoogbouw, waarbij de woningen worden ontsloten door middel van (uitgebouwde) portieken die zich over de gehele lengte van de gevel uitstrekken.

 

Pui

Ondergevel.

 

Pijler

Zware in metselwerk of (gewapend) beton uitgevoerde, al dan niet vrijstaande ondersteuning voor liggers, muren, bruggen en diversen.

 

Revolutiebouw

In het laatste kwart van de 19de eeuw door speculerende aannemers in de steden gebouwde reeksen etagewoningen voor de arbeidersklasse, vaak van minder solide kwaliteit.

 

Rijzig

Zo groot dat een bouwwerk boven de omgeving uitsteekt.

 

Rolhek

Zie Rolluik.

 

Rollaag

Reeks van gemetselde stenen op hun kant, bijvoorbeeld als strek- of ontlastingsboog boven vensters, als kantlaag van een punt- of tuitgevel of als afdekking van een muur.

 

(Rol)luik

Voorziening om vensters van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beveiligen.

 

Rooilijn

Richtlijn waarin gebouwen worden geplaatst en die de grens aangeeft met de openbare weg; ook wel de plaats die de lijn van de voorgevel bepaalt.

 

Rijtjeshuis

Serie aaneengeschakelde eengezinswoningen gedekt door een kap.

 

Samengesteld

Uit verschillende bestanddelen gevormd, bijvoorbeeld een groot venster gevormd door middel van een aantal kleine samengevoegde vensters.

 

Samengesteld dak

Uit verschillende kapvormen, bijvoorbeeld zadel- en schilddak, gevormd dak.

 

Schilddak

Dak dat uit vier schuinen dakvlakken bestaat.

 

Schootsveld

Open, onbebouwd en onbeplant gebied behorende bij een vesting.

 

Serre

Uitbouwsel aan een (woon)huis voornamelijk uit glas bestaand en met deuren in direct contact met de tuin; in de loop van de 19de eeuw was de serre – het Franse woord voor broeikas – een zeer geliefd onderdeel van zomerhuizen.

 

Situering

Plaats van een bouwwerk in zijn omgeving.

 

Sluitsteen

Bovenste steen in een boog, vaak een versierd stuk natuursteen in een bakstenen boog.

 

Spant

Overspannend constructie-element dat meestal dient voor het ondersteunen van daken (kapspant) en van hout, ijzer of gewapend beton is gemaakt.

 

Speklaag

Natuurstenen of bakstenen band ter verlevendiging van muurwerk.

 

Stempel(verkaveling)

Bij stempelverkaveling bestaat een wijk uit een zich herhalend patroon van kleine ensembles: samenhangende clusters van een aantal losstaande bouwblokken.

 

Strokenbouw

Alleen langs twee zijden bebouwd blok, meestal met in het midden een gemeenschappelijke tuin; zie ook Bouwblok.

 

Strokenverkaveling

In evenwijdige rijen of stroken gegroepeerde reeksen eengezins- of etagewoningen, bij voorkeur noord-zuid gericht voor een gunstige bezonning en met veel (half-)openbaar groen rondom. Zie ook Nieuwe Bouwen.

 

Stucwerk

In pleisterkalk uitgevoerd werk.

 

Tentdak

Dak waarvan de vier dakschilden in een punt bijeenkomen en waarbij de nok ontbreekt.

 

Textuur

De voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).

 

Thematische stedenbouw

Trant in de stedenbouw van de jaren negentig van de vorige eeuw, waarbij woongebieden een duidelijk imago wordt gegeven dat onder meer naar voren komt in een uitgesproken architectuur; kenmerkend zijn een helder onderscheid tussen openbaar en privé en het opnieuw toepassen van bouwblokken, waarbij de voorzijde naar de straat is gericht en in de binnengebieden aan de achterzijde de private achtertuinen zijn gelegen; verschillende architectuurthema’s (er wordt teruggegrepen op architectuurstijlen uit het verleden bijv. het Expressionisme) worden door middel van enkele grote lijnen visueel met elkaar verbonden.

 

Timpaan

Het in een fronton besloten veld; zie Fronton.

 

Traditioneel

Zoals de gewoonte dat meebrengt, van oudsher; onder traditionele kleuren worden in de meeste gevallen (crème)witte en donkere tinten verstaan, zoals (donker)groen, (donker)bruin, (donker)rood, antraciet e.d.

 

Traditionalisme

Verzamelnaam voor naar historische bouwtradities teruggrijpende, conservatieve bouwstijlen (circa 1900-1940), uitgevoerd in vele varianten (vergelijk Um 1800-stijl en Delftse School).

 

Tuinwijk

Ruim opgezette uitbreidingswijk met open (arbeiders- en middenstands)bebouwing en betrekkelijk veel groen in de vorm van plantsoenen en tuinen.

 

Tuitgevel

Puntgevel, waarbij de top eindigt in een smalle rechthoekige hals, al dan niet door een fronton gedekt.

 

Topgevel

Gevel aan de korte zijde van een gebouw, zodat de gevellijn het min of meer driehoekige dak volgt.

 

Uitbouw

Bouwwerk dat in een directe verbinding staat met het (hoofd)gebouw, waaraan het is gebouwd, en dat een vergroting van een bestaande ruimte betreft.

 

Villa

Aanduiding voor een vrijstaande, aanzienlijke woning; de stadsvilla is ontwikkeld in de tweede helft van de 19de eeuw toen het voor een grotere groep stedelingen financieel mogelijk werd huizen te laten bouwen te midden van veel groen.

 

Vlechting

Metselwerk, toegepast bij puntgevels ten behoeve van een versteviging van het verband; loodrecht op de schuine zijkanten van een bakstenen puntgevel worden wigvormige stukken – meestal vier tot acht lagen breed – in horizontale laging ingelaten.

 

Wederopbouwarchitectuur

Bouwtrant in de periode 1940-1965 ten tijde van de Wederopbouw die werd gekenmerkt door woningnood; rationalisatie, systeembouw en efficiënte plattegronden waren de nieuwe beginselen, alsmede strokenbouw en stempelen; moderne, voorkomend uit het Nieuwe Bouwen, en traditionele, voorkomend uit de Delftse School, varianten bestonden naast elkaar.

 

Windveer

Plank bevestigd langs de kanten van een rieten of pannendak ter afdekking van de voorrand; de windveer is vaak decoratief uitgesneden.

 

Wolfsdak

Zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop is afgeknot (= wolfeind).

 

Wolfseind

Zie Wolfdak.

 

Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

 

Woonblok

Een aantal aaneen gebouwde woningen, veelal onder een doorlopende nok.

 

Woonerf

Een autoluwe woonstraat met een meanderend verloop, vaak eindigend in een hofje of doodlopend; kwam in de jaren zeventig in zwang als voortvloeisel van het gedachtegoed van de Forumbeweging in reactie op de strokenbouw; aan weerszijden bebouwing met verspringende rooilijnen. Zie ook Forumbeweging.

 

Woonervenstructuur

Verkaveling op basis van woonerven, kenmerkend zijn autoluwe woonstraten met een grillig verloop die door middel van een lusvormige buurtweg op een wijkring worden ontsloten; zie Woonerf.

 

Zadeldak

Dak gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken die samenkomen in een nok.

 

Zonnecollector

Met een zonnecollector wordt warmte opgewekt die via een warm wateropslag meestal gebruikt wordt voor het verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik.

 

Zonnepaneel

Met een zonnepaneel wordt elektriciteit opgewekt voor de elektriciteitsvoorziening.

 

Zonwering

Voorziening om gebouwen tegen zonlicht en warmte te beschermen, zoals markiezen en uitvalschermen.

 

Zuil

Vrijstaande dragend bouwdeel, waarvan de doorsnede rond is, rust op een basement en wordt bekroond door een kapiteel.