Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coffeeshopbeleid |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregel vervangt de in 1998 vastgestelde beleidsregel inzake coffeeshops.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-03-2017 | nieuwe regeling | 27-02-2017 |
Hoofdstuk 2 – (Juridische) kaders van het coffeeshopbeleid 4
2.1.5. Wet Ruimtelijke Ordening 5
2.2.1. Bevoegdheden burgemeester 5
2.2.2. Verdeling bevoegdheden 5
2.3 Landelijke gedoogcriteria AHOJGIplus 5
Hoofdstuk 3 – Exploitatievergunning en gedoogverklaring 6
Hoofdstuk 4 – Criteria voor de vestiging en exploitatie van een coffeeshop 7
4.5.3. (Gedrags)eisen en levenswandel 7
4.6.1. Landelijke AHOJGI criteria 8
4.7 Jaarlijkse evaluatie situatie coffeeshops 8
Hoofdstuk 6 - Inwerkingtreding 9
Bijlage 1: Handhavingsbeleid coffeeshops 10
Eind jaren ‘90 hebben verschillende ontwikkelingen op landelijk en lokaal niveau geleid tot het ontstaan van een coffeeshopbeleid binnen de gemeente Ede, namelijk:
Zaken en MVOB van de gemeente Ede d.d. 14 mei 1997, besluitvorming plaatsgevonden
over het lokale drugsbeleid. Op basis van de notitie "Drugs en drugsbeleid in de gemeente Ede" , is in deze vergadering besloten, dat in overleg met betrokken partners, waaronder politie en justitie, toegewerkt wordt naar een goed omlijnd gedoogbeleid met maximum stelsel voor coffeeshops.
In 1998 is het coffeeshopbeleid in de gemeente Ede ingevoerd, waarvan de AHOJG-criteria[1] een belangrijk onderdeel waren.
In de loop van de tijd hebben zich geen grote wijzigingen met betrekking tot het coffeeshopbeleid voorgedaan. Echter het beleid is verouderd qua verwijzingen naar wet- en regelgeving. Daarnaast zijn er door de jaren heen losse documenten ontstaan met daarin bestuurlijke besluiten over het coffeeshopbeleid. Het beleid is daardoor onoverzichtelijk geworden.
Om het beleid duidelijk en overzichtelijk te krijgen is er behoefte aan actualisering van het coffeeshopbeleid. Dit beleidsstuk is hiervan het resultaat.
In hoofdstuk 2 worden de juridische kaders en de bevoegdheden van burgemeester en gemeenteraad beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de regels omtrent het aanvragen van de exploitatievergunning en gedoogverklaring beschreven. In hoofdstuk 4 volgen de criteria voor het vestigen en exploiteren van een coffeeshop.
In bijlage 1 is het handhavingsbeleid voor de coffeeshops opgenomen. En in bijlage 2 zijn de regels weergegeven die standaard in de gedoogverklaring staan vermeld.
[1] Verbod op Affichering, Harddrugs (verkoop en aanwezigheid), Overlast (in en om de shop), Jeugd (geen verkoop aan minderjarigen) en , Grote hoeveelheden (verkoop van 5 gram per dag per persoon en 500 gram handelsvoorraad)
Hoofdstuk 2 - (Juridische) kaders van het coffeeshopbeleid
Het coffeeshopbeleid is gebaseerd op een geheel aan wet- en regelgeving en landelijk en lokaal beleid. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke wet- en regelgeving en beleid van toepassing is. Ook wordt beschreven hoe de bevoegdheden zijn verdeeld.
2.1.1. Algemene Plaatselijke Verordening - Ede
Een coffeeshopexploitant is op grond van artikel 2:28 APV exploitatievergunning plichtig. De exploitatievergunning is een gemeentelijk instrument om overlast in – en rond horecabedrijven te bestrijden. De burgemeester kan aan de exploitatievergunning voorschriften verbinden die verband houden met de bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde. Voor de coffeeshops in Ede worden de voorschriften die specifiek gelden voor de coffeeshops opgenomen in de gedoogverklaring.
Het bevoegd bestuursorgaan kan de sluitingsregeling voorts handhaven met de in artikel 125 Gemeentewet neergelegde bestuursdwangbevoegdheid. De aan het sluitingsbevel ten grondslag liggende overlast zal daarbij door de burgemeester gedocumenteerd moeten worden aangevoerd.
Op basis van artikel 125 lid 1 Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Lid 3 geeft aan dat de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Artikel 172 Gemeentewet geeft aan dat de burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde en het nemen van maatregelen hiertoe. De toepassingsmogelijkheid van deze bepaling is in het geval van drugsgerelateerde overlast beperkt. Er moet immers sprake zijn situaties waar de veiligheid of gezondheid direct in het geding zijn en waartegen onmiddellijk moet worden opgetreden.
Artikel 174 Gemeentewet geeft aan dat de burgemeester is belast met het toezicht op voor publiek openstaande gebouwen en kan bevelen geven aan de exploitanten van deze gebouwen. De toepassingsmogelijkheid van deze bepaling is beperkt in het geval van drugsgerelateerde overlast. Er moet immers sprake zijn situaties waarbij de veiligheid of gezondheid direct in het geding zijn en waartegen onmiddellijk moet worden opgetreden.
Op basis van artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.
Voor het huidige Nederlandse drugsbeleid is de wijziging van de Opiumwet in 1976 van groot belang. In de wet is het onderscheid tussen soft- en harddrugs tot stand gebracht. Harddrugs zijn stoffen met een onaanvaardbaar risico die op lijst I zijn geplaatst. Op lijst II staan de hennepproducten die als softdrugs worden aangemerkt. Het bezit van harddrugs is strafbaar gesteld als zijnde een misdrijf.
Sinds 1991 hanteert de Nederlandse overheid een expliciet gedoogbeleid ten aanzien van de verkoop van softdrugs. Dit beleid is vooral gericht op het beheersbaar maken en houden van het gebruik en de verkoop van softdrugs, het scheiden van de hard- en softdrugsmarkt, een afname van het aantal cannabisverkooppunten (kwantitatieve sanering), een toename van het aantal bonafide ondernemingen (kwalitatieve sanering) en een afname van het gebruik van (soft-)drugs onder minderjarigen.
De invoering van de zogenaamde Wet Damocles (artikel 13b Opiumwet) op 21 april 1999 heeft de burgemeester de bevoegdheid gegeven bestuursdwang toe te passen als er in voor publiek toegankelijke lokalen drugs worden verhandeld. Deze bepaling vormt de bestuursrechtelijke basis van het coffeeshopbeleid. Artikel 13b Opiumwet is tevens het juridisch instrument om op te treden tegen een coffeeshop die de gestelde voorwaarden overtreedt.
Het artikel is per 1 november 2007 aangepast waardoor de burgemeester ook de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen indien er in voor niet publiek toegankelijke lokalen/woningen drugs zoals bedoeld in Lijst 1 en II worden verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De systematische handel in cannabis en harddrugs buiten coffeeshops om kan daarmee beter worden aangepakt, ook als er geen sprake is van overlast. Vóór de wijziging van 2007 kon alleen tegen ‘publiek toegankelijke lokalen’ worden opgetreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Tegen ‘niet publiek toegankelijke lokalen’ (zoals woningen) kon worden opgetreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. In de praktijk bleek het vaak moeilijk om verstoring van de openbare orde, met name overlast, aan te tonen, waardoor artikel 174a van de Gemeentewet veelal te kort schoot. Bestuursdwang kan nu worden ingezet tegen alle illegale verkooppunten wegens overtreding van de Opiumwet. Verstoring van de openbare orde hoeft niet meer te worden aangetoond.
2.1.4. Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)
De wet Bibob wordt sinds 2005 toegepast in de gemeente Ede. Deze toets wordt toegepast bij vergunningen voor horeca-ondernemingen, seksinrichtingen, coffeeshops, vastgoedtransacties en omgevingsvergunningen.
2.1.5. Wet ruimtelijke ordening
Wanneer zich in strijd met (de gebruiksvoorschriften van) het bestemmingsplan een inrichting (drugsverkooppunt) vestigt, kan daartegen sanctionerend worden opgetreden. Het bevoegde bestuursorgaan kan aan het verboden gebruik een einde maken door middel van bestuursdwang of dwangsom.
Op grond van de Wet Milieubeheer is een aantal inrichting vergunningplichtig en dient te voldoen aan voorschriften betreffende de belasting van het milieu (waaronder overlast). Overtreding van deze voorschriften kan leiden tot strafrechtelijke sancties of bestuurlijke sanctionering, waaronder bestuursdwang en dwangsom.
2.2.1.Bevoegdheden van de burgemeester
De burgemeester is het bevoegd gezag inzake de uitvoering van het lokale coffeeshopbeleid. De burgemeester verstrekt de gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs en de exploitatievergunning voor het exploiteren van een coffeeshop. Op basis van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht.
Op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Ede (APV) is het
verboden om zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren. Ook een coffeeshop is een openbare inrichting in de zin van de APV. Het is een bevoegdheid van de burgemeester om nadere beleidsregels op te stellen omtrent het verlenen van vergunningen ten behoeve van de exploitatie. Deze regels hebben het karakter van beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
De betreffende APV-bepalingen ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede de intrekkings- en weigeringsgronden (opgenomen in de artikelen 1:8, 2:28a, 2:28b APV Ede). De burgemeester kan daarnaast de vergunning weigeren of intrekken: conform het handhavingsbeleid coffeeshops (bijlage 1), artikel 13b Opiumwet en de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB),
In artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht wordt bepaald dat beleidsregels worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan. De burgemeester is het bevoegd gezag inzake het coffeeshopbeleid.
2.3 Landelijke gedoogcriteria – AHOJGI plus
Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen uit de Opiumwet.
Het beleid voor coffeeshops, met betrekking tot de AHOJGIplus criteria[1], wordt afgestemd in het lokale driehoeksoverleg. Op basis van het opportuniteitsbeginsel – dat er op neerkomt dat het OM kan bepalen of wordt vervolgd, of dat in het kader van het algemeen belang van vervolging wordt afgezien – is een gedoogbeleid ontwikkeld ten aanzien van de verkoop van softdrugs in coffeeshops. Dit beleid is vastgelegd in “De Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” en per 1 oktober 1996 in werking getreden. In 2000 (Staatscourant 2000, 250) zijn deze AHOJG-criteria aangescherpt.
Het begrip “coffeeshops” wordt in de richtlijnen gedefinieerd als “alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt”. Coffeeshops zijn “voor het publiek openstaande gebouwen” als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet. Het OM kan tegen een coffeeshop optreden indien niet voldaan wordt aan de AHOJGI-criteria.
Hoofdstuk 3 - Exploitatievergunning en gedoogverklaring
Een exploitatievergunning (art. 2:28 APV) en gedoogverklaring (art. 13b Opiumwet) zijn verplicht voor het exploiteren van een coffeeshop. De coffeeshop is een alcoholvrije inrichting. Hierdoor is geen Drank- en horecavergunning nodig. De exploitatievergunning en gedoogverklaring hebben in beginsel een geldigheidsduur van vijf jaar. Het invullen van de Bibobvragenlijst is verplicht.
De exploitatievergunning wordt op basis van artikel 2.28 APV verstrekt. De gemeente heeft een termijn van 8 weken om de gevraagde vergunning te verstrekken. Is de vergunningaanvraag niet compleet, dan worden de ontbrekende stukken bij de hoofdbeheerder opgevraagd. De termijn van 8 weken wordt opgeschort totdat de vergunningaanvraag compleet is. De regelgeving vanuit de Algemene wet bestuursrecht is op de vergunningaanvraag van toepassing.
De weigeringsgronden voor de vergunning zijn opgenomen in artikelen 1:8, 2:28 lid 3 en 2:28a APV Ede en artikel 3 Wet Bibob.
Een gedoogverklaring maakt de verkoop van softdrugs vanuit een coffeeshop mogelijk en wordt verstrekt op basis van artikel 13b Opiumwet. Het is niet toegestaan een coffeeshop te exploiteren zonder een daartoe door de burgemeester afgegeven gedoogverklaring.
De gedoogverklaring wordt verleend aan de hoofdbeheerder van de coffeeshop. De gedoogverklaring is aan de locatie van het verkooppunt en aan de persoon van de hoofdbeheerder verbonden en is dus strikt persoonlijk.
De gedoogverklaring kan alleen worden verleend als de aanvrager voldoet aan de eisen die op grond van internationale verdragen, de Opiumwet, het nationale- en gemeentelijke drugsbeleid worden gesteld. Daarnaast kan de burgemeester aan de gedoogverklaring voorwaarden verbinden. De gedoogverklaring kan, al dan niet tijdelijk, worden ingetrokken als gehandeld wordt in strijd met de gestelde voorwaarden.
Voor de coffeeshops geldt dat bij de aanvraag van exploitatievergunning en gedoogverklaring, ook een bibobvragenlijst moet worden ingevuld. De bibobcoördinator van de gemeente Ede toetst de gegevens. Afhankelijk van de uitkomst zijn er drie opties: 1) verstrekken van de vergunning en gedoogverklaring, 2) adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob of 3) weigeren van de vergunning en gedoogverklaring.
Een advies van het Landelijk Bureau Bibob kan drie uitkomsten hebben: 1) geen gevaar op basis van artikel 3 Wet Bibob, 2) een mindere mate van gevaar op basis van de Wet Bibob, 3) een ernstige mate van gevaar op basis van artikel 3 Wet Bibob.
Bij een ernstige mate van gevaar kan de vergunning worden geweigerd. Bij een mindere mate van gevaar kunnen er voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
De bibobcoördinator vraagt jaarlijks informatie op bij de belastingdienst, politie en justitie met betrekking tot de coffeeshops en de (hoofd)beheerders. Mocht uit deze informatie blijken dat er vraagtekens zijn omtrent de exploitatie van de coffeeshop(s) danwel het levensgedrag van de (hoofd)beheerders dan kan op basis van artikel 30 lid 3 Wet Bibob aan de hoofdbeheerder worden verzocht het bibobvragenformulier met bijbehorende documenten in te dienen. Volgens artikel 4 lid 1 Wet Bibob kan de weigering van de hoofdbeheerder om de aanvullende stukken in te dienen, worden aangemerkt als een ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet Bibob.
Hoofdstuk 4 - Criteria voor de vestiging en exploitatie van een coffeeshop
In dit hoofdstuk staan de criteria benoemd voor de vestiging en exploitatie van een coffeeshop binnen de gemeente Ede.
De burgemeester houdt vast aan een maximumstelsel van twee coffeeshops. Hiermee is er voldoende gereguleerd aanbod, zodat aan de lokale behoefte voor softdrugs kan worden voldaan.
In juni 2015 is het beoogde aantal van twee coffeeshops in de gemeente Ede bereikt. Deze twee coffeeshops moeten voorzien in een gereguleerd aanbod van softdrugs. Om het aantal van twee coffeeshops in de toekomst te behouden is het vanaf de vaststelling van dit beleid feitelijk mogelijk een coffeeshop te verkopen aan een nieuwe exploitant. De hoofdbeheerder kan de burgemeester verzoeken de vergunning op basis van artikel 1.6 sub e APV EDE te wijzigen naar een nieuwe hoofdbeheerder. Deze wijziging wordt toegepast voor de periode dat de vergunning nog geldig is en voor zover een nieuwe hoofdbeheerder aan onderstaande voorwaarden voldoet. Na het verlopen van de vergunning en gedoogverklaring kan de nieuw hoofdbeheerder zelfstandig een nieuwe aanvraag doen.
Voorwaarden nieuwe hoofdbeheerder:
Geen coffeeshop in de nabijheid van scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs voor scholieren jonger dan 18 jaar. De minimale afstand tussen een coffeeshop en een school voor basis-, voortgezet- of beroepsonderwijs voor scholieren jonger dan 18 jaar, moet 250 meter zijn (afstandscriterium).
De openingstijden voor een coffeeshop zijn op basis van artikel 2:29 APV jo. “besluit tot aanwijzing van de gebieden en categorieën sluitingstijden ex. Artikel 2:29 Algemene Plaatselijke Verordening Ede”:
- Maandag tot en met donderdag van 10.00 uur - 21.00 uur.
- Vrijdag tot en met zondag van 10.00 uur - 22.00 uur.
Op de gedoogverklaring mogen zeven beheerders vermeld staan.
4.5.2. (Gedrags)eisen en levenswandel
Het coffeeshopbeleid is een gedoogbeleid. Hierdoor worden er hoge eisen gesteld aan persoonlijkheid, integriteit en gedrag van de (mede)beheerders.
(Mede)beheerders van de coffeeshop voldoen aan de volgende eisen (2:28 lid 2 APV Ede):
Nieuwe medebeheerders worden, voordat zij bij de coffeeshop gaan werken, door de hoofdbeheerder aangemeld bij de gemeente. De politie screent de persoon op antecedenten. Dit gebeurt door de burgemeester op basis van artikel 16 lid 1 onder c van de Wet Politiegegevens in het kader van handhaving van de openbare orde. Bij een positief advies door de politie wordt de medebeheerder uitgenodigd op gesprek met de politie en de gemeente. Dit gesprek gaat over het coffeeshopbeleid en hoe hierin als beheerder te acteren. Na dit gesprek volgt een definitief oordeel door de politie en de gemeente.
Een (mede) beheerder wordt geweigerd als politie en gemeente van oordeel zijn dat de (mede) beheerder niet voldoet aan bovenstaande eisen.
Bij de vergunningaanvraag worden de (mede)beheerders gescreend door de politie. Mocht na deze screening blijken dat een (mede)beheerder niet meer voldoet aan bovengenoemde eisen dan wordt hij/zij van de vergunning verwijderd.
De coffeeshops dienen zich te houden aan de Landelijke AHOJGI criteria (Aanwijzing Opiumwet) en een aantal extra criteria vastgelegd door de lokale driehoek. Overtreden de coffeeshops deze criteria dan volgt er een handhavingstraject vanuit de gemeente (zie bijlage 1 voor het handhavingsbeleid).
4.6.1. Landelijke AHOJG criteria
Geen verkoop van Grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder transactie wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper. Ook geen aanwezigheid van grote hoeveelheden in voorraad (G). De handelsvoorraad van één coffeeshop mag niet meer zijn dan 500 gram.
Naast bovenstaande criteria bestaat sinds 1 januari 2013 het Ingezetenencriterium ook wel I-criterium. Deze is door de gemeente Ede niet opgenomen in het beleid en hier wordt niet bestuursrechtelijk op gehandhaafd. Strafrechtelijk kan hier wel op worden gehandhaafd.
4.7 Jaarlijkse evaluatie coffeeshops
De situatie in en rondom de coffeeshops wordt jaarlijks geëvalueerd met de coffeeshophouders. De beleidsadviseur van de afdeling Veiligheid zal hiervoor jaarlijks het initiatief nemen.
Bijlage 1: Handhavingsbeleid coffeeshops
Het handhavingsbeleid is een richtlijn. In ernstige of spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken. Bestuursrechtelijke handhaving kan naast de strafrechtelijke handhaving plaatsvinden. De burgemeester stemt de handhaving af met de partners in het lokale driehoeksoverleg.
De cijfers van elk stappenplan geven aan na hoeveel geconstateerde overtredingen betreffende maatregel wordt genomen. Dus:
De verjaring begint op de datum van de eerste overtreding, tenzij dit anders is aangegeven.
Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid. Daarom dient een coffeeshop eveneens te voldoen aan de eisen die aan de “reguliere” alcoholvrije horeca inrichtingen worden gesteld. Er is sprake van een gedoogde coffeeshop, als de hoofdbeheerder in het bezit is van een gedoogbeschikking van de burgemeester voor het exploiteren van een coffeeshop. De gedoogbeschikking wordt voor maximaal vijf jaar verleend. Als de hoofdbeheerder de coffeeshop verder wil exploiteren, dan dient hij telkens opnieuw een aanvraag in te dienen. Aan de gedoogbeschikking zijn voorschriften verbonden. Bij overtreding van de voorschriften wordt bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk gehandhaafd.
Het inzetten van de handhavingmiddelen wordt bij herhaling van de overtredingen opgeschaald. Dit opschalen is gerelateerd aan de periode van twee jaar. Die periode begint bij de constatering van de eerste overtreding. Concreet; is een bepaalde overtreding geconstateerd, dan volgt stap 1. Volgen binnen twee jaar nieuwe overtredingen, dan kunnen de sancties ingrijpender zijn.
4.1.1. Exploitatie coffeeshop zonder de benodigde vergunning en gedoogverklaring
1. (mondelinge) waarschuwing met gelegenheid om direct te sluiten;
2. Last onder dwangsom of bestuursdwang strekkende tot sluiting van de horeca-inrichting.
Exploitatie zonder de benodigde exploitatievergunning (art 2:28 APV) en gedoogverklaring kan nimmer worden toegestaan. Dit kan ook niet indien de vergunning al wel is aangevraagd maar nog niet is verleend. De noodzakelijke indringende toetsing van de (mede)beheerders, de openbare orde, veiligheid en de woon- en leefomgeving moet echt zijn afgerond alvorens een horecabedrijf zijn deuren voor publiek mag openen.
Indien een ondernemer naar aanleiding van een (mondelinge) waarschuwing niet terstond zijn bedrijf sluit volgt direct een last onder dwangsom of bestuursdwang om de sluiting af te dwingen.
4.1.2. Overtreding van de sluitingstijd
1. Schriftelijke waarschuwing;
2. Schorsen gedoogverklaring voor twee weken;
3. Schorsen gedoogverklaring voor vier weken;
4. Beperking openingstijden voor langere periode;
5. Intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring;
De openingstijden voor een coffeeshop zijn:
- Maandag tot en met donderdag van 10.00 uur - 21.00 uur.
- Vrijdag tot en met zondag van 10.00 uur - 22.00 uur.
4.2.1. Afwezigheid (mede)beheerders tijdens openingstijden coffeeshop
2. Schorsen gedoogverklaring voor twee weken;
3. Schorsen gedoogverklaring voor vier weken;
4. Intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring;
Volgens het coffeeshopbeleid, mag een coffeeshop alleen voor publiek zijn geopend als er een (mede)beheerder aanwezig is, die als zodanig op de vergunning en gedoogverklaring staat vermeld. Zonder de aanwezigheid van een (mede)beheerder kan geconcludeerd worden dat de bedrijfsvoering gebrekkig is hetgeen een gevaar oplevert voor de orde en veiligheid. Ook het levensgedrag van ondernemer noopt hiertoe bij aanhoudende overtredingen.
4.2.2. (mede) beheerder kennelijk onder invloed van alcohol en/of psychotrope stoffen (drugs) Zodra wordt geconstateerd dat een (mede)beheerder deze overtreding heeft begaan, vindt een beoordeling van zijn levensgedrag plaats. Er wordt informatie ingewonnen bij Justitie via dienst Justis en bij de politie op basis van de Wet politiegegevens.
A1: De (mede)beheerder is in enig opzicht van slecht levensgedrag; toepassing artikel 4.2.3. handhavingsbeleid coffeeshops.
A2: Er kan niet worden vastgesteld dat de (mede)beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is:
De bijzondere verantwoordelijk van de (mede)beheerder verzet zich tegen drugsgebruik en alcoholconsumptie tijdens zijn werk. De (mede)beheerder heeft de plicht om zijn klanten aan te spreken op hun gedrag. Dan kan de (mede)beheerder zelf niet onder invloed zijn.
Mochten zich, gedurende de periode dat de (mede)beheerder onder invloed verkeerde, openbare ordeaantastingen hebben voorgedaan (zoals een vechtpartij) en deze vanwege het gedrag van de (mede)beheerder verergerd zijn, dan kan de vergunning niet langer in stand blijven vanwege de vrees voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.
4.2.3. (mede)beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag
a) Indien het de hoofdbeheerder betreft: intrekken vergunning en gedoogverklaring;
b) Indien het een medebeheerder betreft dan krijgt de hoofdbeheerder vier weken de tijd de betrokken medebeheerder uit zijn functie te zetten en van de vergunning af te schrijven anders volgt alsnog intrekking van de vergunning en gedoogverklaring.
In het coffeeshopbeleid is opgenomen dat een (mede)beheerder niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn. Is dit wel het geval dan wordt deze persoon van de vergunning/gedoogverklaring afgehaald.
De hoofdbeheerder wordt in de gelegenheid gesteld een leidinggevend personeelslid uit zijn functie te zetten en van de vergunning te doen afschrijven. Hij kan aldus de ‘rotte appel’ verwijderen teneinde zijn vergunning te behouden. Als bij controle geconstateerd wordt dat deze persoon in de inrichting aanwezig is en zich gedraagt als ware hij medebeheerder, dan volgt alsnog intrekking van de vergunning en gedoogverklaring.
Bij de beoordeling van het levensgedrag wordt niet alleen gekeken naar onherroepelijke veroordelingen. Aan de burgemeester komt – ingevolge vaste jurisprudentie – een grote beleidsvrijheid toe bij de beoordeling van het levensgedrag. Alle gedragingen die relevant zijn voor het functioneren van een (mede)beheerder kunnen worden meegewogen.
Met betrekking tot de AHOJG criteria kunnen zowel gemeente (bestuursrechtelijk) als politie en OM (strafrechtelijk) optreden. Daarom zijn deze overtredingen en de sanctiemogelijkheden door gemeente danwel politie / OM in onderstaande matrix opgenomen.
4.4.1. Aanwezigheid van een kansspelautomaat in de coffeeshop
1. (mondelinge) waarschuwing met gelegenheid de overtreding te beëindigen;
2. Schorsen gedoogverklaring voor twee weken;
3. Schorsen gedoogverklaring voor vier weken;
4. Intrekken vergunning en gedoogverklaring;
4.4.2. Aanwezigheid en/of verkoop van alcoholhoudende dranken
1. (mondelinge) waarschuwing met gelegenheid de overtreding te beëindigen;
2. Schorsen gedoogverklaring voor 2 weken;
3. Schorsen gedoogverklaring voor 4 weken;
4. Intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring;
4.4.3. Loketverkoop aan straat
1. Schriftelijke waarschuwing en/of last onder dwangsom;
2. Schorsen gedoogverklaring voor twee weken;
3. Schorsen gedoogverklaring voor vier weken;
4. Intrekken vergunning en gedoogverklaring;
De richtlijn van het College van Procureurs-generaal van het OM stelt eisen aan de locatie waar softdrugs mogen worden verkocht. De richtlijn spreekt over het onder strikte voorwaarden gedogen van verkoop van softdrugs in alcoholvrije horecagelegenheden. Dit impliceert dat verkoop van softdrugs door coffeeshopexploitanten vanuit een loket aan de straat niet is toegestaan. Wel is het mogelijk de coffeeshop zodanig in te richten dat sprake is van een loket in de inrichting, waarbij het dan mogelijk is om al dan niet naast het loket een verblijfsmogelijkheid te bieden. Coffeeshops zonder verblijfsmogelijkheid worden ook wel afhaalshops genoemd.
4.4.4. Verkoop aan personen waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van problematisch drugsgebruik
1. Schriftelijke waarschuwing;
2. Tweede schriftelijke waarschuwing;
3. Schorsen gedoogverklaring voor twee weken;
4. Schorsen gedoogverklaring voor vier weken;
5. Intrekken vergunning en gedoogverklaring;
Geweldsincidenten kunnen gaan om een handgemeen, vechtpartijen, ongewenste intimiteiten, het gooien met consumpties etc. Een enkel incident kan een (mede)beheerder overkomen. Het kan echter ook zijn, dat het risico van incidenten wordt vergroot door de bedrijfsvoering en de klantenkring van een (mede)beheerder. Om dit te achterhalen is een gesprek met de hoofdbeheerder noodzakelijk. Het is aan de hoofdbeheerder te verwijten als zijn toezicht en/of deurbeleid onvoldoende is. Ook de wijze waarop leidinggevenden optreden bij incidenten wordt bij de beoordeling betrokken. Zaken als huisregels, personeelinstructies, portiers spelen eveneens een rol.
Indien blijkt, dat zich structureel incidenten voordoen bij een horeca-inrichting dan kan direct stap twee worden genomen. Bij excessen kan zelfs direct tot stap drie worden besloten.
De gemeente heeft bij stap 1 de mogelijkheid de hoofdbeheerder te vragen een veiligheidsplan te overleggen. De hoofdbeheerder krijgt hier vier weken de tijd voor. Dit zal door de gemeente worden beoordeeld. Indien er geen vertrouwen bestaat in de aanpak van de exploitant dan zal stap volgen. Dit dient als stok achter de deur, zodat de ondernemer serieus met het probleem aan de slag gaat.
Tot slot wordt opgemerkt, dat het hier gaat om relatief lichte geweldsincidenten. Bij ernstige geweldsincidenten wordt het stappenplan zoals vermeld bij 4.5.2.doorlopen.
In beginsel bevel tot sluiting 13b Opiumwet voor 4 weken én een gesprek
Ernstige geweldsincidenten vormen uit hun aard een aantasting van de openbare orde en veiligheid. Bovendien zal de woon- en leefomgeving zijn aangetast door de negatieve uitstraling van dergelijke incidenten. Dit noopt tot een stringente aanpak.
De volgende gevallen worden altijd als ernstig geweld bestempeld. Het betreft geen uitputtende opsomming.
Voorts wat acht geslagen op de aanleiding, toedracht, duur, intensiteit, uitstraling op de omgeving, bejegening hulpdiensten, rol van de (mede)beheerders.
Artikel 174 Gemeentewet kent een eigen beoordelingskader. Het is een ingrijpende bevoegdheid, die niet zonder meer kan worden gebruikt. Daarom zal per geval door de burgemeester moeten worden beoordeeld of een bevel aan de orde is. De aard van de bevoegdheid verzet zich tegen ‘standaardtoepassing’. Dit neemt echter niet weg, dat de ervaring leert dat dit soort ernstige incidenten zich leent voor acute maatregelen.
Gedurende de duur van de sluitingsperiode wordt de toedracht van het incident onderzocht en/of beoordeeld. Hierbij wordt gekeken naar de aanleiding van het incident en de relatie tot de coffeeshop en zijn klantenkring. Als daartoe aanleiding bestaat dan zal het bevel worden opgeheven.
Als mede aan de hand van het incident blijkt dat de openbare orde, veiligheid, zedelijk en of de woon- en leefomgeving in gevaar is door de aanwezigheid van de coffeeshop, dan volgt altijd intrekking van de exploitatievergunning en gedoogverklaring.
4.5.3. Aanwezigheid en/of handel vuurwapens
De aanwezigheid en/of handel van vuurwapens is uit zijn aard reeds een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid. Het is tevens een ernstig strafbaar feit. Het risico van de aanwezigheid van wapens is groot. Het voor handen zijn van vuurwapens maakt het eenvoudig hiervan gebruik te maken. Hetgeen zeer ernstige gevolgen kan hebben. De aanwezigheid en/of handel in vuurwapens is een belangrijke indicatie dat de klantenkring van een horecagelegenheid een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid. Dit heeft tevens een negatieve uitstraling op de woon- en leefomgeving.
De te volgen handhavingsaanpak komt overeen met het stappenplan bij ernstige geweldsincidenten. In beide gevallen is immers sprake van een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid alsmede een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat.
4.5.4. Heling in en vanuit de coffeeshop
1. Intrekken gedoogverklaring voor vier weken;
2. Intrekking vergunning en gedoogverklaring.
In artikel 2:32 APV is bepaald, dat (mede)beheerders heling in en vanuit de horeca-inrichting niet mogen toestaan. Zij hoeven geen actieve rol te spelen bij de heling om in overtreding te zijn. Als een (mede)beheerder redelijkerwijs kan vermoeden, dat in zijn inrichting heling plaatsvindt, moet hij hiertegen optreden.
Een coffeeshop mag niet worden aangewend ten behoeve van deze criminele activiteit. Een criminele klantenkring kan betekenen dat een coffeeshop een gevaar vormt voor de orde en veiligheid.
Wanneer heling wordt geconstateerd of daartoe een ernstig vermoeden bestaat, wordt de (mede)beheerder hierop gewezen en wordt de gedoogverklaring voor vier weken opgeschort.
4.5.5. Illegale (casino)kansspelen in en vanuit de horeca-inrichting
1. Schorsen gedoogverklaring voor vier weken;
2. Intrekking vergunning en gedoogverklaring.
Het is verboden om speelautomaten in de coffeeshop te hebben staan. De handhaving hierop wordt geregeld in artikel 4.4.1. van dit handhavingsbeleid.
De handhaving op alle overige vormen van illegaal gokken worden in dit artikel geregeld. Indien er een vorm van kansspelen/gokken plaatsvindt die in strijd is met deze wet, wordt hiertegen strikt opgetreden. Illegaal gokken brengt immers orde- en veiligheidsrisico’s met zich mee. Het ontstaan van gokschulden kan eenvoudig tot conflicten leiden.
Het levensgedrag van de (mede)beheerder kan in het geding kan zijn als in zijn coffeeshop wordt gegokt. In die gevallen kan directe intrekking van de vergunning aan de orde zijn.
Bijlage 2 - Voorwaarden gedoogverklaring
omdat het maximum van twee coffeeshops in de gemeente Ede is bereikt, mag de hoofdbeheerder zijn coffeeshop verkopen aan een andere ondernemer. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in het coffeeshopbeleid. Het is van belang dat er twee coffeeshops blijven om in de behoefte van de inwoners van de gemeente Ede te kunnen voorzien.
ter voorkoming of beëindiging van verstoring van de openbare orde en/of aantasting van het woon- en leefklimaat, is het verboden te handelen in strijd met het door de Burgemeester van Ede vastgestelde gedoogbeleid voor coffeeshops en of de voorschriften verbonden aan de horeca exploitatievergunning;
de hoofdbeheerder geeft onmiddellijk leiding aan de exploitatie van de inrichting. Dit betekent onder meer dat tijdens de uren dat de inrichting is opengesteld, de op het aanhangsel vermelde hoofdbeheerder dan wel de medebeheerders in de inrichting aanwezig dienen te zijn en toezicht dienen te houden;
de exploitant van de coffeeshop dient de (potentiële) gebruiker op de hoogte te stellen van de gevaren van softdruggebruik. Hiertoe dient deugdelijk schriftelijk voorlichtingsmateriaal zichtbaar en verkrijgbaar in de horeca-inrichting aanwezig te zijn. De drugsvoorlichting vindt plaats op een in overleg met de gemeente en instelling voor de verslavingszorg vastgestelde wijze;
Het pand bevindt zich bij vestiging niet binnen 250 meter van een school. Onder scholen wordt verstaan, basisscholen, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Om de afstand tussen een coffeeshop en een school te meten, geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school.