Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2022 |
Citeertitel | Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Jeugdhulpverordening Gemeente IJsselstein 2018 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-02-2022 | 01-01-2022 | nieuwe regeling | 03-02-2022 |
De raad van de gemeente IJsselstein;
gelezen het voorstel van het college van 9 november 2021 (nummer 1037686);
gezien het advies van het Platform Samenleving IJsselstein (PSIJ);
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
besluit vast te stellen de volgende:
Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2022.
Hoofdstuk 1 – Leidende principes en begripsbepalingen
Algemene voorziening: dienst of product die gericht is op maatschappelijke ondersteuning of hulp vanuit de Jeugdwet. Algemene voorzieningen zijn toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner. In de Wmo verwijst deze term naar algemene voorzieningen zoals in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Hulpvraag: de behoefte van een inwoner aan maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo en/of de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en/of de behoefte aan lichte opvoedondersteuning of kortdurende begeleiding.
Persoonlijk plan: een plan dat door de inwoner zelf tijdens, of vlak na de melding, wordt ingediend, waarin hij beschrijft welke ondersteuning volgens hem het meest passend is (of best passend), waaronder een ‘familiegroepsplan’ als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet of een ‘persoonlijk plan’ als bedoeld in artikel 2.3.2 tweede lid, onderdelen a tot en g van de Wmo.
Alle begrippen die in de verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning
Wanneer een andere partij dan de gemeente verwijst naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, dan moet de inwoner hiervoor eerst een aanvraag indienen bij het college. Het college ziet dit dan als een aanvraag, zoals genoemd artikel 4 van deze verordening. Wanneer nodig doet het college aanvullend onderzoek naar de hulpvraag.
Artikel 6. Persoonsgebonden budget (pgb)
Als de inwoner een pgb wenst te ontvangen om hulp van derden te betrekken, dan dient de inwoner een pgb-plan volgens het format van het college aan te leveren. Hierin moet in elk geval zijn opgenomen:
de motivatie waarom de inwoner de zorg in pgb geleverd wenst te krijgen. Voor jeugdhulp geldt aanvullend: een motivatie waarom de zorg in natura, niet passend is als oplossing voor de hulpvraag. Uit deze motivatie moet in elk geval blijken dat de inwoner wel op de hoogte is van het aanbod dat door het college is ingekocht;
Een aanvraag voor een pgb kan geheel of gedeeltelijk geweigerd worden:
als de hulp of ondersteuning die door één persoon geleverd wordt, meer bedraagt dan 36 uur per week. Bij het vaststellen of deze 36 uur per week overschreden wordt, kunnen alle betaalde werkzaamheden worden meegewogen en ook de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden;
Wanneer een andere partij dan de gemeente verwijst naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, dan moet de inwoner hiervoor eerst een aanvraag indienen bij het college. Het college ziet dit dan als een aanvraag, zoals genoemd in artikel 4 van deze verordening. Wanneer nodig doet het college aanvullend onderzoek naar de hulpvraag.
Het college verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het onderzoek. Als het gaat om gegevens die het college niet zelfstandig of zonder toestemming kan inzien of verkrijgen, dan vraagt het college aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren of vraagt het college om toestemming om deze op te vragen bij derden. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn. De inwoner verstrekt in ieder geval inzicht in de woonsituatie, de hulpvraag en wanneer van toepassing de daarbij behorende hulpverleningsgeschiedenis en huidige hulpverlening, zodat op juiste wijze beoordeeld kan worden welke ondersteuning passend is.
Het college onderzoekt indien nodig in een gesprek tussen de inwoner en eventuele andere betrokkenen:
de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb wanneer een maatwerkvoorziening als mogelijke oplossing voor zijn/haar hulpvraag wordt overwogen. Hierbij wordt de inwoner in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze, de werkwijze bij het pgb en de daaraan verbonden rechten en plichten.
Artikel 8. Verslag/ondersteuningsplan
Na afronding van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 7, uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag jeugdhulp stuurt het college het schriftelijke verslag van het onderzoek, in de vorm van het ondersteuningsplan, aan de inwoner. Na afronding van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 7, uiterlijk zes weken na ontvangst van de melding hulpvraag Wmo, stuurt het college het schriftelijke verslag van het onderzoek, in de vorm van het ondersteuningsplan, aan de inwoner. In de periode dat het college wacht op stukken van de inwoner, wordt de onderzoekstijd gepauzeerd.
Hoofdstuk 5 Aanvraag en toekenning maatwerkvoorziening
Artikel 9. Aanvraag maatwerkvoorziening
Een inwoner kan schriftelijk of digitaal (webformulier) een aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen. Vervolgens ontvangt de inwoner altijd een ondersteuningsplan, waar hij wel of niet mee akkoord kan gaan. Een voor akkoord ondertekend ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 8, eerste lid kan worden aangemerkt als aanvraag als de inwoner dat op het verslag van het ondersteuningsplan heeft aangegeven.
Artikel 11. Algemene toekenningscriteria maatwerkvoorziening
Het college kent een maatwerkvoorziening toe, als uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening nodig is, gezien de aard en ernst van de hulpvraag. Het college past hier het afwegingskader toe. De hulpvraag van een inwoner is in die gevallen niet op te lossen of te verminderen door de inzet van:
andere voorzieningen, waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend: de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen te komen tot zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of de opvang van de inwoner.
Artikel 13. Aanvullende criteria maatwerkvoorziening Wmo
Aanvullend op het voorgaande artikel, geldt dat het college geen maatwerkvoorziening Wmo wonen toekent, als:
de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd voor een gemeenschappelijke ruimte, zoals trapliften, automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, tenzij het gaat om een door het college aangemerkte Wmo doelgroepenwoning of een Fokuswoning;
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening Wmo ‘Vervoer’ geldt het primaat van de collectieve voorziening, namelijk het collectief vervoer. Er wordt rekening gehouden met verplaatsingen op basis van ondersteuningsbehoefte, tot maximaal 1500 kilometer per jaar, in de directe woon- en leefomgeving van de inwoner.
Artikel 14. Bijdrage kosten voorzieningen Wmo
De inwoner is, met inachtneming van artikel 2.1.4a en artikel 2.1.5 van de Wmo en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening Wmo, zolang de inwoner van de voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor een pgb wordt verstrekt.
Hoofdstuk 6. Persoonsgebonden budget (pgb) als maatwerkvoorziening
Artikel 16. Hoogte en tarief van het pgb
Indien het pgb is gebaseerd op een bedrag per uur, dagdeel of etmaal, wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning geleverd door professionele organisaties, zelfstandig ondernemers en het informele netwerk:
Het tarief voor een zelfstandig ondernemer bedraagt maximaal 75 % van de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in zorg in natura, tenzij aannemelijk is dat dit percentage niet toereikend is om de zorg in te kopen; dan kan maximaal de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening worden vergoed;
Artikel 20. Kwaliteit voorzieningen
Onverminderd andere toezichtbevoegdheden ziet het college ten aanzien van maatwerkvoorzieningen in natura toe op de naleving van het gestelde in het eerste, tweede en derde lid door periodieke overleggen met aanbieders, het laten uitvoeren van een standaard kwaliteitsonderzoek, eventueel een signaal gestuurd kwaliteitsonderzoek, een jaarlijks inwoner-ervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de (kwaliteit van de) geleverde maatwerkvoorziening in natura.
Artikel 21. Verhouding prijs-kwaliteit ondersteuning door derden
Hoofdstuk 9. Klachten en inspraak
Artikel 23. Betrekken van inwoners bij het beleid
Het college zorgt ervoor dat vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid zijn om voorstellen voor het beleid jeugd en Wmo te doen en advies te geven bij besluitvorming over regelgeving en beleid betreffende jeugd en Wmo. Het college zorgt voor de ondersteuning die nodig is om hun rol effectief in te kunnen vullen.
Hoofdstuk 10. Toezicht en handhaving maatwerkvoorzieningen
Artikel 25. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering maatwerkvoorziening Wmo
Als het college een beslissing heeft ingetrokken op basis van het tweede lid, onder a, en er sprake is van het opzettelijk onjuist of onvolledig gegevens verstrekken, kan het college van deze inwoner geheel of gedeeltelijk de geldswaarde terugvorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of pgb.
Artikel 26. Intrekking beslissing pgb (Jeugdwet)
Het college kan een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:
Artikel 27. Fraudepreventie en controle
Voor zover de toezichthoudende ambtenaar door inzage in bescheiden bij de vervulling van zijn taak dan wel door verstrekking van gegevens in het kader van een melding gegevens, daaronder begrepen bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming, heeft verkregen, ter zake waarvan de beroepskracht uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar.
Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel van dit beleid is dat het college cliënten en betrokken derden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik daarvan. Ter controle van het beroep op algemene en maatwerkvoorzieningen wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.
Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de maatwerkvoorziening en kan daarbij onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college kan daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor de aanspraak op een maatwerkvoorziening onderzoeken.
Het college kan onderzoek doen naar de reden van de beëindiging van de aanspraak op een voorziening en op basis daarvan besluiten nemen met betrekking tot de rechtmatigheid van de voorziening en de wederzijds tussen het college en de jeugdige of zijn ouder resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
Artikel 28. Melding calamiteiten en geweldsincidenten
Aanbieders en gecertificeerde instellingen melden – op basis van de wettelijke verplichting - calamiteiten en geweldsincidenten die zijn voorgevallen bij het bieden van een maatwerkvoorziening, kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Deze melding wordt gedaan bij de hiervoor aangewezen toezichthoudende instanties.
De toezichthoudende instanties zijn:
Aanvullend op het gestelde in het eerste lid dienen calamiteiten en geweldsincidenten waarbij signalen zijn van vermoede kindermishandeling of huiselijk geweld door de aanbieders en gecertificeerde instellingen ook gemeld te worden bij Veilig Thuis op grond van de verplichte meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
Hoofdstuk 11. Overige bepalingen en slotbepalingen
Het college kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor een individuele belanghebbende.
Het door het college gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt de verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na inwerkingtreding van de verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.